i Bijvoegsel nn ie „Amersfoortsche Conradl". VAN ZATERDAG 4 SEPTEMBER. GEWISSELDE STUKKEN. Door B. «n W. werden de volgende stukken met den Raad gewisseld: Salarisherziening. Bij schrijven van 31 Juli 1920 No. 31 B werden ons door de R.P.S.R.-Commissie voorstellen toegezonden tot herziening der loonen en salarissen der werklieden en ambtenaren in dienst dezer gemeente, zulks met terugwerkende kracht tot 1 Januari 1920. Daar krachtens artikel 20 der bestaande jaarwedden verordening (Raadsbesluit 29 Juli 1919, No. 559) de loonen der werklieden vastgesteld ingaande 1 Januari 1919 worden geacht voor één jaar te zijn vastgesteld, werd door ons den 25/26 Mei 1920 Afdeeling I No. 1897 aan genoemde Commissie verzocht, ons voorstellen tot loonsverhooging der werklieden in te zenden. Zooals uit de ter lezing gelegde stukken blijkt is de Com missie evenwel van meening, dat tevens tegelijk de salarissen der ambtenaren moeten worden herzien cene meening, waarmee wij ons hebben vereenigd. Evenwel kunnen wij ons niet met de ingezonden voorstellen der Commissie omtrent den omvang der herziening vereenigen. Met de R.P.S.R.-Commissie zijn wij van oordeel, dat wijziging in de bezetting der ten vorigenjare ingestelde groepen zoo min mogelijk moet voorkomen, waar het vorig jaar de groepeering op de meest serieusc wijze is tot stand gekomen, doch in afwijking der R.P.S.R.- Commissie meenen wij, dat de verhooging der loonen en salarissen in mindere mate moet geschieden dan door haar, in overleg met de Commissie van Georganiseerd overleg, wordt voorgesteld. Bij het in overweging nemen van de hoegrootheid der toe te kennen verhooging kan o.i. worden uitgegaan van het standpunt, dat de in 1919 tot stand gekomen regeling destijds voldoende moest worden geacht. Door de sedert ontstane verhooging der prijzen van levens behoeften zal de mate moeten worden bepaald, waar naar de loonen verhoogd behooren te worden. Eene meerdere verhooging m.1g o.i. niet van de gemeenschap worden geüischt. Tot ons leedwezen is het ons niet mogen gelukken, uit de voorstellen der Commissie het uitgangspunt voor de vastgestelde verhoogingen te vinden. Bij een be spreking met de leden der R.P.S.R.-Commissie bleek ons echter, dat als basis voor de voorgestelde ver hoogingen genomen waren de loonen in het vrije bedrijf. Met dit standpunt kunnen wij ons niet vercenigen. Onwillekeurig zal dit systeem tot onbillijkheid aan leiding geven, n.l. tot bevoorrechting van de eene loon- groep boven de andere omdat de bclooning in het vrije bedrijf te zeer afhankelijk is van vraag en aanbod van werkkrachten, waardoor voortdurend verschuivingen van den loonstandaard plaats vinden naarmate de conjunctuur in eenig vak gunstig of ongunstig is. Neemt men het hoogste loon in eenig vak tot grondslag voor de regeling in alle takken van dienst, dan zullen de financicele ge volgen niet te dragen zijn, terwijl het bovendien toch vreemd zou zijn, dat men van de verhooging van den loonstandaard in een ander bedrijf zou profitcercn, alléén omdat men in Gemeentedienst is, want in het vrije bedrijf gaat dit stelstel toch niet op. Dat de R.l'.S.R. Commissie vóór alles rekening houdt met de loonen in het vrije bedrijf, lijkt ons ook" daarom onjuist, omdat door haar werd betoogd en zulks lijkt ons juist toe dat er een groot onderscheid bestaat tusschen het werk, wat door dezelfde vaklieden wordt verricht naarmate men al of niet in Gemeentedienst ishet is ook wel opmerkelijk, dat, al zijn er velen die verlangen in den Gemeentedienst te komen, de beste vaklui in den regel in het vrije bedrijf blijven, terwijl omgekeerd een ver laten van den openbaren dienst om de voordcelcn te trekken van de hooge loonen in het vrije bedrijf niet voorkomt. Als basis voor een loonregeling achten wij het systeem der R.P.S.R.-Commissie dus verwerpelijk niettemin be hoeven de loonen in het vrije bedrijf niet geheel uit het oog te worden verloren. Ken hechtere basis voor het bepalen der loonen der werklieden meenen wij gevonden te hebben in het arbeidersbudget, zooals dit door het statistisch bureau der gemeente Amsterdam wordt gepubliceerd. Onder verwijzing naar tabel I op bladz. 1081 van het maand schrift van 31 Juli 11. en onder opmerking, dat blijkens ontvangen antwoord op een verzoek dezerzijds voor Juni de cijfers gelezen moeten worden resp. 214.60 en 216.80, komen wij tot de conclusie da* de verhooging van het budget van Juni 1919 op Juni 1920 een verschil geeft van 214.60180.40 34.20 wat een stijging van 19 pCt. geeft. Ons is voorts gebleken, dat door de Commissie voor de groepen 9, 11 en 13 een ander systeem van salarieering is toegepast dan ten vorigen jarc voor die groepen werd vastgesteld. Evenals ten vorigen jare de groepindceling op de meest serieuze wijze is. tot stand gekomen, is toen ook het systeem van salarieering voor de verschillende groepen vastgesteld, zoodat ook in dit opzicht geen aanleiding bestaat, om hierin verandering aan te brengen. Èn omdat wij het uitgangspunt der Commissie niet tot het onze kunnen maken èn omdat zij verandering in het systeem van salarieering van enkele groepen aanbrengt, maar bovendien omdat de financicele draag kracht der gemeente niet toelaat, meerdere verhooging toe te kennen dan strikt noodzakelijk blijkt, kunnen wij ons niet met haar voorstellen vercenigen en hebben wij daarom de eer Uwe vergadering voorstellen aan te bieden, waarin met die overwegingen rekening is gehouden. Ter toelichting van een en ander deelcn wij U het volgende mede Blijkens de gemaakte berekeningen zullen de kosten van de voorstellen der Commissie (waaronder begrepen is premievrij pensioen) bedragen rond f 184.000 Hiervan kan door de Bedrijven gedekt worden, door verhooging der tarieven: Gasfabriekf 25000 Waterleiding en Electriciteit 400° Reinigingsdienst (gedeelte) 2000 necl zeer waarschijnlijk zal worden gevolgd door cene actie, 0111 ook voor het ondcr- 'ijzend personeel in het algemeen premievrij pensioen in te voeren, waarvan de kosten geraamd worden op rond f 145 50. Evenwel zal de Raad, zooals de Commissie ook op merkt, hiertoe niet kunnen besluiten voor het personeel der O. L. Scholen en het Gymnasium, doch zullen wel voor het premievrij pensioen in aanmerking komen, zij, die onder de Pensioenwetten voor de Gemeente-ambtenaren vallen. Hiermede zal bedrag gemoeid zijn van rond Blijft Bij schrijven van 2 Augustus 1920 No. 3i B merkt de Commissie nog op, dat invoering van premievrijpensioen voor gemeenteperso- f 1.500 f 154-Soo Door Uwe vergadering is onlangs bèsloten de vermenigvuldigingsfactor voor de In komstenbelasting te bepalen op 1.6, doch daarvan voorloopig slechts in te vorderen 1.4. Aangezien bij aanneming van salarisver- hoogingen natuurlijkerwijze de middelen tot dekking onmiddellijk zullen moeten worden aangewezen en uit andere bronnen niet te putten zal derhalve de invordering n 0.2 moeten geschieden, waardoor be schikbaar komt f 100.000 Zoodat aan ongedekt blijft f 54.500 Onze voorstellen zijn gebaseerd op een verhooging van 20 pCt. der loonen het algemeen. De kosten dezer voorstellen zullen be dragen f 115.000 waarbij voor premievrij pensioen voor ambte naren niet vallende onder deze regeling, doch wel vallende onder de Pensioenwetten der gemeenteambtenarenf 1.500 Totaal f 116.500 waarvan te dekken door de Bedrijven: Gasfabriekf 16000 Waterleiding en electriciteit 23c» Reiniging (gedeelte)1700 f 20.000 Blijft f 96.500 Zoodat bij invordering van 1,6 de opbrengst der meerdere inkomstenbelasting de door ons voorgestelde salarisver- hooging dekt. Nadrukkelijk wijzen wij Uwe vergadering er hierbij op, dat bij deze berekening is voortgebouwd op Uw onlangs genomen beslissing om ongeacht de invoering van den achturcndag, dc inkomstenbelasting met een vermenigvuldigingsfactor van 1.4 in te vorderen, terwijl daarbij tevens wordt verondersteld, dat de bestemming der uitkecring uit de Oorlogswinstbelasting wordt ge regeld, zooals bij Uw besluit van 21 Juni jl. No. 414 werd vastgesteld. Voorts is er op gerekend, dat op dc post „Onvoor ziene Uitgaven" nog een bedrag van f 108.000 (zie G' V. 37) geen bestemming had en aangewezen zou zijn voor de bestrijding der kosten van invoering van den achturcndag. Hiertegenover staat evenwel, dat door dc invordering van 1.4 naar de laatste gegevens ongeveer f680.000 wordt ontvangen, terwijl de ramingspost van den Hoofdelijken omslag rond f753.000 bedraagt, zoodat in werkelijkheid voor het op „Onvoorzien" geraamd bedrag slechts ten dcele dekking aanwezig is. In verband hiermede wijzen wij Uwe vergadering er op, dat blijkens een aangeboden begrootingswijziging dc post „Onvoorzien" teruggebracht wordt tot rond f 53000, hetgeen een gevolg is van Verhooging salarissen Wet houders, verhooging salarissen Gymnasium, extra sub sidie Industrie- en Huishoudschool, aanschaffing leer middelen tengevolge van de reorganisatie.van het onder wijs, verhoogd subsidie leeszaal, verhoogde kostcp ver pleging krankzinnigen, hoogere kosten werkloosheids verzekering en enkele kleinere uitgaven. Aangezien in ontvangst derhalve f 73000 minder wordt ontvhngen dan geraamd is en in uitgaaf (onvoorzien) slechts f 53000 geen bestemming heeft moet reeds hierdoor de factor op I.45 gebracht worden. Ten opzichte van de bestemming der uitkecring uit de Oorlogswinstbelasting, dcelen wij U mede, dat Gedeputeerde Staten bezwaar tegen deze regeling hebben gemaakt. Handhaven Gedeputeerde Staten hunne mcening, waartegenover wij onze, door Uwe vergadering mede aangenomen meening zullen trachten te verdedigen, dan moet de factor op 1.7 wordep gebracht, zoo dat in dat geval bij aanneming' onzer voorstellen een tekort van f96.500 ontstaat, hetgeen alleen be streden kan worden door de factor dan te bepalen op 1.9 terwijl aanneming van het voorstel der R. P. S. R.- commissie waarvan de kosten ruim f 50.000 mtor be dragen in dit geval zelfs het cijfer 2 zou geven. Na deze uiteenzetting der financicele kwestie voor de Gemeente aan dit voorstel verbonden, zullen wij overgaan tot bespreking der verschilpunten, gelegen in onze voorstellen en die der voorstellen der commissie. Het eerste punt betreft de al of niet toekenning van periodieke verhoogingen aan dc werklieden. Reeds het vorige jaar is gebleken, dat de meeningen hierover uiteenliepen. Dc Commissie voor Georganiseerd Overleg en met haar verschillende Uwer leden meenden de periodieke verhoogingen van de werklieden te moeten blijven handhaven. De R. I'. S. R.-Commissie en d# meerderheid Uwer vergadering daarentegen waren andere mcening. Bij wijze van overgang van ten dc- staanden toestand naar een nieuwen toestand, is toen in de verordening bepaald: „Artikel 6. 1. Aan de werk lieden in dienst der gemeente, genoemd in de toon groepen 3, 4, 6, 7 en 8, worden geen periodieke ver hoogingen toegekend. 2. Zij, die vóór 1 Januari 1919 in het bezit waren van één of meer periodieke ver hoogingen, behouden deze boven het bij de toongroepen 3, 4, 6, 7 en 8 vastgestelde minimumloon". In verband met deze principieelc beslissing van het vorig jaar en mede uit overweging, dat het blijvend verschil in loon van menschen met dezelfde capaciteiten en gelijken werkkring ontevredenheid onder de betrok kenen heeft gewekt, is er naar ons oordeel alle aan leiding, het systeem van periodieke verhoogingen voor de werklieden thans geheel te verlaten en voortbouwende op dc beslissing van het vorige jaar, nu voor elke groep een vast toon te bepalen. Hierdoor wordt weliswaar de verhooging voor hen, die in het bezit zijn van een of meer periodieke verhoogingen, minder dan voor hen, die op het aanvangssalaris staan, doch de verhooging voor laatstgenoemden is het meest noodzakelijk, terwijl cerstgenoemden toch ook nog tenminste f 30 f26.50 f3.50 per week plus wegens invoering van premie vrij pensioen 5°/0 van f 26.50 f1.32® of, in totaal f4.825 per week, of 190/„ voo aan. In afwijking van het thans ingenomen standpunt, ^-Commissie ten vorigen jare ingenomen standpunCUl. derive ons De overbrenging van den bode ter sStMCfiJJ; groep 2 naar groep 5 komt ons niet gemotiveerd aangezien wij de onbillijkheid van de samenvoeging van bode en assistent-bode in dezelfde groep, niet erkennen. Voor assistent-bode komen toch slechts in aanmerking, jeugdige personen, op wie van toepassing is artikel 1 4 der Regeling, bepalende, dat dc bezoldiging van den ambtenaar, die den een en twintig jarigen leeftijd nog niet heeft bereikt, voor elk jaar of gedeelte van een jaar, dat die ambtenaar jonger dan 21 jaar is, ver minderd wordt met een bedrag, gelijkstaande aan een bedrag van een periodieke verhooging. Hierdoor blijft een aanmerkelijk verschil in salarieering beslaan. Wij kunnen ons vercenigen met het voorstel, om de titulatuur der opzichters te veranderen in technische ambtenaar ie of 2e klasse. Ten opzichte van den klcrk- tcekenaar zijn wij echter van oordeel, dat deze titel moet blijven bestaan en deze ambtenaar niet in een hoogere groep thuis behoort. De instelling van een technisch ambtenaar 3c klasse kan onze instemming niet verwerven: de ervaring leert, dat belanghebbenden een 3e klasse rang nooit lang kunnen verduren. In toongroep 6 is ingevoegd de betrekking „auto bestuurder" bij den Reinigingsdienst. Ten opzichte van het voorstel, om den Inspecteur bij Bouw- en Woningtoezicht en Woningbedrijf in een hoogere toongroep tc brengen, staan wij afwijzend. De grootere verantwoordelijkheid van dien ambtenaar boven die van den opzichter ie klasse bij Openbare Werken, kunnen wij njet erkennen, de betrekkingen zijn niet in alle opzichten met elkaar te vergelijkenin sommige op zichten mag inderdaad speciaal op het gebied der theorie meer van den Inspecteur gevergd worden, in andere opzichten worden bij den Opzichter eischen gesteld, waaraan bedoelde inspecteur niet behoeft te voldoen. Bijlage C. Evenmin gaan wij aceoord met de voorstellen om.de Inspecteurs en dc Hoofdinspecteur van Politie in een hoogere groep te rangschikken. Dc positie van deze ambtenaren 1», sedert zij het vorig jaar zijn gerang- tcY>\\"V niet veranderd, zoodat voor deze verandering bestaan. ^r^^eling, óat door ons in de loonregeling 5ra «I. «"«rkltetal in dtaut cfcr OSwS vastgesteld by raadsbesluit van 29 Juli Mn. gevuld bij besluit van 18 Juni 1920 no. wijzigingen aan te brengen als in bijgaand ontwerpt, besluit A. is aangegeven. B. Vast te stellen als bijlage van bovengenoemde Regeling de lijst van toongroepen enz., door ons bij dit voorstel gevoegd als bijlage B. C. Vast te stellen de periodieke verhoogingen als aangegeven in bijlage C. D. In te trekken dc „Vcrhaalverordening", vastgesteld bij Uw besluit van 24 Februari 1914 No. 105. Een vergelijkend overzicht der toongroepen volgens de« bestaande regeling, volgens de door de Commissie voorgestelde regeling en volgens dc door ons Voorge stelde regeling, gaat ter toelichting hierbij. (Bijlage D). Zoodra het standpunt van Gedeputeerde Staten tew aanzien van de bestemming van de uitkecring uit de Oor logswinstbelasting definitief bekend is zullen U in verband met het door U te nemen besluit de noodige bcgrootings- wijzigingen worden aangeboden. In het Ontwerp-bealult stellen B. en W. voor Art. 6, ze lid, van de Verordening tot Regeling der Jaar wedden enz. te doen vervallen, Art. 17 1919 te wij zigen In 1930; Art. 18 te doen vervallen; Art. 20 te doen vervallen; Art. ji 1919 te wijzigen in 1910. Overzicht der periodieke verhoogingen voor elke toongroep. f900. 2, 1330— I7S° «n f70.- 3- 30.per weck 4. s 1620—2000 6. 34.20 per week 7- 8. 9- 17101900 verhoogingen van f47.50 10. 1710—2190 5 1. 96— 11. 1950—2090 n 70.— 12. 2000—2480 - - - - 5 96 «3. 2140—2280 a 7o.— 14. 3190—2780 98-33 «5- 2480—3080 too. 16. 2780—3380 too.— >7. 3180—3780 6 too.— 18. 3480—4080 too.— '9- 3780-4380 too.— 20. 4380—4980 IJO.— 21. 4980—5580 15°.- 21a. 5480—6080 150.— 22. 6480—7080 n I. 200. Bijlage D. Vergelijkend overzicht der Loongroepen. 4 Bestaande regeling. (zonder premievrij pensioen) Door de Commissie voorgestelde regeling, (met premievrij pensioen) Door Burgemeester cn Wethouders voor gestelde regeling, (met premievrij pensioen) 1 900 900 900 2 IISO-1525 1400—1850 «33°—«75° 3 24—261 So p.w. 30—32.50 p.w. 30,— p.w. 1360,— p.j. 4 85—37.5° p w. 32—34,50 p.w. 31,20 p.w. 1622,40 p.j. S «350—17^5 1700—2100 1620—2000 6 a7.So—3o p.w. 34.50-37 P-w. 34,20 p,w. 1778.40 p.j. 7 28,511—31 p.w. 37.50—40 p.w. 35,40 p.w. B 1840,80 p.j. 8 29.50—32 p.w. 38,50-41 p.w. 36,60 p.W. aw 1903,20 p.j. 9 1450—1650 1900—2300 1710—1900 to 1450—1950 20002600 1710—2190 II 1700—1850 2100—2500 1950—2090 12 1650—2150 2200—2800 2000—2480 >3 1900—2050 2300—2700 2140—2280 «4 1850—2450 2400—3000 21902780 «5 21 SO— 2750 2700—3300 24803080 16 2450—3050 3000—3600 2780—3380 «7 a75o—3350 3400—4000 3180—3780 18 3050—3650 3700—4300 3480—4080 >9 3350-3950 4000—4600 3780—4380 20 3550—4550 4600—5200 4380-4980 21 455°— S«So 5200—5800 4980—5580 21a 5050-5650 5480—6080 22 6050—6650 6600—7200 64807080

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1920 | | pagina 3