BERICHT!^
Fa. L. A. A.van Hamersveld
dit blad
G. Philippo JL
v.h. fll. Firma GEBRS. NEFKENS
AKNHEMSCHEWEG 6-8
Het Paria-meisje.
Amersfoor«n|
Kortegraclit2M.il. Postkantoor
Hiermede berichten wij, dat de A U T O Z A A K,
teneinde abuizen te Toorkomen, voortaan uitsluitend
gedreven zal worden onder de
Be zaak en garage blijven gevestigd
en ona eenigst telephoonnummer ia
ATELIER VOOR REPARATlfiN.
Tel. 42
Eenmaal op en
eenmaal neer
Geeft spiegelglans
de Erdal smeer.
Wij hebben de eer te berichten, dat wjj met ingang
van 1 JULI 1919 ons bedrijf vereenigd hebben
met dat der Oeidersche Credietvereeniging
te Arnhem
F. VAN LANSCHOT'S BANK.
W{| hebben do eer te berichten, dat wij met
ingang van 1 JULI 1919 het bedryfderF. VAN
LANSCHOT'S BANK hebben overgenomen en
vereenigd hebben met ona bedrijf. Het kantoor
blijft ter plaatse gevestigd, waar thans de
F. VAN LANSCHOT'S BANK gevestigd is.
GELDERSCHE CREDIETVEREENIGING
Arnhem.
VOOR HET INMAKEN VAN VRUCHTENJAMS enz.
GEBRUIKE MEN UITSLUITEND
IN GELK ROLLEN WETTIG GEDEPONEERD
VERKRIJGBAAR BIJ DROGISTEN EN BOEKHANDELAREN.
Fabrikant: J. ANDRIXSSE, ROTTERDAM
AMEIISFOORTSCHE RIJ T UIG M AAT S C H A P P IJ
Wostslngol SS .-i Toleloon -13
Luie Rijtuigen en Livreien wor Gelegenb. - Uniformen ioor Begrafenissen
Directeur W. F. V. D. ZWAAN.
ABONNEERT TJ OF*
ADVERTEERT IN
FEUILLETON.
zo). o—
Heor Wijbrecht, dl* roofridder, heeft even
veel ichuld aan mijn ongeluk als het nichtje
dat hij charmeerde, nog eeuwen na zijn
dood. Ik waa een loot van een al te oudea
atam, da levenaaappen verdrogen bij zulk
een levensmoeden boom. Verleden jaar viel
het zoontje van Janus, onze tuinman, uit
een hooge iep, waarin de bengel geklommen
waa om een vogelneat uit te halen. Voor
dood werd de jongen weggedragen en
na een maand gaf ik hem een uitbrander
omdat hij weer In een boom zal, die
rakkert
Ik viel alechta van een tafel en draag,
na dertig jaar, nog de aporen van mijn val!
Wat mijn moader betreft, zij bad een kwaal,
zij zou nooit oud geworden zijnMaar
het ia een trooat voor menschen die lijden
letatestbaare onder het bereik Ie
hebben waaraan zij hun leed wijten. Hoe
machteloos ataan zij tegenover het onbereik
bare begrip «God», het «Noodlot» i Maar
hoeveel warmer, menachelijker wordt het
gevoel als men ataat ala menaeh tegenover
mensch. Eu vader had nicht Madeleine...!
Al waren de tijden zachter, en vader te
beschaafd om nicht Madeleine >aan den
lijve» te straffen, dat wegjagen uit ona huis
is de roede geweest die heel haar volgend
leven geeaelde en Spraakeien heeft zich
verheugd, telkens al* het van haar onge
lukkig lot hoorde. Moet ik dit onverdra-
gelijk noemen? Ik verdedig one verdrag
niet. Van af het oogenblik dat ik tot het
bewustzijn kwam, hoe Ik voortaan het Leven
moeat aan zien ala een groot Vraagteeken,
heb Ik niet zacht over nicht Madeleine go-
dacht. De jaren die langzamerhand het heftig
vuur van den haat dempten, de onafgebro
ken atudie waaruit een wijsgeerige levens
beschouwing geboren werd, hebben mij
eindelijk den last op mijn rug vsrstandig
en geduldig leeren dragen, maar berust in
het ongeluk heb ik nooit I
Maar weer dwaal ik af nicht Made
leine begon in allen ernst haar vernederende
mierenrol, nadat de ophaalbrug van Spi
kelen achter haar werd opgetrokken. Jaren
lang heeft zij, zwervend van de eene be.
trekking naar de andere, de lijdensbeker
der vernedering en der armoede tot op den
bodem moeten ledigen. En wel moet der
trotsche freule het water der vertwijfeling
na aan de lippen zijn gekomen, dat zij, de
zevenendertigjarige rijpo echoone, den bur
gerjongen met zijn bespotteüjken naam, tien
jaar haar jongere, heeft kunnen huwen. Het
eenige wat haar, de uitgestootene uit haar
«clan» tot die wanhoopsdaad hseft gebracht,
moet, na zoovele jaren van wrang* armoede
in het verleden, het verlangen naar groote
waalde geweest zijn, die haar voor altijd
redding bracht uit hare ellende.
»Nol< Vetkaars waa het type van een
«self-made man», die door genie, werkkracht,
energie en veel geluk, in betrekkelijk korten
tijd zich een schitterenden weg door het
leven baande. De zoon uit een water-en-
vuur-nerlng te Amsterdam, door armoede
naar Indie gedreven, kwam als plantage
employé op Deli, Sumatra's Oostkust, terecht.
Het was daar die gulden tijd der tabaks
cultuur, toen men slechts behoefde te planton
om verzekerd te zijn groote prijzen te be
halen op de wereldmarkten. Hoe het zij,
gravin Madeleine Swaenccroon leerde den
tabaksboer kennen, toen hij, nu ruim twintig
jaar geleden, «eventjes overwipte» naar
Nederland om te Amsterdam en Londen
kapitaal te zoeken voor een reusachtige
onderneming, die hem in den vervolge
gouden tabaksbladeren heeft doen oogsten.
En de dwaasheid van zijn huwelijk? Wat
moet dien man bewogen hebben een veel
oudere, doodarme vrouw te huwen zoo het
geen parvenu-ijdelheid geweest is? Hij, do
burgerjongen met zijn plebejisch uiterlijk,
zijn fonkelnieuw fortuin, hij had een vergulde
kandelaar noodig voor zijn walmende Vet
kaars, en die was voor den pretendent de
extra mooie naam der adellijke oude vrijster.
Voor beiden bleven de gevolgen van zoo'n
onberaden stap niet uit. Een mésalliance is
alleen te verdedigen als een grooto liefde de
brug is, waarop verschil van stand en daar
door ook dikwijls verschil in levensbeschou
wing elkander tegemoet kunnen treden.
Toch zal er altijd in zulke huwelijken ge
durende den eersten tijd wrijving zijn, tot
dat van den eenen kant de al te fijne puntjes
en van den anderen kant de al te grove
knobbels tegen elkander glad geslepen zijn.
Heisa, de vonken moeten er in lustige vaart
bijwijlen afvliegen in zulk een huwelijk!
Maar het komt terecht, als liefde het drijfrad
in beweging brengt, liefde, in de eerste en
in de laatste plaatsMaar liefde hulde
zich in rouwsluier* toea Madeleine Swaenc
croon het fijne aristocratisch* handje legde
In de breed* dorpers-knuist van «Nol*
Vetkaars. Hun vereenlging was zeer onge
lukkig. Dat wist Ik, reeds jareu voor Frans
de Bruijne me schrijft hoe hij uit een uit
lating vin dat mooie meisje op het bal
vernam dat haar moeder alléén in den Haag
verwijlt, terwijl toch haar vader zich nog
altijd in Dell schijnt op te houden. De bur
gemeester van Nieuw-Sprankelen, «en ge
wezen Indiech officier, heeft, toen hij nog
in dat leger diende, ongeveer veertien jaar
geleden als luitenant in garnizoen gelegen
in Medan, de hoofdplaats van Deli. Hij ont
moette toen «Nol» Vetkaars wel eens, die,
zoo vertelde onze burgervader, geen minuut
met een vreemde In gezelschap kon zijn,
of men wiet dat hij gehuwd was met een
«gravin» Swaenecroon van Ouderlo. Wat
echter niet wegnam dat hij gedurig naar
Medan kwam om zich te verpozen van het
onafgebroken krakeel dat da hoogadellijke
«gravin» hem op zijn estates bereidde.
Onze burgemeester beschrijft zijn Delischen
vriend aldus: «Een groote forsche man, met
handen als harken, voeten als strijkijzers,
rood baar, dik en krullend, groene oogen,
een zeeromegelmatigen neue, een moolen
mond, krachtige regelmatige tanden. Hij
kwam altijd lange ons huis als hij Medan
bezocht en dan zag ik hem altijd omkijken
ais een aardig vrouwtje-blank, geel of bruin,
men heeft ze van alle soorten en rassen op
Deli hem passeerde .c
Van ochtend met papa wandelend, las ik
hem eenige gedeelten voor uit den brief
van Frans de Bruijne en vroeg hem ten
slotte naar een signalement van onze ver-
stooten nicht,
«Madeleine,..? antwoordde vader en een
grimmig lachje vertrok zijn mond, een lichtje
sprankelde even op in zijn glanslooze oogen:
«Nu, of ik me haar nog goed kan voorstellen
van echt ras, mijn Gtto, een en al distinctie,
klein, fijn, gracieus, dunne lippen, rechte
neus, scherpe koele oogen, veel geest, weinig
passie
Ziedaar hun beider portret. Dus vuur
en ijs. Dat doodt elkaar. Toch niet dadelijk.
Daar moeten oogenblikken geweest zijn dat
door den gloed van het vuur het ijs iets
van zijn harde kilheid verloor, want hoe
zou anders mijn bedachtzame vriend Frans
de Bruijne zich zoo deerlijk hebben kunnen
branden aan het vuur vats een mooier ver
beterde editie Vetkaarsen I
I «Zoe ooc antwoordde vader, nadat ik
hem den brief had voorgelezen«hebben
I die menschen een dochter I»
«Ja antwoordde ik «enne zij schijnt
ook al niet gelukkig!»
«Madeleine heeft voor goed het geluk
uit ons geslacht verjaagd, mijn Otto!» ant
woordde vader neerslachtig.
Zoo dit waar is, nicht Madeleine, dan zijn
de gevolgen van uw schuld niet te overzien!
Want hoevele slachtoffers hebt ge dan reeds
gemaakt, mij, mijn ouders, u zelve, den
man dien go medesleurdet in uw val
want een huwelijk als het uwe was een val
uit het paradijs en eindelijkuw on
schuldig kind. Nu begrijp Ik, waarom de
brief van Frans da Bruijne mij tot in de
ziel geroerd heeft. Frane noemt het meisje
valsch, toch is zij het niet, dat begrijpt hij
evengoed als ik.
(Wordt vervolgd.)