dan bun plicht hébben gedaan. Nog met. lang geleden is het voorgekomen, dat een booon is .omgewaaid, omdat hij! verrot was Alle k.omen, die daar op den Zuidsingel staan, zijn van een respectabelen leeftijd zij zijn nagenoeg eeuw oud. B. en W. hebben den toestand van de boomen dooi den opzichter laten onderzeeken, en zij kon den nut anders voorstellen dan de boomen die slecht bevonden zijn en gevaar opleveren voor de btzittingen en het leven van de ingeze tenen. te doen vallen. Het spijt mij ook, dat deze boomen moeten vallenmaar er komt aan alle aardsche dingen een einde Ik meen, dat B en W. hun plicht gedaan hebben, door den raad te wijzen op den toe stand van deze boomen. Is de meerderheid van den raad van een ander gevoelen en wil zij de boomen laten staan, dan zijn B. en W er af. Men kan ons dan later, als er een ongeluk gebeurt, niet verwijten: ..Gij hadt ons moeten waarschuwen."' De heer Ce losse Mijnheer de Voorzit ter. ik sluit mij geheel aan bij wat door den heer Visser is gezegd. Maar er is in het de bat het een en ander genoemd, dat er bui ten had kunnen blijken. Men heeft gevraagd Is de le gemeente-opzichter eene spe cialiteit ten aanzien van boomen? Dat had men niet behoeven te vragen. "Wij- hebben hier niet voor alles spe cialiteiten dat kan eene gemeente als Amersfoort niet doen. Verder is er ge zegd. dat het dage-lijksch bestuur geen ge> vo< 1 had voor het mooie gezicht, dat deze boomen opleveren. B1. en W. willen voor geen der leden onderdoen in gevoel voor het schilderachtige aanzien van deze boomen. Maar B. en W. willen, er tegen waken, dat deze boomen omwaaien en terecht komen tegen de huizen van de ingezetenen, omdat de gemeente dan schadevergoeding zal moe ten betalen. Overigens mag tegenover de verwijten, die aan B. en W. zijn gedaan, wel eens opgemerkt worden, dat geen boom hier ooit is gerooid anders dan. zooals het be hoort, met machtiging van den raad. De heer K leber. Mijnheer de Voorzit ter, de heer Visser zegt,, dat als men de boomen laat staan, de risico is voor den raad. Maar als men tegen die rvsioo opziet, dan aou men geen enkelen boom moeten po ten. Alle boomen zijn blootgesteld aan het gevaar van om te waaien. Een jonge boom kan even goed dcor een storm worden ge veld. Er is aanmerking gemaakt op de wijze, waarop de boomen hier worden gesnoeid. Ik moet er aan herinneren, dat ik vroeger reeds hier gesproken heb over de eigenaardige wijze van snoeien, die hier wordt toegepast. Vlak bij. het stadhuis staan twee of drie boo men bij het gymnasium. Men moet eens gaan kijken hoe curieus die zijn opgssnoeid. Ik vind, dat men daar. voor sieraad even goed telefoonpalen had kunnen zetten. Ik kan mij met het bekid van B. en W. in het snoeien in de laatste jaren volstrekt niet vereenigen. De Voorzitter. Ik moet op deze aan merking antwoorden, dat het snoeien hoofd zakelijk geschiedt op verzoek van de inge zetenen, die last van de boomen hebben. Zoo zijn de kastanjeboomen tegenover het gym nasium gesnoeid op uitdrukkelijk verzoek van den rector van het gymnasium, die ge brek aan licht had en last van kilheid in de lokalen. Die boomen nu werden zoo gesnoeid dat zij' geen ongerief meer veroorzaken. In stemming gebracht, wordt bet voorstel van B. en W. verworpen met 11 tegen 6 stemmen. Voor stemden de heeren: Ce los se. Visser, Plomp, van Kalken, Tromp van Holst- en van Esveld. De heer Hamers. Mijnheer de Voorzit ter, behalve het voorstel van de herren Croockewit- en Kkber, is er nu nog het voor stel van den Jjeer van Eek, om alk booin.'i te laten staan, maar ze te snoeien. Zo j dat voorstel niet eene verdere strekking hebben dan het- andere? Ik ondersteun dat vooste). De Voorzitter. Ja, dat voorstel komt ook mij voor eene verdere strekking te heb ben dan het andere. Maar ik moet opmer ken. dat het in lijnrechten strijd is met het denkbeeld van den heer van Beek. De sier lijkheid van den singel zou grootendeels ver loren gaan, als men de boomen snoeide op de wijze als de heer van Eek aangaf. De beer van Eek. Mijnheer de Voorzit ter, ik moet opmerken, dat mijn voorstel niet een gevolg is van dat van de heeren Kleber en Croockewit. Het is eeu voorstel op zich zelf. Ik heb het gedaan, omdat ik van vele ingezetenen heb gehoord, dat zij t op prijs zouden stellen, als die mooie stammen ble ven staan. Dat komt ook met. mijn eigen idee overeen. Men behoudt dan het groen, men krijgt licht in de woningen en het ge vaar van omwaaien is weggenomen. De heer Kleber. Mijnheer de Voorzit ter, uit de verwerping van het voorstel van B en W. volgt, naar mijne meening, dat het vooi-stel is aangenomen van den heer Croockewit en mij, om slechts dien éénen boom te rooien, die gevaar kan opleveren, omdat hij schuin staat. Als de zes boomen blijiven staan, dan kan ten allen tijde het voorstel worden gedaan om ze op gepaste wijze te snoeien. De Voorzitter. Ik kan mij met die opvatting niet vereenigen. De heer van Beek hieeft- zijne bezwaren kenbaar gemaakt te gen de wijze van snoeien, die hier wordt toe gepast, en er zijn nog andere leden, die dat bezwaar deelen. Dat is een geheel ander voorstel. De heer Kleber. Dan stel ik voor het eerst in stemming te brengen de vraag of die eene boom zal vallen. Over het snoeien kan dan later worden beslist. De Voorzitter. Het voorstel om alle boomen te behouden, is van verdere strek king dan dat om zes boomen te laten staan. De heer Kleber. Ja. zij worden ook alle behouden, behalve de eene, die gevaar op levert. De Voorzitter. Kunnen de heeren zich vereenigen met het denkbeeld van den heer Kleber De heer H a m o r s. Neen, mijnheer de Voorzitter, ik niet. Het voorstel van den heer van Eek heeft naar mijne meening de verste strekking. De heer Kleber. Mijnheer de Voorat- ter, ik geloof, dat de aanneming van het voorstel, dat dooi- ons gedaan is als amen dement op het voorstel van B. cu W niets prejudicieert omtrent het voorstel van den heer van Eek Als de meerderheid er tegen is ook dien eenen boom te laten vallen, dan blijft nog het voorstel van den heer van Eek bestaan, dat ziet op de wijze van snoeien. Dat. is een kwestie van later zorg. De Voorzitter. Ik stel voor eerst te stemmen over het voorstel van de heeren Croockewit en Kleber. De heer van Esveld. Maar- als dit voor stel is ain-pe-nomen. dan kan bet voorstel van den heer van Eek niet meer in aanmerking komen. De lieer van Eek krijgt dan zijne zeven boomen niet meer. Ik meen dus, dat het eeist gestemd zal moeten woiden over het voorstel van den heer van Eek. De heer Visser. Mijnheel' de Voorzit ter, het voorstel van den heer van Eek de voorstelier houde mij dat ten* goede - is slechts een los heengeworpen voorstel. Wij weten niet wat het bedoelt. Hoe moet er f gesnoeid worden Dat zegt het voorstel niet. Wanneer het voorstel van de heeren Crooc kewit' eu Kleber wordt aangenomen, dan zou het goed zijin omtrent het voorstel van den heer van Eek later een deskundig ad vies, b.v. van de Heidemaatschappij!, in te winnen. Maar er kan althans worden beslist, of die ééne boom zal worden geveld. De heer van Esveld. Men kan ook wel alle zeven boomen w-llen behouden. De heer Visser. De heer van Eek heeit voorgesteld alle boomen van hun kruin te berooven. De heer Hevligers. Wanneer over het voorstel van de heeren Croockewit en Kle ber wordt gestemd, dan zal worden! uitge maakt- of die eene boom zal vallen ja of neen. De Voorzitter. Ik stel voor te stem men over de vraag welk voorstel het eerst in stemming zal worden gebracht. Anders komen wij niet tot een einde. Bij de stemming wordt met 14 tegen 3 stemmen besloten, het eerst te stemmen over het voorstel van de heeren Croockewit en Ivleber. Tegen stemden de heerenvan Es veld, Hamers en van Eek. Daarna wordt het voorstel van de heeren Croockewit en Kleber aangenomen met 14 tegen 3 stemmen. Tegen stemden de heeren van Kalken, Celosse en van Eek. De V o o r z i 11 e r. Mag ik den lieev van Eek vragen of hij zijn voorstel handhaaft, betreffende de wijze van snoeien van de boomen? De heer van Eek. Ja, mijnheer de voor zitter. De Voorzitter. Dan moet ik ontra den dat voorstel aan te nemen. Eeu derge lijke wirze van snoeien zal afbreuk doen aan de sierlijkheid van den singel. De heer van Eek. Dat is eene kwestie van smaak, mijnheer de voorzitter. De een zal het sierlijker vinden als de takken lang zijn, de ander als zij kort zijn. Ik heb met mijn. voorstel willen tegemoet komen aan de bezwaren van het dageliiksch bestuur ik wilde bet gevaar van de boomen wegne men, door de hooge takken er uit te kappen Dan blijven de boomen staan; zij zullen misschien iets minder sierlijk zijn, maar het gevaar, dat zij nu opleveren, zal zijn wegge nomen. De heer van Beek. Mijnheel* de voor zitter, ik kan volstrekt niet meegaan met het deukLeeld van den heer van Eek. Dat het hier eene kwestie van smaak is, wil ik aannemen. Maar als men begint met al de takken in den top van den boom er uit te hakkeu. dan neemt men aUe sierlijkheid weg. Het is een groot vandalisme de boo men zoo te misvormen. Zij! hebben nu al geleden laat men althans daarmee niet voortgaan. Ik hoop in allen geval, dat ''e boome» niet zullen worden opgesnoeid, zon der dat over de wijze van snoeien eeu des kundige zal worden gehcord. Dan kunnen de gevolgen, die ik vrees, misschien vermeden worden. Maar de boomen zoo te snoeien, dat- men niets anders overhoudt dan een, stam en eehige bladeren, daar ben ik tegen. 2

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1903 | | pagina 6