LEEST De Controleur, Hel weekblad yoor „DE KRONIEK" IJZER! NELLY. Onafhaukelyk weekblad voor Nederland. Het bevat, behalve de vele scherpe critische beschouwingen, een uitste kende, beslist objectieve financieele rubriek, alsmede een revue der bui- tenlandsche caricaturen. Vraagt gratis- toezending gedurende een maand en gij zult U abonneeren. ADMINISTRATIE 0. Z. Voorburgwal U) te AMSTERDAM. f KERSTKRANSJES bestrooid niet Amandelen.. Firma Wed. B. van DOESBURG Door het Bureau tot Publiciteit van Wetenschappelijk Nieuws, Keizers gracht 153 te Amsterdam, wordt uitgegeven het weekblad een samenvatting van al hetgeen de voornaamste dagbladen en perio dieken aan wetenswaardigs' behel zen. »De Kroniek* tracht dus te geven »van alles het beste*, en voor hen, die tijd noch lust hebben, dagelijks ettelijke kolommen druks te doorworstelen, maar die tch »bij< willen blijven, is het weekblad deaal. Abonnement f 1.25 p. jaar. Vraagt gratis-proefnummer. Verschillenden. Salaris Dir. G. W. Voorradig: GEGLOEID nos. 10, 12. 14, GEGALVANISEERD 11 en De Importe Station; Tel. 6300. en zij. die met de beginselen van dien B ADRES te willen opgeven aan het SECRE RICHTING VAN EEXE AFDEEI.ING AI VRIJE LIBERALEN, HENDRIK VAN VM De heer Hofland. Nu leg ik dus verband tus- schen dio twee feiten. Dc Voorzitter: Dat is toch onmogelijk, want B. W. kenden dat voorstel niet en bij hen hebben alleen gegolden de motieven, zoo pas genoemd. De hoer Hofland: Laat mij dus de zaak even recht zetten. Ik val niet B. W. aan. Ik leg in mijn gedachten verband tusschen het een en het ander. Eén van de leden In de afdeeling zeide, dat hij togen ver hooging was, omdat men daarmede hul cachet op iemands werk legt, dat het goed is. Zoo is cr geredeneerd. De heer Kroes: Dat ben ik geyveest. Dr heer Hofland: Nu komt plotseling tie com missie van bijstand niet het voorstel om een directeur naast den oppcr-direeteur te benoemen. Waarom is dat? Omdat men ook overtuigd is ik zeg liet ronduit «lat zijn werk niet goed is? Aan de woor den van tien heer Eysink zou je zeggen, dat bet een premier man is. terwijl ik de afdeeling gehoord heb, dat het eigenlijk niets was. tk wensch klaarheid, omdat we anders weer dezelfde misère krijgen als we gehad hebben met den directeur der gemeonlerein ging. De Voorzitter: lk kan u alleen zeggen, dat ik er niets van af wistnieis en r.ieta. De heer Kroes: M. de V.. ik houd van openbaar heid en klaarheid. Het is geen geheim, M. de V., dat ik hel geweest ben, dio in «Ie afdeeling iti afkeurenden zin heb gesproken over dut heer Beltman. Maar om nu te zeggen, zooals de heer Hofland zei, hij is niets, dat is wel een beetje al te erg. Als ik ais deskundige in den Raad over don directeur \an publieke werken zoo ga spreken, doe ik het 11a overweging en niet op losse schroeven. De heer Hofland: Wij hebben er geen verstand van. De heer Kroes: lk zeg u, ik doe het niet op losse schroeven en ik ben blij, dat ik deskundige ben en daarover een oordeel kan vellen. Nu heb ik ge vraagd aan den heer Eysink, is dit een duurtetoeslag of een salarisverhooging en toen er sprake was van salarisverkooging. heb ik mij daartegen verzet. Ik heb waarachtig geen doekje voor mijn mond genomen. Ik heb voor de beeren duidelijk gemaakt, dat ik er tegen was. Als dat noodzakelijk is, ontzie ik geen mensch, dan ben ik eerlijk. Toen heb ik den voorzitter van de commissie voor do fabricage die vraag gesteld en toen is tnij door onzen Voorzitter pertinent gezegd, neen het is geen veibooging van salaris, maar het is een duurtetoeslag en toen heb ik onmiddellijk gezegd, M. de V. dan ga ik er mee accoord. Een duurtetoeslag wil ik toekennen. Maar dat is geen appreciatie, dat is geen bewijs van goedkeuring op hetgeen gepresteerd wordt. Met een duurtetoeslag ging ik mee in deze abnor male tijdsomstandigheden, maat een ieder daaronder leeft. Ik doe geen verwijt aan onzen voorzitter. Vol strekt nier. Die is ook van die meening uitgegaan. Toen heeft onze voor/itur gt?z«-g«l, maar, hecren, ik zal aan het college van K. «S W.'vragen, wnt eigenlijk de bedoeling is. 01nd.it wij niet anders konden uit- uitm.ikcti dan, ja, dan wat ook de beer Lelnwcb-r heel: ge/ego: De hecren zijn komen mopperen bij B. «.t W. en hebben gezegd, komen wij niet in aanmer king voor verhooging? Dat is ook wat moois en toen zijn R. W. gezwicht, Dat heb ik niet gezegd, maar ile beu- l.einueber. Toen hebben zij dat doorgehaald en er boven geschreven het verhoogd salaris. Toen ik hoorde in dc laatste vergadering van du commissie voor du fabricage van onzen voorzitter, dat het wel 1 Verschillenden. Salaris Dir. G. W. was een loonsverhooging, toen heb ik gezegd, M. de V.. het spijt mij, maar dan zal ik mij er weer tegen moeten verzetten. Het is gedraaid en gedraaid geweest, maar ik blijf volhouden en ik zal mij er tegen blijven verzetten. Dat nu. mijnheer Leinweber, is de bespre king, die wij hebben geluid in de commissie voor de fabricage, waar ik als deskundige en ik geloof, dat de heeren vertrouwen in mij stellen, tenminste ik heb op een enkel geval 11a altijd vertrouwen mogen ontvangen van den Raad, was vóór de aanstelling van den ad junct-directeur. Ik geloof, dat de heeren er wel van overtuigd zijn, dat, als het niet noodig is, er geen voorstel van tic commissie voor dc fabricage zal komen om een functionaris aatl to stellen, zooals de heer Leinweber hem dan noemt, een onderdirecteur. Ik heb er zelfs dit bij gezegd. M. de V. Nu verklap ik mis schien een geheim, maar het is toch naar voren ge bracht en het is misschien goed, om tot klaarheid te komen, zooals de heer Hofland het heeft gezegd. Ik zeide, nu hoop ik tién ding, n. 1. dat we in dit geval eens gelukkig zullen zijn en dat wanneer eenmaal door den Raad zal worden aangenomen een onder-directeur aan te stellen, wij iemand krijgen met groote kracht cn groote technische kennis en ook met een voldoen den blik op verfraaiing en versiering, wat onze stad betreft. Maar toen heb ik er ook bij gezegd, het ver heugt mij, dat in den laatstcn tijd, vu nu zal ik den naam noemen, de heer Beltman toont dat hij de wen ken. die ik hem heb gegeven en «ie wenken die uit gaan van onzen voorzitter, ter harte heeft genomen. In den laatstcn tijd heb ik kunnen bespeuren aan onzen directeur voor gemeentewerken, dat hij, laat tk op het oogenblik maar zeggen, werkt als een paard. En dat hij te veel werk op zijn vork neemt, dat ben ik volkomen met onzen voorzitter eens. De heer Belt man neemt vtel tc veel op zich. Moet hij vandaag een VV. C. in orde tnaken, dan doet hij het ook, maar als men dat tnij voorschreef, zou ik zeggen, ik dank je hartelijk. Daarvoor zijn wel andere mt-nschen en <iezc man tnoet juist dat werk ten uitvoer kannen brengen, waarvoor hij geroepen is. Hij heeft een academische opleiding gehad en zoo iemand moet men stellig niet voorschrijven allerlei pruldingetjes. Daarvoor zijn andere ambtenaren. En die regeling hebben wij ook met elkander getroffen. Wij hebben er breedvoerig over gesproken. Nu boor ik hier, dat het voorstel om nog iemand aan te stellen niet zoover is gevorderd, dat het college vail B. W. is voorgelegd. liet spijt mij, dat het nu in deze zitting al is uitgebracht, want zells oen lid van het college was niet aanwezig en weet er totaal niets van. Zulke zaken bespreekt men wel meer, waarbij het best mogelijk is. dat het college van B. W. er een anderen kijk op heeft en «ie verantwoording niet a derft om met een dergelijk voorstel te komen. Maar wij, als commissie voorde fabricage, achten het noodig ■-11 gcwenscht om heel veel redenen. Alleen hoop ik, «lat wanneer het zoover komon mag. wij werkelijk een ambtenaar krijgen, «lie niet alleen dut geld waard is, maar die zal staan onder den directeur vat. publieke werken en «i«:s uoods daarnaast en als het niet anders kan er boven. De heer I. i rt w o b e rM. de V., ;k heb de qua-'Sii.r van 1 ah|ui>< dhv ■nr in ra t midden ge le, ".'br. ..maat «lit ,r. ,ni -,.t 1» ,u:;u voor mij en misschien andere lenen ven (ten Raad, ont «ie ver- hooging ui-1 tc geven, nu hem zooveel werk wordt ontnomen. Wat het voorstel /"If betreft, ben ik niet bang of B. Cl. W, /uilen binneiik ae'. overgaan tot het doen van een voorstel, ont .ven aojunct-directeur te benoemen. De Voorzitter: Mijne heeren, het is misschien wel goed geweest, dat de zaak even tot klaarheid is gebracht. Want tengevolge van wat de heer Lein- FEUILLETON. Toen omspande hij met de vingers den geweerloop, stiet tie kolf in het zand, en leunde er op. Zóó sleepte hij zich hijgend en met inspanning van al zijn krachten, het geweer als stok gebruikend, naar hem, die «laar zieltogend op den grond lag. Hij knielde naast item en wendde hem om, De vrecsclijke blik van de wijd geopende oog en des stervenden vervulde hum met ontzetting. Hij huiverde en wendde zich af Maar misschien was er nog iets aan te doen I Hij leefde toch nog! Maarten scheen opeens zijne kracht te hebben weergevonden. Hij hing het geweer opnieuw over den schouder en rende als een waanzinnige het pad op naar den graf heuvel. «Att'r.hofer schreeuwde hij met gewei- dlge stem «Attenhofer! Help.' Help! Geen antwoord. Radeloos bleef Maarten staan. Toen liep hij als een gejaagd hert eerst ec-n eind terug naar den gekwetste, cn toen weer naar bet heuveltje. >Attenbofer!« schreeuwde hij. »Attenho- j feri* Nu stormde hij in de richting van het station voort. Hij lette er niet op, hou hut onweder thans in zijne volle kracht was losgebroken. Aan alle kanten stond de hemel als In vlammen, de donderslagen ra- lelden onophoudelijk en de regen plaste als eene wolkbreuk neer. Het was eene ware razernij der elementen. Binnen ééne minuut was Maarten doojr- weekt tot op den huid. De regen zweepte hem zoo woedend in het gelaat, dat liern hooren en zien verging. Hij kon er niet tegen op. Hij kroop in het kreupelhout, om onder de dicht bij elkaar staamlc hoo rnen ten minste een weinig beschutting te vinden. Aan eenc-11 boomstam hield bij zich vast. Daar sloeg een blauwig witte bliksemstraal in zijne onmiddelijkc nabijheid neer. Het licht verblindde hem, en de ratelslag, die er op volgde, verdoofde hem Hij zag nog slechts hoe een zware den, die door den bliksem was getroffen, en juist op hem dreigde te vallen en hij bezat nog tegen woordigheid van geest genoeg om snel op zij te springen. Doch «lit was het laatste. Bewusteloos zonk hij neder. Het vrceselijke onweder woedde bijna een uur aan één stuk voort. Maarten's wanhopig geroep om ntnp zeer goed gehoord maar hij had het beter ge acht in zijnen schuilhoek te blijven Hij had een tamelijk veilig plekje gevonden, Waar om zou hij zich blootsteilen aan het gevaar van door den bliksem getroffen of door eenen omgerukten boomstam verpletterd te worden? Hij zat daar goed Alleen was hij tot op zijne huid nat. De zon was reeds ondergegaan, toen het onweder aftrok. Nu kroop Attenhofer uit de dichte struiken, in welke hij verborgen had gezeten, te voorschijn en keek raar alle kanten rond. In gebukte houding sloop hij naar het voetpad en boog zich over den ter aarde liggende» Templin. Was de mat dood? Leefde hij nog?... NeenHet kortste onderzoek was vol doende om allen twijfel op dit punt weg te nemen Reinhold Templin zou van het gebeurde niets meer navertellen. Attenhofer greep hem onder de armen en sleepte hem tusschen de struiken. Ver volgens keerde hij terug, nam den hoed, den mantel en het valies, die daar nog lagen, en verdween met deze voorwerpen weder in het kreupelhout. Ook eenen zwaren steen nam hij van den weg mee. Hierna was hij lang, zeer lang, met het lijk bezig. Het was reeds volslagen donker, zon reismantel had gemaakt, de plek verliet. Hij had zóó zwaar gewerkt, dat dikke zweetdroppels hem langs het gezicht rolden. Zijne klce.leren waren geheel bevuild en dóórnat, zijne handen met gele aarde bedekt. Hij zocht den waterkant op en wiesch zich zorgvuldig gezicht en handen. Toen pakte hij zijnen bundel weder op en ging op het licht af, dat uit het venster van den jachtopziener Stolpe naar buiten straalde. Achter het huls legde hij zijnen bundel neer. Daarna klopte hij tegen dc vensterruit en riep «Tante, doet mij openIk hen 't. Joseph! Laat mij binnen! 't Is slecht met mij!* Hoo lang Maarten onder den plasregen j bewusteloos daar gelegen had, wist hij zelf j niet. Het gebeurde van de laatste uren was aan zijn geheugen ontsnapt. Hij had een gevoel alsof er een ijzeren band om zijn hoofd was gelegd, 'lie van tijd tot tijd met schroeven nauwer werd aangeklemd. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1917 | | pagina 10