ST. I?i. Iterate Blad.
2" jaargang?.
Donderdag 24 December 1903.
fta
FEUILLETON.
Rozenheuvel.
BUITENLAND.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS
Per 8 maanden voor Amersfoort 1,23.
Idem franco per post. - 1.75,
Afzonderlijke nummers- 0.03.
Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van
Zon- en Feestdagen.
Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men róór 10 nnr
'a morgen» bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgever#: VALKHOFF C».
lltrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN I
Vu 1—S ragtlf
Elk, resre! ra ear
Groot, letton uu pUatsrainto.
Voor h.ndel en bed riff beetua Toordoellgo bepalingin tot
het herhaald adrarteoron ia dit Blad by abonnement. Bene
oirenlaire, berattondo do roonrurdo, wordt op aanvru(
toegezonden.
Aan hen die met I Jan. a. a.
op dit blad inteekenenwor
den de nummers die gedu
rende de maand Deoember
nog zullen verschijnen KOS
TELOOS toegezonden.
Licht uit Duister.
Daar is uit 's werelds
dmistre wolken.
Een licht der lichten
opgegaan.
N ic. Beo fcs.
Kerstfeest vreugdefeest bij uitnemend
heid Daarbuiten rij 't donker, binnen is
't licht, binnen d. w. z. in 't gezellig huis
vertrek, waar rond de tafel zioh schaarden de
ouders met hun kinderen, de kleineren en de
grcoteren, do jongeren en de reeds volwass-
nen, zij, die nog wonen onder 't ouderlijk dak
zoowei als die anderen, die reeds bouwden
een eigen woning, van verre en van meer
nabij zijn zij; allen gekomen, zich wereenigend
rond den haard, denzslfde, die ze eenmaal
zag dartelen aan vaders knie, die ze eenmaal
zag spelen op moeders schoot.
Het glanspunt van 't feest zal ook nu weer
de kerstboom zijn. die met zijn schittering!
van licht de feestelijke stemming komt ver-
hooien en tegelijk: in beeld brengt do geschie
denis van dezen dag, welke almede de kortste
is van 't jaar, vaak met ijs en sneeuw tot ons
komend, soms zich hullend in dachten nevel
sluier, volop winterdag, maar die. tegelijk ons
predikt een blijde boodschap, de zegepraal
van 't licht, die ons aankondigt een groote
vreugde, de wording van 't nieuwe loven-
Wie zal zeggen, hoeveel eeuwen reeds dit
winterfeest werd-gevierd, zij het dan ook on
der verschil lenden naam en op verschillende
wijze, maar altijd met eenzelfde gedachte tot
grondslag, do gedachte, die zich niet beter
vertolken laat dan met de bekende woorden
„Uit de nevelen zal de dag eenmaal zeker
rijzenDiepen indruk moet reeds in over
oude tijden gemaakt hebben dat inkrimpen
der dagen, dat toenemen van 't duistervan
angst en vrees zullen er volen rijm vervuld
bij het denken aan oen mogelijke vernietiging
van 't licht, als eens de zonnegod voor goed
afwenden ging 't gelaat van de aarde, als
eens de grootc lichttoorta aan den hemel werd
gebluscht
Maar immers, neen, ook hier zou blijjken,
boe, als de nood op 't. hoogste is, dte redding
't meest is nabij reeds keerde/de zonne
wagen terug op zijn banen, ieder on dag iets
langer en iets krachtiger straalde 't hemel
licht, de echijndoode aarde ontwaakte ten
leven, de dagen lengden alreeds, het duister
week al meer, de afgeleefde grijsaard, die
winter heet, moest het afleggen tegen den
krachtigen jongeling, die, met lenteloover
omkranst, uit het strijdperk trad, 't gelaat
stralend van vreugd, het gewaad blinkend
van licht
Ben kinderlik naïeve voorstelling, waar
aan de herinnering nog altijd wordt levendig
gehouden door meer dan één kerst-gebruik,
o. a. door d'en marentak, die zulk een voor
name plaats inneemt in bet kerstfeest onzer
overzeescho na-buren.
In de Edda, -het heilig boek der Scandina-
viërs, waaruit wij voor een goed deel onze
kennis der Germaansche godenleer putten,
wordt ons verhaald hoe de beste en wijpte
der Asen, Balder, eens gekweld werd door
angstige droomen, die zeker niet veel goeds
Uit het Enyelsch
61 VAÜ
FLORENCE MARRY AT.
Op dat oogenblik rees een gestalte voor
het oo-g zijns geestcs op, die fluisterend bot
woord onmogelijk scheen te herhalen de
gestalte van een jong meisje, dat hem in ha-ar
eigen klecren stakhem haar spaarpennin
gen, tot de laatste toe, met liefdevol smeeken
opdrong en hem ten afscheid omhelsd© met
vochtige oogen en trillende lippen, maar moe-
dag en flink tot- het eindo toe, uit angst, dnt
zijn vlucht anders eens mislukken meebt...
Onwillekeurig voer een huivering hem door
de leden, toen hij 2ich dat oogenblik van
acheidW te binnen riep, en kreeg hij ean
voel over zich, alsof hij zieli aan een schan-
flelijfk, laaghartig verraad schuldig had ge
maakt, maar tegelijkertijd werd zijn hart
van een zwaren last ontheven. De Eveline,
die jaren geleden zijn reddende engel was
geweest, zou zich thans niet tegen hem koe
ren. Hij besloot, haar moed m flinkheid ten
tweeden male op de proef te stellen. Toen
hij zich voldoende vergewist had, dat zijn
aanstaande schoonvader niets te veel had ge
zind aangaande de uitgestrektheid van het
httfgoed, verliet hij zijn schuilplaats, om
voorspelden. Frigga-, rijn moeder, haast zichl
elk onheil van haar zoon af te wenden, door
al wat op aarde is, zoowel de dieren als de
planten en de delfstoffen, een duren eed
te doen zweren, dat zij haar kind niet scha
den, veel minder dooden zullen. Frigga's hart-
en dat der goden was gerust, en de Taatsten,
nu ge«en enkc-l gevaar voor h-un lieveling duch
tend, plaatsen Balder in hun midden, schie
ten pijlen op hem af, werpen hem met stee-
non, trotse]v op en verheugd over zijn on
kwetsbaarheid. Intusschcn, het bekende
woord „niemand zonder vijand" bleek ook
met b3trekking tot Balder waar te zijn, en
ook hij zou die waarheid er van moeten onder
vinden, Door nijji ontstoken, maakt Loki.
dc booze grd, zich op, aangenomen hebbende
de gedaante ee-ner on do vrouw en gaat tot
Frigga. om haar, schijnbaar deelnemend, te
vragen, of zij wel weet, boe de goden zich
mol haar zoon vermaken. De moeder ant
woordt daarop geruststellend, dat niets hem
zal kunnen deren, daar alles den eed zwoer,
hem geen onheil t© zullen berokkenen, alle®,
nu. ja1, behalve de mistelstruik, die haar tc
jong en te onbeduidend scheen-. Nauwelijks
heeft de verraderlijke L-oki dit vernomen of
rij spoedt zich heen, plukt een misteltak,
maakt, er een pij:l van en keert er mee terug
naar den kring der goden. Daar ziet rij ach
teraf staan den blinden Hod er, Balder's broe
der. „Waarom schiet gijl niet naar Balder,
waarom- doet gij niet mee aan dit vroolijk
spel f vraagt zij hem, en, als hij ten ant
woord geeft, dat. hi* immers niet zien kan,
geeft zij hem den pijl, duidt hem de richting
aan in welke Balder staat, rn 't duurt kort
of Balder valt doodelijic getroffen neder.
Daarmee was 't grootste leed en onheil ge
schied, dat goden en menschen kc-n treffc-n!
Do beteekenis dezer oude mythe laat rich
gemakkelijk verklaren. Balder is de witte
dr.g-god, zijn onkwetsbaar lichaam is het
licht-, Hoder, rijp blindle broeder, is de god
d'er duisternis, de misteltak is een voort
brengsel van den winter, in welken tijd hij
zijn vollen wasdom bereikt
Zoo wordt in deze oude mythe ons getee-
kend de strijd tusschen duister en licht, tus*
schen winter en zomer, een kamp, die telken
jare wederom wordt gestreden, altijd met dien
zelfden triumf1
En ook wii verheugen ons, als de ouden,
bij do gedachte aan die overwinning, die met
zich brongb het lengen der dagen, straks het
aanbreken der lente, als do „onoverwinnelijke
zon" met nieuwe kracht haar stralen werpen
zal, om overal op de aarde te voorschijn te
roepen nieuw leven, te brengen nieuwe
vreugd» de oogst in 'i verschiet
Maar dat is niet de eenige grond onzer
b-Iijidscliap, dat is niet dc eerste gedachte,
die do kerstdag in ons oproept. wij, Chris
tenen, houden allermeest het oog gericht op
iets anders en wi; worden door kracht der
verbeelding geleid naar het land van den
opgang der zon, 't. verre Oosten, waar ergens
voor negentien eeuwen, omstreeks dézen tijd
des jaas, een kindeke werd neergelegd in een
kribbe er was- anders geen plaats voor
Maria's Zoen eon jongsken, dat. man ge
worden, zeldzaam grootc kracht van zich zou
doen uitgaan, reikend over schier gansch de
wereld!, Jezus, die oen keerpunt zou zetten in
de geschiedenis, met wien zou aanbreken eten
,,Yiscum Album een woekerplantdie
zich ontwikkelt en tiert op .boomen van ver
schillende soort, nadat do zoogenaamde lym-
etende lijster do zaadjes der witte bessen heet:
vastgelijmd op hun tak.
nieuw tijdperk in 'b leven der mensahhedd,
dio licht ontstak waar 't op aarde nog zoo
donker zag, oen zon gelijk, onoverwinnelijk,
welker stralen zouden reiken tot in verre,
verre eeuwen, glans werpend) tot op dezen
dag.
Een eenvoudige naar de wereld, was hij,, bij
zijn tijdgenoot en veracht, door 't nageslacht
verhoogd en gekroond, onsterfelijk voortle
vend, met kderen kerstdag opnieuw gehul
digd door duizend maal duizenden.
Rijst vorsten van uw tronen op
Met al uw pracht en waarde
Legt diadeem en rijksstaf neen-
En brengt geknield den Koning oer,
Wiens rijk niet is van d'aarde'
Een Franscb schrijver laat Miryem, Jezus'
moeder, in een samenspraak met. Lilith, de
dochter van Herodes, op de vraag, of haar
kind, groot geworden, oorlog! zal voeren en
d'en koning Herodes van den troon zal stoe
ten, aldus antwoorden „Neon, zijn konink
rijk js niet van deze aarde, bij zal geen lijf
wacht en geen soldaten hebben, ge>n paleis
ca geen schatten, hij zal leven als de armste
visscher van Gcnesareth'smeer, hij| zal do
dienstknecht wezen dér geringen en armen
zieken zal hij genezen, bedroefden zal hij
tioosten. Hij. zal lijden om cn6 den prijs v?n
't lijden te learen schatten. Hij zal wezen
do koning der tranen, van hét erbarmen en
de vergiffenis. Zijn troon zal wezen oen kruis.
Waarheid en gerechtigheid heeft hij gegrond
vest op aarde; zóó zal hij heersclien over do
harten''
De eeuwen hebben dat woord niet be
schaamdof werpt iemand mij, tegen, dat
van dio heerschappij1, van dat koninkrijk nog
altijd zoo weinig is te zien? Is 't niet als naar
't leven geteekend, wanneer ergens in een
kerstfabel de groote Menscbenzoon, een blik
werpend op onze aarde, eerst met welgeval
len ziet op de ontstoken kerstkaarsen, die
branden to zijner eer, met welgevallen luis
tere naar d!e kerstliederen, hem ten prijs ge
jubeld, maar dan met weemoed afwendt het
gelaat van deze wereld, waarop zooveel duis
ternis. zonde, ellende heerscht, terwijl er
zoo weinig bleef van de liefue, die hij gaf,
van do vroomheid, die hij bracht als hoogste
Godsgeschenk? Ontwarende ter eene zijde al
dat niet begrijpen van, ter andere al die
onverschilligheid omtrent zijn Evangelie, kan
het anders of aan zijn ziel ontwelt de bittere
klacht „Vader, heb ik dan tevergeefs ge
leefd
Nog is het donker op aarde, wij'zijn in 't
hart van den strijd tusschen duister en licht,
in lettefTijkcn zoowel als in figuurlijken z:n.
En nu i;geen werd van angst ca vrees ver
vuld bij 't zien van zoo velerlei beroering,
jammer en zonde. De wachter op de muren,
hij klaagt- „waar blijft de dag?"
Wat nood het daagt in" het Oosten, bet
licht rijst aan de kimmen, 't nieuwe leven ligt
reeds in rijn windselen neêr, de kortste dag ia
voorbij, straks koestert do „onoverwinnelijke
zon" de aarde, vollen oogst bereidend op den
akker.
Houd mood, het geweten der volkoren gaat
ontwaken, liefde en vrede en goluk zullen
eenmaal heerschen op aarde, Maria's Zoon
heeft niet to vergeefs geleefd
Heb komt, wat gij hoopt
Eens wordt met Gods geest
De wereld, Gods kind. gedoopt
F. W~ DRIJVER.
Uit ..Prinses Liliih' can Jules Lemaitre,
opgenomen in den door Nellie bijeengebrachten
bundel Kerstrozen."
Politiek Overzicht
De Joden in Rusland.
n. (Slot).
Het niet-Russische deel der bevolking van
Rusland is aan dwang onderworpen, maar
die dwang uit zich op zeer verschalende
wijze. Het eene deel van die bevolking wil
men door dwang tot Russen maken. Daaren
tegen is er een ander deel, dat met geweld
wordt tegengehouden om in .de groot© Rus
sische natie op te gaan. Dat zijn de ongeluk
kig» Joden. Wij hebben gisteren gezien, hoe
door regeeringsmaatregelen de Joden in een
staat van afzondering 011 vernedering gehou
den worden, die hun den strijd om het be
staan aanmerkelijk moet verzwaren. Maar
het droevigste beeld van den toestand der
Joden in Rusland is ons onthuld door het
bloedbad van Kischinew, waarvan wii in
dezie dagen een naspel in de gerechtszaal heb
ben gehad.
Het gerechtelijke naspel van het bloedbad,
waardoor dit jaar de viering van het Israelic-
tische Paaschfeest in de Russische stad
Kischinew, in Bessarabië. bezoedeld werd.
mag in waarheid een monsterproces heeten.
Er zijn niet minder dan 800 beschuldigden,
van wie 100 zich hebben te verantwoorden
wegens moord en 950 wegens medeplichtig
heid aan moord, terwijl de overigen aange
klaagd zijn van plundering en geweldple
ging. In de akte van beschuldiging' deelde
de openbare aanklager mede. dat bn deze
onlusten 1350 huizen werden geplunderd en
40 personen (38 Joden en 2 Christenen) ver
moord. 500 personen werden ernstig ge
wond; daaronder waren 07 Christenen, 2
officieren en 73 poli tie-a gen ten en soldaten
de overigen waren Joden.
Bij de eergisteren medegedeelde uitspraak
werd over 37 besohuld-'gden vonnis gewezen
het is dus nog slechts een gering deel van
het proces, dat hiermede beëindigd is.
De akte van beschuldiging tegen deze
eer-te groep van beklaagden geeft een over
zicht van het gebeurde, die de tot vergoelij
king van*overheidswege verspreide voorstol
ling weerlegt Daarin werd beweerd: 1 dat
d« bevolking van Bessarabië door de Jood
sdie afpersingen in zeodauigen toestand ge
bracht was, dat de nietigste aanleiding" eene
hevige uitbarsting van worde- moest- teweeg
brengen 2. dat die aanleiding door de
Joden zelf gegeven wasop den eersten dag
van het bloedbad doordat een Joodscb carous-
selhouder eene Christcliike vrouw crest-ooten
had, zoodat haar klein -kind. dat zij in de
armen hield, op den grond vielop den
tweeden dag dcordat een groote hoop gewa
pende Joden in den vroegen morgen eene
kleine schaar weerlooze Christenen overval
len en een Christen gedood had. Met deze
voorstellingen is het relaas der feiten in de
akte van beschuldiging in tegenspraak.
Daaruit, blijkt, dat de in de streek zelf ge
vestigde bevolking aan dc gepleegde buiten
sporigheden betrekkelijk weinig heeft deel
genomen en zich eerst later bij do beweging
heeft aangesloten. Do meerderheid der be
drijvers bestond uit Russische werklieden
uit afgelegen streken, die ieder jaar om
streeks dien tijd naar Kischinew komen,
omdat daar de arbeidsloon en hooger zijn dan
in Midden-Rusland. Deze werklieden zijn
niet door de Joden geëxploiteerd kunnen
worden, zelfs al maakten de Joden daarvan
bun bedrijf. Ook de voorstelling, die do aan
leiding tot het gebeurde aan de Joden toe
schreef, is ongegrond geblekenvoor het
eerste verhaal ontbrak elke feitelijke grond
slag het tweede bleek te zijn ontstaan door
een valsch gerucht, dat een Christen door
Joden geslagen was.
Daarentegen bevestigt de akte vau be
schuldiging ten volle, dab de overheid bij:
deze onlusten eene volkomen lijdelijke roL
beeft vervuld, en zij voegt daaraan toe, dat
deze houding van de dienaren van het open
bare gezag het volk in den waan heeft ge
bracht, dat de buitensporigheden tegen de
Joden met toestemming van dc regeering
zijn op touw gezet. Maar wat van die wer
keloosheid de reden geweest is, en hoe het
mogelijk i9 geweest dit bloedbad te organi
se? ren en uit te voeren zonder dat daarteeen
werd opgetreden, daarover zwijgt de akte
van beschuldiging. Eene organisatie van het
bloedbad is „niet ontdekt kunnen worden"
aanstokers en deelnemers aan het bloedbad
uit andere kringen dan de heffe des volks
rijn „niet opgespoord kunnen worden"geen
enkele ambtenaar is door het Openbaar Mi
nisterie persoonlijk in de zaak betrekken.
De gerechtelijke instructie heeft gedaan wat
in baar vermogen was om dit punt met den
mantel der liefde te bedekken. Zoo heeft
men de lijken der vermoorden zoo spoedig
doenlijk laten begraven, en dit dient nu tot
voorwendsel om te verklaren, dat vermin
kingen van de lijken niet vastgesteld rijn
kunnen worden.
De terechtzittingen in dit proces rijn niet
in het openbaar gehouden. Maar in dit geval
hebben de muren van de gerechtszaal ooren
gehadhet verbod der openbaarheid heeft
niet belet, dat het buitenland vri'i uitvoerig
over den loop van het proces ia ingelicht
door verslagen, die in de Neue Freic Press©
en in de Vossische Zeitung zijn verschenen.
Daaruit heeft, men kunnen zien. dat de
vraag: Wie zijn de ware schuldigen b" het
bloedbad in Kischinew? in het proces eene
groote rol heeft, gespeeld. Niet echter in
dien zin. dat men getracht beeft het ant
woord op die vraag te vinden maar in de
zen vorm. dat het uiterste is beproefd om
te beletten, dat die vraag werd gesteld
Daarover is een langdurige strijd gevoerd
tusschen de rechtbank en den openbaren
aanklager eenerzijds, en de verdediging an
derzijds. Het zeldzame schouwspel deed zich
voor. dat do verdedigers van de beschuldig
den en de raadslieden van de door het bloed
bad aan lijf en goed benadeelden hier één©
lijn trokken. Die schijnbare tegenstrijdig
heid lost zich gemakkelijk op. want wanneer
de nu onzichtbare hand kon worden bloot
gelegd, die het gebeurde heeft geleid, dan
verscheen de schuld van de lieden, die op
de bank der beklaagden zaten, in een geheel
ander licht, cn dan konden de benadeelden
hnnne eischcn tot schadevergoeding doen
gelden aan een adres, waar men in staat was
het hun berokkende leed te vergoeden, voor
zoover dat met geld te doen is.
In de terechtzitting van 7 December lichte
to de advocaat Karabtschewski het door hem
en de overige vertogenwoordgers van de ci
viele partij ingenomen standpunt toe in eene
rede. die zóó duidelijk en klaar uiteenzet,
wat het cardinal© punt- was in dit proces,
dat wij haar voor een deel hier woordelijk
weergeven naar het verslag, dat wiji er van
vonden, fti; eeide:
„Mijne ambtgenooten hebben mij gemach
tigd dc verklaring af te leggen voor de recht
bank. dat wi; ons geheel aansluiten bij de
meening van de verdediging en dat wij het,
den terugtocht naar Foatberstone Hall te
aanvaarden. Hoe nietig en armzalig kwam
alles hem daar voor in vergelijking met. de
statige pracht van Rozenheuvel. Met een ze
kere minachting liet hij zijn blikken gaan
over de bonte mozaïekperken en de jonge
"boomen en heesters. Het waas van nieuw
heid, dat over Featherstone Hall en zijn ge
heel© omgeving verspreid lag, deed hem on
beschrijflijk onaangenaam aan. Bijl den- eer
sten aanblik had Feathorstone Hall hem ecu
aardsch paradijs toegeschenenthans even
wel, nu hij Rozenheuvel gezien had het
landgoed, dat- zijn eigendom had kunnen zijn
kwam het hem blufferig bont en leelijk
van mooiheid voor. Hij krulde smadelijk rijn
bovenlip, toen hij door den weelderig aarnge-
legden bloemtuin liep, met zijn wit marme
ren beelden en urnen en zijn met rozen cn
clematis begroeide bogen van ijzerdxaad1, en
niet zonder een gewaarwording van wrevel
en weerzin trad bij de ontbijtkamer binnen.
Het was .negen uur en de geheel© familie zat
reeds rondom den ruim vcorzienen disch ge
schaard, ten zeerste verbaasd over het cn ge
wone feit, dat Jasper Lyle nog niet yersche
nen was.
„Ben je daar eindelijk. Jasper!' riep Ag
nes, terwijl rij haastig van haar steel op
stond, om hem te gemoet. to snellen .Waa>-
ben je toch geweest? Wij hebben al twee
maal een van de knechts naar je kamer ge
stuurd met de boodschap, dat het ontb;jt.
gereed was."'
„Heeft John je dan niet verteld, dat ;k een
wandeling ben gaan maken, Agncs? Ik kan
mij maar niet vereenigen met de Engelsciie
gewoonten. In Italië staat iedereen vroeg op,
om van de verkwikkende morgenlucht te
genieten, vóór de zon al te verzengend schijnt.
Ik ben zoozeer daaraan gewend, dat ik altijd
met het aanbreken van den dag klaar wakker
word en den slaap niet meer vatten kan."
„Waarom heb je dat niet eerder gezegd,
Jasper?" sprak mevrouw Fcatherstonc. ..Het
zou ons geen van allen iets hebben kunnen
schelen, om het ontbijtuur een weinig vroe
ger te stellen ten pleiriere van onzen logé.
Je moet nooit weer uitgaan, zonder iets ge
geten te hebben."
„Als je mij maar iets van je voornemen
verteld hadt, Jasper," liet Agnerj zich ver
wijtend hooren, „zou ik met je rijn meege
gaan. Ik zou) dolgraag eens een morgenwan
deling met je maken. Ben je van plan,
iederen ochtend een ururt.je te gaan loopen?"
„Dat weet ik nog niet. chérie. maar ik b:n
altijd tot je beschikking. Je hebt slechte te
bevolen en ik gehoorzaam. Hoe zou je ir
over denken, om mij iets te geven tot ver-
eter king van den inwendigen mensch? De
lucht heeft mijn eetlust opgewekt."
„Waar ben je geweest?" vroeg Agnes.
Lyle haalde op echt Fransche manier rijn
ech ouders op.
„Hoe zóu ik je daarop kunnen antwoor
den? Ik weet hier weg noch steg cn het
eene pad ziet er precies zoo uit als het an
dere Ik ben langs welige, groene akkers ge
gaan en geurige heggen, met wild© bloemen
begroeid, zooals men alleen in ons gezegend
Engeland aantreft meer weet ik je niet
van mijn wandeling te vertellen."
„Maar ben je rechts of links afgeslagen,
toen je het groote hek waart uitgetreden?"
hield Agnei yol.
„Hoor eens, Agnes," bracht juffrouw Mac-
donald in 't midden. ,.ik vind, dat je al heel
weinig kieschheid en bescheidenheid toont
te bezitten. Hoe is hot mogelijk, dat je mijn
heer Lyle op zoo'n onbescheiden manier
durft ondervragen? Wie zegt je, dat je aan
staande niet rijn bepaalde redenen beeft,
om betreffende dit onderwerp het stilzwij
gen te bewaren1 Als hij er jon liefst niet
geheel en al buiten had gehouden, zou h'ij
je immers wel vooraf in kennis gesteld heb
ben met zijn voornemen."
„Onzin!" verklaarde Agnes op tamelijk
oneerbiedigen toon. „Wat weet i* daar nu
van, tante? Jasper zou voor mij nooit ge
heimen hebben. Het komt. er ook eigenlijk
volstrekt niet op aan, waar hij gewandeld
heeft. ik vroeg hel maar zoo losweg, lou
ter uit vrouwelijke nieuwsgierigheid
„Als je eens een mooie ochtendwandeling
wilt doen," mengde mevrouw Featherstone
rich weer in 't gesprek, „moet je naar Ro
zenheuvel gaan. Het park is in één woord
verrukkelijk. Als je daar bent. moet je vooral
niet verzuimen, de keurige berceaux te be-
j wonderen.'-'
j „Het tooverpriëelHet is liet liefste plek-
je, dat men ooit op de geheeld wereld1 zou
i kunnen vinden." riep Agncs vol geestdrift.
„Dat. plekje zal ik ie eens wijzen. Jasper.
Daar heb ik voor hot eerst, "kennis gemaakt
met. Eveline, toen zij zoo bitter bedroefd
schreido."
„Hoe kan de eigenares van Rozenheuvel
I reden tot droefheid hebben?" merkte Lyle
aan.
j „Destijds had rij daar wel reden toe. Ik was
nog een kind en begreep de oorzaak van j
haar verdriet niet. Maar toen rij. pas bij haar
oom was komen wonen, gevoelde rij zich
diep ongelukkig. Ik geloof niet, dat rij veel
van hom hield. Hoe zou rij dat ook hebben
kunnen doen? Hij was een knorrige, brom
merige, oude man."
„Zoo moet 'c niet over Eveline's oom spreken
Agnes," zeide mijnheer Featherstone met oen
vriendelijk verwijt in den toon zijner stem.
„Mijnheer Caryll had in rijn leven tal van
grievende teleurstellingen ondervonden. Van
daar dat hij „brommerig" scheen, zooals jij
dat gelieft te noemen."
„Hij heeft Eveline toch nooit recht ge
lukkig gemaakt, papa. en zij kon onmogelijk
van hem houden, omdat hiji zich zoo onver
antwoordelijk wrcedi en onbarmhartig ten
opzichte van haar neef had godragen."
„Haar neef Will was een gemeene schurk,
die een valschen wissel heeft gemaakt en
toen gevlucht is naar Amerika, of de heimei
weet, waar. Ik geloof niet, dat Eveline veel
sympathie voor zno'n schoft zal gevoelen,
j Daartoe is rij zelf veel te nobel en recht
schapen.
„Èvelino hoeft- mij nooit verteld, dat haar*
neef een misdrijf van dien aard op rijn ge
weten had," hernam Agnes mét oen ernsti
ge uitdrukking in haar lieve, onschuldige
oogen. „Zij hoeft nooit een woord te rijnen
naclecle gezegd. Misschien weet. zij niets van
dien valschen wissel af. Het kan ook wel
wezen, dat die geschiedenis maar een ver
zinsel is."
Wordt wmolgd.