i Zoek naar geen merk, Nationale HypotleeM Peiöïol tllB »N UURVEËKËN JL GELDERSCHE CREDIETVEREENIGING maar doet een greep uit onze COLLECTIE EIGEN GEFABRICEERDE en U blijft onze tevreden klant. Alle reparatiön worden bij ons vakkundig en billijk uitgevoerd. Rijwielfabriek, Tel. 457 tmersfoort maakt 't poetsen tot een kinderspel. Spaarzaamst in 't gebruik. VOLGESTORT KAPITAAL f 400000.— WAAR BORG KAPITAAL - 4 000 000.- De Bank verstrekt gelden op le Hypo theek op huizen, landerijen en boerenplaatsen tegen billijke en gemakkelijke voorwaarden. Inlichtingen te bekomen bij en aanvragen te richten tot hare Agent, de firma (JELDERSCHE CREDIETVEhEEN16ING ,!l l UtHTZEN late AM HUNKOOI! T. VAN RIJN'S «ksteMOSTERD 1 1* Hoodzakelyk voor KfaderteriaGa G. Philippo Amersfoort' Kortegracht 26, b.lt. Postkantoor ATELIER VOOR REPARATIÈN. IRRIGATORS Compleet vanaf t 3.75 Spuiten (gummi) vanaf f 2.— Warmwaterzakken, IJszakken, Winukussens, Groeptoestellen, Hospitaaldoek Verbandklsten, Neus-, Oor-, Lavement- en Injectiespuiten in alle genres. Buik- en Breukbanden, Suspensoirs. Patent Geneesmiddelen N. V. Mij. „SANITAS" (opgericht in 1903). AMERSFOORT, LANGESTRAAT 10 Het gei'll. Boekwerk en Prijscourant met alle inlichtingen wordt U franco gezonden tegen toe- - ons Amsterdam. i6Sej," Amersfoort - Telefoon (9 #n 135 - Huurhuizen 15 BELEENING BEVVAARNEMING CHEQUES COUPONS CREDIETBRIEVEN;» DEPOSITO'S - DISCONTO'S- EFFECTEN HANDELSCREDIETEN - INCASSO'S - PROLONGATIËN REK. COURANT VREEMD GELD VREEMDE WISSELS - SAFE-INRICHTING zending van 50 ct. in postzegels aan kantoor Mij. Sanitas Post Box 339, A AMEKSFOORTSCHE BIJ T FIOM A AT 8CH a FP1J WostslDBOl OS Telefoon 4S Luxe Rijtuigen en Litreieu toot Gelegenh. - Uniformen toot Begrafenissen. Directeur W. F. V. D. ZWAAN. FEF I EI,ETON. Het paria-meisje. Volgens Ot'. die verwonderlijk op de hoogte is van at dien ouden rommel, kniesde mijn overgrootvader zich er over in het graf en ook mijn grootvader ging nooit dezen kant uit naar liet dorp. Nieuw Spran kelen j hij koos liever den omweg over den rijksweg. Maar wij, die nooit iets anders gekend hebben, kunnen ons niets mooiers denken dan die paarscho en witte voorjaars tuilen tusschen het lichte malsche groen van het jonge veldgewas Maar hier zijn wij bij het grootste meidoornboschje. Blijf hier wachten, Leonie, je élégant licht kleedje is niet voor oen drassig veld.» Hij liet haar arm los, boog diep voor haar en zeide pathetisch: «Laat mij je slaaf zijn, schoone nicht Lenig en vlug wipte hij over de greppel en kl< m over een wit hek, haastig zich spoedend naar de oude meidoornboomen met hun knoestige doornige takken, over wier sappig groen lente een zilverwitte wolk weefde. «Adolf», riep zij hem na, «pluk vooral groote takken, ik wil de hal versieren en die is zoo groot en doodsch...» Hij knikte vroolijk, haalde een zakmes uit en begon met grooten ijver aan zijn werk en Leonie hield hare oogen onaf gebroken op hem gevestigd, onwillekeurig, zooals iedereen, onder de betoovering van de krachtige jonge schoonheid van den tnooicn «Kroonprins van Sprankelen Plotse ling hoorde zij een geritsel achter zich en zich omkeerend kon zij ternauwernood een kreet van onaangename verrassing onder drukken, want vlak voor haar stond een jonge vrouw, haar aanstarend met vertoornde blikken. De wilde donkere schoonheid van de vrouw of het meisje, deed aan een Zigeunerin denken; toch droeg zij het kleed der boerenvrouwen uit den omtrek van Sprankelen, alleen van wat fijner stof en netter snit. In haar boezelaar hield zij veld- I bloemen die ztj in het land aan de andere •1 zijde van den weg had geplukt. De witte handen bewezen dat zij nooit in het veld i arbeidde. Toen de vrouw, of het meisje, Leonie aldoor bleef aanstaren met haar boozen brutalen blik, zeide deze eindelijk met de hoogheid van een Swaenecroon: j «Wat wil-je, vrouwtje?» 1 De andere vertrok haar lippen tot een j smalende grijns: «Vrouwtje...!» riep zij I minachtend, toch scheen het alsof zij zich met alle geweld inhield om niet in een j woedenden stroom van verwijten uit te barsten. Zij wees naar Adolf, die, den rug naar de beide meisjes gekeerd, plukte in het veld: «Vraag hrm maar hoe ik heet, I hij zal het je wel zeggen. Ze hadden me al verteld dat er een mooie, een rijke I juffer was gekomen op het kasteel. Maar j ik dacht dat zo je bestemden voor graaf I Otto...» 1 Leonie fronsde de wenkbrauwen: «Niet alleen in de stadskeukens gaan de meesters I over de tong,» dacht zij, bitter, en hardop zeide zij met de Iroische afgemetenheid van hare moedor wanneer deze een onder- geschikte heritpte: «Me dunkt, je bemoeit je met dingen die je niet aangaan vrouwtje!» De vreemde jonge vrouw lachte boos- I aardig: «Wat weet jij daar nu van... maar dit zeg-ik je...!» Zij kwam vlak bij Leonie staan, met oogen waaruit haar woe- I dende drift sprak, haar lippen trilden, haar I stem klonk heetch en tot Leonie's groote verbazing deed zij toch nog alle moeite om zich te beheerschen. Plotseling echter, be merkende dat Adolf, de armen vol bloeiende i meidoorntakken, terugkwam, liep zij weg. Maar esnige schreden verder bleef zij weer stilstaan en zsg om met hetzelfde booze gezicht, blijkbaar in tweestrijd- te uiten wat haar op 't hart brandde of heen te gaan, Adolf, lenig en vlug, sprong weer over de 1 greppel en Leonie, ontsteld door het vreemd 1 gedrag der vrouw liep hem tegemoet. Hij zag haar angst: «Leonie, wat scheelt er aan?» vroeg hij, geheel galante belang- j stelling. «Adolf, wie is die vreemde brutale vrouw I die daar wegloopt, den kant van 't veer I op? Kijk, daar staat zij weer stil.» Hij volgde de richting die zij aanwees met haar parasol en nu ook, zag hij de '1 vreemde. Zijn gelaat betrok«O... die...!» i zeide hij ontwijkend: «Zij heeft je toch I niet beleedigd?» Uitvorschend zag hij zijn j nichtje aan. I «O neen, nóg niet, zij was enkel brutaal, zij liep weg toen zij jou zag. Kijk, daar slaat zij nog altijd naar ons te kijken, wat I wil zij toch?» Leonie's stem klonk onge duldig. «Maak-je maar niet ongerust, ik zal haar wel wegzenden;» antwoordde hij, maar zonder het rustige van zijn gewoon, 1 vrijpostig optreden. Hij liep de vreemde tegemoet, die hem afwachtte, de hand in I de zijde. Nu was het Leonie die op een j afstand toekeek. Zij merkte op dat het boerenmeisje den jonker onmiddellijk ont ving met een heiligen woordenvloed en, naar het scheen, uitdagende gebaren. En zijn houding geleek volstrekt niet op dien van een oppermachtig jonker die een in dringster van zijn territoor afjaagt, integen deel, er was iets weifelends ;n zijn houding, iets sussends in zijn stem waarvan de klank tot Leonie doordrong, zonder dat zij de woorden kon verstaan. Eindelijk scheen de jonge vrouw be daarder en keerde zij zich om, als wilde zij heengaan. Heel duidelijk hoorde Leonie toen Adolf roepen: «Ilanneke?» om het meisje, met lachende woorden, die Leonie weer niet verstond, een tak meidoorn aan te bieden, Het meisje liet een luiden helderen lach hooren, greep wel tiaar den tak, maar sloeg er mede naar den gever, die, zich bijtijds bukkend, den slag op zijn hoofd gemunt, opving op zijn rug. Een wolk van fijne witte bloemblaadjes sneeuwde op hem neer. Dfe vreemde liep, weer luid lachend, heen, vlug, den halfstukgeslagen tak toch nog medesleurend, en Adolf kwam naar Leonie, <n houding en stem geheel zijn gewone driestheid vertoonend: «Ziezoo,» zeide hij, «dat gevaar is weer afgewend!» «Dus ik heb het goed gezien.dat brutale schepsel bad kwaad in den zin Hij mat haar met een schuinschen, blik: «Och stadsnuf, wat weet-jij van de on gedwongen verhoudingen op het land. Hanneke van 't veer en ik waren indertijd speelkameraadjes. Haar vader is mijn leer meester geweest in zwemmen en roeien, daarbij komt dat de veerman en zijn gezin onze naaste buren waren. Op het land neemt men het zoo nauw niet met zijn kennissen, vooral als kinderen. Ik geloof wel dat andere vreesachtige boerenkinderen van het gewone soort, met de jaren weer spoedig alie famili ariteit verleeren. Maar in Hanneke zit te veel pit, die zal nooit vergeten dat wij vroeger samen stoeiden, kibbelden... voor haar blijf ik, al worden mijn haren eenmaal zoo grijs als die van het clanhoofd«Dolf, van 't kasteel!" En men veraraagt heel veel van een mooi meisje allesOef. wat zijn die takken zwaar en onhandig, mat al de scherpe dorens overal...!» Hij verplaatste de takken van zijn eenen I schouder op den anderen, hij deed het ruw, een scherpe doorn bleef in het fijne Engel- sche laken van zijn jas haken en haalde er j een winkelhaak in Dolfpas op, je bederft je jas, I laat mij de bloemen dragen.» Maar hij weerde haar af«Sinds wanneer offert een Swaenecroon niet al wat hij bezit j aan mooie vrouwenoogen antwoordde bij, j banaal galant, lüchtharlig. j Leonie kon echter niet nalaten te denken aan het kale jasje van Otto, aan de zijden j japon vau zooveel modes ten achter zijner 1 moeder, aan de appels in den boomgaard die verkocht werden en onwillekeurig riep zij uit: «Ja, maar ik mag je om wat bloemen niet in ongelegenheid bretigeu.» «Wel, nichtje, het is beleedigend zoo minachtend als je denkt over de garderobe van ean Utrechtsch student!» (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1919 | | pagina 4