I®. 143. Tweede Blad. 3d" Jaargang. Zaterdag 21 November 1903. KOLONIËN. BINNENLAND. RSFOORTSCH DAGBLAD. ABONNEMENTSPRIJS j Per 8 maanden toot AmerBfoor1 f 1.85. Idem franco per post. - 1.75. Afzonderlijke nummers 0.05. Deze Courant verschijnt Dagelijks, met nitzondering van Zon- en Feestdagen. Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur '•morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgeverd VALKHOFF C°. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Tclephoonnummer 66. PRIJS DER ADYERTENTIÉN: ▼an 1—5 regels 5.75. Elke regel meer - 0.15. Groote letters naar plaatsruimte. ▼oor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. OOST-INDIE. Onder dagteekening van 12, 14 en 15 October seinde de civiele en militair© gou verneur van Atjeh en Ondcrhoorigheden als volgt: I. Onder geleide van onzen Oelèëbalang T. Tji Bentara van Keureutoë kwamen zich gis teren te Lhö' Seumawé onderwerpen T. Tji Toenong, Teungkoe Jit en de Oelèëbalangs van Minjé en Matang Ben, benevens meer dere kleinere hoofden. T. Tji Toenong lever de voorloopig vijftien geweren model '95 in. Veile honderden uitgewekenen keerden te vens in de gampongs terug. II. Bij doorzoeken woning in Pidië gesneu- veld door rentjongsteefk Europee ach serge ant Schumacher, aanrander gedood. Luite nant artillerie Brewer patrouilleerde van 9 September tot 4 October in gebergte tusschen de Keureutoë en de Mané in Sawang ©n daar na aan de Boven Djamboe Ajé, en doodde bij deze tochten in het geheel een-en-twin tig vijanden, die met wapens in zijn handen bleven. Verscheidene schuilplaatsen werden opgeruimd; behalve de in bovenstaand tele gram 12 dezer genoemde hoofden keerde ook nog terug Teungdoe Hadji 'jTjoefc Manja, hoofd der Moeliëngsche oelama familie. III. Bij het oplichten van een bendehoofd in het Meulabosche levensgevaarlijk gewond: luitenant C. A. Ruempol; aanrander gedood. Een patrouille onder luitenant Darlang in Pidië achtervolgde do bende T. Tjot Tjitjem, en doodde van deze bende in Garot en in het gebergte achter Keumala een-en-twintig vijanden, die met wapens in handen bleven. Onder dagteekening van 17 en 19 October seinde de civiele gouverneur van Atjeh en onderhoorigheden blijkens de Jav. Ct. als volgt: I. Bijl het omsingelen en doorzoeken vaai een huis in het Meulabohsche door rratjong- steek niet levensgevaarlijk gewond Euro- peescli fuselier Jansens, no. 48288. In Pidië kwam in onderwerping Kendjoeroean Arön. II. Van een patrouille onder luitenant Saro vielen bij eten ontmoeting met benden 'van Pang Andah en Nja Moeda Dawodl in gam- pong Arèë (Pidië) veertien gesneuvelden in handen, buit drie aclnerlaad, 2 voorlaad, 12 donderbussen en blanke wapens. Wij gesneu veld Europeesch fuselier Munnik en twee in- landsche maréchaussees, niet levensgeivaarlijk gewond Europeesah korporaal Jans en een Amboineeech maréchaussee. Aan een tweede patrouille vielen in heuvels Lala vier dooden in handen van bende T. Tjot Tjoh Tjitien buit drie voor laders eu blanke wapens. Een dorde patrouille verraste in de Bloeè's eon schuilplaats, waarin vijjand drie dboden ach terliet, buit een achterland, twee voorlaad en blanke wapens. Luitenant Brewer overviel schuilplaats T. Radja Itam Beurengang in Boven-Tjorada. Hierbij sneuvelden de broe der van T. Radja en bij ongeluk ootk zijn echtgraoototwee kinderen wei-den gevan- gien genomenT. Radja 'Itam kwam daarna in onderwerping. Li do XXII moekinis meld den zich Chatib Abas van Lam Teubo en T. Raden TanaJi Abeë. Van den resident van Palombang is, onder dagteekening van den 7en October, het volgende telegram dooi- de regeering ont vangen Van 24 tot en met 26 September jl. pa trouilleerde Tebo-colonne loop Tebo Pandaq en Tebo-Pandjang en verkendë voetpad naar Korintji. Bevolking in verkende doesoens aanwozigi, was welwillend en behulpzaam. Bestaande voetpaden door haar verbeterd. Majoor Platt keerde 26 September naar Pela- jang terug, ter voorbereiding tocht Djoedjoe- han. Onder dagteekening van den lien October seinde de ï-esident van Palombang het vol gende aan de regeering: Volgens bericht van majoor Platt, op 4 dezer te Telok Kajoe Poetih ontvangen, is Tebc*-colonne zonder verliezen te Rantau Pandjang aan de Djoedjoehan aangekomen, en zou 5 dezer naar Koewamang worden op gerukt: Een hinderlaag uit Rautau Pand jang (Tabir) deed Iladji Aohmad sneuvelen, door Pangeran Kerto uitgezonden om onrust te verwekken in Batinlima (Tabir), waarbij een Ambodneesch fuselier niet levensgevaar lijk gewond. In Roean (Batang Han) sneu velde, bij een poging om hem te arresteeren, si A rip, panglima van Raden Mat Tahir; onzerzijds een inlandsch fuselier zwaar en een licht gewond. Van den resident van Palembang is onder dagteekening van 15 October het volgend telegram ontvangen Majoor Platt 3 dezer van Pelajan opgerukt naar Rantau Pandjang aam Djoodjoehan-ri- vier, dat 's middags zes uur werd be reikt. 5 dezer over Djambat, Tapiau, Dantoe en Looboeq Teuang naar Poeloe Batoe, waar 's middags 12 uur aangekomen. Genoemde doesoens verklaarden te Kota-Besar te be hoove n. De hoofden vergezeldra dë colonne als gidsen en volgden stipt de bevelen op. Be volking was met vrouwen en kinderen aan wezig. 6 October werd voortgerukt naar Koe wamang, waar 11 uur 's morgens een deta chement van de Boven Batang Hari-colonne werd ontmoet. De colonne marcheerde dien- zelfden dag naar Telok Kajoe Poetih. Ner gens viel een schot. Het voornemen bestaat om Telok Kajoe Poetih bezet te houden. Toelating van inlanders op de Euro- peesche scholen. De directeur van onder wijs, ©eredienst en nijverheid is gemachtigd: a. om, met afwijking voor zooveel noodig van de eerste twee alinea's van artikel 14 en artikel 24 van, het bovengenoemd reglement in Staatsblad 1894, no". 193, zooals het ge wijzigd is bij Staatsblad 1898, no. 186, bij wijize van proef jaarlijks hoogstens 60 inland sche jongelieden, die den leeftijd van zes jaren hebben bereikt en dien van acht jaren niet hebben overschreden, en die het verlangen hebben te kennen gegeven om voor inlandsch ambtenaar te worden opgeleid, des ver lang dl gratis te doen toelaten tot de openbare Euro peesohe lagere scholen in Nederlandsch- Indië, met uitzondering nochtans van de scholen, bedoeld in de laatste alinea van arti kel 25 vain het Europeesoh onderwijsregle ment (Staatsblad) 1894, no. 192) en wel met dien verstande, dat van genoemde inlandsche jongelieden 55 tot de scholen op Java en Madoera en 5 tot do scholen daarbuiten zul len mogen worden toegelaten. b. om bij noodzakelijke verwijdering van op den voet van a van dit besluit toege laten, dezen, te vervangen door anderen eai zulks afgescheiden van de omstandigheid, of die verwijdering in het toelatingsjaax, of later is geschied. Bat. Nbld. Zaak-Gentis. Den 12den October heeft de raad van justitie te Batavia een aanvang gemaakt met de behandeling van de zaak-Gratis. Den verslaggever van de Java-Bode trof het, zoo weinig deelneming er scheen te bestaan voor het lot der beide, uit goeden huize gesproten jongelieden, die, door wanhoop gedreven, getracht hebben, de Javaansche Bank te berooven op den 22en November 1902. De strafkamer van den raad zoo lezen wijl verder in de Java-Bode was samen gesteld uit de heeren mr. A. J. A. Kollman, president, mrs. J. H. Meiss en J. van Dave- laar, leden, en mr. P. A. Pot, griffier, ter wijl het openbaar ministerie werd waarge nomen door mr. J. Duparc. De zaal was bij de opening der zitting stampvol. Óp last van den president werden beide beklaagden binnengeleid, die gekleed waren in khaki-pakken. Het eerst kwam binnen de le beklaagde, Cornelius Marius Gentis, gevolgd door den 2cn beklaagde, Herman Gentis. Na de rechters eerbiedig gegroet te heb ben, reikten de broeders elkaar de hand. De le beklaagde, C. Gentis, zou worden bijgestaan door mr. J. A. van Dijk Jr.de 2!e beklaagde, H Gentis, door mr. D. W. Sijobe. Voorgelezen werd het requisitoir van terechtstelling van den officier van justitie, benevens de acte van beschuldiging; deze stukken zijn overgedrukt in de Java-Bode van f2 en 13 October. Nadat de scherpzinnig gestelde acte van beschuldiging was voorgelezen, hetgeen ruim 1^ uur duurde en waar beide beklaagden treurig en verslagen naar zaten te luisteren, vroeg de president aan de verdedigers of zij ook de een of andere exceptie hadden op te werpen. Mr. van Dijk, verdediger van C. Gentis, verzocht daarop de zaak met gesloten deuren te doen behandelen. Hij legde, om dit ver zoek te argumenteeren. een onder aanbod^ van eede afgelegde verklaring van den diri- geerenden officier van gezondeheid 2e klasse dr. G. van der Harst, over, waarin in het kort vermeld stond dat het mogelijk was dat deze beklaagde door te veel emoties een toeval zou kunnen krijgen, gepaard met stuiptrekkingen. Op de vraag van den president aan be klaagden en den verdediger mr. Stibbe, of zij) zich met het verzoek van mr. Van Dijk vereenigden, werd door allen toestemmend geantwoord, mr. Van Dijk verzocht verder dr. Van der Haret hierop te hooren. Deze arts werd daarop voorgeroepen en hem gevraagd alsnog de door hem afgelegde verklaring duidelijk uit te leggen. Dr. Van der Harst deed uitkomen dat be klaagde C. Gentis, na zdine verwonding, zeer gevoelig is en dikwijls door stuiptrekkingen geplaagd werd. waaraan hij ook bloot zou staan bij eene terechtzitting, waar veel pu bliek aanwezig is, waardoor hij1 dus opgewon den wordt. De arts deelt mede. dat C. Gentis de eerste zes maanden na zijne inhechtenisneming geen toévallen heeft gehad, dat deze zich eerst geopenbaard hebben in de laatste drie maanden. Verder verklaart dr. Van der Harst dat, volgens hem, deze toestand niet van tijdelij- ken doch van blijven den aard zal zijn. Dë president geeft daarop het woord aan het openbaar ministerie. In een uitvoerig pleidooi, vraarin de officier de verklaring van den geneesheer dr. Van der Harst zeer zeker onderstreept, vermeent het openbaar ministerie zich van het nemen van een con clusie te moeten onthouden. Het woord daarop gegeven aan mr Van Dijk, verzoekt deze weder, ten einde het gevaar der stuip trekkingen tot een minimum te beperken, de zittingen met gesloten deuren te doen plaats hebben. De zitting wordt daarna geschorst; de raad begaf zich in raadkamer. Onder de rede van mr. Van Dijk was beklaagde C. Gentis zoo hevig aangedaan dat de tranen, hem langs de wangen stroomden. De verklaring vooral van dr. Van der Harst dat hij] de toevallen niet van tijdelij- ken doch van blijvenden aard beschouwde, scheöh diepen indruk op hem te maken. Als stukken van overtuiging waren ter tafel gebracht een verzegelde tasch en een verzegeld pakket, waarin hoogstwaarschijn lijk de vurig begeerde geldtrommel van de Javasche Bank gesloten was. De beraadslaging in raadkamer duurde on geveer een half uur en had tot resultaat, dat de voorzitter verklaarde dat de zittin gen met gesloten deuren zullen plaats heb ben. Hot Bat. Nbld. van 21 October schrijft R..;i±j vóór den aanvang der terechtzitting, Lclcni ire .de zaak v&ui C. en H. Gentis, had zich een vrij talrijk publiek in het ge bouw van den raad van justitie verzameld. Kwartier over negenen ving de zitting aan, gingen de deuren dicht. Het publiek wacht te. Men vernam, door een deurwaarder, dat het openbaar ministerie, alvorens over te gaan tot Het nemen van zijin requisitoir, open baarheid der zitting had geëisdht een eisch, wel te verklaren, nu het onderzoek feite'ijk is afgeloopen en de redenen, welke vóór de sluiting der deuren konden gelden, daarmede vervallen. Het puibliek vernam verder, dat de verdediger van den eersten beklaagde, voor wien het noodig was het onderzoek met gesloten deuren te doen plaats hebben, zich niet tegen de openbaarheid der zitting zou verzetten Een kwartier ging weder voorbij, waarna de verdedigers zich naar de advocatenka- mer begavende raad had zidh, partijen gehoord, in raadkamer teruggetrokken, om te beslissen in zake den eisch van het open baar ministerie. Weder ging een groot kwartier, een half uur voorbijde deurnaarder verscheen om de verdedigers op te roepende deuren gin gen weder toe en verder vernam men niets. Tot eenigen zich in de zijgangen waag den, door de open ramen zagen dat de amb tenaar van het openbaar ministerie aan het woord was en daaruit moesten besluiten, dat i ook deze zitting met gesloten deuren plaats had. Zelden trad zoo duidelijk als bij deze ge legenheid aan den dag, hoe het publiek'hier beschouwd wordt als een quantité négligea- ble. Wij nemen natuurlijk dadelijk aan dat de gronden tegen den eisch van het openbaar ministerie tot hervatting der zitting in het openbaar aangevoerd, den raad moesten doen besluiten de zitting weder met gesloten deu ren te doen hervatten. Maar het zou toch zeker van eenige égards tegenover het pu bliek getuigd hebben, zoo daarvan kennis was gegeven cn daarvoor was immers een enkel woord van den deurwaarder reeds vol doende. Nu liet men het publiek kalm in onzekerheid. Eindelijk ging de een na den ander, waoh- tensmoede, heen. De zitting van den raad eindigde om streeks half twee. Het openbaar ministerie, waargenomen door mr. J. Duparc, heeft na een uitvoerig requisitoir geëischt voor den eersten beklaagde, Cor Gentis, schuldigverklaring aan diefstal met geweld, sporen van kwetsing hebbende achtergela ten, en veroordeeling tot tien jaren tucht huisstraf voor den tweeden beklaagde, Herman Gen tis, medeplichtigheid aan voren omschreven feit en veroordeeling tot vijftien jaren tuchthuisstraf. De verdediger van den eersten bek'aagde, mr. J. A. van Dijk Jr., concludeerde na een uitvoerig pleidooi, waarin hij vooral wees op den toestand van zijn cliënt, bijna %e- heele afhankelijkheid van diens broeder, lot ontslag van rechtsvervolging en beval ove rigens, zoo de raad daartoe geen termen modht vinden, zijn cliënt met volle vertrou wen aan in de clementie van den raad. De verdediger gaf een tot in bijzonderheden il- dalcnde schets van het leven der beklaagden, zooal9 hij dat had gekend, ten bewijze der geestelijke afhankelijkheid van zijn oliënt van diens broeder en achtte, ook op grond van hetgeen te dier zake uit het gehouden onderzoek is gebleken, het geval van over macht aanwezig, omschreven in art. 30 W v. S. ,,Er is misdrijf, noch overtreding, wan neer de beklaagde, tijdens het plegen van het feit, in staat van krankzinnigheid ver keerde, of wanneer hij door overmacht werd gedwongen." De verdediger van den tweeden beklaagde, mr. Stibbe, bestreed de acte van beschuldi ging punt voor punt en concludeerde gedeel telijk tot ontslag van rechtsvervolging, ge deeltelijk tot vrijspraak van zijn cliënt. Opmerking verdient, dat het openbaar ministerie geen verzachtende omstandighe den aanwezig achtte, zooals algemeen ten opzichte van den eersten beklaagde werd verwacht. En wijders dat, in overeenstem ming met het algemeen gevoelen, voor den tweeden beklaagde, aangemerkt als mede plichtige, aangewezen als geestelijke dader, een veel zwaarder straf is geëischt dan voor den uitvoerder van het misdrijf. De beklaagden verlieten een weinig be wogen de gerechteaal. Kameroverzicht Tweede Kamer. Vergadering van Vrijdag 20 Nov. Goedgekeurd worden achtereenvolgens de wetsontwerpen tot: Wijziging van de grens tusschen de ge meenten Schoterland, Weststellingwerf, eD Ooststellingwerf Wijziging van de grens tusschen de ge meenten Rotterdam en lïilligersberg; Toekenning vain een subsidie voor de droogmaking van. plassen onder Reeuwijk en Sluipwijk; Onteigening ten behoeve vap con spoorweg van Middelburg naar Domburg, met een zij tak van Koudekerke naar Vliss/ingen Verklaring van het algemeen nut der ont eigening voor de uitbreiding van het station Haarlem en de uitvoering van daarmede in verband staaDde werking. Indische begrooting 1904. De algemeene beraadslaging wordt voort gezet. De heer De Waal Malefijt brengt hulde aan den minister, over de wijze waar op Indië in de Troonrede is ter sprake ge bracht. De schitterende tochten in Atjeh zijn in sobere woorden herdacht, hoewel er alle aanleiding was om andere woorden te bezigen. In de tweede plaats dankt hiji voor hetgeen in de Troonrede is gezegd omtrent ae regeling der rechtspositie der inlandsche Christenen. Thans komt Spr. tot hetgeen ook gisteren den hqfafldisolioheil was, n.l. die Indische finan ciën, waarover de Troonrede zich ook sober U:tlaa/t. Optimisme in fimancieclc zaken is zeer zeker bedenkelijk, maar pessimisme is nog erger. Men doet het voorkomen alsof wij in Iiüdaë voor een bankroet staan, maar wanneer men bij het te kort van 77 milliöen lot op hetgeen, is uitgegeven voor den Atjeh- oooiog, voor de Solo-valled, voor de koffie cultuur, voor leniging wan den nood op Se- nuarang, voor spoorwegen en irrigafciewerken ouz., dan is de toestand niet zoo donker als men dien, voorstelt. Er werd op gewezen, dat Imdlië afhankelijk is van de opbrengst der producten, miaar laat imeu dan eene oen an deren weg aanwijzen. Spr. geeft toe, dat naar eene andere richting gestreefd moet worden, en desse minister streeft daarnaar, maar men ka;; geen ijtzer met handen breken. De grooto reden van beszargdlhedid zit hem in de weinige draagkracht der inlandscth© bevolking. Ja, er zou eene oplossing zij'n, wanneer er nl. eens een consortium kwam van rijfce mienschon dat dte schuld afdeed. Maar zoolang er zulk een consortium niet kamt, moet de minister de koorden van de beurs wel in handen houden. Wauneer Inldië met woorden te helpen ware. dan ware het reeds jaren geleden geholpen. Maar met woorden is Indiië niet te helpen, dloch met daden en die daden durft deze minister voor te stollen. Natuurlijk vindt h:> daarbij tegenstand. Dat ziet nnon bij elke nieuwe zaak. Men heeft bezwaar tegen den vorm, tegen het geven van een voorschot. Maar is nu het verschil pracbisch, zoo groot tusschen het geven van een renteloos voor schot en een bijdrage. Immers neen. In theorie is er verschil tusschen voorschot eu bijdrage, maar :\i do practijk is het versohi. zeer luttel. Had de minister een bijdrage ge vraagd, Spr. zou haar gaarne hebben gegciveu. Laat de minister ditmaal een voorschot j vragen, dan kan dat later omgezet worden in een bijdrage. Hoofdzaak is, dat de nood gelenigd wordedat de drenkeling gered worde. Met den heer Cremer is Spr. het eens, J dat het moet blijven een buitengewone hulp, voor buitengewone omstandigheden. Spr. staat- verbaasd over de weinig voortva rende wijze waarop deze zaak door de Indi sche regecring is aangevat. Klinkt het niet bijna als ironie, dat na een half jaar Indië nog niet eens een plan voor hulpverschaf fing gereed heeft. Nogmaals, het is Spr. ecu raadsel en hij moet dan ook zijne groote teleurstelling uitspreken De heer Cremer nam gisteren den gouv.-gen. in bescherming en dat was maar goed ook, want anders zou zeker niemand het. gedaan hebben. En wan neer de minister eens anders ware opgetre den, wat een storm zou er over zijtn hoofd zijn losgebarsten. Wanneer hi? eens niets op deze begrooting had voorgesteld, wat zou het moeielijk geweest zijn dezen minister te ver dedigen, terwijl het nu zoo gemakkelijk is. De minister heeft woord gehouden en daar voor verdient hij hulde. Wel wordt geen plan voor hulpverschaffing voorgesteld, maar wel iets dat er zoo na mogelijk bij komt. Spr. kan zich niet begrijpen, hoe men kan spreken van een sluitpost. Gaarne wil Spr. profiteeren van de wijze lessen van den Heer Roëll (gelach), waar deze hier kan spreken van een sluitpost, begrijpt hij niet. Spr. hoopt dat de minister niet den raad zal vol gen om den post in to trekken. Dat zou wrok wekken tegen Nederland. Spr. vleit zich dan ook, dat de Kamer met groote meerderheid den post zal aannemen, ook met het oog op verspreiders van slechte ge ruchten in het buitenland. Spr. blijft er bij, er moet een afgerond plan komen, maar daar mag niet op gewacht worden. Wil Indië geen plan ontwerpen, dan moet dat hier maar gebeuren. Nood breekt wet. Er zijn hier ook wel krachten die een plan kunnen maken. Thans nog een paar détail-opmerkingen. In de eerste plaats vestigt Spr. de aandacht op de thee, welke in Indië door de Chinee- zen wordt ingevoerd. Wanneer het invoer recht op thee verhoogd werd, zou dit een stevige bate voor de Indische schatkist op leveren. In de tweede plaats wijst Spr. op het con cubinaat van de Indische ambtenaren. De Indische ambtenaren moesten een beter voorbeeld geven. Spr. vraagt of deze zaak ook reeds 's ministers aandacht hoeft getrokken. De heer Verhey betreurt de onvoldoen de toelichting van den financdeelen toestand in Indië. De wijize van behandeling der In dische begrooting, het groote veld waarop ook niet-deskundigen zich bewegen moeten, keurt Spr. af, en hij vraagt of uit Indië zelf nooit voorstellen zijn gedaan om de begroot ing op andere wijze te behandelen. Heeft Indië zelf nooit eens voorstellen gedaan tot verbetering van den eoonomisohen toestand. Reeds jaren bestaat er een ongnnstigen toestand', ra nog geen enkele ingrijpende maatregel is er voor gesteld, terwijl de bevolking van Java steeds toeneemt. Waar moet dat heen? Hier had moeten geldon het ,,gouvereer c'est pré voir". Spr. dringt aan op het instellen van een ko lonialen raad, een licihaam dat die Indische toestanden bestudeert, resumeert ra adviezen geeft, waarvan de Tweede Kamer gebruik zou kunnen maken. Met den minister is Spr. liet eens, dat de draagkracht van Indië ver hoogd kan worden door verhooging van de draagkracht der inlanders. Het voorstel tot het geven van een voor schot aan Indië laat Spr. rusten, doch hij vestigt die aandacht op de lagere cijfers voor leger en vloot uitgetrokken. De minister schiijfnt ook zijn plan te hebben prijsgegeven o«m het departement van Oorlog naar de vlakte van Bandoeng over te brengen. Die beperking van uitgaven juicht Spr. toe zoo lang de draagkracht voor Indië dit noodig maken Verdient de minister hulde, dat hij zijne begrooting binnen de door hem gestel de perken heeft gehouden, toch vraagt Spr. of de aanschaffing van karabijnen en kanon nen urgent is. Spr. is het eras met hen die meen en dat de defensiekoeten tot verweer tegen een buitenlandsohen vijand door Neder land moetra gedragen worden. Nu nog een enkel woord over Atjeh. Spr. acht niet gering hetgeen opvolgende minis ters en gouv.-generaals gedaan hebben om generaal Van Heutsz zijn plannen te laten uitvoeren, maar als volksvertegenwoordiger acht hij zich verplicht hulde te brengen aan generaal Van Heutsz, die door zijn voor beeld en rusteloos streven nieuw leven in de troepen heeft gebracht en aan wien de resultaten te danken zijn, welke tot dusver zijn verkregen. Spr. vraagt of wij in de toe komst genoegzame krachten zullen hebben, om ons gezag in de binnenlanden van Su matra te handhaven als het daar gevestigd is. De heer De Savornin Lohman gaat na welke zedelijke verplichting wij te genover Indië hebben, nu wij het hebben opgevoerd tot een hoogeren staat van ont wikkeling, dan waarin Indië uit zioh zelf gekomen zoude zij.n. De verplichting rust op ons Indië te helpen, want wij kunnen dat land thans niet aan zijn lot overlaten, nu de bevolking is toegenomen en de draag kracht is verminderd. Er blijft on9 maar één middel over, nl. bijspringen met eigen middelen en of dit nu gebeurt met een bij drage of een voorschot, komt in het wezen der zaak vrijwel op hetzelfde neer. Ditmaal stelt de minister een voorschot voor, waar voor Spr. niet veel voelt, omdat de prikkel tot zuinigheid er minder door wordt. Een bijdrage zou Spr. billijk achten. Het gevoel mag hier geen einddraad zijn en hij ver werpt het denkbeeld van de ©ereschuld, ge lijk dat hier meermalen verdedigd werd. Maar Spr. ontkent genszins den band die tusschen Nederland en Indië bestaat. Hij beschouwt dien als een band tusschen twee broeders, van wie de oudere den jongere moet helpen. De vraag is echter hoe te hel pen. Daarvoor acht Spr. een plan noodig en hij vraagt of in Nederland geen commissie is te vormen van mannen, met Indië be kend, om zulk een plan te ontwerpen. Nu dit plain nog niet is ingekomen, wil de Regeering een voorschot geven, waarvoor Indië wiet zal worden gedebiteerd wat rente betaling betreft. Zulk een voorschot zon veel te beteekemon hebben, wanneer hot gold als era eersten stap, die door anderen gevolgd zal worden. Doch dajt ia de bedoeling niet.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1903 | | pagina 1