„De Barneveldsche Kip TELEGRAM CIRCUS CARRE Openingsvoorstelling te Amersfoort Zaterdag 1 Juni ALGEMEENE KUIKENZAAD, OPFOK-EN OCHTENDVOEDER een krachtig en smakelijk voeder voor alle pluimvee. W. KOUDIJS Tel. Interc. 42 BARNEVELD. ANEI,CA RUBBER ZOOLBESLAG L. G. PONNE Aangezien de voorstellingen van het te Bussum dagelijks uitver kocht zijn en duizenden zonder toegang te verkrijgen teleur gesteld moeten heengaan, heeft de Directie v h. Cireus Garré besloten om eenige dagen langer te Bussum te blijven. Hierdoor zal de pas plaats hebben op UE MATINEES zijn ZONDAG (le Pinksterdag) en MA AND AG (2e Pinksterdag) 's middags 2 uur Het Paria-meisje. merk II Mede verkrijgbaar bij H. II. Wedcrvorkoopers: M. It. N. OOSTERVEEN, Amersfoort - J. VERSCHUUR, Hoevelaken - VEENENDAAL, Eensbroek. AMEH8FOORTSCHE RIJ T UIG M A AT S O H A P P IJ Westsingel öO Tole "oon 43 Loie Rijtaigen «n Liireien voor Gelegenb. Uniformen voor Begrafenissen Directeur W. F. V. D. ZWAAN. STERK - PRACTISCH - GOEDKOOP Verkrijgbaar bij J. GRQOTENDORST, HOF 38 Levert tot billijkste noteering Eiectromotoren uit voorraad van 0,6 tot 20 P.K. Telefoon 169 Amersfoort Licht en Kracht Installaties alleen uit eerste klasse materialen gemonteerd Maatschappij van Levens verzekering Sc Lijfrente Damrak 74, Amsterdam Levenslange verzekering bij overlijden mot keuzen. Een 30 jarige verzekert door storting van eene jaarpremie van f 203. - een kapitaal van f ïo.ooo.— betaalbaar bij overlijden, indien dit binnen zo jaren plaats heeft. Bij ingang van het i6de verzekeringsjaar kan de contractant bepalen, dat de polis aan het einde van den termijn van zo jaren zal afloopen door uitkeering van een kapitaal van f 2896. dan wel zal worden voortgezet als gewone verzekering bij overlijden tegen eene jaarpremie van slechts f 190. Inspecteur voor Utrecht en Oostelijk Zuid-Holland H. THIERENS, Rembrandtkade 46, Utrecht. FEUILLETON. «Jij spreekt hem altijd voor beste jongen, je doet bet uit verblindheid, je ziet in hem de vreugde en de jeugd, die jij nooit hebt gekend, mijn OitoVader zei dit zacht, teeder als een vrouw. «Juist, papa, daarom komt Adolf een dubbele portie toeook alles wat ik niet heb genoten. Wilde u werkelijk er gemakke lijker afkomen dan andere vaders,» schertste Ik: <U moet toch ook weten dat u twee zoons hebt!» Maar vader had dezen keer te groote zorgen, scheen bet: «Twee zoons... twee zoons... mompeldo hij, «als nicht Madeleine niet indertijd in ons, in jou leven, zoo nooc- lottig inbegrepen bad, mijn Otto, dan was ik met mijn éénen zoon de rijkste vader, door je moeder de gelukkigste echtgenoot geweest en uu een sukkeltje van een vrouw, in wier klein bekrompen hart geen andere plaats is dan voor haar eigen zoon. Twee zonen...? Ja, zoo mijn oudste het beate deel van mijn jongste, en mijn jongste dat van mijn oudste bezatdan zou ik een rijk vader zijn, maar nu twee half heden die nooit een mooi geheel kunnen vormen 1» Wat mijn dagboek is voor mij, ben ik voor mijn vader, een veiligheidsklep. Hoe zeer wenschte ik van papier of metaal te zijn op zulke oogenblikken I Reeds doemden op onzen terugweg de grijze oude torens von Sprankelen boven het geboomte op, toen vader nog zeide: «Zijn moeder heeft hem bedorven, zij heeft hem slecht opgevoed in haar vrouwelijk onverstand, zij kon h' «Dodotje» niets weigeren. Daardoor heeft hij nooit zelf- beheersching, zelfbeperking geleerd, al wat hy wilde werd gedaan.» Alweer de zondebok! «Och, vader, laat ons ten minste eerlijk zijn voor elkander; wij hebbeu altijd in Adolf onze glorie, onzen schat gezien, bij was onze afgod en en wij hebben hem te veel aangebeden geen verplichtingen geleerd!» Vader zeide niets meer, maar zijn woorden hadden ook mij neerslachtig gesterad; toen wij thuis kwamen zag ik dat ook mijn stiefmoeder roode randjes om haar oogleden hadMijn hart kromp samen van smart en bitterheid. Arm Sprankelen, arme Adolf toch ook, die sombere neerslachtigheid als het jongste, liefste lid van het gezin zijn bezoek heeft aangekondigd I Adolf kwam, ik ging hom niet tegemoet, maar sloop met wrok in do ziel naar mijn veilig hol, mjjn werkkamer. Het hinderde ook mij, al trok ik hem voor bij papa, dat hij alleen Sprankelen zocht uit eigenbelang. Toch luisterde ik gespannen naar de ge luiden in huis, want zelfs tot mijn kamer drong zijn luide stem, zijn vrcolijke be wegelijke drukte door. Na de ear3ta onstuimigheid wtrd het echter doodstil in huis: «Nu is hij bij zijn ouders,» dacht ik: «hij zal er geducht van langs krijgen Daardrong tot mij door het geluid van vlugge, krachtige voetstappen over de gang die naar mijn kamer voerde, zij kwamen al naderik wilde mij stug voordoen, maar mijn hart klopte hem blij tegemoet. Adolf bereikte de deur, die hij opengooide inet één ruk, nu stond hij in de vierkante deuropening, achter hem het door de zon hei verlichte portaal. Ik pinkte tegen het licht, aan het halfduister var. mijn kamer gewend. Zoo ooit, dan viel mij nu het con trast op tusschen mijn jongeren broeder en mij. Ik tenger, mismaakt, vroeg oud, wrok kend verscholen achter mijn schrijftafel. Adolf, zooals hij daar stond In het licht dat kwam van buiten, groot, slank, de lenigheid van zijn mooi gebcuwd lichaam goed uit komend in zijn voorjaarscostuum van goeden snit. Jonge, zelfbewuste kracht lag in den glimlach om zijn fraaien mond, lichtte in zijn vroolijke helderblauwe oogen. Nog nooit was het mij soo opgevallen ais nu hoe mooi, hoe gezoud mijn broeder is. Ais de jonge Levenslust trad hij op mij toe, glim lachend, geheel een beeld van onbezorgde jeugd. Men zag het hem niet aan, de on weersbui van vaderlijken toom, de stortvloed van moederlijke tranen die zoo juist over zijn hoofd moesten zijn gegaan. «Wel... Ot', waar ben-je, het is hier als de nacht, ik kan je niet zienl» «Hier zit ik, Adolf, bij mijn schrijftafel, wat wil-je?» «Hm, ook al zoo'n grafstem. Ik moet zeggen, jelui bent hartelijk. Dat papa bromt, daar is hij het clanhoofd voor, maar jij Frère Austère!» Vlug liep hij op mij toe en gaf mij een klap, vriendschappelijk maar hardhandig, op den schouder. Maar onvriendelijk vroeg Ik«Waarom noem je mijFrère Austère?» Hij wierp zich in een armstoel voor' den schoorsteen, waarin het vuur smeulde in den Etigelschen haard; lui leunde hij achter over en sloeg zijn beenen over elkaar. Zijn vroolijke oogen dwaalden door de donkere sombere kamer en hechtten zich lang en vol beteekenis op mijn persoon. Ik schoof onrustig been en weder op mijn bureaustoel. Zelfs door Adolf vind ik het onverdragelijk nauwkeurig bekeken te worden. «Waarom noem je mij zoo,» vroeg ik nog eene, kregeliger dan de eerste maal. «Och, door dea Indruk, dien ik kreeg van jo stroeve ontvangst, je geleekt zoo op papa, een oud man die zijn eigen jeugd vergeten is en daarom streng oordeeltZeg, Frère Austère hoe lang zit jij eigenlijk al in deze kamer?» «Wel van af mijn promotie, een jaar of twaalf geleden.» «Je was toen even twintig, niet waar?» «Ja, juist geworden.» «En hoelang studeerde jij wel voor je doktershoed?» «Ruim drie jaar.» «Laat dat «ruim» er maar af, Frère Austère, je bescheidenheid overtreft je ge leerdheid. Du» In driejaar tijdspromoveerde jij! Wat heb-je moeten blokken, arme Ot,l» «O, je medelijden is misplaatst. Ik blokte niet, nooit I» «Och, Frère Austère, je ziet niet eens in het troostelooze van je naïef antwoord. Des te erger. Je bent zoo'n kraan geweest, hè. Die oude pruikebollen van profesaoren raken in extase als zij je naam hooren. Iedereen wil je tot leerling gehad hebben, vooral sinds dat nieuwe wijsgeerige werk van je uitgekomen is. Zij schijnen allemaal je be roemdheid voorspeld te hebben, toen je nog student wasNu kun-je veel weten, en een dik boek vol schrijven, maar Ot', in mijn oog blijf je net zoo eenzijdig als alle groote boekenwurmen.» «Ik begrijp je niet.» «Neen, en dat is juist zoo innig melan choliek! Jij, met je drie jaar student zijnl En toen was je nog pas twintigarme, arme jongen I Jij dacht, papa zendt mij naar Utrecht, een academiestad, waar een student tegen profesaoren aanbotst als een bal in een kegelspel, ergo, ik moet er studeeren.» «Zooals alle goede studenten, natuurlijk.» «Een «natuurlijk» antwoord met jou logical Maar jc vergat dat een student niet alleen bestaat voor zijn boeken. Een student heeft nog andere plichten. Een student benadeelt zich als hij vergeet dat hij jong is, jonge genoegens moet zoeken, jonge vrienden en jonge vriendinnen ook 1 Ja zeker, kijk In godsnaam niet zoo auetère. Vrouwen zijn ook maar ééns jong en wat moet er van al die jonge schepseltjes worden zonder jonge mannen. Het genot is jong, men moet het genieten voor er een bijsmaakje aan komt. Dwaas ie het, te wachten tot de ouderdom het genot verzuurd heeft. Jij, met al je geleerdheid, wat weet jij van de hooge school van hot leven. Kijk, frère Austère, verleden week schreef je mij een van je mooie brieven, zij zijn je ijdelheid, je brieven, je maakt ze zoo mooi, klaar voor de pers. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1919 | | pagina 4