"binnenland.
feuilleton.
Hi0. 341. Tweede Blad.
Tte Jaargang.
Zaterdag 20 Juni 1903.
KOLONIËN.
Indische Penkrassen.
ORTSGH DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Amersfoort - f 1.25.
Idem franco per post1.75.
Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen.
Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur
's morgens bij de Uitgevers in te zenden.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Eene
circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Uitgevers: VALKHOFF ft Co.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
OOST-IN DIÉ.
Luit en ant^gemer aal Van, HeUtsz ver
trekt eerstdaags naar Batavia, om uit han
den van den landvoogd, gouverneur-generaal
Rooseboom, uit naam van H. M. de Konin
gin het grootkruis der Militaire Willems
orde te ontvangen
Mevrouw Van Heutsz gaat daarna naar
Europa, voor de verdere opvoeding van: haar
jongste kinderen eni keert later met haar
dochter, mevrouw Heidens, naar Atjeh
terug. (Sumatrabode).
- Wij ontleeneu aan eene Atjeh corres
pondentie van de Java Bode, dato 6 Mei
van Koeta-Radja, het volgende:
Sprak ik de vorige maal de veronderstel
ling uit, dat Panglima Polèni en T. Radja
Keumala zich in het Pidische zouden op
houden, eon door de patrouilles uit dit ge
bied ingesteld onderzoek bracht daaromtrent
aan 't licht, dat de ingekomen berichten
onjuist waren geweest. Wel hadden do beu
den van do uit diet streek ons vijandige
hoofden ziek, op die van Tjofc Tjitjim na,
aaneengesloten on waren en bloo naar de
Tirostreek getrokken. De lezer weet, dat
Darlang met 2 brigades hen onmiddellijk
op den voet was gevolgd. Ofschoon de hem
toegezegde luitjes onder Buijs nog niet. wa
ren aangekomen, aarzelde hij niet, om de
vijandelijke macht, ongeveer 300 man sterk,
bij G-lé Pinto (Tamöh M'irali), alwaar zei in
stolling lag, aan te vallen. De vijand scheen
evenwel geen lust te bekomen, om zich mot
onze brigades te meten, zoodat Darlaug,
niettegenstaande hij van 11 uur v.m. tot 6
u nam. in actie bleef, de bende geen afbreuk
kon doen. Steeds terugtrekkend werd', elk
gevecht vermeden eu kregen we dien dag
hechts 3 v. jaudon in haudep. Den volgen
den dag de vervolging voortzettend, slaagde
hij er in 's vijands achterhoede in do heu
vels van Tjeubó' in te halen en haar een
verlies van 6 dooden toe te brengen. Toen
viel een Atjeber levend in onze handen en
maakten we een winch ester-karabijp, een
mausergeweer, 4 donderbussen, benevens
blanke wapens buit. Ouder de gesneuvelden
bevond zich een zekere Panglima Brabim.
Van den gevangene vernam men toen, dat
bij de bende Toekoe Bin Peukan, Toekoe
Oebèt, Panglima Sanèh, Nja' Moeda en an
dere hoofden waren. Toeankoe) Radja Keu
mala, noch Panglima Polèm, waren volgens
hem bij de bende geweest. Dit laatste kwam
ook overeen met uit Lho Seumawe ontvan
gen berichten, waar Panglima Polèm nog
steeds gesignaleerd bleef.
Onder dagteek eni ng van den 17en
Mei seinde de resident van Palembang als
volgt aan de regeexing:
Door gewestelijk militair commando wer
den de volgende berichten ontvangenEene
patrouille van Pelajang naar Loeboeg Lan-
dai (Boven Tebo) werd door bende van
ongeveer 200 man, met lansen en rentjongs
gewapend, aangevallen. Vijand leed aanzien-
lijk0 verliezen, dertig dooden. in onmiddel
lijke omgeving aangetroffen; onzerzijds vijf
gewonden. Patrouille keerde, zonder veront
rust te zijn, naar Pelajan terug.
Bivak Telooq Singkawang werd dagelijks
beschoten.
Pangeran Singo, zoon van Pangeran Dipo,
zou Pangera ft Ratoe en bevolking Boven-
Bataghari benedenstrooms Moeara Tebo tot
verzet opruien en zich met 40 geweerdra-
genden in Doeson Sengkati ophouden. Tahor
zou zich, te Lembour (Boven-Tebo) bevin
den. Een en ander moet doen veronderstel
len, dat weerspannige grooten zich met ver
hoogde inspanning tot verzet aangorden.
Ik vertrek Dinsdag (19 Mei) naar Djambi.
Blijkens bericht van het legerbestuur zijn,
de, in Djambi zwaar gewonde fuseliers Van
der Aa en Nelius, sedert overleden.
Naar dei Java-Bodie verneemt, staat
een belangrijke reorganisatie van het gar
nizoensbataljon van Palembang voor de
deur, welke gepaard zal gaan met eene aan
zienlijke inkrimping van de troepenmacht
iu dat gewest. De bedoeling er van is om,
zonder belangrijke kosten, te komen tot een
permanente 'bezetting vani Dijambi, alwaar
te goeder tijd een nieuw garnizoensbataljon
zal worden gelegerd. Om die reden zal dan
ook de bedoelde reorganisatie voorloopig
geen invloed hebben op de feitelijke sterkte
van het leger, doch zullen de overcompleet
komende troepen, den eersten tijd naast het
2e bataljon in Djambi worden aangewend,
tob tijd en wijle dit bataljon» naar Java zal
terugkeeren
Het Bat. Nbld. schrijft
„De opiumregie geeft ook hier, wat de
geldelijke uitkomsten' betreft, teleurstel
ling het debiet blijft in de verschillende
jverkooppaatseii ver beneden jdat der vroe
gere pacht.
„Het zou al te goed zijn hieruit to bet-
sluiten dat nu ook liet opiumdelbiet ver
minderd is. Jndien do verminderde inkom
sten al tets bewijzen, zou het zijn dat de
Smokkelhandel in opium weliger tiert dan
(Ooit; de inlander vindt nu eenmaal het
opium der regie niet lekkerl en grijpt dus
de gelegenheid aan om ander opiumi te
schuiven, waar hij het krijgen kan."
Ma lversatiën aan 's lands
kas. Den Ssten Mei werd ten kantore van
den algemeenen ontvanger te Batavia ont
dekt, dat imi Januari j.l. twee mandaten, elk
groot f 25.000, voor het bureau van den war
terstaat waren uitbetaald, die valsehelijk ou-
d'crtetekend waren met den naam van den
eerstaanwezend ingenieur bij dat departement.
Onverwijld werd de justitie hiermede in ken
nis gesteld', die .aanstonds een onderzoek in
stelde. Te half drie werd huiszoeking gedaan
bij twee commiezen, werkzaam bij bet depar
tement van financiën, woonachtig in die Kerk-
laan. Het onderzoek werd geleid door denl
assistent-resident voor de politie en ©en der
substituut-officieren van justitie.
„Met koortsachtigen ijver aldus schreef
de J.-B. den 9den Mei wordt zoowel aan
's lands kas, als aan de departementen van
burgerlijke openbare werken en waterstaat
gezocht naar de aanvraagstaten en mandaten,
betrekking hebbende op deze posten en op
twee van gelijk bedrag, in het vorig jaar uit
betaald,
„Daar het baast niet aan te nemen is, dat
al de cijfers en handteekeniiigen, op do laat
ste aanvragen en mandaten voorkomende), zou
den zijn vervalsckt, veronderstellen personen,
die in het raderwerk van den dienst zijn
ingewijd, dat gebruik is gemaakt van de aan-
vraag-bil jetten van het jaar te voren», met
verandering van de cijfers.
„Behalve de duplicaat-aanvragen van de
beide laatste posten ia in de archieven ten
minste tot kedenochend was dit zoo niet®
te vinden. Alle stukken schijnen verdonkere
maand te zijn, zoodat blijkbaar hier een lang
vooraf beraamd ©n goed doorgevoerd complot
aan het werk moet zijn geweest
Omtrent de gepleegde malversatiën met die
twee mandaten van f 25.000, door 'a lands kas
uitbetaald aan iemand, die voorgaf de bedra
gen namena den eerstaanwezend ingenieur var*
den waterstaat te Batavia in ontvangst te
nomen, vernam de J.-B. nader, dat den ambte
naar van het openbaar- ministerie, d;iie bet on
derzoek leidt, een draad in handen ia gegeven
door den algemeenen ontvanger. Deze heeft
zich n.l. herinnerd dat hij op den dag der uit
betaling van bet eerste der twee mandaten
in zijn groote kas 95 bankbiljetten van f 1000
had, dat hij voor één enkele uitbetaling 80
daarvan had afgegeven, dat hij toen het
bewuste mandaat werd aangeboden dit had
willen honoreeren met de overblijvende 10
bankbilejtten van f 1000 plus een chéque op
de Javasche Bauk van f 15000, dat de houder
van het mandaat evenwel te kennen gaf dit
laatste bedrag liever in kleiner papier en spe-
sie to willen ontvangen, waarop aan zijn
wensch door den Cbineeschen kaasier gevolg
werd gegeven, en dat de algemeene ontvan
ger zich met zekerheid zou herinneren, wie de
persoon is, aan wïen dit bedrag ia uitbetaald.
De justitie zou dit spoor reeds volgen en en
kele verdachten hebben gehoord; er was
voer zooverre den lOden Mei bekend even
wel nog niemand in verzekerde bewaring ge
nomen.
Nog vernam bet blad omtrent deze zaak
dat de origineele mandaten bij de algemeene
rekenkamer gevonden zijn door den 2eux>m-
mies P. A. Rijken en dat, naar beweerd wordt,
de daarop voorkomende handteekening van
den resident en van den heer Huffenreuter,
den ordonnateur echt zijn, maar die van dein
heer van Goor, den eerstaanwezend ingenieur
van den waterstaat, valsch. Het onderzoek
wordt in alle richtingen diet ijver voorgezet.
Uit ,,zeer goede" bron vernam de J.-B.. dat
de aandacht der autoriteiten op den gepleeg-
den diefstal is gevestigd door een anoniem
schrijven, waarin gewaarschuwd werd, dat
aan de departementen verschillende stukken
zijn weggemoffeld, klaarblijkelijk met minder
goede bedeelingen.
WEST-INDIË.
Curacao.
Twee vergaderingen zijn hier gehou
den in verband met de studiereis van het
Kamerlid Van Kol. In de tweede bijéénkomst
was deze tegenwoordig. De voorzitter der
commissie, die deze vergaderingen had geor
ganiseerd, de heer Joh. Gaërste, richtte tot
den heer Van Kol eenige hartelijke woorden
van welkom, waarvoor deze zijn dank betuig
de. Vervolgens werd gediscusseerd over ver
scheidene maatregelen, welke tot verheffing
van de kolonie kunnen leiden. Verscheidene
personen namen deel aan de beraadslagin
gen. In zijn slotrede verklaarde de heer v.
Kol, dat hij „niet alleen veel had gehoord,
maar veel had geleerd", eu dat hij als Kamer
lid daarvan gebruik zal maken om de belan
gen dezer kolonie in het moederland voor
te staan. De voorzitter der vergadering
bedankte opnieuw den heer Van Kol voor de
belangstelling, welke hij voor de kolonie door
zijn studiereis getoond heeft, en drukte de
hoop uit, dat hij in zijn pogingen om de
kolonie tot welstand on bloei terug te bren
gen, slagen zal, Curasao zou hem steeds dank
baar blijven voor zijn bemoeiingen in het
belang der kolonie.
Kameroverzicht.
Vergadering van Vrijdag 19 Juni.
Na de afdoening van eenige kleinere
wetsontwerpen, werd aan de or,de gesteld
de definitieve begrooting voor
Hooifdistuk VI. (Mairine).
Algemeene beschouwingent
De heer Staal ma. nj ziet af van zijn voor
nomen om in uitvoerige beschouwingen te
treden, na 's Ministens schriftelijk antwoord.
Het optreden van dezen Minister was voor
Spr. eeuiei verrassing, omdiaib hiji nieit wist
dat deze Minister eetn geestverwant was van
deze Regeering. Deze Minister zeide in zijn
Mem', v Antw.ik heb sympathie voor het
Regeermgsprograan, en draag daarvoor mee
de verantwoordelijkheid. Doch daarom gaat
het niet. Dat was eon, ontwijkend antwoord.
De Min. had moeten antwoorden op welke
geloofsbasis hij zijp gezag vestigt. Wat de
persoon des Min. betreft, deze is een per
soon die bekend staat als streng en doortas
tend, raaar rechtvaardig en billijk. Hij is dan
ook geëerd en bemind door het mindere per
soneel en d e man dien wij voor onze Marine,
die in bedenkelij|ken toestand verkeert, noo-
dig hebben. Spr. wijst op den slechten geest
die onder het mindere» personeel heersaht ten
gevolge van heb roekelooze onberedeneerde
straffen. De Min. erkent zelf dat de morali
teit onder de schepelingen, beter wordt, maar
niettemin neemt het aantal klachten over
slechte behandeling toe. Spr. wijst op de
toeneming van het aantal onthouders onder
de matrozen, en in plaats dat nu op prija te
stellen, wiordt de president van eene vereeni-
ging te Soerabaya, die» zijp commandant ver
zocht maategrelen te nemen om het drank
gebruik tegen te gaan in de cantine, gestraft
omdat hij tegen den vorm zou hebben ge
zondigd- Dat is een onoordeelkundig en zin
neloos optreden. Dat moet verbittering wek
ken, en wat daarvan het gevolg kan zijp», heb
ben wij kunnen zien b;:» de jongste werksta
king. Het etablissement te Nieuwediep en
liet kruitmagazijn stonden onder bewaking
van matrozen die rondweg zeidenwij stel
len ons aan de zijde van de werkstakers.
De M|in. van Marine slchudt v*an
neen.
Vervolgens zegt Spr. dat men niet klaar
is met de menschen weg te jagen. Er zijin er
velen, die graag weggejaagd willen worden.
Daarom moet de ooi-zaak der ontevredenneid
worden opgezoont, zonder daarbij de hooge-
ren te ontzien. Groote onkosten vloeien bo
vendien voort uit het jaarlijks aanwerven van
nieuw personeel. Spr. vestigt do aandacht op
do brochure van den heer Jonkheer en wipt
er op dat voor een groot deel onze Marine
bestaat uit jongens die als groot kind in
dienst gaan zonder 1e weten wat hun te
wachten staat. Nu wil deze minister een
proef nemen met matrozen te recruteeren uit
de zeemilitie, hetgeen Spr. toejuicht. Hij
vraagt of de minister de proef zal nemen met
de hooge premiën, die de broohure-Jonkheer
aangeeft. Zoo niet, dan za»l de proef toch
niet*gelukken. Spr. hoopt dat de minister het
mes diep in de wonde zal zetten, maar hij
vriest er voor, gelet op de Memorie vaB Ant
woord.
Ook hoopt hij dat de minister spoedig
zal komen met eene reorganisatie van het
personeel en geen duur materieel zal aan
schaffen. Laat lieiver gezorgd werden voor
betere huisvesting van personeel.
Voorts vraagt Spr. aan den minister of
hij, alvorens tot reorganisatie over te gaan,
ook voorlichting zal zoeken bij het mindere
personeel, vooral bij dat van de machiae-
kamer. Verder vraagt hij inlichtingen om
trent de verplaatsing van de werf van aan
bouw van Amsterdam naar Willemsoord,
en dringt liij aan op afschaffng van de Zon
dagsconcerten te Willemsoord. Vervolgens
bespreekt hij de toelating van bladen aan
boord van oorlogschepen. In de N. R. Ct.
wordt er op gewezen, dat ook Spr.'s blad
wordt geweerd, omdat de inhoud van anar
chistisch en aard zou zijn. Het blad van Spr.
is echter al 10 a 15 jaren geweerd aan boord
van de oorlogsschepen, omdat daarin des
tijds de houding van een commandant is
gecritiseerd, die mariniers gebruikte als
dienstmeisjes. In de vierde plaats vraagt
Spr. afschaffing van den oorlam. Waar on
moet die vervloekte jenever toch aan boord
blijven?
Laat do minister toch zeggenweg -net
die oorlam. Geeft de menschen eeln kop kof
fie. Ten slotte dringt Spr. aan op pension-
neering van weduwen, wier mannen aan
cholera zijn gestorven in de tropen. De mi
nister Kruijs heeft dat vroeger reeds toe
gezegd en nu wordt gezegd, dat de Pensioen
raad er zich tegen verzet. Spr. verzoekt den
minister zich daarbij» niet neer te leggen.
De heer Verhey betuigt zijne ingeno
menheid met het optreden van dezen mi
nister en met diens toezegging tot reorga
nisatie van het personeel. Goed personeel
is vooral bij de marine een levensvoorwaarde
en wanneer de minister met breede plannen
zal komen, dan zal hij ongetwijfeld atou"
vinden in de eerste plaats bij spreker.
Ook betuigt hij zijne ingenomenhed m-:t
's ministers plan, om 4,2 millioen op de be
grooting te brengen voor aanbouw v.»u
nieuwe schepen. Zeer ingenomen is Spr. ook
met de instelling der Comm. van advies
voor de samenwerking vani land- en zee
macht, raaar aanbeveling zou het verdteueu
dia commissie aan te vullen met een divisie
generaal en' een directeur der marine
artillerie. Ook zou een gecombineerde staf
moeten worden ingesteld voor zee- en land
macht. Karakter en samenstelling van een
marineraad keurt Spr. goed, maar ook de
stoomvaart moet daarin worden vertegen
woordigd. Verhooging van uitgaven ver
wacht Spr. niet van dat college; eerder het
tegendeel. Spr. herhaalt, wat hij reeds jaien
heeft gezegd, dat wij ons moeten beperken
j tot het hoog noodige, maar dit moet dan
j ook zijn van uitstekende qualiteit.
Over de niet-oprichting van één departe
ment voor Landsverdediging is Spr. niet
i rouwig, want de twee huishoudens oorlog
J en marine zouden toch blijven bestaan.
De inrichting van den versperringsdiemst
blijft Spr. nog steeds niet goedkeuren. Zij
kon oeconomischer en beter worden inge
richt.
j Het stationneeren van een meer modern
schip in de West acht Spr. niet uoodig.
Een vlottende bevolking bij onzei zeemacht
acht hij zeer verkeerd en maatregelen daar
tegen gowenscht. Spr. hoopt dat de reorga-
nisatie dan ook spoedig zal komen.
Auteursrecht uitdrukkelijk voorbehouden.
XV.
In mijn vorigo Penkras beloofde ik u een
en ander van het feest bij mijn vriend Ankoo
Dja En dar Moeda te vertellen.
Dé lezers zullen zich immers uit Penkras
XIII nog wel herinneren, dat zijn dooh'ter
Alünatoes Saadiah in het huwelijk trad met
den jongbenoemden dokter-djawa of Inland-
schen arts Haroeu Al Rasid.
2 April 's morgens vroeg nu kwam Dja
Endar Moed#i miji in het Atjehhotel opzoeken
en kreeg ik als correspondent van het- Pers-
Syndicaat eene doorloopende uitnoodiging.
Ik nam die natuurlijk gretig aan, het alleen
betreurende, dat de Hassan-Hoessin feesten
me zouden noodzaken mijn tijd te verdeden.
Die veertien daagjes te Padang zijn ver
moeiend geweest, dat verzeker* ik u. Ik had;
bijina geen oogenblik vrij om' te slapen en
te eten
Dja Endar Moeda is een dei* meest be
kende en meest invloedrijke Inlanders op
Sumatra's Westkust en wol als redacteur
van het Maleische nieuwsblad. .,Pertja-Ba-
rat", het maandschrift „Insulinde" en het
Bataksebe tijdschrift „Tapiati na Oeli".
Thans 42 jaar oud, zag hij; te Padang Sidemi-
pocan het levenslicht eu is hij een Batakker
van geboorte.
Die lezers, welke op school wel eens van
Batakkers hebben gehoord, zullen nu zeker
dadelijk denken aan menscheneters, bloed
dorstige wilden en wat dies meer zij. Laat
ik daarom al dadelijk jneêdeelen, dat de Ba-
bakkers over 't algemeen menschen zijn van
zeer veel aamleig en meestal met veel meer
energie bezield dan menig Maleier. Zeker,
in de diepste binnenlanden van Sumatra wor
den nog wel kauibalenstammen aangetroffen,
doch mag men daarom de overgroot© meer
derheid der tegenwoordige Batakkers hier
van een verwijt maken Ik heb tal van fami
lieleden van Dja Endar Moeda en van dok
tor Haroen Al Rasid gesproken. Ze kwamen
uit verschillende streken der z.g. Bataklan-
den cn het deed dio goede menschen werke
lijk leed te moeten hoor en. dat zij nog steeds
iu de Hollaudsohe schoolboeken worden af
geschilderd als een vuil, dom en dierlijk ras
van menscheneters. D'ib aan het adres van
de schrijvers dier boeken
Dja Endar Moeda was vroeger Inlandsoh
ouderwijzer. Hij sproekb onze taal vriji goed
en is een warm vereerder van het Oranje
huis. Met de kroning van Hare Majesteit
zond hij) aan de Koningin een prach-
tige geweven doek, ter waarde van driehon
derd gulden, een dook, die alleen door vorsten
gedragen mag worden
Ik ben gedurende de feestdagen herbaaido
malen in den familiekring ontvangen en
mocht met genoegen opmerken, hoe gunstig
de kennis onzer taal op het Inlandsoh gezin,
■öc Inlandsche woning enz. inwerkt.
De jonge dokter spreekt het Nederlandsch
vloeiend, eveneens zijn schoonbroeder Ibra-
him gal ar Soetau Goeroe en ook zijln vrouwtje
heeft de Hollandsche school bezocht en is
eene Europeesch denkende jonge dame ge
worden, terwijl nog tal van Bataksebe familie
leden en Maleische huisvrienden het Neder
landsch zeer goed machtig- bleken te ziim. De
gesprokken in dien kring gevoerd waren voor
mij zeer belangwekkend en ik werd er door
versterkt in mijn heilige overtuiging, dat
bet Algemeen Nederlandsch Verbond niet
krachtig genoeg kan arbeiden aan de ver
spreiding onzer taal in de koloniën.
Helaas zijn er hier in Indië nog steeds
Droogstoppels te over, die in hun domme
minachting voor al wat inlander is, maar
niet kunnen dulden, dat de bruine broeder
Hollandsch spreekt. Ik kreeg er Weêr be-
d Toevende staaltjes van te hoóren
Als correspondent van vele Hollandscbe
bladen, werd ik te Padang overstelpt met
gegevens over mijne Penkrassen, en het
kostte mij moeite om de verschillende luitjes
te overtuigen, dat mijn bezoek aan Padang
alleen de feesten gold, dab Java eei*9t op 't
programma stond en dat ik later gaarne van
hun no inlichtingen gebruik zou maken. Dja
Endar Bongso, de jongere broer van den Pa-
dangscheu journalist, was zoo welwillend mij
zijp. geleide door de Bataklanden aan te bie
den „U moet zelf maar eens komen kijken,
jai? En mijnheer moet dau zóó in die krant
schrijven, dat de Hollanders ons niob meer
voor mcnscheneter9 uitscholden, wilt u?"
Ik heb beloofd mijn landgenooten beter
in to lichten.
En» nu gauw over do feesten zelf begon
nen, want ik merk tot mijn schrik, dat ik
nog maar weinig plaats heb!
Zo begonnen 1 April en duurden tot en
met den 13den.
't Is eén typische, doch zeer goede ge
woonte der meer gegoede lndanders en U'ni-
neezen oan ook „de kleöne luiden." gratis van
hun hoogtijden te doen genieten.
Naast het huis van Dja Endar Moeda was
daartoe een toon eed opgeslagen en nu kon
den bijna icderen avonid honderden Maleiers
en vreemde Oosterlingen uiit de volksklasse
van een openluchtsvoorstelling profiteered.
De' Maleische komedie is voor Europeanen
wel nainjder begrijpelijk, doch daarom vol
strekt nog niet ongenietbaar. Een kiekje van
de acteurs zond ik naai' „de Prins," waarin
ook bet portret van Dja Endar Moeda en
oom feestmaaltijd' zullen worden opgenomen.
Het waren stukken uit de „Duizend en Eén
nacht," die werden opgevoerd, vreesclijke
stukken vol van moord en van liefde. Er
werd bepaald met veel toewijding gespeeld
cn het publiek was één en al gehoor, vooral
als een paai* komieken het dramatische spel
een oogenblik kwamen opvroolijken met de
geiwone olownsgnappem. Dan steeg er telkens
een luid gejuiah cn gelach uit die menigte
op en dan blonk ook steeds het gezicht van
Dja Endar Moeda, gelukkig als hij was, dat
het volk zich zoo amuseerde.
Een M'aloisch stuk bestaat uit wel 80 snel
op elkaar volgende bedrijven. Een vóórsohorm
ontbreekt en bet wisselen wordt daarom al
leen kenbaar door het laten zakken van oen
nieuw décor, dht nul eens een basch, dan
weer een kasteel, tuin, gevangenis, grot of
zoo iets voorstelt.
I Evenals bij ons in eene operette wordt het
gesproken woord nu en dan nader door een
lied toegelicht», een lied meestal op een edhto
Maletiöcihei lagoe (wijs») gezongen, alhoewel
men er, jammer genoeg! ook au en dan oen
Hollandsiche sbraatmop doorheen mengt, wat
natuurlijk aan hot eigenaardig Oostersohe
karakter schade doet. Ik vooi mij houd veel
meer van die droomerige inlandsche lagoe's,
ze passen zoo volkomen bij het kostuum der
spelers, bij den inhoud van het stuk en de
Indische omgeving.
Later kam ik vanzelf meer uitvoerig op
het Maleische tooneelspel terug.
Dja Endar Moeda heeft eer van zijn werk
gehad. Zelden werd er op Padang zóó door
een Inlander feest gevierd. Zijn huis was
geheel versierd met groen en vlaggen en
met het oog op de vele gasten, was er mag
een voorstuk van bamboe bijgebouwd. Op de
avonden der komedie verzamelden zich daar
verschillende Inlandsche ambtenaren en
kooplieden, we zouden zoggen de „upper ten"
van de plaats, om onder het genot van een
fijn sigaartje en een gla& limonade met ijs
naar hot spel te kijken.
De vrouwen en meisjes zaten, naar Oo»»-
tersch gebruik, afgescheiden van de man
nen. Ei* waren heel wat lieve kopjes onder,
kopjes, die men andere als Europeaan zoo
niet te zien krijgt.
Enkele dagen waren speciaal bestemd oan
te eten en do beer Dja Endar Mooda, die
zijn vrienden zoowel onder Europeanen, als
onder Inland ers en Ohimeieaen telt, heeft dd
bokken van do schapen gescheiden.
Zoo kwamen 10 April eerst de Inlanders
aan do beurt, 's Middags om 3 uur was het
fuif voor ongeveer 150 Mal uiers uit de volks
klasse. Er waren b.v. alle letterzetters en
drukkers van de krant present, dio bij die
gelegenheid! ook een mooi huwelijksgeschenk
aanboden.