Dinsdag 14 December 1920 No. 9421 70e Jaargang Uitgave van de Drukkerij „DE AMERSFOORTSCUE COURANT" voorheen Firma A. H. van Clccff. REDACTEUR: K. LJBERTI. AMERSFOORTBUREAUX KORTEGRACHT ,a EN VAI.KESTRAAT TELEFOON KENNISGEVINGEN. HINDERWET. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort, Gelet op artt. 6 en 7 der Hinderwet, brengen ter kennis van het publiek, dat een door DE FIRMA JAC. VAN GENT Ingdlend verzoek met bijlagen, om vergunning tot het oprichten van een bakkerij, te drijven door een electromotor van 6 P.K. In het perceel alhier gelegen aaa den Leusderweg No. 198 bij het Kadaster bekend onder Sectio B. No. 3634 dat een door DE FIRMA R. VAN DIJK ingediend verzoek met bijlagen, om vergunning tot het uitbreiden van een steenhouwerij door bijplaatsing van een electromotor van 7J/g P.K. in het perceel alhier gelegen aan de Arnhemscheweg No. 8 bij het Kadaster bekend onder Sectie B, No. 4052 dat een door G. T. VOSHART ingediend verzoek met bijlagen, om vergunning tot het uitbreiden van een vcrnikkel-inrichtlng, door bij plaatsing van een electromotor van 3 P.K. in het perceel alhier gelegen aan de Willem van Mechelenstraat Ne. 24 bij het Kadaster bekend onder Sectie B, No. 3450 op de Secretarie der gemeente ter visie ligt, en dat op Maandag, den 27 Dec. aanstaande, des voormiddags te half elf ure gelegenheid tsn Raadhuize wordt ge geven om, ten overstaan van het Gemeentebestuur of van één of meer zijner leden, bezwaren tegen het op richten en uitbreiden van de inrichtingen In te brengen, Tot het beroep, bedoeld In art. 15, ie lid der Hinder wet, zijn volgens de bestaands jurisprudentie alleen zij gerechtigd, die overeenkomstig art. 7 der Hinderwet voor het Gemeentebestuur of één of meer zijner leden zijn verschenen, teneinde hunne bezwaren mondeling toe te lichten, Amersfoort, 13 December 1920. De Burgemeester voornoemd, v. RANDWIJCK De Secretaris, A. R. VEENSTRA. STADSNIEUWS Commissie voor Arbeidersontwikkeling. Frank van der Goes, Privaat-docent aan de Universiteit te Amsterdam, over Hlstorlsch-Materlallsme. at Lezing, Voordat spr. zal beginnen met het maatschappelijk verschijnsel van den godsdienst te bespreken, moet eerst een algemeene opmerking voorafgaan om een schijnbare moeilijkheid spoedig weg te nemen. Deze moeilijkheid ligt hierin Alle aanhangers van bet Historlsch-Materiallsme beschouwen godsdienst als een maatschappelijk ver schijnsel. Maar om dat te kunnen doen, moet men voor zich zelf volkomen met het godsdienstig geloof hebhen gebroken, V/ant het godsdienstig geloof Is in de oogen van alle geloovigen juist niet een maat schappelijk verschijnsel. Het is voor hen met Iet», dat uit de samenleving van de menschen voortkomt, maar het la voor hen (voor de godsdienstige!) dus) een bewijs hiervan, dat é<w<r*maatachappelijke machten aanwezig zijn, die niet alleen al bet bestaande behesrschen, maar die ook in het menschelijk gemoed een behoefte aan bet godsdienstig geloof hebben neergelegd. Wan neer men zóó denkt, dan Is, om het kort te zeggen, het godsdienstig geloof niet een schepping van den mensch In verschillende vormeD van samenleving, maar dan Is, omgekeerd, de mensch mét zijn geloof een schepping van de godheid. Voor de aanhangers van het Hist. Mat. echter be staat slechts deze vraag: Hoe komt het, dat de men schen In 't algemeen Iets hebben In hun geestelijk bestaan, dat meD godsdienst heet en hoe komt het, dat dit zich in den loop van de geschiedenis In zulke verschillende vormen vootdoet? Men gevoelt, dat degeen die er zoo over denkt Is. atheïstisch. Maar dan niet in de beteekenls die «om- mi gen aan dit woord geven als ««//-godsdienstig, vijandig aan den godsdienst, maar in de werkelijke beteekenls van het woord nl.godsdienst/oor. Spr. gelooft, zonder gevaar voor tegenspraak van menschen die bet geestelijk bestaan van de arbeidersklasse kennen, te mogen zeggen, dat de levensbeschouwing van het moderne proletariaat godsdienstloos is. Eén van de kenmerken van de geestelijke ver schijnselen der arbeidersbeweging Is deze, dat die arb.bew. leeft buiten den godsdienst, voorzoovcr ze niet tot een eigen begrip daarvan Is doorgedrongen. Waar op geestelijk gebied het proletariaat zich heeft bevrijd van burgerlijke ovcrheersching, daar heeft het ook de godsdienst vaarwel gezegd. Ook burgerlijke schrijvers, die zich met het geestelijk leven van do arb.klasse hebben bezig gehouden, komen daar dan ook rond vooruit. Degenen die plm. 70 4 80 jaar ge leden de Engelsehe arb.bew. beschreven hebben zelfs die hebben al vastgesteld (tot hun verwondering, ja, tot hun ergernis), dat niet alleen alle kerkschheid bij die arbeiders wat verdwenen, maar dat zij ook niet meer godsdienstig waren ln algemeenen zlu. Dit verschijnsel trok daarom nog méér de aandacht, om dat mou moest toegeven, dat deze menschen op geestelijk én zedelijk gebied volstrekt niet ten achter stonden bij de anderen, de godsdienstigen. Dit doet zich voor als Iets wonderlijksvoor ons Is het niet vreemd. Wanneer in't algemeen bet zedelijk peil heel laag staat, dan zal juist een vooruitstrevende klasse, die veel van de fouten van baar eigen klasse overwonnen heeft, zorgen, dat zij ook In die opzichten een goed figuur slaat. Zeker kan dus worden gezegd, dat het wezen van de prol. levensbeschouwing behoort tot het atheïsme. Sommige oppervlakkige atheïsten beschouwen gods dienst zonder meer als oppervlakkigheid, domheid, enz. Wy beschouwen het echtor als con maatschappelijk verschijnsel, en onderzoeken het als zoodanig. De te voren aangekondigde schijnbare moeilijkheid nu zit hierin, dat niet kan worden gezegd, dat do politieke beweging van dlozelfde klasse aan den gods dienst vijandig zou moeten zijn In dezen zin, dat zij alle geloovigen zou moeten uitsluiten, of althans zou moeten beschouwen als een minderwaardig soort menschen. We nemen van onze leden aan, dat zij met onze beginselen instemmen, dat zou dus ook golden voor wat betreft de godsdlenstloosheld. We weten nu uit de praelijk, dat er menscbcn zijn, die bij onze be weging behooren en zelfs in haar midden een goedo plaats innemen, maar die nog niet met den godsdienst hebben gebroken. Dit la niot alleen het geval bij de S. D. A.P., maar ook bij de Communisten en Syndi calisten. Het is bekend, dat er zelfs een groep van christen-socialisten bestaat. Hoe is dat nu te vercenlgen Namelijk het feit van de godsdlenstloosheld in de proletarische levensbeschovwlng en het feit, dat nan baar beweging wordt deelgenomen door aanhangers van den godsdienst? Het antwoord Is eenvoudighet Is geheel een prac- tlschc kwestie. In ons program Is zooveel opgenomen, als In het practlsch leven bereikbaar is. Men bohooft nlst elk onderdeel te onderschrijven, maar men moot in 't algemeen met het program kunnen meegaan. Er moeten dus gemeenschappelijk gedachten in zijn. Juist omdat hot program uitdrukt, hetgeen noodlg Is voor gezamenlijk handelen, la het duidelijk, dat het verkeerd zou zijn dingen er In op te nemen, die een aantal menschen al dadelijk zou uitsluiten. Zoolang er menschen zijn van allerlei godsdienstige richting, die goede socialisten zijn, zal het niet mogelijk zijn om In het program een punt op te nemen, dat hen zou afstooten. Het is ook volstrekt niet noodlg om dat te doon. Men kan van een godsdlonstlgen socialist dit zeggen dat hj niet of nbg niet de geheele levensbeschouwing van het moderne proletariaat heeft aanvaard. Wij komen allen (behalve een aantal jongeren vaa thans) uit de burgerlijke levensbeschouwing. Wij hebben allen ons tijdje van burgerlijkheid doorgemaakt. Som migen hebben zich geheel er van losgemaakt, andere zijn op weg, maar er zijn er, die zich wel nooit van de burgerlijke gedachten wereld zullen kunnen vrijmaken. Dezo laatste hebben dan echter toch zóóveel opge nomen van de prol. levensbeschouwing, dat ze zonder bezwaar aan onze beweging kunnen deelnemen. Spr. gelooft, dat de tijd gaat komen waarin men niet anders dan eenlge overblijfselen van burgclijke gedachten aantreft. Dit grool-proces moeten we rustig z'n gang laten gaan. Spr. wil thans nog niét* overgaan tot oen dieper Saandc beschouwing over het wezen van het gods- lenstlg .geloof. Vooraf, bij wijze van inleiding, zullen ecnlge :iin of meer bekende gevallen uit de geschiedenis van den godsdienst worden behandeld, opdat men vertrouwt rake met do gedachte, dat de godsdienstige opvattingen veranderon met groote maatschappelijke gebeurtenissen. Hij heeft allereerst het oog op de Kerkhervorming, die In Europa gedeeltelijk een eind gemaakt heeft aan de oppermacht van de Katholieke Kerk. Wanneer men daarover de burgerlijke beschouwingen leest, krijgt men dezo vorklarlng; dat tegen don tijd van de Hervorming (In den loop van de 16e eeuw) con behoefte opkwRm naar een vrijere, zuiverder, mcnschelijkcr leer, een leor die meerde verantwoorde lijkheid voor het menschelijk doen en laten legde op de persoon, een leer dus, die het eigenlijke zedelijke leven hoogcr stelde dan het volgen van kerkelijke voorschriften. En bij deze verklaring blijft het dan ook in den regelHet Protestantisme is een hoogere vorm van Godsdienst dan het Katholicisme. Spr. ontkent volstrekt niet, dat, op een bepaalde manier beschouwd, het Prot. past bij een hoogero beschaving dan hst Kath. maar om nu eenvoudig te zeggen, dat het bctoro ln du plaats gekomen is van het mindere dat vindt hij niet voldoende, want daarmee is do Horvorming nog niet verklaard. Het gaat dus om deze vraag waarom hebben do menschen In dien lijd In ons land, In Engeland, Dultschland, Frankrijk, enz.waarom hebben zij zich voor 'n groot deel losgemaakt van do Kath. kerk Geachte hoerden, dat is een klasse-beweging geweest. Do Katholieke kerk wasceti maatschappelijke instelling. Laug had zij geregeerd als de grootste, de best georganiseerde macht, die dc macht van koningen en kolzors te boven ging. Van uit Rome werd heel Europa Ïcrcgecrd als «en Intomatlonale politieke Instelling. _)It kan mon o.m. hieraan zien, dat dc Kath. kerk "ag b.v., I Europa betaald moest worden. De Kath. kerk regeerde ook niet het minst door haar rijkdom. Alle rijkdom bestond In die tijden hoofdzakelijk uit grondbezit en lijfeigenen. Die lijfeigenen waren niot precies slaven, maar ook geen loonarbeiderszij behoorden bij den grond, due bij hut grondbezit. Welnu, do Kath. kerk was met do adel de grondbezltster. En ook op geestelijk gebied heersebte do kerk. Eonlgs eeuwen achter elkaar was zij de ecnlge plaats waar wetenschap en kunst konden worden beoefend. De ecnlge plaats waar mon de over blijfselen van oude wetenschappen had bewaard. De geestelijken waren de eenlgo monachen dlo wat wisten. Zoo heerschte de kerk ook op geestelijk gebied. Tegen die kerk nu, die men moet zien allereerst als een sterke maatschappelijke Instoillng met groote politieke macht en die ook geestelijk sterk stond en die dus daardoor haar leerstellingen op kon leggen aan de massa (dadelijk zullon wo nog In bijzonder heden zien, hoe die kerk ook door baar cereditnst groote macht ultoefonde) tegen die kerk nu kwam een nieuwe maatschappelijke macht, nieuwe klasse In opstand, n.l. de stedelijke burgen/, georganiseerd ln stadsbosturen, gewapend mot olgeu militaire instellingen, sterk ook door geldbezit, Deze klasse had n.l. voet rijkdommen verzameld In handel en Industrie. Dat was een kiasso die, lu haar groeiende mach», zich beslist verzetten moest tsgen de Kath. kerk. Die twee konden niet naast elkaar blijven bestaan. We moeten nu zien hoe In de veranderingen, die het Protestantisme bracht, optreedt bot werken en strijden van die nlcuwo burgerlijke klasse. Wat Is dan bet kenmerk vaa het Proteitantlsmo vergoleken bij hot Kath. goloof en bij de Kath. cerodicnst Vergelijk een Kath. geoatolljke, zooals we dlo nu nog kennen, mot oen prot. Predikant. Dan zien we al dadelijk, dat de Kath. geestelijke een maatschappe lijke instelling vertegenwoordigt met con veel grooterc macht dan die van don predikant. De kath. geestelijke is een priester. Dc prot. predikant Is een herder, een voorganger, hij Is niet een priester. Daaronder verstaat men Iemand, die door z u geestelijk ambt gewijd Is, die opkomt boven don leek. De priester wordt tst den dlosst gewijd. Eenmaal gewijd, kan men z'n priester schap nooit meer verliezen. Men kan het zlcb natuur lijk omvaardig maken, maar eenmaal tot priester ge wijd blijft men dit. Vandaar dat ook wel het aller- ergste dat gebeuren kan is, dut een priester ophoudt dat te zijn en zich als zoodanig te gedragen. Een predikant daarentegen kan z'n ambt noerleggen on In 't burgerlijk leven gaan, zonder dat Iemand het hem kwalijk neemt. Maar een Kath. geestelijke die dat doet verliest In zijn kring alle achting. Bij dat priesterschap behoort voorrl dit, dat men bevoegd Is om als middelaar op te treden tusschen

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1920 | | pagina 1