'37 Hofland. Verlof-Van MecLelen. meening voorop gesteld zag, dat het eigenlijk niet meer is een commissie tot voorbereiding. Als aanstonds de Raad de volle medezeggingschap zal hebben over de inrichting en de metbode, die zal worden gevolgd, dan zeg ik, was er niets verloren, wanneer de rapporten er nu nog niet waren. Maar telkenmale krijgen wij den indruk, dat zonder dat de Raad verder daarin zal worden gekend, met het blanco crediet zal worden gewerkt, de centrale keuken waar schijnlijk zal worden opgericht, installatie zal worden aangeschaft, kortom, allerleidingen zullen worden gedaan, die niet het werk der commissie zijn. De commissie had voor te bereiden, tn.a.w. ons inlichtingen te geven. Dat tot dusverre die inlichtingen nog niet gegeven zijn, is niet zoo erg, maar men moet niet de allures aannemen, dat zij de commissie is, die metterdaad de keukens aanstonds zal vestigen. Want dat is niet waar. N'u een andere quaestie. Ik geloof ook dat onze coilega Van Nijnatten gelijk heeft, dat in dit bijzon dere geval inderdaad de rechtsverhouding, voor zoover als Van Mechelen onderwijzer was aan de school en zijn tijdeljjk verlof en de waarneming van het ambt als secretaris der commissie, in zich houdt een schen ding van art. 39, Maar M. ce V., dat is toch eigenlijk maar een formeele quaestie. Ik maak mij zeer sterk, dat als morgen B. W. daartoe de noodige forma liteiten verrichten, de Schoolopziener zal worden ge vraagd en de Gedeputeerde Staten zullen worden onder richt omtrent de groote noodzakelijkheid, dat de com missie tot voorbereiding der centrale keuken over een secretaris beschikt, dat dan onmiddellijk aan het be zwaar, aan het wettelijke bezwaar van onzen collega Van Nijnatten zal worden voldaan en dus de zaak eigenlijk onmiddellijk blijft zooals ze tot dusverre krach tens de historische ontwikkeling der gcheelc zaak is geworden. Ik zie daarin tenminste niets geen bijzonders. Er is informaliteit, maar die is m.i. niet van dien aard, dat de werkkring c'cr commissie zou moeten worden opgeschort, omdat art. yt niet precies is toe gepast vóór maar na het houden van de Raadsver gadering. Nu nog, M. de V., een enkel woord over de be zwaren van den heer Van Nijnatten, dat andere poli tieke partijen wel zouden zijn uitgenoodigd, maar de zijne niet. Nu zal het waarschijnlijk aan mij liggen, maar ik heb van het werken van den Vrij/innig- Democratischen Bond. dien noem ik in 't bijzonder omdat de heer Van Nijnatten dien ook heeft genoemd op dit gedeelte van het maatschappelijk terrein niet iets gemerkt. Nu kan ik mij daarin natuurlijk ver gissen er. dan geef ik mijn meening voor beter. Maar de afdeeling van de partij waartoe ik behoor, heeft al van het oogenblik van het uitbreken van den oor log af telkenmale op economisch terrein alles gedaan wat mogelijk was, om de weerkracht van het volk op peil te brengen. Zij heeft dat gedaan onder aller lei omstandigheden. Men heeft tot dusverre niet ge merkt, dat andere politieke organisaties, vertegenwoor digd in haar afdeelingen hier ter plaatse, dat ook wel deden. M.a.w. dus. het karakter van onze partij was ook in de oogen van den Wethouder voor Sociale Werken een heel ander dan dat b.v. van de Roomsch-Katho lieke kiesvereenigingof van de Vrijzinnig-Democratische afdeeling en dat is inderdaad een juist onderscheid. Ook de Vrouwenclub, tot onze partij behoorende, is op dat speciale terrein het laatste jaar druk werkzaam geweest. Ik noem b.v, betgeen ze gedaan beeft in verband met de consumenten-commissie. Ik noem wat ze gedaan heeft voor de algemeene verzorging van onze levensmiddelen. Al die zaken waren waarschijn lijk voor den Wethouder van Sociale Werken reden, om meer in 't bijzonder ook die organisaties uit te noodigen. Wilde dat nu zeggen, dat er een soort bevoorrechting was? Volstrekt niet, want hij heeft zich ook gewend tot Patrimonium, dat ook een alge- Verschillenden. Verlof-Van Mechelen. meen politiek lichaam is en ook in die richting heeft gewerkt. Hij heeft zich ook gewend tot den Roomsch- Katholieken Volksbond, die op precies hetzelfde stand punt staat als de S. D. A. Pmaar hij heeft zich niet gewend, tot de kiesvereeniging. Waren wij alleen een kiesvereeniging geweest, zooals de afdeeling van den Vrijzinnig-Democratischen Bond dat is, dan zou de Wethouder ons ook gepasseerd hebben. Ik vind dus geen enkele reden voor de philippics van den heer Van Niju -ten, voorzoover die verband houdt met de uitnoodiging tot mijn partij. Nu nog een oogenblik M. de V., iets over den naam van den heer Van Mechelen, die zoo dikwijls is genoemd. Men heeft gezegd, dat de Wethouder voor Sociale Werken eerst had kunnen beginnen met een secretaris aan te wijzen vóór de commissie bestond. Dat is niet gedaan. Men heeft uit den boezen van de commissie zelf een secretaris doen aanwijzen en daarna pas zijn B. W. gekomen tot het verleenen van vetlof. Nu geloof ik, dat dit in dit geval de juiste weg was. En waarom Men moest uit dc commissie zelf iemand hebben, waarvan men de overtuiging bad, dat bij zich meer in 't bijzonder op dat terrein bad onderscheiden niet alleen, maar ook dat bij ambitie had om dien werkkring te aanvaarden en als dus de heer De Kempenaer meent, daarvoor den eersten den besten gepensioneerde te kunnen vragen, misschien op een koopje, dan vergist de heer De. Kempenaer zich zeer. Dat kan ik hem op een briefje geven, want juist de moeilijkheid om een dergelijk lichaam tot bloei te brengen is, menschen te vinden, die zich met hart en ziel eraan willen geven. Men kon zich van te voren overtuigen en dat heeft de Wethouder voor Sociale Werken gedaan, dat de kracht, die men heeft aangewezen, inderdaad was de man, dien men zocht, dien men in die richting noodig had. En het was dus feitelijk een historische noodzake lijkheid, dat uit de commissie iemand werd aange wezen. Wat is daar nu op tegen Dat hij sociaal-demo craat is J Neen, natuurlijk niet. Maar toch hebben de heeren Vati Nijnatten en De Kempenaer op mij, den. laat ik zeggen pijnlijken indruk gemaakt, dat het om den persoon ging. De heer De Kempenaer: Geen quaestie van De heer Hofland: en dat men de quaestie van den persoon ophing aan een formaliteit. Inderdaad heb ik die overtuiging gekregen. De heer De Kempenaer: Dat is uw zaak. De heer Hofland: Is dat niet juist, dan geef ik hem voor beter. Maar ik meende uit de redeneering van den heer Van Nijnatten te moeten opmaken, dat men den heer Van Mechelen niet had moeten verkiezen, omdat hij sociaal-democraat was. Ik hoop, dat ik dat verkeerd heb begrepen, maar in elk geval, zooals de zaak is geloopen, zie ik daarin niets geen bijzonders. Alleen zou ik u als tijdelijk Voorzitter van het college, in overweging willen geven zoo snel mogelijk te voldoen aan den eiscb van art. 39 van de wet op het Lager onderwijs. De heer Oosterveen; M. de V.. met het spreken over deze zaak raken wij hoe langer hoe verder en wij balen er dingen bij. die op het oogenblik minder ter zake zijn. We spreken over verschillende partijen, die uitgenoodigd hadden moeten worden. Dat kunnen wij moeilijk uitmaken dezen avond. Wij moeten niet op ander terrein gaan. Nu is er indertijd van verschil lende zijden op aangedrongen, dat er een centrale keuken zou komen en daarna heeft de Raad een com-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1917 | | pagina 11