Haar uit val T. WATER VIS •WtSpF., rff.K i Harde en loese TIIIVK\ FIRMA L. VAN ACHTERBERGH ■j. G. PONNE Toiefooa 1 is»44 Amersfoort AtaOEMEEAE oepëm in ADVERTEERT IN DIT Be AD Het Paria-meisje spoedige radicale genezing ook verouderde gevallen door de bekende URIEP1I.LEN no. t. Prijs f 2.50, 6 flacons f13.50. „N. V. SANITAS". Amersfoort Langestraat 102. Lid Ned, Broederschap van Accountants, STATIONSSTR. 23a. INRICHTEN, CONTROLEEREN, BELASTINGZAKEN voorkomen en herstellen door FÉDORA'8 HAARHER8TELLEB Verkrijgbaar te Amersfoort bij: J. Boshuizen, Krommeslriat 44. Jat". Bezaait, LMgMt-aat 71. «MBRMaass» behoort bij iedere uitrusting; vlug; spaarzaam; glans* houdend in regen. Hoezee tis nu wees toude doen i DE PLANTA IS VRIJ VAN RANTSOEN! F. H. LOMANS Eloctro-Technisch Bureau 48 Rol - Telefoin 856 - AMERSFOORT - I.icht- en Krachtinstallatie Moderne Bliksembeveiliging AMERSFOORTSCHE RIJ TUIG MAATS C11A V P IJ Westslngel OS ■--« Telefoon 4 Luxe Rijtuigen tn Liireien voor Geleient. -Uniformen voor Begrafenissen Directeur W. F. v. D. ZWAAN. WORDT VERWACHTeen groote partij le kwaliteit (DISTRIBUTIE-VRIJ) Bestellingen worden nu reetls aangenomen bij BestelkantoorAmhemschestraat la Tel. 155 Magazijnen en kantoor: Koesieeg 3-5 Levert tot biilijkste noteering Eloetromotoren Licht en Kracht Installaties alleen uit eerste klasse materialen gemonteerd D R IJ F tt I K S K ft LICHT Maatschappij van Levensverzekering en Lijfrente. DAMRAK 74 AMSTERDAM. GezinspoÜBsen -- DISCONTOPOLISSEN Spaarpolissen Verzekeringen Lij overlijden en bij leven STUDIEBEURZEN - Uitzetverzekeriugen - KEUZEVERZEKERINGEN Lijfrenten en Pensioenen Peusioenbookjes met en zonder kapitaalsuitkoering bij overlijden ZONDER GENEESKUNDIG ONDERZOEK. Individueelc en Collectieve Ponsioenverzekeringcn. ProspeotuB Kosteloos op aanvraag. Inspecteur: H. TriiERENS, Rembrandtkade 46, Utrecht. ^TABLETT^S eeu waarlijk uitstekend 011 alleszins zniTer Hollnndsch product. Talrijke verbruikers vnu naam betuigden evenals de gelicele Nederlandache pers hun ingenomenheid met deze producten. FEUILLETO N. 29). -0- »Maar zij zijn ook rechtvaardig. Ik ben blijde weer eeu goede eigenschap te kunnen noemen van mijn geslacht. Daar waren heel dikwijls veeten in do familie, maar het vol gend geslacht werd nooit verantwoordolijk gesteld voor de twisten der ouders Verrast z: g zij hem aan, zij dacht aan de woorden, die haar moeder haar nog toege roepen had: «Leonie, wees jij vriendelijk tegon hem Wat uw moeder en mijn vader mat elkander gehad mogen hebben, laat hen dat aameu uitvechten. Wij staan, goddank, zonder grieven tegenover elkander. Nichtje, je zeide het zoo even zoo lief, mag ik voortaan je «neef Otto" blijven?'' Hij stak haar zijn goedgevormde hand toe, de lange blauwgeaderde, magere hand van een gevoelsmensch, en OttoSwaenccroon, dia sinds zijn tiende jaar nooit meer een vrouwenliefkoozing ondervond, ontroerde als een jongen, toen een mooi meisje met de onstuimigheid der jeugd zijn hand in beide de hare nam en haar melodieuse stem, ge dempt door diep gevoel, prevelde: «O..., neef Otto, van ganscher harte. Hoe dikwijls heb ik ln mijn eenzaam meisjesleven ge- wenscht naar een bloedverwant 1 Ik wist, dat ik die had, maar van uw persoonlijk bestaan hoorde ik eerst op het bal van Mevrouw van Heijmelen door uw vriend, mijnheer de Bruijne, en van dat oogenblik dacht ik zoo dikwijls aan SprankelenI» Frans de Bruijne zag er uit als de be reidwilligste, gelukkigste man van de wereld en weer dacht Otto Swaenecroon aan de moeite, die hij had gehad om zijn vriend j naar den Haag mede te troonen. Frans de j Bruijne, meende hij, mocht niet zoo gauw j tevreden gesteld worden, hij moest nog wat op dc pijnbank blijven: «Nichtje,» zeide hij, «vertrouw de mooie woorden van mijn vriend 1 niet. Ik zeide immers zooeven dat ik als uw verdediger kwam en mijn vriendschap daarvoor opofferde Welnu, hij is een groote huichelaar, als je wist welk een voorstelling hij van je gaf op dat bal! Maar juist die voorstelling gaf mij een begrip van je ver laten leven. Zulke eenzame oogcnblikkcn als jij doorworstelde op dat bal, kendo ik maar al le goed. Ik herinner mij, hoe ik, pas student geworden te Utrecht, op aan sporen van mijn vader de avondreceptie van den Commissaris des Konings moest bijwonen. Wel vatte ik zulk eeu gang op als een corvee, maar ik meende toch, zulk een caricatuurtje als ik zou in de foule ver loren gaan al» een naald in een hooiberg. Maar toen ik bij de groote zaaldeuren kwam, stond daar een lakei en vroeg mij mijn □aam. Een man zat vlak bij hem aan een tafeltje te schrijven en meenende dat mijn naam noodig was voor een presentielijst, gaf ik hem argeloos mijn kaartje. Maar de lakei gitig in de groote zaaldeur staan en riep mot de stem van een heraut: Otto Graaf Swaenecroon van Quynderhof Nu, nichtje, niet waar, als je zoo'n mooien naam hoort, dan denk-je onwillekeurig aan een indrukwekkende mannelijke verschijning, in een schitterend uniform of een gala-rok bezaaid met ridderorden, die met waardige houding, of met kletterend zwaard binnen treedt. Ik geloof ten minste dat de menschen in de zaal zich zoo iets voorstelden, want ze keken allen naar de deur, toen mijn klinkende naam werd uitgeschetterd als een fanfare. En binnen kwam een klein ver legen manneke, zijn oogen halsstarrig naar den grond gericht, met een neerdrukkend gevoel over zich, als droeg hij op zijn rug den Dom van Utrecht, geheel onder den indruk van zijnminder recht figuurtje en zijn pompeusen naam Otto Swaenecroon sloeg zijn donkere oogen, waarin nog de weemoed zweefde van geleden leed tot het jonge meisje op: «Twijfel je nog of wij familie zijn, Leonle?» «Neen, o neen, mijn arme Otto,< zeide zij en twee tranen rolden haar over de wangen en zij veegden ze niet af, want zij wist niet dat zij schreide. Maar Otto zag ze en plotseling welde de trotsche gedachte in hem op: «Wat bazelt Adolf van robijnen en smaragden, die kostbaarder zijn dan diamanten, en waarvan ik den prijs niet taxeeren kanDeze twee diamanten droppels zijn meer waard dan alle edelgesteenten samen en ik betaalde ze eerlijk met mijn Maar Otto Swaenecroon keerde tot de minder aangename werkelijkheid terug, toen Leonie met een vriendelijken glimlach niet hem, maar Frans de Bruijne de hand toe stak en met een lachje, dat Frans blijkbaar in verrukking bracht, zeide: «Waarlijk, het zou mij wezenlijk gaan spijten, indien u anders gehandeld hadt op dat bal. Het is misschien wel wat op een ongemeene raatlier, maar toch, u hebt de twee verscheurde tak ken van één stam, Sprankelen en Ouderlo, weer bij elkaar gebracht. Geen geringe ver dienste, als u bedenkt dat zij beiden den- zelfden ezelskop in een der kwartieren van hun wapen voeren, nietwaar, neef Otto?» Frans de Bruijne zou op dat oogenblik zijn leven hebben willen geven om het mondje te kussen dat zoo onmiskenbaar echte Swaeneproonsche gevoelens verraadde. En wat aardig stond nu dat wipneusje bij bet lachende mondje en die vroolijk spot tende oogen. Het ijs was nu gebroken en de eerst zoo stugge gastvrouw noodlgde de beide heeren uit te gaan zitten. Met de meeste gedienstigheid hielp Frans eerst nog Leonie, de roode zonnegordijnen ophalen en de balkondeuren openzetten. Hij was verrukt, toen de jonge Aprilzon brutaal naar binnen gluurde te zien hoe smaakvol, hoe gedlstingueerd dat salon was met zijne teere kleuren en élégante meubels; zij waren in harmonie met het bevallige mooie meisje dat zoo gemakkelijk, zonder eenige ge dwongenheid, als een volmaakte gastvrouw het gesprek wist levendig te houden. Frans probeerde in gedachte, dit mooie moderne figuurtje, op haar stoel van llchlgebloemd damast, in dezelfde rol die zij hier vervulde, die van allerliefste vrouw des huizes, over te planten in de ouderwetsche deftige eet kamer van Drutten zoo eerwaardig behangen met familieportretten van Druttensche «Hee ren» en «Vrouwen» en heuscb, hij raakte in vervoering, zoo uitmuntend ging het...! Hij werd uit zijn gedachten gewekt door de stem van Otto Swaenecroon, die op staande, nadrukkelijk zeide: «Het wordt onze tijd, geloof ik, Frans. Nichtje, nu nog één vraag, expres stelde ik haar tot het laatste uit. Ik moet u een verzoek over brengen van mijn ouden vader, het «clan- hoofde zooals Adolf hem noemt. Toeu de brief van Frans de Bruijne Sprankelen zoo in ontroering bracht, nam mijn vader, wien ik den brief, o wees gerust Frans, gedeel telijk, heb moeten voorlezen, mij mede naar zijn kamer, waar boven den schoorsteen het portret hangt van de eerste «Leonard»» in ons geslacht. Een Swaenecroon bracht haar heel uit Italië naar Sprankelen. Zij was het die de inééngegroeido wenkbrauwen als een wel eens voorkomende afwijking van het algemeene donkere type in onze familie bracht. Zij stierf van heimwee naar baar verre vaderland en de sage gaat, dat zij alle afstammelingen die zij haar wenkbrauwen gaf, ook een nameloos verlangen in de borst legtVader dan, bracht mij voor het portret en dwong mij vóór de «Italiaansche,» nog eens de beschrijving van je uiterlijk uit den brief van Frans de Bruijne voor te lezen. En toen ik dat gedaan had, vroeg mijn vader: «Welnu, mijn Otto?" «Vader, antwoordde ik getroffen: Ik zou bijna gaan gelooven dat die goede Frans een spookverschijning zag op dat bal. Papa lachte en tosn hij hoorde dat ik Frans ik bedoel, toen Frans mij afhaalde om ter bedevaart te gaan naar den Haag, drukte het clanhoofd mij op het hart: «Mijn Otto, de Leonie'8 in onze familie waren altijd de mooiste vrouwen en de liefste. Je moeder, Otto, was de laatste Leonie. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1919 | | pagina 4