Bel dan op No. 42. aan de beurt van aftreding was, herkozen. Staande de vergadering, werd de herbenoeming door hem aange nomen. Mej. E. J. van Voortvader, moest door huwelijk, en daardoor vertrek uit de gemeente, haar functie als lid van het bestuur neerleggen. De heer Alvers verklaarde zich echter bereid de opengevallen plaats tc willen innemen. Als voorzitter en secretaris werden herkozen de heeren L. A. Baron van Ittersum en A. F. L. van Hengel. Met nieuwen ijver zullen wij op den ingeslagen weg verder gaan. De werkzaamheden zullen onge twijfeld toenemen, maar de resultaten door ingrijpen onzer vereeniging geven ons moed voor onzen arbeid. Januari 1920. HET BESTUUR: L. A. BARON VAN ITTERSUM, Voorzitter. L. H. C. ALVERS. L. J. LUYCX. Ds. J. VISSER. Ds. H. TEERINK. Mr. J. K. H. DE BEAUFORT. Mr. H. J. M. VAN DEN BERG. Kapelaan L. J. H. TEEUWEN. D. J. A. G. VAN DER HEIDE, Ds. A. F. L. VAN HENGEL, Secretaris. Hebt U een Taxi of Auto noodig? Ingezonden Stukken. Buiten veranlwoordelykheid der Redactie. Kopyvan ingezonden stukken, al dan niet geplaatst, wordt niet teruggegeven. M. de R. I Met diverse gevoelens heb ik de verschillende in gezonden stukken gelezen betreffende de onderwijzers- actie, St.-Nicolaasfeest voor de schooljeugd en andere zaken. Toneerste een antwoordje aan de Perscommissie v. d. B. V. N. O. Dat u voor verbetering strijdt indien u meent niet naar behooren bezoldigd te worden is uw goed recht, doet dit dan evenwel met waardige middelen maar niet zoo op z'n onderwijzers. En als u dan zoo spreekt van niets anders te zullen doen dan wat wettisch is voorgeschreven, dan zou ik u willen vragen, behoort het toezicht houden bij het aangaan en uitgaan der scholen en gedurende de speeltijden ook tot uwe wettische voorschriften? Of is dit welwillendheid? In het eerste geval worden deze wettische voorschriften al heel slap opgevat, gelijk ik zoo dikwijls heb kunnen constateeren, in het tweede geval zou het met de in uw Ingezonden stuk uitge schreeuwde welwillendheid ai heel treurig gesteld zijn. Ik schrijf bier alleen over mijn bevinding bij het dikwijls passeeren der school aan de Wijerstraat. Ik vermeen, dat met een 5-urigen arbeidsdag mot de noodlge vacantieweken dit toezicht toch niet te ver moeiend zal zijn. Ook herinner ik me een geval, dat gedurende de wekenlange ziekte van een schoolkindje de onder wijzeres niet een enkele maal is komen zien; maar, het St.-Nicolaasfeest zal ook zonder u, heeren Onder wijzers wel gevierd worden. Apropos.dat vak handenarbeid vindt ik wel aardig, dan bestaat er tenminste voor onze kinderen ook nog een kansje het nog eens tot werrekman te kunnen brengen. Thans een antwoordje aan reen mocd-r van Proletariër skinder en*. Dat u voor uw kinderen op komt is ook uw goed recht. Ik vermeen evenwel te weten, dat er tegenwoordig vele, zeer vele anderen, zich niet noemende Proletariërs- kinderen, zijn, waar St. Nicolaas dit jaar, zooals zoo vele laatste jaren, voorbijgaat. Ik meen, kinderen van menschen, die het in deze tijden zwaar, zeer zwaar te verantwoorden hebben, die welke te trots zijn dit ook maar in 't minste te laten blijken. Ik meen, de vele het hard te verant woorden hebbende middenstanders, de groote belasting betalers (ten baten van loonen, sociale wetten, enz). De proletariërskinderen zijn er heden ten dage lang niet het slechtst aan toe, waarmee ik maar zeggen wil, dat proletariër zijn, geen medelij wekkende positie is. Ik zou bet mij zelfs een eer rekenen proletariërs kind te zijn van een dergelijk keurig gestyleerd schrijvende proletariërsmoeder. Amersfoort, 22 Nov. F. K. Naschrift van dc redactie. Wij hebben geen reden dit ingezonden stuk te weigeren, doch plaatsen het niet met onze geheele instemming. In de eerste plaats omdat wij vreezen, dat de zaak waarom het ging en waarover wij zoo algemeen mogelijk onze meening hadden gezegd, door een dergelijke betrekkelijk persoonlijke (immers slechts betrekking hebbende op bepaalde scholen en bepaalde personen en gevallen) aanval zal worden vertroebeld en ten tweede ook omdat wij meenen dat de argu menten van den inzender zwak zijn. Wij weten echter dat hij een welwillend en vooruitstrevend man is en dat zijn bedoeling ook hier moet 2911 in opbouwenden geest critiek te oefenen. Wat nu zijn feiten betreft, hierop moeten de betrokken onderwijzers(essen) zelf maar antwoorden indien zij dit wenschelijk achten. Wij zouden echter iets willen zeggen over de op merkingen van den inzender, gericht aan «een moeder van proletariërskinderenen wel om te beginnen dat wij, redactie, het niet goad gestelde en niet taalkundig juiste briefje van de bedoelde inzendster eenigszina hebben gefatsoeneerd, ongevraagd, omdat wij weten dat er nog maar al te veel menschen zijn, die om een minder volkomen uitdrukkingswijze in den lach schieten, waarmee ieder effect verloren gaat. Waar het stukje In kwestie zoo goed bedoeld was, wilden wij het aan een dergelijk lot niet blootstellen. Het schijnt evenwel, dat onze bemoeiingen het tegenovergestelde effect bewerkt hebben. Wat nu betreft de klacht van den heer F. K. over den gedrukten middenstand en de hooge arbeiders bonenwij willen in het minst niet ontkennen dat een vrij groote groep, welke zich vroegèr tot den middenstand rekende, er slecht aan toe is en gevaar loopt te déclasseercn. De middenstand als zoodanig echter bloeit meer dan vroeger en is bovendien met tal van nieuwe elementen versterkt. En wat nu de hooge arbeidersbonen aangaat, de officieels cijfers van de plaatselijke directe belasting, volgens de laatste gegevens, zij kunnen hier het beate antwoorden. In onze stad was volgens deze gegevens het aantal aan slagen 4128, en daarvan waren er 2283, zegge twee duizend tweehonderd drie en tachtig, dus meer dan de helft, van duizend gulden en lager. De officiëele specificatie daarvan Is aldus: gehuwd ongehuwd 516 aanslagen van t 600 en f 700 359 6So 750 348 700 800 221 750 650 252 800 9OO 152 s 850 950 188 900 1000 lOl 950 1030 146 1000 1100 Wij nemen de laatste groep hierbij op, omdat volgens de gegeven cijfers niet is uit te maken hoe hier precies de stand der inkomens is. In ieder geval is hier nu, met officieels cgfers, be wezen, dat van het overgroote deel van de arbeiders hier ter stede het inkomen per week nog geen twintig gulden bedroeg. In hoeverre dat nu al dan r.iet een «medelijden wekkende positie* is, willen wij hier niet beoordeelen. Maar een feit is, dat bij deze In ieder geval toch economisch zwakken juist nu weer nieuwe inzinking te constateeren is, het gevolg van werkeloos heid, uitsluiting, de wereld-crisls-verschijnselen enz. De kinderen van deze proletariër zijn er uiteraard dus zeer slecht aan toe, en om deze kindertjes toch nog iets te doen mee-genietcn van het St. Nicolaas- feest was het, dat de bekende commissie haar werk was begonnen, haar werk, dat door de eigenaardige houding van de afd. v. d. B. v. N. O. bedreigd werd, Dè.t waren de feiten, dadrom ging het. V olksuniversiteit. Dr. F. ROELS. Lector van de universiteit te Utrecht, over: Psychologie en Beroepskeuze. Eerste Lezing. De vraag, wat moet mijn kind worden, is een vraag, die voor ouders en opvoeders een probleem is geworden. Vroeger, d.w.z. 50 j. geleden, groeide ieder als vanzelf in z'n toekomstig beroep. Sinds dien zijn de toestanden veranderd. Algemeen wordt thans de behoeft* om advies inzake beroepskeus gevoeld. Meisjes vinden tegenwoordig meer dan vroeger een plaats in de verschillende beroepen. Daardoor ook wordt de noodzakelijkheid van het vragen van adviezen ten deze gevoeld als van zeer groot belaog, zoowel voor den éénling als voor de gemeenschap. Er zijn ontzaggelijk veel punten, die een goede keus in den weg staan. Als eerste punt noemt spr. het feit, dat er zooveel beroepen zijn. Van Mameren heeft in zijn Handleiding bij de be roepskeus een paar duizend beroepen opgenomen. Dit feit kan dus makkelijk aanleiding zijn om mis te kijken. Vooral in arbeiderskringen is men genoodzaakt een beroep te kiezen op een leeftijd, waarop feitelijk het geheele leven nog een chaos lsvóór de puberteit of in de puberteit. Dit is een beletsel voor 'n goede keus. Er zijn heel veel punten, die een woord meespreken en die er eigenlijk n.ets mee te maken hebbenzoo de vraag, of je een goede positie zult innemen. Een jaar of drie geleden is in Duitschland een onder zoek ingesteld. Men vroeg de kinderen wat zo wilden worden en waarom. Tweevijfde deel koos een «modevak* (Spr. bedoelt niet een vak in mode-artikelen, maar een vak, dat in de mode ls: electricien, bankwerker e.d.) Daarbij bleek, dat zoo goed als geen rekening werd gehouden met psychische factoren. Heel interessant bij dat onderzoek was de vraagwaarom dat modevak gekozen werd. In de eerste plaats, omdat er veel geld in viel te verdienen. In de tweede plaats, omdat er een oom of een neef in dat vak werkte, die er wonderen van vertelde. En eerst in d* derde plaats kwam de neiging tot het vak aan de orde. Geen enkel kind vermeldde of 't er aanleg toe bezat ja dan neen. Spr. werd zelf eena om advies gevraagd. De vader van den zoon, dien het aanging, had reeds een keus gedaan n.l. een beroep waarin je na tien jaar een flink pensioen kreeg en niets meer behoefde te doen I Met zedelijke overwegingen wordt in den regel geen rekening gehouden. De voornaamste reden waarom de beroepskeus dreigt te mislukken, is het feit, dat we zoo weinig op de hoogte zijn met de lichamelijke en zielkundige eischen, die het vak stelt, en of het meisje of de jongen in staat is aan die eischen al dan niet te voldoen. Vele factoren zullen wel altijd een beletsel blijven de tal rijkheid van de beroepen b.v. De steeds voortgaande ontwikkeling van de maat schappij zal die moeilijkheid nog meer naar voren brengen. Naar mate de behoeften grooter worden, des te sterker zal de differentiatie in de beroepen voort gang hebben. Ook zal er wel geen einde komen aan de ongeregelde sociale verhoudingen. Veleu moeten dadelijk de kost verdienen. Dit geldt niet alleen voor de lagere, maar ook voor de hoogere beroepen Stuurt, men zijn zoon naar 't Gymnasium, dan sluit men al dadelijk een aantal vakken voor hem uit. De ijdelheid van de ouders zal ook wel n:et verminderen. Maar waar wel verandering in zal komen, lain de lichamelijke en zielkundige eischen voor de vakken en in ons oordeel over den aanleg en de geschiktheid van de candidaten. Hierover spreken we in 't vervolg. Eerst nog even ditEen goede beroepskeus ls niet alleen voor den individu maar ook voor de maatschappij van geweldige beteekenis. Men is gaan inzien, dat veel vraagstukken slechts kunnen worden opgelost, wanneer men een zuiniger gebruik gaat maken van de energie die elk kind in zich heeft. Men weet welk een funeste werking de oorlog heeft gehad op het vraagstuk van den arbeid. Daardoor Is men een onderzoek gaan instellen omtrent het brengen van den rechten man op de rechte plaats. In het Amerikaansche leger zijn 1.700.000 man zielkundig onderzocht. Men redeneerde één gek kan meer bederven, dan 10 dapperen tot stand kunnen brengen. Voorts werden nog 7000 mannen afzonderlijk onderzocht voor speciale beroepen. De gevolgen van den oorlog doen zich nog jaren lang gevoelen. Men is zich dan ook gaan afvragen, of het niet mogelijk zou zijn ook in den handel en in de Industrie méér te bereiken door den rechten man op de rechte plaats te brengen. De invoering van den 8-urigen arbeidsdag e.d. doen die vraag nog meer naar voren komen. In 't buitenland heeft men daar dan ook reeds een begin met deze zaak gemaakt en ook hier te lande begint men van de noodzakelijkheid overtuigd te raken. We zouden nu dadelijk kunnen beginnen met eeu zielkundige behandeling van dit vraagstuk. Wat ls psychologie? Velen zal het niet voldoende zijn als ik zeg: zielkunde. Eerst daarover dus iets. De zielkunde ls nog niet heel oud. Vroeger maakte ze deel uit van de wijsbegeerte, zooals bijna alle weten schappen. Als je vroeger wijsgeer was, was je wis kundige, natuurkundige, zielkundige, enz. De eene wetenschap voor, de andere na heeft zich van de wijs begeerte losgemaakt. De wiskunde, de scheikunde, enz. en eindelijk ook de zielkunde. De zielkunde heeft zich laat los gemaakt. Een van de voornaamste oorzaken daarvan was, dat er zooveel vraagstukken zijn van godsdienstigen en zedekuudlgen aard die tot de zielkunde behoorende onsterfelijkheid, het vraagstuk van den wilenz. Een wijsgeer geeft dergelijke vraagstukken niet zoo maar uit handen. Een tweede reden is, dat het experiment niet eerder in de zielkunde kon worden ingevoerd: Al de weten schappen danken hun bloei aan het feit, dat men bet onderzoek der verschijnselen proefondervindelijk kan doen plaats hebben. Het zielkundig leven, onze ge dachten, onze voorstellingen, dit Is veel te fijn, dan dat ze daarmee proeven zouden kunnen nemen, zelde men. Je kunt het niet voelen, niet betasten. Kant zeide reeds: Psychologie kan nooit een wetenschap worden, ze is te bewegelijk. Kant is nauwelijks 40 jaar dood of reefs probeert Weber datgene, wat we in ons hcbbeD, te meten. Kort daarna ging een ander nog verder en zeidede gewaarwordiugon kunnen we meten aan de verschijnselen die ze in 't leven roepen. Dan zouden we dus hebben een wetenschap. In 1878 werd een laboratorium opgericht, waar ze die gewaarwordingen gemeten hebben. We zullen nog gelegenheid hebben, zegt spr., een en ander met een proef te verduidelijken. Men is er o.m. in geslaagd om de grootte van iemands wil te meten. Steeds zat de gedachte voor: hoe ont houdt en herinnert zich de mensrh in 't algemeen. Men hield zich niet bezig b.v. met de verschillen tusschen man en vrouw, maar men onderzocht de zaak in 't algemeen. Maar kennis van de verschillen tus schen den één en den ander is van nog meer ge wicht. En zoo ontstond een individueele zielkunde. Het Is gelukkig, dat er zoo iets als een individueele zielkunde bestaat, om meer dan één reden. In de eerste plaats wel om de z.g. meoschenkennis, die leder zoozeer behoeft, want leder die met menschen in aanraking komt (en wie doet dat niet/) heeft noodig kennis van de verschillen, die tusschen het eene en het andere individu bestaan. Er zijn wel menschen dien een zekere mate van «tneu- schenkennis* aangeboren is. Zeker, spr. onderschat dat niet, maar al bezit je nog zooveel menschenkennis, je kunt er toch nog altijd wel wat bij gebruiken. En dan is er nog een reden. Spr. denkt aan het woord «keunis is macht*. De moderne mensch heeft met bewondering gezien hoe vele verschijnselen na toepassing (eloctrlcl- teit e.d.) het menschelijk leven hebben verrijkt. Men heeft zich afgevraagd of het niet mogelijk is om, even als In de natuurwetenschappen, in de zielkunde een zekere psychische techniek te bereiken (Prof. Heijmans). Er zijn er ook, die zeiden: laat de psychologie zich eerst maar voorbereiden op de practijk, laat zij zich maar niet zoo dadelijk in de practijk bewegen. Spr. meent echter, dat men met de practische toepassing niet kan wachten. We zijn er zeer zeker niet to vroeg meel se Les ing. Dezen avond zal gesproken worden over de lichame lijke eigenschappen, in verband met bepaalde beroepen. De aigemeene lichaamstoestand bepaalt de mate van weerstand tegen den invloed vao de nadeeleo van verschillende beroepen. Het is gauw te zien of iemand van sterke of zwakke constitutie is. Voor eeo ding dient men bij de be handeling van deze zaken, op te passen: dat men lichten arbeid niet gelijk stelt met gezonden arbeid. Typografen, sigarenmakers enz. verrichten geen zwaren arbeid, maar de gevaren voor vergiftiging zijn groot. We onderscheiden verschillende lichamelijke eigen schappen voor verschillende beroepen: Sterke been spieren b.v. zijn noodig voor een brievenbesteller, een bode, enz, Voorts zijn er de z.g. beroepskrampen, «schrijf kramp* b.v. als eigenaardige verschijnselen bij de uit oefening van bepaalde beroepen. Sommige beroepen vragen veel van de rugspieren (vergroeiing van den wervelkolom) 't geen samengaat met vergroeiing van de borstkas. Voorts moeten menschen met zweetvoeten of platvoeten niet een beroep kiezen waarbij veel ge- loopen moet worden. Ook aesthetische punten spelen een rol, vooral in die beroepen, die van representa- tleven aard zijn of die persoonlijke dienstverrichting eischen (diplomaat, verpleegster e.d Bloedarmoede komt veel voor bij het vrouwelijke geslscht. Dit wordt in sterke mate bevorderd door gebrek aan luebt. Zij moeten geen beroepen kiezen, die in besloten ruimte moeten worden uitgeoefend.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1920 | | pagina 2