IW'lLHELM
Slechts tot Vrijdag!
AGENBECK
Bernard J.van Liemt
Amersfoort, Standplaats bij het Station
üedenavond
OPEMIMft
Morgen 2 Voorstellingen
Donderdagavond om 8 uur
Vrijdagmiddag om 2 uur
Ia. NT AN
Haarlem Amersfoort
Varkensmarkt 9 Tel. tijdelijk 273
GELDERSCHE CREDlETVEREENIG1NG
5erZL*eTaa' laDgS 8e" anderen wee
w5,™ef Lm."00'™1"18 »i
0111 8 uur
om 2 en 8 «ui*
Laat§te voorstellingen
VoorverkoopAan de CircnscnsHU van 's morgens 9 1uur ,ot 's middags 3 uur,
en in het Sigarenmagazijn Ji. A. Vierdag Jr., Utrechtschestr. 7, Telef. 376
LANGESTRAAT 12
TELEFOON 212
ATELIER VOOR ONDERGOED NAAR MAAT
COMPLETE UITZETTEN EN LUIERMANDEN
ADVERTEERT IN DIT BLAD
Behangerij Beddenmakerij
Stoffeerderij
Bestelt Uw Drukwerk bij de
Drukkerij ,,De Amerstoortsche Courant
Ingericht voor alle soorten
HANDELSDRUKWERKEN
ARNHEM Opgericht 1800
Deposito route:
een maand opzegging
drie maanden opzegging
een jaar opzegging
3 pCt.
3'A
1
FEUILLETON.
Maartie Bot.
3. -o—
»'t Is toch wereniig geen skande," zei
zij, >azze je 'n taidje bai fesoendeleke mense
will, gaen diene
»Och wat! 't Is allienig maer datte je in
Amsterdam de dame wille gaen uithange.
Wat hadde je zondag die ouwe afgelege
hoed van die stadsmedam op te zette in
stee van je aige boerehoed? En dét kan
ikke je wel secuur .verzekere'n effetieve
dame word. je toch nooit, dét motte je niet
denkei''
»Net zoo min as jai effetieve heer!»
Dat verheel 'k men aige ook niet. Maer
jai verbeele je heei wat azze je die medam
achter der sleep loope. En die is, verdikke
me, zei vers nog geen tens 'n effetieve dame!
Denke je, dat ik zoo'n Amslerdamsche kerel
hooger stel as 'n boer? Omdat ie om zoo
te zegge in Amsterdam geboren is in stee
van op 't platteland? Voor geen rooieduit,
hoor?»
Zij hadden langzaam op en neer geloopen.
Plotseling hoorden zij iemand achter zich.
Het bleek een oude werkman te zijn, om
wien zij zich niet veel bekommerden. Maar
deze storing herinnerde hen toch aan het
feit dat zij beiden te huis verwacht werden.
Zij scheidden als goede vrienden; doch
toen zij ieder een afzonderlijk pad insloegen,
was de Amsterdamsche quaestie nog altijd
niet uitgemaakt.
III.
Binnen enkele dagen werd het vraagstuk
in dier voce opgelost, dat Maartje met de
Veramsteis mee zou gaan, niet als vaste
meid, maar als noodhulp.
Maartje nas, sinds bovenstaand gesprek
met Jan, eenigszins in tweestrijd gekomen
over het geval. Doch de lust om haar hori
zon uit te breiden, voortdurend geprikkeld
door mevrouw Veramsteis beloften en ver
halen, dreef hoe langer hoe meer boven.
Den doorslag gaf de voorspiegeling van
een bezoek der Koningin aan de Hoofdstad
in September.
»Denk uwe werentig, dat ikdenatgesde
Koningin te zieu kraige zei had zij met
schitterende oogen gevraagd.
«Natuurlijk. Wel tien maal,» had mevrouw
verzekerd.
«As je maar bard genoeg loopen kan,<
had meneer er aan toegevoegd.
«Nou, loope ken ik al, dat het geen nood,
hoorU had Maartje verklaard.
Sinds dat uur was baar besluit genomen
en bepleitte zij het plan bij haar ouders,
die half pruttelend hun hoofd er bij neer
legden, mits zij zich voor niet langer dan
drie maanden verbond.
Tegen Jan zei zij
»Je motte maer denke, d's nou net zoo.
Van nou tot November is kort dag. As de
de slachttaid ankomt, ben ik net weer terug
om je moeder te hellepe.»
Toen zij zag dat Jan in allen ernst uit
jaloezie tegenspartelde, was haar dat niet
onaangenaam, en werd het de aanleiding
dat ze mekaar vaste beloften deden. En
het slot van hun onderhoud was dat zij zeide
«Zitte jai de burgemeester en de dokter
maer achter derlui vodde van weges de
badinrichting. En ik leer daergunter altaid
meer as hier.<
En zoo had zij op een mooien ochtend
voor het eerst van haar leven het eiland
verlaten.
Met de postschuit was zij naar den vasten
wal getransporteerd en verder per spoor
naar Amsterdam.
De Veramsteis wonen op de Prinsengracht
boven bun comestibel-winkel, een drukke
zaak, waar heel wat omgaat.
't Spreekt van zelf, dat Maartje tich daar
in de eerste dagen als in een geheel vreemde
wereld voelde.
Wat boenen en schrobben en opredderen
betrof, en koken voor zoover zij dat thuis
en bij vrouw Rijzer had geleerd, bewoog
zij zich aanstonds als een visch in 't water.
En dat zij in dit opzicht dadelijk de handen
uit de mouw kon steken en blijkbaar als
flinke werkkracht haar mevrouw bevredigen,
bezorgde haar gelukkig genoeg zelfvertrou
wen, om zich welgemoed door de nieuw
heid heen te slaan.
Voor het fijnere werk was zij ook heel
ijverig en gewillig, maar stonden hare handen
tamelijk verkeerd.
Da eigenaardige eischen van een buis-
houden op een bovenverdieping beklemden
en verwarden haar soms. Elke vijf minuten
zocht zij naar een achterdeur, die naar het
vrije veld leidde. Bij lederen vaatdoek, dian
zij uitwaschte, trof haar het gemis van een
bleekveld en van eene gelegenheid om iets
buiten te drogen te hangen.
Dat het water in de grachten zoo «goor»
was an daar «zooveel bocht en gammele
boel< in dreef, ergerde haar zeer.
Daarentegen waren de gas- en water
leiding wonderen, waarover zij niet ophield
verbaasd te zijn. Dat je maar zóó, zonder
pompeti, een kraantje bad open te draaien,
om schoon water te krijgen, was haar on
begrijpelijk. Voor het gas was zij bang:
het duurde wel veertien dagen eer zij wagen
dorst het aan te steken; en ook toen zij
geleerd had er mee om te gaan, bleef zij
daarbij steeds zekere angstvalligheid be
houden.
In den beginne stond het haar tegen,
alleen ia de keuken te eten, terwijl zij het
echtpaar afzonderlijk in de zitkamer bediende.
Maar eenzaam voelde zij zich nochtana Biet,
door al de aanspraak die zij tusschentijds had.
De vrouw des huizes had eensdeels plezier
om haar veel te leeren, anderdeels amuseerde
zij zich met hare praatjes en lokte haar tot
onbevangen mededeeliug van hare indruk
ken uit.
Haar frischheid, haar gezond oordeel, in
haar noordelijken tongval geuit, was een
bron van pret voor de oudere lui. Dikwijl»
werd zij verzocht, in tegenwoordigheid van
familie en kennissen hare origineele gezegden
te herhalen.
Ofschoon zij in den winkel strikt genomen
niets te maken had, was zij aanstonds uit
zich zelve begonnen, ook daar al het dwijl-
werk te doen, waarvoor vroeger eene
schoonmaakster genomen was.
En terwijl zij dat deed, gaf zij hare oogen
den kost.
«Nee, maar zóó fain! Doenc jullie dat
met 'n gewoon mes?» riep zij uit, een
winkelbediende verkwikkend door hare be
wondering voor de dun gesneden ham, die
hij afwoog. «Azze ze bai ons 'n ham kapot
snaie, den worden et deur de bank bonkies!»
En nog meer vermaakte hem hare nieuws
gierigheid naar de wijze, waarop de wit-
papieren manchetten aan de hammen ge
maakt werden-
Na haar lang aan het lijntje gehouden te
nebben, bood hij aan, haar dat kunststuk
te leeren voor een zoen.
Doch daar had zij geen ooren naar. Hem
afstand h'e'd behoor,Ük °P eeD
Grappen mochten ze maken, zeker. Zij
werd volstrekt niet boos over de eindeloos
herhaalde aardigheid van op langgerekten
vischboertoon te roepen;
«Bot, bot, bot!»
Maar van handtastelijkheden was zij niet
gediend. En wat de hamdecor»,ie betrof -
achter het geheim van het knippen en om*
vouwen gekomeu was, nam zij^e parade
naar de "u0" 'n 1uaesti«, bekranste dien
bandie «m met Wlt PaPier en rood
fantehjk Pre8en,eerde ^m dien trlom-
lief'ÏÏ'™™'""^"'k ™a,i" «iokel.
nateUen. <tae„
lev.ntig! zev®»h»naord drla en
Dat klopte.
(Wordt vervolgd.)