Bauk-Associatie o&° Distributie vrije-Brandstoffen. Ie soort Baggerturf (zeer zwaar) le en 2e soort korte, harde Turf Houtskool Briketten Houtskool, Vuurmakers FIRMA L. VAN ACHTERBERGH, ARNHEMSCHE STRAAT la MAGAZIJNEN: KOESTEEG 3-5 STOOM- OTASCH-EN STUURINRICHTING „DE KOLK AMERSFOORT J. G. A MEEUWSEN GEHEEL VOLGENS DE EISCHEN DES TIJDS INGERICHT. - - MEER DAN 150 JAAR BESTAANDE ZAAK. - Neemt wasschen ter behandeling zoowel geheel opgemaakt als gemangeld en droog toegeslagen Speciale hehandeling van HOORDEN en MANCHETTEN. PRIMA WERK VLUGGE AFLEVERING BILLIJKE PRIJZEN VRAAGT ONZE TARIEVEN. Ruime Keuze in SCHOENWERK 5. •J* Sport-urtikelen eu Sportkieeding Instituut voor Physische Therapie. AMERSFOORT BERGS I RAAT 30 li Technisch-Directeur II BAARN I JACQ DEKKER. TELEFOON 177 Spreek 11 tlr te Amersfoort MaHudug, Woensdag eu Vrijdag ran 2—4 uur. Afdeellng voorElcctrische-, Heeteluchl- en WaterbehandelingDiathermie, Massage, Vibro- en Douche-massage, Bewegingskuren, Zwecdsche Heil- en Ademgymnastiek, KunsUonbeatralIng enz. Behandeling van: Spier- en üewrichtsrlieuniatiok, Zenuwpijnen (Ischiasenz.). Wratten. Specialo behandeling van Voetklachten, (Pijnlijke-, Zwakke- en Platvoeten.) A HONN EKRT U Of31 A DVERTEERT IN lUlt DlclCL Wertheim fiompertz 1834 en Credietverecniging 1853 Kantoor Amersfoort Ziiidsingel 43 Kapitaal eo Resents 119.400.000 Alle bank- ea effectenzaken Fabriek van Melkproducten „DE GELDERSCHE VALLEI". Wij noteeren vanaf heden voor: Volle melk per Liter 14 ceat Gepasteuriseerde flesschen met Capsulesluiting per llescll 14 cL Karnemelk per liter 6 ct. Roomkarnemelk per flescb 5 ceat. Kotfioroom per liter fl 1.-, Slagroom per liter fl 2.- Rooiuboter onder Rijkscontrole per K.G. f 2.70 Eieren tegen marktprijs. De Directeur, T. SIEPERDA. P.S. foor bÉistelfaeii is de fabriek fas le tócïliieii. L. G. PONNE, Levert tot billijkste noteering Electromotoren Amersfoort Licht en Kracht Installaties alleen uit eerste klasse materialen gemonteerd D R IJ F RIE M E N LICHT FEUILLETON. HERWONNEN. Stille vlokken waren neergezegen heel den langen morgen. Dan hield het sneeuwen op, maar glanzend grauw nog spande zich de doffe donkere hemel zwaar en dreigend van kim tot kim. Onder witte wade lag de straatweg, zagen wollig-wit de huizendaken, In ademlooze lucht en stilte, als van een uitgestorven land, stond de boomenvolte, gekromd de tukken onder 't wicht der hleeko vlokken. Zc stond aan 't venster van de kleine villa Bertha, nog jonge vrouw, triest de trekken, in somber rouwgewaad, de oogen starend op de witbesneeuwdc iepen van den straatweg. De zwarte haren, glanzend in 't matte licht, dat traag vervloaide in wazige kamerschomer. stond ze roerloos, als in mijmerij verzonken, Hoe dor en doodsch dat alles, zoo bleek en vormloos I De weg zoo zonder leven en al die hoornen zoo stijf en strak I Zoo leeg en somber grauw die lucht I Alles sneeuw! Een lijkkleed, waaronder 't al begraven ligt I Even schokte ze op. Betje, de oude dienstbö, kwam, geluidloos gaande over 't zacht tapijtzwijgend wierp ze brandstof op den haard, dat de vlammen laaiend lekten langs het koperen hekje en spiegelglanaden in de tegels van den muur, verdween dan onhoorbaar. En weer stond ze starend, de handen in mekaar gevouwen. Weduwe all En nog pas vijf en twintig! In wijde verte zag ze 't witgeschemer van de hooge popels langs het kerkhofhek. Daar lag nu Willem onder 't kille sneeuwdek, al drie dagen. Wat was 't haar zwaar geweest, het gaan langs 't knerpend kiezelpad, midden door de blauwe sombere zerken. Met vochte oogen bad ze den doode neer zien zinken in de grafkuil, bad gebeefd, als dof de kluiten aarde bonsden op de kist. En 't was geweest, of plots een nevel om haar heen trok. Een oogenblik dreigde ze ineen te zinken, maar dan, al weer zich zelf, keerde ze, haargansche wezen strak. Een huwelijk van twee enkele jaren I Blij waren ze 't begonnen, onbezorgd, ge fortuneerd. En toch! Wat had het blije kort geduurd Was dan baar huwelijk een fout ge weest, als dat van zooveel anderen Hadden ze niet bij eikaar gepast Had ze niet van Willem gehouden, toen hij haar vroeg, en hij niet van haar Toch wel, naar ze meende. Hoe was 't dan zoo gekomen? O. zc herinnerde hel zich zoo klaar, haar komst op 't dorp met oom en tante, die haar tot zich namen na haar ouders dood, dan, tantes sterven en oom's tweede huwelijk met een verre nicht, waarmes ze niet sym- pat'nlseeren kon, dan de kennismaking niet Willem, hun korte engagement, de trouw plechtigheid, beur omgang met Willem's moeder en zijn ongehuwden broer Frank, dokter op het dorp. Wel vreemd was die omgangstil-gemoedelijk, nooit vertrouwelijk. Maar hoe haar verhouding tot het gezin op villa Sylvia ook wezen mocht, nooit had ze er een woord gehoord, dat als verwijt kon gelden. Daar was ze dankbaar voor en daardoor waren Frank en moeder haar sympathiek, inzonderheid de laatste roet haar rustig zachte stem en ernstigen weemoed in haar trekken. Neen, haar huwelijk was niet goed ge weest. O, die eerste weken, vol bekoring door al het nieuwe, maar dan Hoe was het toch gekomen, dat harrewarren, als de een niet wilde, wat de ander wou en dan weer 't snel verzoenen na 't korte strakke zwijgen, met boos ontstemd gezichtdan de scènes, nog later, haar tranen, zijn drift, verwijten over en weer. Wie had de schuld? Zij had toch goed gewild, had zich voor genomen telkens we«r met zachte woorden tegemoet te komen, maar nauw begonnen, bleef ze Bteksn, als bij haar mst zoo wan trouwende oogen aanzag. Ten leste was 't een leven naast, niet roet mekander. En aldoor dacht zeWaar kwam 't uit voort Als éen 't haar zeggen konZoo gaarne zou ze weten en begrijpen. Was er dan niemand, die haar dat vreemde kon ver klaren Willems moeder, oom of Frank Ze had bet niemand nog gevraagd, had 't niet gedurfd, niet gewildmaar nu, na Willems dcod, nu zou ze 't durven, nu zou ze 't kunnen. Ze hadden 't allen wel gezien, dat zij en Willem niet gelukkig waren. Ze wisten hel, ze was er zeker van. Ze had 't gevoeld, aldoor, had 't gelezen in hun oogen, gemerkt uit hun verlegen streng-onzijdig doen, hun toon van spreken. Weer schokte ze op. Licht wielgcratel in de verte. Een rijtuig zag ze komen op den straatweg. Ze bleef het nieuwsgierig tegemoet zien. Plots stond het stil voor 't hek. Bezoek Wie zou het wezen Willems moeder Ze haastte zich de gang door naar de deur, stond er wachtend. De oude vrouw, al uitgestegen, kwam het hekje binnen, lang zaam gaande het tuinpad, besteeg hei stoepje, de handen al gestrekt naar Bertha, die haar de treden ophielp en naar het woonvertrek geleidde. Nu zaten ze tegenover elkander. Bleek, de oogen triest, leunde Bertha op de sofa, in den leunstoel over haar de oude vrouw, de grijzige haren zilverig glanzend in 't matte licht, dat door het smalle venster viel. In 't effen zwarte rouwkleed, alssilhouet- ten, zaten ze in enge stille. Dan de oude vrouw, met trillend zachte stem Met schroom ben ik naar je toe gekomen Bertha, omdat ik niet recht wist, wat ik tot je zeggen zou. Ik weet niet, of Willems dood je wel zóó getroffen heeft, dat je be hoefte hebt aan mijn troostwoorden.» Als de dood komt, moeder, is er wel stemming van rouw In 't stugste hart, waarom dan zou ze niet in het mijne wezen En misschien is er ook wel spijt.» Maar de oude vrouw, met lichte hand beweging »'k Geloof het, Bertha, maar doe't verlies om mijnentwille niet grooter schijnen, dan het is, doe 't niet voorkomen of zijn heen gaan een niet te vullen leegte in je liet. 'k Weet immers zoo goed, als je zelf, dat je samenleven met Willem niet zoo was, als jullie het zeker eens gedacht hebt. O, de eerste tijd, ik weet het, is het je vreemd misschien, zoo alleen te zijn, da ver andering, 't ongewone, de groote wijziging in je leven en de verhouding, waarin je staat tot de omgeving, zullen je verdrietig stem men, maar dan zul je hem vergeten en ik alleen zal er nog zijn, die aan hem denkt.» »U wist het moedsr, dat het tusschen Willem en mij niet goed was En toch was u er nooit boos oni Boos Op jou O Bertha, ik zou me niet vermeten in zake echtelijke onmin een oor deel uit te spreken, te zeggen, wie de schuld draagt. Zoo ze er wezen mocht, is ze immers meesttijds onbewust en vloeit ze vaak voort uit omstandigheden, waaraan niet te doen valt?» •Bij ons ook?» •Dat gelooi ik zeker.» En u heeft wel gegist naar de een of andere oorzaak van de onze Is 't niet moeder •Dat deed ik Bertha; ik wil het niet ontkennen,» Zeg het moeder i Hoe kwam het? Ik heb me zelf zoo vaak gevraagd, wat die oorzaak wezen kon, maar ik ken ze nog niet en 'k zou ze gaarne weten. We waren toch niet slecht, Willem niet, en ik niet we waren niet hard, niet ruw, niet dom. Wat was het toch?» (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1920 | | pagina 4