AMERSFOORTSCHE COÜRAIT.
Dinsdag
13 Juli 1920
No. 9356
70e Jaargang
Uitgave van de Drukkerij ,>DE AMERSFOORTSCHE COURANT" voorheen Firma A. H. van Cleetf
Verschijnt DINSDAG-, DONDERDAG- en ZATERDAG. ABONNEMENT per 3 maanden ft.—, franco per post f1,13, Afzonderlijke nummers 3 cent.
ADVERTENTIËN 1—6 regels 95 cent; elke regel meer 15 cent. Bij regel-abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale-, offlcleole- en
ontelgenings-advertentiön per regel 20 cent. RECLAMES 1—5 regels f1.35; elke regel meer 30 cent. -:- Incasscerkosten worden In rekening gebracht.
Inzending van advertentiön op den dag van verschijnen uiterlijk 10 uur, voor het Zaterdagnummer uiterlijk Vrijdagavond.
REDACTEUR: K. LUBERTI, AMERSFOORT
BUREAUX: KORTEGRACHT 18 EN VALKESTRAAT 19. TELEFOON 19.
Afkondigingen.
De Burgemeester en Wethouders van Amersfoort
doen te weten, dat door den Raad dier gemeente in
zijne vergadering van 21 Juni 1920 is vastgesteld de
volgende verordening:
VERORDENING op de Winkelsluiting.
Artikel 1.
Het is verboden een winkel (uitgezonderd barbiers
winkels en kapperssalons) voor het publiek geopend
te hebben
1. op Zondagen gedurende den geheelen dag;
2. op werkdagen (uitgezonderd marktdagen) van
12'/s tot 2 uur in den namiddag;
3. vóór 's morgens 5 uur en na 's avonds 9'/» uur:
a op Zaterdag:
b. op den dag, voorafgaande aan den Hemelvaartsdag
en aan de Roomsch-Katholicke feestdagen, die als
Zondag worden gevierd
c. op werkdagen van 22 November tot en met 6
December en van 17 tot en met 24 December;
d. op 31 December, tenzij deze een Zondag is;
e. op de volgende dagen:
den Donderdag, voorafgaande aan het Israëllellsche
Paaschfeest, indien dit feest op een Maandag aanvangt
den Maandag en den Dinsdag, voorafgaande aan
het Israelietische Paaschfeest, indien dit feest op een
Woensdag aanvangt;
den Woensdag en Donderdag, voorafgaande aan
het Israelietische Paaschfeest, Indien dit feest op een
Vrijdag of Zaterdag aanvangt;
den dag, waarop het Israelietische Paaschfeest eindigt
den dag, voorafgaande aan dien, waarop onder
scheidenlijk het Israelietische Nieuwjaarsfeest, het
Loofhuttenfeest en het Israelietische slotfeest aanvangt;
4. op andere dagen vóór 's morgens 5 uur en na
's avonds 7 uur.
Art. 2.
De bepalingen van art. 1 zijn niet van toepassing op
a. apotheken
b. inrichtingen, waarvoor in of krachtens de ver
ordening op de tapperijen, koffiehuizen en logementen
een sluitingsuur is bepaald
c. winkels in stations;
d. barbierswinkels en kapperssalons.
Art. 3.
Voor barbierswinkels en kapperssalons zijn de be
palingen sub 1 en 3 van art. t van kracht.
Het is voorts verboden een barbierswln 1
kapperssalon geopend te hebben:
a. op werkdagen (behalve op den Zaterdag) in den
middag van 1V2 4 uur;
b. op Zaterdag in den middag van 1 '/B—2 '/2 uur
c. op werkdagen (behoudens, wat den Zaterdag
betreft na g'/j uur) vóór 'smorgens 5 uur en na
's avonds 8 uur.
Artikel 4.
Het in art. 1 genoemde openingsuur wordt ver
vroegd tot 's morgens 3 uur voor water- en vuur-
ncringen, doch uitsluitend voor den verkoop van water
en vuur.
Art. 3.
Is op het uur voor de winkelsluiting voorgeschreven,
nog publiek in den winkel aanwezig, dan mag dit,
ook door de winkelbedienden, nog bediend worden,
doch niet langer dan gedurende een hal/ uur.
Het Is voor het publiek verboden, op de uren,
waarop het volgens de bepalingen van deze verorde
ning verboden is een winkel voor het publiek geopend
te hebben, een winkel binnen te gaan, ot zich daarin
te bevinden.
Art. 6.
Een winkel wordt ook als voor het publiek geopend
beschouwd, zoolaDg er publiek aanwezig is of er
winkelbedienden aanwezig zijn.
Art. 7.
Het is verboden, op de uren, waarop het volgens
art. 1 verboden is, een winkel voor het publiek ge
opend te hebben:
a. in een inrichting, als in art. 2 sub b bedoeld
waren, waarvan redelijkerwijze kan worden vermoed,
dat deze niet voor gebruik ter plaatse zijn bestemd,
te verkoopen:
b. uit een inrichting, als in art. 2 sub b bedoeld,
waren mede te nemen, welke aldaar op de uren, in
den aanhef van dit art. bedoeld, zijn gekocht.
Art. 8.
Onverminderd de bepalingen op het venten, in de
Verordening betreffende de straatpolitle opgenomen,
is het venten op den openbaren weg verboden, be
halve met drukwerken, op de uren, waarop het volgens
art. 1 verboden is, winkels voor het publiek geopend
te hebben.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd onthef
fing te verleenen van het in het eerste lid bedoelde
verbod.
Art. 9.
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, een al
dan niet voorwaardelijke ontheffing te verleenen van
de verbodsbepalingen dezer verordening:
a. algemeen ten aanzien van alle winkels voor
enkele, door hen aan te wijzen dagen of gedeelten
van dagen;
b. ten aanzien van alle winkels op een tentoon
stelling, fancyfair of andere soortgelijke Inrichting van
tijdelijken aard, voor een door Burgemeester en Wet
houders te bepalen tijdvak.
Van de ontheffingen, sub a bedoeld, wordt door
Burgemeester en Wethouders openbare kennisgeving
gedaan.
Art. 10.
De dagen, bedoeld in art. 1 sub b en e, worden
telken jaren ten minste veertien dagen te voren door
Burgemeester en Weihouders bij openbare kennis
geving aaugewezen.
Art. 11.
De opsporing van overtredingen dezer verordening
wordt in het bijzonder opgedragen aan de dienaren
der Gemeenle-polltie.
Art. 12.
Overtreding var. eene der bepalingen dezer ver
ordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste
zes dagen of geldboete van ten hoogste f 23.
Art. 13
Deze verordening treedt in werking op den dag na
dien waarop zij is afgekondigd.
Bij het In werking treden van deze verordening
vervalt de verordening op de winkelsluiting, vastgesteld
bij besluit van den Raad van 19 December 1916,
no. 651.
Zijne deze verordening aan de Gedeputeerde Staten
van Utrecht volgens hun bericht van den 5 Juli 1920
in afschrift medegedeeld. En is hier van afkondiging
geaehied, waar het behoort, den 13 Juli 1920.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Burgemeester,
A. VELS HEIJN, L.-B.
De Secretaris,
A. R. VEENSTRA.
De Burgemeester en Wethouders van Amersfoort
doen te weten, dat door den Raad dier gemeente in
zijne vergadering van 21 Juni 1920 is vastgesteld de
volgende verordening:
VERORDENING tot voorkoming,
wering en beteugeling van mazelen
en andere besmettelijke ziekten.
Artikel 1.
Voor de toepassing dezer verordening wordt ver
staan
ie Onder >School<.
a. Iedere Inrichting waar voorbereidend of lager
onderwijs wordt gegeven, dat door de wet niet als
huisonderwijs wordt beschouwd
b. iedere bewaar-, naai-, brei-, zang- en Zondags
school en iedere andere inrichting, waar meer dan 10
kinderen eenigerlei onderricht ontvangen, mits zij niet
uitsluitend bezocht wordt door leerlingen boven de
twaalf jaren.
2 e Onder Hoofd der School
zoowel de mannelijke als vrouwelijke personen, die
de leiding hebben van de onder 1 bedoelde scholen
Art. 2.
Het Is aan het hoofd van een gezin verboden leer
lingen en kinderen, die tot dat gezin behooren, de
school te laten bezoeken, wanneer hij wset dat zij
a. lijden aan besmettelijke haar-of huidziekte behalve
hoofdzeer (favus) of aan besmettelijke oogziekten,
mazelen, kinkhoest, vierde ziekte, open tuberculose,
syphilis en gonorrhoe
b. dragers zijn van ziektekiemen van diphterle,febrls-
typhoidea, epidemische meningitis of dysenterie.
Hetzelfde verbod geldt ook zoolang zich In het gezin
een of meer gevallen voordoen van mazelen, kinkhoest
of vierde ziekte, of zoolang de kinderen of hun huls-
genooten lijden aan een andere ziekte, die naar het
oordeel van den schoolarts gevaar voor derden oplevert.
Art. 3.
Het is aan het hoofd van een gezin verboden, leer
lingen en kinderen, die tot dat gezin bohooren, de
school te laten bezoeken
a. Indien zij lijden aan hoofdzeer (favus), anders dan
met kortgeknipto of geschoren haren met een afslui
tend hoofdverband en met eene geneeskundige ver
klaring, die niet ouder mag zijn dan een maand, dat
zij geregeld geneeskundig behandeld worden
b. andors dan met kort geknipte haren indien zij
lijden aan hoofdluls, en naar het oordeel van den
schoolarts gevaar opleveren voor besmetting hunner
medeleerlingen
c. anders dan na volgens het oordeel van den school
arts afdoende reiniging van lichaam of kleeren, Indien
zij verkeeren In een naar het oordeel van den school
arts verregaanden staat van onreinheid van lichaam
of klecrcn;
d. anders dan na ter beoordecling van dan schoolarts
afdoende reiniging van het lichaam en ontsmetting
der kleeren Indien zij lijden aan klecrenluls of wandluis
cn naar het oordcel van den schoolarts gevaar opleveren
voor besmetting hunner medeleerlingen.
Art. 4.
Het is aan hoofden van scholen verboden kinderen
en leerlingen, bedoeld in art. 2 toe te laten anders
dan met eene geneeskundige verklaring, dat de onder
a. of in de slotalinea van art. 2 genoemde ziekte ge
weken is of geen gevaar voor besmetting meer op
levert, of dat de in art. 2 sub. b genoemde ziekte
kiemen niet meer bij die kinderen of leerlingen zijn
aangetroffen.
Art. s.
Het is aan hoofden der scholen verboden kinderen
en leerlingen, bedoeld in art. 3 tot de scholen toe te
laten, Indien niet voldaan is aan de in dat artikel onder
a, b, c en d genoemde voorwaarden.
Art. 6.
Het is aan Hoofden van scholen verboden kinderen
en leerlingen tot de scholen toe te laten, Indien deze
blijkens een verklaring van den schoolarts verdacht
worden te lijden aan eene ziekte genoemd in de wet op
de besmettelijke ziekten of indien deze kinderen of
leerlingen blijkens een verklaring van den schoolarts
verdacht worden te verkeeren in een der toe
standen genoemd in art. 2 en in art. 3a behalve
wanneer zij voorzien zijn van eene geneeskundige ver
klaring, dat zij niet lijdende zijn aan eene ziekte, ge
noemd onder a of in de slotalinea van art. 2 en 3a of In
de wet op besmettelijke ziekten of, dat zij geen ziekte
kiemen dragen genoemd In art. 2b, of geen ziekte
genoemd in de wet op de besmettelijke ziekten of
art. 2 in het gezin heerscht.
Art. 7.
Het is aan het hoofd van een gezin verboden kinde
ren of leerlingen uit dat gezin de scholen te laten
bezoeken anders dan met eene geneeskundige ver
klaring genoemd in art. 0 indien zij blijkens een
verklaring van den schoolarts verdacht worden te ver
keeren in een der toestanden bedoeld in art. 2en in art. 3a.
Art. 8.
Het Is aan onderwijzend personeel of aan anderen
die krachtens hun ambt de scholen tijdens of buiten
de schooltijden bezoeken, verboden de scholen binnen
te gaan, zoolang zij verkeeren in de voor de kinderen
en leerlingen genoemde toestanden van artt. 2, 3 en 6
en niet voldaan hebben aan do voorwaarden aan deze
kinderen en leerlingen gesteld in artt. 3, 4 cn 6.
Op door do hoofden van scholen of door de ouders
of verzorgers tot den schoolarts gericht verzoek worden
de geneeskundige verklaringen vcreischt volgens de
artt. 2, 3, 4, b cn 7, na onderzoek, door den school
arts afgegeven.
Art. 9.
Het is aan hoofden van scholen verboden personen
toe te laten tot de scholen Indien zij vallen onder art. 8.
Art. 10.
Tot het opsporen van de overtredingen dezer ver
ordening zijn bevoegd de ambtenaren van Rijks- en
Gemeentc-politie, de leden der Gezondheids-commissie,
de schoolarts en do schoolverplcegster; behalve aan
de schoolverpleegster wordt hun de bevoegdheid
verleend om, ten behoeve van een onderzoek naar de
overtreding van de bepalingen dezer verordening de
inrichtingen genoemd In art. tb en, met inachtneming
der voorschriften van de wet van 31 Augustus 1833
(Stbl. no. 83), alle woningen, ook tegen den wil der
bewoners, te allen tijde binnen te treden.
Art. li
Overtreding van de bepalingen dezer Verordening
wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste vijf
en twintig gulden.
Bij het In werking treden dezer verordening vervalt
de verordening tot voorkoming, wering en beteugeling