ia het aucces daarbij zeer gering, want de bende der
roode oogen heelt overal haar agenten, is overal
werkzaam. Harold's beste vriend, Clayton, een jong
schilder, heeft een »lieve vriendin»... Vanya Tosca!
Dokter Montrose heeft een knecht, Felix genaamd,
die blijkbaar lid van de bende isZoo wordt het
geheel een aaneenschakeling van verwarde toestanden,
waarin de toeschouwer haast geen weg weet en
Harold nog minder. En is niet de detective, die met
het onderzoek naar de Roode Oogen-bende belast Is,
Parriah genaamd, is ook hij niet op een of andere
wijze betrokken bij de misdaad, ként hij wellicht
Pierre la Rue en wil hij hem beschermen?
Alles is nog onzeker in dit eerste stuk van het
mysterie. Maar wèl zeker is dit: dat men ons probeert
te suggereeren dat Pierre la Rue eigenlijk is Felix,
de bediende van dokter Montrose. Hij is nog geen
enkele keer tegelijk met la Rue verschenen, In) blijkt
later gewond wanneer er op la Rue geschoten is, hij
»doet net als» Pierre, hij En tóch Is hij het niet,
naar het ons voorkomt. Maar daarover de volgende
keer meerl
Men ga het zien. Men ga het zien!
De St-Nicolaasmarkt.
Wij ontleenen aan de inleidende beschouwing van
het bestuur:
Een geheel nieuwe instelling doet thans in Amers-
focr. haar intrede. Twee belangen, die schijnbaar met
elkander niets te maken hebben, werden door de om
standigheden tot één gemeenschappelijk belang ver-
eenigd. Sommige winkeliers hier ter stede, die niet
voldoende of in het geheel geene gelegenheid hebben
hunne voor St. Nicolaas-geschenk uitmuntend geschikte
artikelen voor het zoekende publiek ten toon testellen
en de Commissie voor het te stichten vereenigingsge,
gebouw der Christelijke Jongemannen Vereeniging,
die reeds jarenlang het voornemen koesterde een bazar
te organiseeren, doch daarvoor nog altijd naar een
nieuwe gedachte zocht, vonden elkander en hebben
thans voor deze beide vraagstukken eenc oplossing
gevonden. Vanaf Dinsdag 30 November des middags
5 uur tot en met Zaterdag 4 December des avonds
9 uur zal in de groote zaal van .Amicitia» een keur
van St. Nicolaas geschenken uitgestald zijn, waarbij
ieder iets van zijne gading vinden kan. Ook voor de
koopers is hier een zeer belangrijk voordeel aanwezig,
Als men in den eenen winkel niets parsends vinden
kan, Is men wel genoodzaakt na vergeefsche moeite
te hebbeii veroorzaakt een anderen winkel op te zoeken.
In .Amicitia» vind men een vijftiental winkels in
édne groote ruimte vereenigd. De prijzen zijn niet
hooger dan in de winkels worden gevraagd en van
iedere» verkoop wordt een vast percentage gestort iu
het Bouwfonds der Christelijke Jongemannen Vereeni
ging. Een strijkje zal de gezelligheid verhoogen, een
thee-tent onder hoogst bekwame leiding biedt gelegen
heid tot rusten na het vermoeide inkoopen doen, een
weegschaal stelt U In staat het gewichtsverlies daar
door veroorzaakt te controleeren en vele andere aan
trekkelijkheden als electrische virscherij, sjoelbak-wed
strijd en grabbelton zullen de Sin.t-Nicolaas-markt tot
een veel-bezochte en hoogst gewaardeerde nieuwigheid
omtooveren. De commissie rekent op Uwen steun door
bezoek, inkoop en aanbeveling.
Dat deze markt slage en medewerke tot de spoedige
stichting van een centraal clubhuis der thans in 9
afdeelingen rond 3.50 jonge menschen omvattende
Amersfoortsche Jongemannen-Vereeniging
De Directie der Christelijke Jongemannen-
Vereeniging
J. B. GROOTENDORST, voorz.
G. v. d. PIJPEKAMP, secretaris
A. R. VAN HOUDT, financiën
J. DE VRIES, algemeene zaken
Commissie
W. FLOOR
J. DE WILDE
K. UETHOFF
A. VAN WOUDENBERG
J. PIELE.
De officlCele opening slaagde uitstekend! De Wel-
Eerw. Heer Ds. W. J. Meiners, Eere-Voorzitter der
C. J. V., opende met een toepasselijk woord, waarin
hij vooral wees op bet groote doel dat beoogd wordt.
De welwillende medewerking van mevr. J. B. Mooy-
Molenaar (zang) en den heer A. J. C. Mooy (piano)
werd blijkens het telkens weerkeerdnde applaus op
hoogen prijs gesteld.
Een rondblik in de zaal desd ons zien, dat de deel
nemende firma's hier hun beste beentje hebben vóór-
gezet. Bij zooveel goeds en fraais namen te noemen
is baast niet mogelijk.
Verder is er gezorgd voor amusement en zal ook
de luxueuze en gezellige theetent een attractie blijken.
Een woord van lof aan het kranige bestuur, dat
aller verwachtingen overtroffen heeft. Moge het zijn
bemoeiingen beloond zien met een ruim financieel
auccesI
Uit het politie-rapport.
Op verzoek nachtverblijf verleeud aan A. L., Amster
dam C. B., Leiden; J. v. R„ Amsterdam, en J. W.,
den Bosch.
Bekeurd wegens het rijden met een niet ver
licht rijwiel en op vordering van de politie niet stil
houden B. J., St. Agatbastraat.
Terzake verontreiniging van den openbaren weg
L. v. d. H., Hamersveld.
Terzake het rijden met een niet verlichte auto
R. W. L., Rotterdam.
Nachtverblijf verleend aan J. D„ Arnhem.
Een bewoner van de Paulus Buyslaan deed aan
gifte van diefstal van twee rijwielen. Een justitioneel
onderzoek wordt ingesteld.
Door de politie is proces-verbaal opg< maakt
tegen 2 militairen, die in staat van openbare dronken
schap de orde verstoorden. Met behulp van een mili
taire patrouille werden zij naar de kazerne der bereden
wapens gebracht. Tegen hen is tevens proces-verbaal
opgemaakt wegens wederspannigheid.
Volksuniversiteit.
J. TAL
Opperrabbijn, Utrecht,
over:
JODENDOM EN JODENHEID.
Vierde Lesing, (Vervolg).
Het is dus te begrijpen, dat van de Joden nimmer
vervolgingen zijn uitgegaan. Het J.-dora wil geen prose
lieten maken, zegt niet, alleen zaligmakend te zijn. Het
waardeert eiken mensch, die tracht een goed mensch
te zijn, gunt ieder zijn geloofsvorm en zegt dat elk
mensch zijn plaats verdient wanneer hij slechts de
elementaire plichten van de mcnschheid erkent. Deze
plichten ziju zevengeen afgoderij, geen zedeloosheid,
geen moord, geen roof, geen Godslastering, niet eten
van ledematen van een nog levend dier genomen,
rechtspraak.
Deze zeven plichten waarin dus de humaniteit niet
eens een plaats inneemt, vormen de elementen van het
eenvoudig mcnscbelijk bestaan, en wie ze aanvaardt
heeft ook recht op een plaats, óók in het exclusief
particularistische Joodschc land.
De Jood verlangt niet dat de anderen Joden zullen
worden. Integendeel! Omdat hij weet, dat dejoodsche
plichten slechts als plicht opgelegd zijn aan wie als
Jood geboren zijn. Dit wil echter niet zeggen, dat
iemand, die uit overtuiging tot het J.-dom komt, zou
mogen worden afgewezen. Maar de zekerheid moet
dan ook gegeven zijn, dat het zoo iemand wezenlijk
ernst is. In dit verband zal het nu echter duidelijk
zijn, dat de Joden nooit Iemand konden vervolgen
omdat hij geen Jood was of het niet wilde worden,
dat de Jood tevreden is, wanneer iemand maar goed
Is. Zoo kent het J.-dom ook eiken mensch een aan
deel toe in de toekomende wereld, want wie het goede
ml kan het verkrijgen en de hemel Is niet speciaal
voor de Jóden terwijl de anderen verdoemd zijn. Het
grootste geluk dat de menschheld beschoren is, daaraan
heeft iedereen deel, Hottentot of Zigeuner, wanneer
de mensch maar goed is.
Deze universeele genegenheid waarmede het J.-dom
een ieder ontvangen heeft, spreekt duidelijk uit bijv.
de .lofzeggingen». Wanneer de Jood in de lente de
vruchtboomen bloesems ziet dragen, dan zegt hij een
zegenspreuk aan den Schepper voor al het goede dat
Hij de menschheid geschonken heeft en zegt daarbij
nadrukkelijk dat het niet voor hém is, doch voor allen
die er bestaan, 011 zegent God >die niets in Zijn wereld
heeft laten ontbreken en daarin geschapen heeft goede
schepselen en goede boomen, opdat de menschenkin-
deren er van genieten.»
En wanneer hij zijn ochtendgebed zegt, dan looft
hij God telkens voorbet goede aan het heele menschdom
gegeven, voor zijn Schepper- en Genezerschap van alle
menschen de gedachte aan het heele menschdom
loopt als een sterke draad door het heele .achttien»-
gebed» heen (behalve de uiteraard op het herstel van
Palestina en Jeruzalem betrekking hebbende stukken.)
Als de Jood een wijze ziet, leert zijn Jodendom hem
de zegenspreuk zeggen.Gezegend God, die van zijn
wijsheid aan de menichenkinderen heeft gegeven» en
als hij een koning ziet iooft hij God »Die van zijn
majesteit aan de menscheukinderen heeft gegeven.»
Men hoeft hierbij niet te vragen wat een Duitscher
zou zeggen wanneer hij den Engelschen koning zou
zien De jood echter overspringt alle grenzen en spreekt
nadrukkelijk uit, dat hij God heeft te danken voor
het zien van een drager van het goddelijk gezag.
Er is een verhaal in dcu Thalmoed over een blinden
Joodschen wijze, die wachtte in een Btraat waarlangs
een koning zou komen. En daarbij herinnert hij zich
het verhaal van Elia den profeet, die aan den choreb
de Goddelijke majesteit verwachtte en zegt in de
majesteit van den aardschen koning de af haling te zien
van die van den wereldkoning.
Uit deze universeele beschouwingen in zijn verhouding
tegenover anderen, spreekt ook duidelijk, hoe de jood
zijn medemenschen te behandelen heeft. Dat hij evenmin
den niet-jood als een jood mag benadeelen of bedriegen,
spreekt van zelf, maar ook dat hij juist wegens de
.plichten der humaniteit» ook de weldaden tegenover
niet-joden heeft te bedrijvendat hij hem heeft te
spijzigen, te verplegen en te begraven, indien zulks
noodig is. .Wegens de wegen der vrede,» zooals dat
heet. Men heeft deze term wel eens zoo willen uit
leggen, dat dit beteekenen zou: dus om geen ruzie
te krijgen. Maar dat gaat niet op! Want dan zou deze
uitdrukking b.v. niet omtrent Joden onderling zelf
gebruikt kunnen zijn.
En vermelding verdient hier zeker het gebed aan
de Psalmen ontleend dat de jood iederen dag
heeft uit te spreken .Alle volkeren, die Ge gemaakt
hebt mogen die komen en zich voor u neerbuigen
en u mede brengen.» Dit doet weer zien, hoe wel de
tempel in het gebed van den jood een belangrijk
element vormt, maar hoe onmiddellijk naast het bidden
voor het joodsche volk ook gebeden wordt voor alle
menschen.
En nemen wij dan het 18-gebed, dat 's ochtends,
's middags en 's avonds moet worden uitgesproken en
dat luidtGod, die de levenden in liefde onder-
.houdt, in groote barmhartigheid de dooden doet her-
.leveu, vallenden steunt, zieken geneestGij zijt heilig
.en uw naam is heilig en heiligen loven u eiken dag.
.Gezegend Gij Alvader, Die de heilige God is.»
Dit is zoo algemeen als maar mogelijk. Het kan
niet algemeener. En hierbij zij nog vermeld, dat het
joodsche gebed eerst volle waarde heeft, wanneer het
wordt uitgesproken in een gemeenschappelijke» kring
van tenminste 10 man,
Resumeerend mogen wij dus zeggen, dat het Joden
dom den Jood steeds wii opvoeren tot hooger universalisme
en dat het zijn oogen vin de joodsche nationaliteit
steeds en onmiddellijk doet richten naar de gansche
menschheid.
Ds. K. DEN HOLLANDER
Pred. Herv. Gem. te Amersfoort,
over:
DE WIJSBEGEERTE VAN SCHOPENHAUER.
Zesde Lesing.
Natuurlijk vragen wij in deze laatste bijeenkomst:
wat zullen wij tot al deze dingen zeggen? Wij willen
een balans opmaken en komen tot kritiek. Kritiek
komt van het Grieksche krinsln schiften, onderschelden,
oordeelen. En dan hebben wij allereerst te wijzen
op het vele goede, dat Schopenhauer ons heeft ge
geven. Wij hadden ons wellicht blind gestaard op één
zijde vati het leven. Schopenhauer heeft ons de andere
zijde laten zien; soms liet hij ons naar alle kanten
tegelijk zien en dat mag misschien duizelig maken,
het is in ieder geval gezond. En zoo hoopt spr. dat
zijn behandeling van Schop, aanleiding mag zijn voor
zijn hoorders om dezen wijsgeer nog beter te leeren
kennen en verstaan. Want al is er veel in zijn leer
dat ons tegen staat, dit voorkomt hij toch, dat wij
zullen leven bij de uiterlijke dingen, doordat hij er op
wijst, dat allééu de innerlijke dingen rijk maken, dat
de hoogste waarde van den mensch gelegen is In zijn
persoonlijkheid en dat, zal de mensch ooit tot waar
achtig geluk komen, tot zaligheid, dat is volheid, hij
eerst kennis moet krijgen van de ellende. Zoo zegt
Schop., dat de mensch eerst anders moet worden, dat
hij gebroken moet worden in zijn willen en begeeren.
Alleen heiligheid overwint ten slotte de wereld. De
mensch moet worden wedergeboren en is diep ellendig
zoo lang hij leeft aan de oppervlakte, bij de ver
schijnselen.
Er zijn zeer merkwaardige uitspraken van Schop,
Zoo bv. in tegenwoordigheid van den meergenoemden
Dr. Gwinner, na langdurige beschouwing van het
portret van De Rancé, den stichter der Trappisten-
orde: »ja, das ist Sache der Gnade*. Wij zouden
geneigd zijn te zeggen: .zoo spreekt toch geen atheist.»
Naar het Spr. voorkomt Is de wijsbegeerte van
Schopenhauer niet opgeweld uit diens eigen ziel, al
thans niet door hem zelf beleefd. Veeleer ziju zijne
eigene gebreken de oogen geweest waarmede hij het
ideaal heeft geschouwd. Daarom heeft hij de wereld-
verloochenaars - zijne heiligen wel vurig be
wonderd, maar zelf, hartstochtelijk in alles, niet'als
één hnnner geleefd. En zou niet menigeen, - zegt
Spr. zich uiten als atheïst, omdat hij, niet zonder
gevoel van eigen armoede en ledigheid, de blijdschap
en den zielevrede der geloovigen aanschouwt?
Schopenhauer maakt het ons waarlijk niet ge
makkelijk om kritiek op zijn stelsel te oefenen. Immers
zegt hij: »in hot opsporen van de gebreken van
anderen toont de erbarmelijkste en gemeenste zich
uiterst knap en ook de domoor toont zich scherpzinnig,
wanneer het de zwakheden en misslagen van zijn
meerderen betreft».
Ook moeten wij voorzichtig zijn met het aanwijzen
van tegenstrijdigheden in zijn wijsbegeerte. In 1857
kwam een boek uit van Rudolph Seydel, waarin deze
het werk van Schopenhauer becritiseerde. Schopen
hauer zelf zeide van dit boek: .Seydels boek is boven
alle verwachting ellendig. Tegenstrijdigheden opzoeken
is de gemeenste en bij alle domooren zeer gezochte
wijze van doen om een systeem te critiseeren. Ze
bladeren wat in een boek om tot ze dingen vinden,
die, uit hun verband gerukt, niet op elkander rijmen.
Menigeen van mijn beoordeelaars heeft dezen onzaligen
weg betreden, waarop men ten allen tijde louter
botterikken ontmoet. Wie een philosophisch systeem
wil omver gooien, moet het heelemaal begrijpen, diep
er op ingaan en dan niet den gedachtenkring, maar
de grondgedachten als foutief aanwijzen».
Dit gezegde van Schop., waarmede niet te spotten
valt, noopt om iets te zeggen van zijn wilsleer, die
zeker wel tot de grondgedachten zal behooren. Vragen
wij wat die Wil is, dan antwoordt Sch.deze vraag
is nooit te beantwoordeu, want gekend worden laat
zich niet rijmen met het lan-sich-stjn, d.i. met het
zijn zooals het is bulten alle kennis.
Ieder gekend ding toch is als zoodanig reeds ver
schijnsel.
Doe uwe oogen eens dicht, zegt S. en kom tot
zelf-coutemplatie. Buiten ziet ge alles in tijd, ruimte
en oorzakelijkheid, doch daarbinnen is geen ruimtelijk
heid en ook geen oorzakelijkheid meer, want de oor
zakelijkheid is de Wil zelf. .Der Wille 1st causalltiit
von innen gesehen».
Ten gevolge van den hem nog aanklevender tijds
vorm kent ieder zijn wil slechts in de afzonderlijke
handelingen, doch niet in zijn geheel. Daardoor kent
niemand zijn karakter geheel. »De tijd is de éénige
sluier, waarachter de werkeiijkheid voor mij nog ver
borgen blijft», aldus Schop., .zóóver heb ik den sluier
opgetild, verder dus dan Kant, die haar zag in de 3
vormen van tijd, ruimte en causaliteit.»
Maar wij moeten toch niet vergeten, zegt spr., dat,
wanneer die sluier van den tijd verdwijnen zou, de
Wil zélf óók zou verdwijnen. Immers zonder tijd geen
verandering of duur, geen worden of zijn, geen ik
of wereld.
Schopenhauer heeft aan zijn Wil een ontzaggelijke
uitbreiding gegeven, waardoor de gewone menschelijke
wil in de schaduw komt. De praktische beteeksnis'Srvan
echter is, dat, waar hij den Wil alleen in den tijd ziet,
dit aanvechtbaar blijkt, omdat mèt den tijd ook de
wil zou verdwijnen. Hieruit blijkt weer, dat alle grond,
waarop onze kundigheden en wetenschappen berusten,
het onverklaarbare is. Ook Schopenhauer, de lijn door
trekkende, moet komen tot metaphysica, tot het boven
natuurlijke, en de Wil, waarvan hij telkens spreekt,
is een metaphysische bovennatuurlijke Wil. Hier is het
punt, dat aan de geloovigen bet recht geeft om te
spreken van een redelijkheid des geloofs. Redelijk Is
het te gelooven in een God, die een eeuwig, onbe
grijpelijk Wezen is, die zich zelf heeft geopenbaard.
Bewijzen, in wetenschappelijken zijn, laat zich hier niets.
Weten doen wij alleen, wat wij nauwkeurig kunnen
waarnemen, en bewijzen wil zeggen den grond van
iets aantoonen. Maar natuurlijk is het onmogelijk den