saZ^rv^ri rr in Z frtks. 4™ MKs£ doorstaMn°Itriidtetwpier<le J*"* de 8chaduw vaD den trekken W'j w no« het ,8at8tc boek ligt de zachte dt jTV' Maar °ver het vlerde heeft, van wie gelouterd a m'e van w,e overwonnen Wij zullen nn. ?i,!° .KhoOB!lel.d herboren la. schoonheid ,,i„ 1 1 zooals Kloos zegt. de eu gewiidt üf w*3" llitar temPel heeft geopend verhS nSC' i?'«jlt""' 3»- Do onvermengde Bloemen iL\ r }i 3g oren W1J ln 161 Dorre v ZZZ^ J i Gesche\den N) Wedervaart. De be- r»an ™i oplorsing klinkt door In (87) De Afgrond. dan wfdw^fo !'lende DU eeUS roeren,ie en peinzende. JKmeZZZ ,*°S* en 8ewe'd'ge< perloden tot ln winnï 1 W u°rdt beleden de heerlijke over- vlnden mii di r?" op hct leven- En len eiotte kla« .tlbi ,-erl5ke Mli«held «l'gesproken in de klare stilte die ligt uitgelegd over de sonnetten van U""' Amm A- A's tweede belangrijk deel van Perk's nalatenschap noemden wij reeds de Iris,een gedicht waarmede op onze tweede bijeenkomst reeds kennis is ge maakt. De gedachte van Iris is ontleend aan de Gneksche mythologie, alwaar wij lezen dat Iris, de regenboog, treurt om Zsphyrus (Zefier) den westen wind, met wien zij nooit vereeuigd kan worden. Perk nu ln zijn gedicht maakt Iris tot het symbool van het eeuwigdurend verlangen, dat niet bevredigd kan worden. Straks zullen Wij nog een beteekeuisvol gedeelte uit dit gedicht aanhalen, doch wij hebben ons thans eerst nog even eene vraag te stellen. Die vraag is deze. Indien het waar is, dat in de tachtigers het alge meene besef der poözie, het zuivere besef der schoon heid was ontwaakt, gelijk wij een vorige maal besproken hebbenen indien de tachtigers terecht Perk tot hunnen voorganger rekenen, in wien dus dat besef ook moet hebben geleefd moeten wij ons dan niet afvragen of de verzen van Jacques Perk, die veertig jaar ge leden gedicht zijn, ook thans nog, voor ons, blijk geven te dragen den glans van dat unlverseele Schoonheids besef? Moetan wij ons niet voorhouden, dat, indien zulks niet het geval zou zijn; indien Perk's kunst tot ons niet meer spreken zou, zij ook geen element van algemene schoonheid, geen element van besef van het eigenlijk wezen der poözie in zich dragen Moeten wij ons niet afvragen of hier dan de Schoonheid in haar ware wezen zich manifesteert, en ln de woorden van den dichter Perk ons ook thans nog algemeene waarheden voor ons verlangend hart te geven heeft? Laat ons eens zien. Laat oss een oogenblik trachten de algemeene geestelijke toestand van den bewust geworden geestelijken mensch te beseffen. Het is voor de meesten onzer een moeilijke en een bittere tijd, wanneer wij voor het eerst «In de wereld* komen. Wij zijn teleurgesteld. Wij beseffen vagelijk Iets te hebben verloren. Wij zoeken vruchteloos op honderd wegen ons geluk te hervinden, ons paradijs, ons verloren tooverland te herwinnen. Weinigen hebben gelegenheid in den strijd met de werkelijkheid om hun gewaarwordingen te ontleden. De kindertijd was beter we weten niet waarom. Wij hadden ons het leven mooier voorgesteld we weten niet hoe. En met dec gang der jaren schikken wij ons mokkend in het onvermijdelijke. Nauwer, steeds nauwer is de wereld ons gaan in sluiten met plichten en taken; ons hoofd kwam vol van plannen en regelingenvragen drongen zich op, die een antwoord eischten de vrijheid, de vlotheid van leven verdween. Wij kwamen gevangen In moraal- voorschriften en conventies; wij bouwden steeds over nieuw onze wereldbeschouwingen; we moesten ons terecht vinden onder de menschen en ons brood ver dienen. De vrije uren werden steeds minder en zelfs in de vrijheid bleven de zorgen en beschikkingen ons nabij als een zwerm vliegen, die niet zijn af te slaan. Doch da herinnering aan de natuur was ons bij gebleven. En ook de fantasie had vrij spel. Wij bouwden een rijkere schoonere wereld aan de grenzen van de be kenden. Toen kwamen de verlangens naar het wonder lijke Oosten, waarvan we lazen, naar Griekenland en Italiëhet hunkeren naar avontuur en romantiek, naar het heroïsche en verheffende ln het duldelooze sleur- leven, naar liefde, naar roem misschien. Daarin zou de verlossing zijn. Maar teleurstelling volgde op teleurstelling. Het volle vreugdige leven leek dor en banaal, en de menschen waren hard en kwaaddenkend. En de natuur (dat was mogelijk het ergste!) de natuur scheen ledig. Alle aspiratie scheen te verleppen en te verkommeren. Wij verloren ons vertrouwen in de hoogheid van kunst en moraal en wij geloofden, dat a'les zelf bedrog was geweest. Maar de mensch, die wint in jaren, wordt stiller, en vindt zic'nzelven. En de dag kwam voor ieder van ons, dat wij inzagen, dat al het begeerde schoon niet lag buiten ons, maar in ons. En zoo komt het dat iuist op het oogenblik, dat wij ons in wanhoop en vertwijfeling van het heoger leven hebben afgewend, om ln de zware dagtaak temidden der verachte wereld verdooving te zoeken, dat juist op dut oogenblik de vrede en het geluk op het onverwachte tot ons komen. Want wie denkt, dat hij in afzondering de Schoonheid kan leeren kennen vergist zich; en wie denkt dat hij den grooten zielsvrede deelachtig kan worden door zich terug te trekken uit de werkelijkheid vergist zich Het geluk wordt niet verkregen door het leven ^De^fel^kfr'niet ten hemel stijgen als d® v°e'®° niet vast OD de aarde geplant staan. Want dit hadden XS k. bij Wi« a. ril» s«k.m» fc wien verlangens en eerzucht niet meer plagen, gaat met een blij gezicht onder de menschen, om daar zijn werk te doen, en liefde en vrede te brengen. Zoo gaan wij dan, «n dit is het, wat wij bedoelden met betrekking tot de kunst van Perk te zeggen: zoo gaan wij dan wel een tijdlang door het leven, dragende ons arme hart in onze bevende handen tusschendoor 1 domme kwaaddenkende menigte die ons niet begrijpt; zoo beseffen wij dat er altoos zal zijn een ongestlld verlangen maar voor wat wij verloren, Is ook groote winst! Dat is de winst, die door Perk in de «Iris* Is uit gezongen; die toen als nu hare onvergankelijke be- teekenis voor den om geestelijke bevrijding worstelen den mensch had en heeft, en waardoor dus ook Perk's kunst nog voor het tegenwoordige geslacht hare waarde onverbleekt behouden heeft. Want naast het besef van dat eeuwig onbevredigd verlangen: naast het besef onzer menschelijke klein heid en eindigheid; naast het besef van de noodzake lijkheid van het geestelijk lijden Is er de eeuwige toeverlaat var. de Liefde, die richzelve offert. Als de regenboog over de wereld, welft zich hoog de menschelijke ziel over den weedom dezer aarde: Ik ben geboren uit zonnegloren En een vochtige zucht van de zee Die omhoog is gestegen, op wieken van regen Gezwollen vau 't wereldsche wee. Mij is gemeenzaam, wie even eenzaam Het leven verlangende slijt En die in tranen' zijn vreugde zag tanen Doch liefelijk lacht als hij lijdt! Kunst en Wetenschap. Oper «Martha*. gut-wat-valt-dat-mee-van-dle-di-let-tanten, zoodat ze vanwege de dan noodzakelijke niet if- en welt»pkam- mlng alsmaar juichten 2, De spelers waren allen thee- en koffiekennissen en vrienden en vriendinnen aan wie als soo- danig hulde werd gebracht; 3. In Amersfoort is men niet zoo met die zaken vertrouwd (hu!), is men niet veel gewend (hol), en dies was men verbaasd. De laatst- (dus sub 3) genoemde reden mag, kan, wil, dèrf ik niet te handhaven voor dit publiek. Ea de keus tusschen de beide andere punten (dus sub 1 2) is me te 2waar Reeds wilde ik met deze problemen m'n hersens gaan pijnigen, maar iam nox umidt caelo praecipltat suadentque cadentia sidera somnos. Dat wil zeggen: wel-tèriuten. Denk om die ambtelijke punt-komma, zetter! S. Ingezonden Stukken. Buiten veranhvoordelykheid der RedactieKopy van ingezonden stukken, al dan niet geplaatstwordt niet teruggegeven. Het zou dom-gemakkelijk zijn om bij de opvoering van deze opera door dilettanten (Zaterdag j.l. in «Amicitia*) een lijst van onvolledigheden en onzuiver heden over te leggen, 'k Wil dat dus niet doen en al dadelijk even vastleggen (hoe heb 'k dat gezegd, hé I), dat 'k iets hoorde èn zag wat m'n verwachtingen ver overtrof al voeg 'k daar in-één-adem bij, dat die verwachtingen héél minnetjes waren. Als 'k dan niet zoo'n lijstje overleg, dan moet 'k toch wei met nadruk schrijven, dat men met een betere voorbereiding nog belangrijk grooter resultaat had kunnen krijgen. Want in het samenwerk van muziek zang en tooneel waren enkele slordigheden van zulk een omvang (een «slordigheid* met een «omvang* raaje raaje, wat Is dat dat ze zélfs dilettanten kwalijk genomen moeten wordeu, omdat ze duidelijk op een onvoldoende voorbereiding wezen. Men heeft natuurlijk erg zittfu hrspelen met het tè kleine tooneel. Dat in aanmerking genomen, was het decors goed en de fraaie costuums mogen een extra pluimpje hebben. Het orkest was erg slap in de ouverture maar liet zich later wat meer «gaan*, soms zelfs te veel. Alles in aanmerking genomen heeft de heerTiggens met z'nzoo-maar-ergens-vandaan-gehaald orkest kranig werk geleverd. «Martha* («de straatzangeres van Londen*,pardon «Lady Harriet Durham, eeredame der Koningin*), vertolkt door Mevr. Jonckers, heeft een stem, die voor de opera niet deugt, die te zwak is, die «in de hoogte< voor s/4 uit klank en voor llt uit adem-zonder-meei bestaat, die o, goeie hemel, wat ga 'k nou doen 'k Zou zoet zijn en braaf en er om dénken, dat «dilettanten niet afgekamd, maar aangemoedigd moeten worden* (zoo zei me een deftig heer-van-raid-del- baren-leeftijd), En ik beloofde. Dus: «Martha* zong goed, acteerde goed en ver diende zeker het aanhoudend applaus en de bloemen. Het publiek applaudiseerde zoo ongeveer na elk solo en duo. bloemen en applaus en kransen, weer en nog eens applaus en bloemenom te duizelen vooral als je dat niet zoo eiken dag ziet in Amersfoort. Ik ben althans de tel kwijt geraakt. Alleen herinner 'k dat na het ballet (dat ongetwijfeld voortreffelijk 1) mevr. Tiggers-Hoven (verdiend) en nég een dame (onverdiend) bloemen kregen, maar een klein, slank, zeer gracieus dametje (in een grijs geruit rokje) die snoezig bloemetjes wierp en door baar soepele en slerlijk-rhythmische bewegingen veel aandacht verdiende en ook trok niet. 'n Beetje pruilend cshoof ze naar den achtergrond en bij Zeus en alle hemelingen had 'k nog genoeg in m'n ach- ozo-plattebcurs gehad, zeker hadde ik den bloemist gebeld en zij zou haar bloemen-aandeel hebben ge kregen. Helaas, moet ik bier in de aanvoegende wijs spreken. 'k Ben aan 't dwalen gegaan. «Marthat dan zingt goed en «Nancy* (Mevr. van Mazelen) zingt óók goed, maar haar scherpere stem steekt te sterk af bij de teere sopraan. «Lyonel* (eerst een boer, later een mylord) zingt beter dan hij acteert. Hij verdient iu elk geval lof voor z'n beslist boelende zang - dl «Plumket (de rijke pachter) niet minder hij zingt èn acteert goed. Geen van beiden kan gezegd worden van «Tristian* (neef van Lady Harriet uurham). Daze ridder moet zich maar niet meer in de (operaj- kou wagen, want hij heeft een stem als als als onze geachte wethouder-dokter (of andersom Jorissen. (De heer Jorissen hoeft zich dat heelemaal niet aan te trekken: hij zingt en acteert Immers nooit? althans het eerste niet). Zooals ik zelde: het applaus was niet van de lucht. Er waren zelfs eenigc ovaties. Een gewoon mins (en dat Is ondergetcekende b.v.) werd er naar van. Applaus en bloemen waren zeker verdiend, maar zóó erg Er zijn drie redenen voor zulk een voor Amersfoort allerongewoonst lawaai aan te voeren 1. De menschen waren alle in een stemming van Meisjes na-school. Met meer dan gewone belangstelling las ik het ingezonden stukje van A. R. In de Amersf. Crt. van 14 dezer. Ik zeg met meer dan gewone belangstelling, omdat ik 't zoo roorend met A. R. eens ben dat kennis van vele practische vakkea bij de meeste vrouwen geheel ontbreekt. Maar lk ga niet mee met A R. waar hij betoogt dat de vrouwen onderricht zouden behoeven in een voudig timmerwerk, beitsen en lijmen. Het kan zijn dat ik, als getrouwd man, niet «the right man I11 the right place* ben om een en ander te beoordeelen, maar mijn meening Is dat de meeste vrouwen: ie. Goed aan den weg kunnen timmeren, 2e. best kunnen (ver)lakken (nauw verwant aan beitsen(, 30. uitmuntend kunnen lijmen en derhalve voor deze vakken geen leermeester van noode hebben. Blijft over soldeeren en electrlclteitsleer. Ja, d'r valt In een hulshouding nogal eens wat te soldeeren en nu met name de arbeldaloonen zoo ge weldig hoog zijn, behoort, ook m.i. in ieder gezin minstens één goede soldeerster (of is het soldeerderes?) te zijn. En waar tegenwoordig bijna In alle woningen (ook d'e, of juist die, der arbeiders) electrisch licht is, kan dit soldeeren heel handig electrisch geschieden. Een aanwijzing zou ik den adspiranten-soldeerster echter willen geven, n 1. schaft u direct een «groote* en een «kleine* soldeerbout aanl Nu kom ik vanzelf aan de electrlclteitsleer. Hebt u, A. R., wel eens ees 120-volts opduvel gehad? Niet; nu ik wel en sindsdien bemoei ik me met electriciteitsleer niet meer dan noodig is voor het om draaien (c.q Insteken en uittrekken) vau een contact en 't verwisselen van een lamp. Ik ben positief tegen electriciteitsleer, omdat zoo'n onverhoedsche schok meer nog dan een druppel gloeiend tin de aangename conversatie ln 't gezin zoo hopeloos in de war kan sturen. Alleen om onzer kinderen wil zou ik er reeds op tegen zijn. Ja, A. R„ er zijn vele desiderata. Zoo zou Ik b.v. een goed adres wenschen voor een paar kilo stikstof om een paar honderd kilo aardappelen méér uit den grond te kunnen halen dan dit jaar, toen m'n tuin, met geen mogelijkheid, meer dan wat geschoten sla en boerenkool wilde opleveren. «Waar geen electrlcltelt is, kan de wiWdenmachl- nalen arbeid voor den mensch verrichten.* Heel juist, maar deze waarheid kan aan de volgende niets ver anderen, n.l. deze Dat te veel wind oorzaak kan zijn dat men, zelfs in dezen electrischen tijd, niets voor den mensch vermag te verrichten. K. D. N. B. Hoe ik sta tegenover de scholen voor onder richt in de verzorging van kleinvee Ik denk dat daar te veel zou worden geredekaveld over de vraag wat wel en wat niet goed is voor kippen en daar mag ik mijn leghorns niet de dupe van laten worden. ADV ERTENTIEN.®

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1920 | | pagina 3