Bank-Associatie Prima distrifoiitievrife Eierbriketten ïjjjji J. GROOTENDORST, Hof 20 pr Fa. L. van Acliterfoergli's Bramlstoffenhandel Telefoon No. 155 Bestelkantoor: Arnhen.schestraat la In Augustus wordt verwacht een beperkt kwantum Stookwaardc minstens 6000 caloriiin Gruiserij Vroegtijdige bestelling gcwenselit ST WA8CHWONDER Laat W ASCH WONDER* het werk voor U doen. De altijd zoo moeitevolle waschdag zal U tot een vreugdedag worden. >WASCH WONDER* doet het werk voor U en gij spaart Uw arbeidskracht en tijd. W ASCHWONDKK< tast Uw goed, zelfs niet de teerste kleuren, niet aan. Bezoekt onze demonstratie op de Tentoonstelling «liet huis ett zijn inrichting' te Amsterdam. Vraagt Uwen winkelier «WASCHWONDER». Waar niet vertegenwoordigd zenden wij onder toezending van F 1.75 franco door geheel Nederland 3 fl«8chjen Wasch wonder. GEBR. RITNVBLD, LIS8E3. Wertlieim Gompertz 1834 en Credietvereemging 4853 Kantoor Amersfoort Znidsingel 43 Kapitaal en Reserves 119.400.0 00 Alle bank- ea effectenzaken Sleciits een kleine partij PRIMA BOX RUNB- IiEËRËN Derby Rflgbottines met leeren trusschcnzooi en lakneus (Iste klasse fabrikaat) voorhanden bij L. G.PONNE, Levert tot billijkste noteering Electroiuotoreu uit voorraad van 0,5 tot 20 P.K. - KKACHT - D U IJ Fff E II K E N Amersfoort Licht en Kracht Installaties "1 ..DE GELDERSCHE VALLEI" Wij noteeren voor Volle Melk 10 cent per liter. Gepasteuriseerde flesschenmelk, gesloten met capsule 15 flesch. Karnemelk8» liter. Koonikarneuielk0 flesch. Kofliero >mf 1.20 liter. Slagroomf2.40 Kooinboter onder Rijkscontrole tegen Mnrktprys. Eieren tegen Marktprijs. In 't bijzonder vestigen wij Uwe aandacht op onze gepasteuriseerde melk In flesschen :lke absoluut GEEN KOOKSMAAK heeft en van de meest hygiënische sluiting voor P.S. Voor belangstellenden is de fabriek te bezichtigen. IWKVKI ktKVVVIiV'lil kft'E Li l. t C. A I FEUILLETON. Het testament. Daar zaten ook Sijmen en Kooiker, met mekander ia gesprek. De boer van Spaandershoeve zat er gebogen, den knoe- stigen doornstok mat de knokelige vingers omklemmend, staarde een oogenblik voor zich uit, als in gedachten, tot ie plots op schokte. Kom mee, wenkte ie, daar kenne we buite beter over prate. Dan gingen ze op en neer met treuzelige voeten 't stille afgelegen paadje in 't elzen- boschje achter de kerk. >Zoo! Hier kenne we onze zaakjes beter athandele. De mensche hcbbe zukke wije oóre. Wat jij? Jou jonge het zin in Trui, zeg je? Da ken! Da ken! Der benne nog geen vrijers voor der geweest, die mijn leke. Ze het ook nog dubbel en dwars de tijd, nog wat jong voor vrije en trouwe, zou ik zegge, maar toch, jou jonge, da ken, dat zei ik zoo niet weggooien.» «Hoor eris Kooiker, met de duite zei Trui mijn Remme wel de baas weze, teuge jou ken er geen op maar met 't boeltje van oeme Gerbrand benne we een eind naar de hoogte gekrope. Dat zei je wete.< Kooiker knikte. «Remme het met geen ander te deele.* En Kooiker weer met snellen oogopslag «Deele? Daar hei je niet minder om te weze. Trui mot er met eentje deele, maar met der halft ken ze er nog heel wat dood- gooie* En Sijmen haastig«Dat is zoo.* En Kooiker: «Alla! Over een handvol rikse zelle we niet valle.c «Trui het niet op Remme teuge, heb ik al meene te merke.* «Teuge? Niks? Ze ken best met je jonge opschiete, anders had ik 't al lang 'ezicn, Neen I Dat zei wel losloope. Je ken et as ouwer veul an doen. Wat jij Je ken veul keere en andrijve. Je blijft er toch altijd een woordje in meeprate.* «Ze ken al een vrijer hebbe, zonder dat jij ervan weet.« «Vast niet! Mijn dochters hebbe geen vrijers buite mijn om. Bij mijn komt er geen over de vloer, of ik mot het wille. Nou moste we maar eens afspreke, dat jij en Tulke met je jonge de andere Zondag te gast komme.i «Mooi zoo!< knikte Sijmen. «We zelle er weze. Secuur!* Dan ging Kooiker heen en Sijmen keerde de trekvaart langs naar huis. Haastig ging ie voort, zoetjes lachend, monkelend in zijn eigen. >'t Zei lukke! 't Zei lukke! Remme zei der krijge.< Met glanzende oogen kwam ie thuis. Hij zette zijn bril op, nam het buurtkranlje, zat dan te lezen, zwijgend, zonder opzien. Aan de overzij, op 'r gewone plaats voor 't venster, zat Tulke, der psalmboek op 'r schoot, triestig starend naar buiten. Der oogen zagen rood en gezwollen, der wangen bleek. Een diepe zucht ontgleed 'r. Sijmen zag naar 'r op, keek dan weer voor zich met lichten schouderschok. «Waar is Remme?* vroeg ie. »'k Weet niet,* zei ze kortaf, zonder hem aan te zien. Driftig rukte ie aau de krant, sloeg het blad om, dat bet papier kreukte, een blos kwam er op zijn gezicht. »'k Weet niet! 'k Weet niet! Jou motje teugeswoordig de woorde uit de mond trekke. Zwijge en zuchte, dat doe jq enkel. Wat hei je? Wat mankeert je? Je ken het toch zegge, as je over 't een of ander zit te mokke of te piekere. Jij doet niet anders as ture in je psalmboek van d'uchtend tot d' avond.* Ze wendde 't hoofd naar Sijmen, zag hem aan, de oogen wijd open. «Wat zei het geve, of ik jou zeg, wat me hindert alle dage, dat ik leef, 't zei er toch niks door verandere.* «Hindere? Wat ken je hindert Mot je niet eer blij weze, dat Remme met Trui van Kooiker zei gaan strijke? Alle jonges zoue naar der hunkere. Geef jij er dan niks om, dat onze jonge er centje zei krijge, die zich onder der duite ken begrave? Tulke I Onze jonge zei rijk worde, ze zelle hem mettertijd nog in de Raad kieze, Iet op mijn woorde: hij zei kenne doen, wat ie wil. Hoe ken jij zitten knieze? Ais je veul van je jonge houdt, zei je dat toch blij motten make. Tulke! Onze jonge rijk en d'eerste uit de streek.* Tulke opende de mond, of ze spreken wou, maar ze sloot weer der lippen, zei niks. «Jezus nog toe! Je zegt niks? Tulke!* Hij greep haar bij deu arm. «Tulke! Je zei toch niet denke, dat het is om mijn, as ik zooveul bij mekander g&ar. 't Is om Remme; dat zei je toch wete, om onze jong. Kristus nog toe! Hoe ken jij daarover knieze? Dan zag ze naar hem op, zei zacht: «Sijme, la Kristus erbuite, Jezus mot je niet anroepe. Die zou zijn ooge uitweene om joude duvel alleen zal om je schatere. Mijn zuster, de eenige. waar ik veul an had. hei je van ons gestoote. 'k Heb 'r geroepe strakkies, toe ik uit de kerk kwam ze liet mijn roepe, wou me niet ankijke. Bouke vervloekt je. Onze jonge hei je mee- getrokke, die wordt net eender as jij. Om mijn geeft ie niet meer; spotte zal ie metter tijd met God en zijn geboje, lache zal ie om zijn moeder, 't Komt allemaal door jou. Jou schuld, dat ie Tine van Merke het laten loope, 'k Weet het, de arme meid het er dage om legge huile; jij heb het op je ge- wete. Huichele leer je onze jonge. Met een vroom gezicht zag ik hem strakkies zitte in de kerk, enkel om de mensche een rad voor de ooge te draaie. Zijn hart is vol zondige dinge. Geld, dat is 't eenige, waar jij om geeft en met onze jonge'is het niet anders. Jullie dient er geen ander dan Satan O! OI« Dan begon Tulke hevig te weenen. «Je bent gek,* schreeuwde nu Sijmen, rood zijn gezicht van opwinding. «Wat hebbe Jezus en Satan er mee te make Een huilebalk, een kniezer ben je.« Dan kwam Remme, stond een oogenblik verwonderd te kijken, begreep niet. «Wat is 't nou?* «Niks Remme! Je moeder zit te piekere en te tobbe. Gelukkig, dat wij ons verstand hebbe. Wat jij 1 Zondag zelle we bij Kooiker te gast gaan. En je moeder zei mee. Verdomd? 'k Zei er op vloeke. Ze zei onze dinge niet in de war sturen En Tulke: «Je heb er niet op te vloeke, Sijme; 'k zei met jullie gaan. Jij en Remme zelle naar mijn niet hoore, maar jij Sijme. zei later alles voor God metten verant woorde.* Als uit verre oorden kwam de zoel-zon- nige Meie glijden over de wijd-opetie landen in 't vloeiend en 't stroomend licht, in 't volle geschitter van stralen begon de welige bloei op de glanzende fluweelige weien: een onafzieubaar groen met plekken geel en wit en paars, met flonkering van kleuren en tinten, golveud en wuivend in deomme zwevende suizende tochtjes, eén eindeloos vlak met mollige frischte en wasemende aardgeur, in overdaad van weelderig-warmen zonnegloed en zacht-bedwelmende lente aroom. Wijd in 't rond dartelde en loeide het blije vee met kluchtige sprongen, tooiden de kinderen hun hoeden en petten met bloemen en blaaren. trilde de lucht van eibergeklepper en vogelgekweel met alomme t paren en lieven, 't kwekken en spartelen van t jeugdig leven in sloot en wetering, t bloeiend land en 't bottend groen om de blinkende lachende hoeven. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1920 | | pagina 4