UT. 337. Tweede Klad. 3"e Jaargang. Zaterdag 20 Februari 1904. KOLONIËN. BINNENLAND. ERSFOORTSCH DAGBLAD. ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Amersfoortf 1.25. Idem franco per post- 1.75. Afzonderlijke nummers- O.G5. Deze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur 's morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C«. Utrechtschestraat I. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN />75. - 0.15. Van 1—5 regels'. Y Elke regel meer Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeron in dit Blad bij abonnement Bene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag OOST-INDIË. De overval van Tjakra Negara. Aan een brief door den oud-luitenant Clockener Brousson uit Soekaboemi geschre ven aan de Alkmaarsche Ct. antieenen wij het volgende: Ik kreeg onverwachts hoog bezoek en wel van een man, die u zeker veel belang zal inboezemen. 't Was Anak Agoetng Madé Djelantik, een zoon van wijlen den Radja van Lombok, ban neling op Benkoelen, thans met ziekteverlof hier te Soekaboemi. De ongelukkige prins maakt een zeer aan- genamen indruik. Hij is slank van gestalte en een lange gitzwarte baard omlijst een bepaald vorstelijk gelaat. In z'n donkere pij, 't kaal geschoren hoofd, gedekt met een eigenaardig bolvormig kalotrei, deed hij mij onwillekeurig denken aan een kloosterbroeder van een vreemde orde. Dat was dan dus een zoon van den man, die door heel Nederland en Indië berucht is geworden, een der tijgerwelpen van den ellendigen woordbreker, die honderden van onze brave militairen van achter veili ge muren deed vermoorden, te laf als hij was voor een eerlijken kamp in het open veld! 't Wa6 of Anak Agoeng Madé Djelantik mijn geheimste gedachten raadde, want zijjn gelaat werd plotseling zeer bleek en zaclit sprak hij„Ook u denkt, dat mijn ongel uk- kigé vader schuld had aan den overval op de Hallam dsohe troepen!" Ik knikte van ja. Weemoedig schudde de prins het lioofd en zeide: „Wanneer mijnheer hooren wil naar de woorden van een man, die nog nimmer heeft gelogen, dan zal hij de juiste waarheid! 1 eieren kennen, dan zal mijnheer begrijpen, dlat noch mijjn oudle belasterde vader*, noch de prinsen, van het Hof eenigen schuld' heb ben gehad." En toen vertelde de prins mij het volgen de, dat wol is waar in strijd is met de offi- cieele rapporten), doch door mij) van vol doende belang geacht wordt om er nader de aandacht op te vestigen. In den nacht van 25 op 26 Augustus 1894 ontving de Kroonprins Roetoe Agoeng Pa- toet Karinig Asam een brief van generaal Vetter. Die brief, besteand! voor den ouden Radja, was in de Maleische taal geschreven en dus moest de tolk worden gehaald. Dit gebeurde om 8 uur dies avondsde tolk woonde ver en was eerst om 10 uui op Tjakranegara, toen de Radja juut zijn avondgebed deed'. Na 't gebed werden hem brief en tolk gebracht en tot rijp. groote ver bazing hoorde de Radja, dat de gene.aal on gerust was over een 'bericht, afkomstig van zekeren Djero Komang Pengsong, een onder- ambtenaar van den -Radja. Déze zou verteld hebben, dat de Lombokkers een aanval in den zin hadden. Onmiddellijk moest.Djero Komang Peng song bij den Radja komen, doch hij ontken de ooit zulk een dwaas bericht uitgestrooid! to hebben. Nu schreef de tolk op last van den vorst een antwoord aan den generaal en wel, dat 't bericht geheel en al valsch was, dat de generaal zich niet ongerust behoefde te mar ken, want dat de Radja steeds een gehoor zame dienaar en vriend van de Kompenie wenschte te blijven. De brief was nog niet af, toen er plotse ling buiten een schot viel (12 uur s nachts). He Radja dacht dat iemand, trots het ver bod op vleermuizen schoot, doch daarop viel weder een schot en toen begon een hevig geweervuur. De hoornblazers der Hollanders bliezen signalen, de Baliërs liepen schreeu wend uit hunne huizen en de prins-banne ling op Soekaboemi vloog op last van den Radja naar buiten, om het vuur te doen ophouden, t Was echter te laat. De teer ling was geworpen, de strijd was ontbrand en moest wel uitgevochten worden. Tegen den wil van den Vorst waren enkele oorlogzuchtige Baliërs op eigen initiatief aan 't vechten gegaan, 't Was den Radja bekend, dat er vele ontevreden waren, die 't met leede oogen aanzagen, hoe de Vorst zooveel geld uittelde op last van de Kompenie. Mijn zegsman gelooft echter nog niet, dat 't Baliërs geweest zijn. Volgens berichten moeten twee Sasaks in dien noodlottigen nacht binnen Tjakranegara gezien zijn en hij denkt, dat Sasaks de praatjes hebben uitgestrooid en ook de eerste alarmschoten hebben gelost. Hoe het zij, uit dit eenvoudige verhaal leeren wij, dat den Radja van Lombok mis schien groot onrecht is aangedaan. Ik bedoel niet in den eerlijken strijd, die gevolgd ia, doch wed na de overwinning der onzen. Anak Agoeng Madé Djelantik zeide als nog: „Als een misdadiger werd mijn vader behandeld, alzoo boetende voor dö fouten van anderen cu terwijl uw generaal door het Hollandsche volk gehuldigd werd, had men voor den ouden, ongelukkigen vorst niets dan schimp en hoon over. Had de generaal zelfs niet geweigerd den Radja door zijn fa milie en landsadel te doen dragen en gaf hij niet den last om den zieken afgetobden man door dwangarbeiders to laten wegpikelen? Hoe geheel anders gedraagt de generaal Van Heutsz zich tegenover zijn onderworpen te genstanders I" Bitter waren de woorden van den prins- banneling, doch onverdiendwij weten hot niet en onthouden ons natuurlijk van een oordeel. Men was in die dagen zoo bitter gestemd en voorwaar geen wonder! De Prins heeft nog maar één wensch, en dat is, om zich naar Holland te mogen be geven en daar dan persoonlijk aan Hare Ma jesteit alles te gaan vertellen. Ik heb hem beloofd zijn verhaal zoo go- trouw mogelijk op te schrijven, opdat mijn landgenooten deze treurige geschiedenis uit het verleden ook eens van deze zijde zou den vernemen... doch daar komt de trein en dus voor heden genoeg. Kameroverzicht Tweede Kamer. Vergadering van Vrijdag 19 Februari. Hoogor Onderwijswet. De algemeen© beraadslaging wordt voort gezet. De heer Sohokking neemt met belang stelling, doch niet met opgewektheid deel aan het debat, daar hij met deze Rcgeeriug thans in opvatting verschilt. Spr. heeft an dere grieven dan reeds geuit werden. Zij gelden meer hetgeen dit wetsontwerp niet biedt, dan hetgeen het wel geeft. Veel is er in samengebracht wat Spr. er liever niet in had gezien Het doet hom leed dat dit wets ontwerp thans is ingediend, terwijl men nog niet weet hoe in de toekomst do universitei ten zullen worden geregeld. Men heeft geen overzicht over het geheel, en daar om kan een partieele wijziging de ge- wenschte vruchten dragen. Stelselloosheid moet er het gevolg van zijn, en die treedt dan ook reeds aan het licht, gclijik Sipr. met een paar woorden aantoont. Het komt hem voor, dat de minister zijn geheele stelsel reeds klaar heeft, maar, om redenen, die Spr. met kan beoordeelen, mét voordacht met deze partieele wmiging komt. Dé minis ter zegt: dat het doel is tempering van het monopolie van het hooger onderwijs, maar die tempering kan nadtelig werken en scha de doen aan het geheel. Sr.r. is overtuigd dat de minister zelf wel gevoelt dat dit wets ontwerp iets anders beoogt dan wordt voor gesteld. Dat hier vooruitgeloopen wordt op de gansclie regeling van het hooger onder wijs kan moeielijk worden ontkend. Men weet wel gelijk de heer Roell reeds zeide waar men begint, maar niet waar men eindigt. Spr. herinnert aan hetgeen in 1876 is geschied ten aanzien van de universiteit te Amsterdam. Dat het Atheneum aldaar in een© universiteit is veranderd, is in hoofd zaak geschied omdat het de hoofdstad des Rijks goid. Ten aanzien van het aantal universitei ten wijst Spr. op het gevaar, om door uit breiding in de breedte aam diepte te verlie zen. Over het algemeen' toch beantwoordt nu reeds het hooger onderwijs niet aan al do eischen, die op het gebied vam do wetenschap mogen gesteld worden. Reeds nu moet men krachten in het buitenland zoeken en Spr. zou niet gaarne zien, dat mem mog verder in die richting zou moeten gaan. Een vraag blijft voor hem of dc overgroot© toevloed van studenten moet worden bevorderd. Er wordt veel gesproken over het proletariaat in een zin. wélke Spr. niet goedkeurt, maar ook hij stelt de vraag of het z.g. geleerd proletariaat nog moet worden uitgebreid. Die vraag dient men onder de oogen te zien. Een derde quaostic is dc kosten. Dé bijzondere univer siteiten toch zullen uit zich zalf dringen naar een vol ledig bestaan, hetgeen van grooten invloed zal zijp op de kosten. Zelfs zou Spr niet afkeerig zijn van hot stellen van oen tor- mijjn, waar binnen do bijz. universiteiten vol ledig moeten zijn, maar dat zal onmogelijk zijn zonder Rijks-steun, dus mat graoto op drijving van kosten. Dat dient men niet uit het oog te verliezen. Zullen de Vrije univer siteiten aan het doel kunnen beantwoorden dam zal noodwendig hot Rijk moeten bij springen. Bij bepaling van het aantal uni versiteiten wil Spr. niet voorbij zien de uit breiding der bevolking en de grootere bo- hoefto aan intellectueel© ontwikkeling, maar liever had hij gezien, dat de minister zich bepaald hadde tot toekenning van het jus promovenda en don effcctus civilis voor te stellen voor de bestaande universiteiten. Ook Spr. zou de voorkeur gegeven hebben aan staats-examens en het heeft hem gespeten, dat de minister zich daar tegen zoo schrap heeft gezet, hoewel die examens toch zoowel aan rechter- als linkerzijde worden gewanscht. In den breodo zal Spr. hierop thans niet ingaan, alleen wijst hij er op, dat het oen fout is in hot universitair ondenrijs. dat de jongelieden worden opgeleid tot bepaalde ambten cn bedieningen, klaar gemaakt daar voor door repetitoren. Ook Spr. dringt er bij den minister op aan het oor to Iconen aan den aandrang tot invoering van staatsexa mens. Do tempering van het staatsmonopo lie wordt ook noodig geacht met het oog op de rationnalistisehe richting van liet onder wijs. Dat die richting bestaat, ontkent Spr. allerminst en zelfs prof. Van der Vlugt heeft dat toegegeven. Nu wil men zich daarop wreken, maar het is niet hetzelfde hoe men dat doet. En nu vreest Spr., dat het cansolideeren van een Vrije Universiteit in het nadeel zal zijp van de Openbare Universiteit. Spr. is op dat punt niet gerust, ook niet wat de benoeming van de hoogleeraren betreft. Het is eigenaardig, dat ook van de linkerzijde werd erkend, dat een openbarings-geloovige een wetenschappelijk man kan zijn. Doch naast dit liefelijk vioolgeluidl klonk de krijgsklaroen van den heer Troelstra, dio ons een andere opvatting deed hooren. Niet te miskennen echter is het, dat wanneer men dc best© krachten trekt naar de bijz. universiteiten, men daaraan gebrek zal kri;'(- gen voor de openbare. Ook Spr. is voor bij zondere leerstoelen, maar daarvoor zal eene andere regeling noodig znn. Verder vraa-et hij of do universiteiten nog niet- veel sterker dc gevolgen zullen) ondieirvinden van den schoolstrijd, dan die ton aanzien van het lager onderwijs zijn aan den dag gekomen. Spr. vreest van wel. Het gaat niet aan hier met den heer De Visser een academisoh-theologisch debat aan to gaan, maar het komt Spr. voor, dat deze gisteren het hoofddoel niet raakte. Met het aantal belijders dier leeraren aan de uni versiteiten, rijp wij niet geholpen. Het komt aan op den grondlslag van het onderwijs. Wij hebben bij' liet hooger© onderwijs noo dig principia en data. Woteaischap moet niet alleen rijp juist heid, maar ook waarheid. Die wetenschap hebben wij noodig voor ons zelfstandig volks bestaan. Het gaat hier niet om de vrijheid', wordt er in de stukken gezegd, maar om de gelijk heid. Maar die gelijkheid mist Spr. juist. Er zal ongelijkheid bestaan in het onderwijs aan dé bijzondere universiteiten, die eene theologisch© faculteit zullen hebben, doch aan ecu© neutrale universiteit blijft liet onder wijs rationalistisch. Mag eeno regeering dat toelaten, die dc openbaring in plaats van dé Rede tot uitgangspunt heeft? Spr. ont kent dit, Hiji komt op voor de dogmatiek in de theologische faculteit niet als kerke lijk, niaaa* als wiotenschappcilij|k vak. Algeheele vrijmaking van het hooger on derwijn ware een stelsel, maar acht de mi nister dit mogelijk waar de openbare uni versiteiten blijven bestaan met hunne histo rische instellingen? Spr. concludeert dat eon openbare universiteit, schijnbaar neutraal, steeds ten goede koant aan dé rationalisti sche levensbeschouwing, omdat iedere univer siteit, zal zij in waarheid eene universiteit zijn, uit moet gaan van eene bepaalde levens beschouwing. Uit opportuniteit moot Spr. voor dit ont werp stemmen, al had' hij liever een ander gezien. Hij hoopt dat eerlang een man zal opstaan .die ons zal verlossen van die op- portuniteits-politiek. Met belangstelling heeft Spr. gehoord naar de talentvolle redevoering van den lieer Troelstra, en hij, betreurt het, dat deze in ons hooger onderwijs niet heeft gevonden wat hij er in had kunnen vinden en de universiteiten slechts beschouwd als vakscholen voor de arbeidende klasse. De heer Bos wil j^iet ontkennen' dat veel meer moet- worden gedaan om kiemen van aanleg bij het volk te ontwikkelen. Doch ook afgescheiden daarvan kan het hooger onderwijs niet te goed worden gemaakt op elk gebied. Het heeft Spr. dan ook verwon derd dat de heer Troelstra gisteren het hoo ger onderwijs alleen beschouwde uit een oog punt van belang van het proletariaat, ter wijl het hier toch een zaak geldt van emi- uent staatsbelang voor alle klassen der maat- schappij. Wat wetenschap is, Spr. zal er zich niet in verdiepen, want het is een zeer ongeschikt onderwerp voor een parlementair debat. De heer Idsmga, die er zich gisteren in verdiep te, maakte daarbij een ruim gebruik van En- gelsche voorbeelden, en verplaatste zich daar- daar als van zelf te veel in Engelsche toe standen Liever stelt Spr. zich dan ook op het ruimer standpunt, door den minister Kuyper ingenomen. Gcüeel ten onrechte stel de de heer Van Idsinga eene universiteit voor als inrichting waar jongelieden door be paald daarvoor aangewezen leeraren in be paalden vorm werden gekneed. Spr. heeft er een geheel ander denkbeeld van. Hij be schouwt eene universiteit als eene inlichting van wetenschappelijk onderwijs, waar de jon geling voortwerkt op hetgeen hij bij het middelbaar onderwijs heeft geleerd, waar hij leert, zien en denken, om later een eigen richting te kunnen volgen, varende op eigen kompas, verkregen .door eigen kritischen blik en eigen harmonische levensbeschou wing. Van bijzondere leerstoelen verklaart Spr. zich een voorstander, maar daarmede houdt zijne instemming met dit ontwerp ook op, en nu gaat hij over tot do grieven daar tegen Er wordt gezegd, dat bij dit ont- werp gestreefd wordt naar gelijkheid. De daarvoor aangevoerde argumenten mogen op gaan voor het lager onderwijs, voor het mid delbaar cn hooger onderwijs falen zij. D© vrijheid die voor hét lager onderwijs kan ge laten worden, kan niet gelden waar het d© opleiding betreft voor bepaald© ambten en bedieningen. Wij gaan thans niet alleen den weg op van vrijheid en gelijkheid, maar zelfs dien van broederschap, waarbij de jongere broeder het bijz. onderw. dezelfde rechten zullen worden toegekend als de oude ren' neen, zelfs meerdere rechten. Op het gebied van het leerplan toch zullen aan de vrij© universiteiten voorrechten worden ge geven, die do openbare missen. Spr. heeft niets tegen het bijz. onderwijs, mits het peil hoog wordt gehouden en voldoende waarbor gen bestaan, terwijl de rechten en financieele positie van de onderwijzers vooraf moeten worden geregeld. Bovendien moet niet het eindexamen den doorslag geven, maar de ge heele organisatie. Dat is de reden dat Spr. een beslist tegenstander is van een staats examen, ook voor universiteiten. Een staats examen acht Spr. zeer scnadelijk voor de op leiding van onze studenten. Met het onder wijs aan de Vrüe Universiteit gelooft Spr. dat het tegenwoordig veel beter staat dan men het doet voorkomen. Het afnemen van staatsexamen heeft dit nadeel, dat men al gauw zal weten in welke richting rich dat beweegt en er op aan zal gaan sturen, met be hulp van repetitors, waaronder de weten schappelijke vorming van den student zal lijden. Een gevolg daarvan zal ook zijn dat men het minder nauw met de waarborgen gaat nemen dan tegenwoordig het geval is. Een stelsel van geestelijk isolement, gis teren door den lieer Troelstra reeds bestro den, acht ook Spr. zeer bedenkelijk. Men moet zelfstandig door het leven gaan in vrijen omgang met andersdenkenden. Ook onder schrijft Spr. den wensch om het vrij© on derzoek, het vrije onderwijs te bevorderen. Wat het toekennen van graden betreft wenscht Spr. waarborgen omtrent de in richting waar het onderwijs werd genoten, want de staat heeft waarborgen noodig voor eene goede nakoming van staatsambten. En zijn die waarborgen in deze wet voldoende? Spr. sluit zich aan bij hetgeen do heer De Visser daaromtrent lieoft gezegd. Wanneer 3 faculteiten voldoende worden geacht, waar om dat voorrecht dan ook niet aan andere inrichtingen gegeven, b. v. aan voortgezette gymnasia en dergelijken? Spr. vindt de ge boden waarborgen onvoldoende, en daarme de zullen worden prijsgegeven de voordoo ien van het geestelijk verkeer en onderlin- gen naijver die onmisbaar zijn voor eene goede Universiteit, terwijl zij leiden tot be voorrechting van het bzonder onderwijs bo ven het openbaar. De heer Heemskerk geeft toe dat dit ontwerp niet beantwoordt aan het ideaal dei anti-revolutionaire partij. Neen waarlijk niet, want dan zou het or heel anders uitzien Spr. hecht volstrekt zooveel waarde aan het ontwerp niet voor de Vrije Universiteit, die kracht moot vinden in zich zelf. Men moet het dus niet zoo overdreven voorstellen. Snr. is geen voorstander van parbicelo herzienin gen, doch wel voelt hij veel voor rationeel© herzieningen. Zooals er hier eone wordt voor gesteld Eene hervorming aas oinem G u s z wordt zoo gemakkelijk maar niet ge maakt. Spr. zet vorder uiteen dat er alle reden bestond voor een partieele herziening. Ook do herziening der technische hooge .qchool lag geheel in de geestesrichting van dezen minister. Nu heeft- men aangevoerd dat de draagwijdte eener partieel© herziening zoo moeielijk t© overzien is. Spr. geeft dit gedeel telijk toe maar wat voor het lager-ondcrwijs gedaan is behoeft daarom nog niet gedaan te worden voor het Hooger-onderwijs- Tegenover den heer Van Idsinga verklaart Spr. dat z i oen hoogeschool niet in de eerste plaats dient tot opleiding. Do hooge school moet zijn ©en brandpunt van waten schap. Maar hoc moeten de professoren die wetenschap halen. Rit d« Koningin? Bij den Staat? Neen, op hun knieën moetan zij hoofd en hart daarbij inspannen Het is een zaak tusschcn heil ©n God. Volstrekt© vrijheid dus voor de hoogeschool. met een zeker politie toezicht voor de studie. Dat is noodig. Maar aangezien dc wetenschap volkomen vrij is, mag de overheid haar niet. binden aan een gedwongen marschroutc Als men het jus promovendi geeft aan eeno ojwnbare Uni versiteit. dan is er geen onkel© reden om dat recht aan een bijzondere Universiteit te onthouden. Spr. constateert dat <1© Staat volkomen bevoegd is tot het instellen van bijzondere leerstoel an. Hierna treedt Spr. in eene bestrijding van de redevoering van don heer Troelstra, cue gisteren onjuist riteerdo. In een door Spr uitgegeven broch oio staat niet. dat de theo logie de eindbeslissing heeft in alle weten schap, maar dat het Schrift-gezag in alle theologisch© watenschap dooi doorslag geven moet. Komende tot don heer Van der Vlugt, die Spr. oen liberaal op a.-r. grondslag noemt, Ixstrijdt hij diens lx*wering, dat de Open bare Universiteiten niob propagandistisch zijn. Vclo gevallen zou hij daarvoor kun nen aanvoeren. Het werd altijd zoo netjes en overtuigend gezegd, dat men wel moos I geloovon, dat waarheid was hetgeen vertel; I werd. Spr. herinnert aan een voorval uit rijt studententijd. Hij heeft eens de stelling vel B dedigdde partij van dr. Kuyper is gevaal I lijk voor den Nederlandschen Staat. Dit dec« I Spr. onder den invloed van prof. Buys, di f het stelsel dar Staatssouverciaiteit verdedig de en alle andere stelsels staats-gevaarlijj I noemde. De heer Van der Vlugt, welke toet I lid van het bestuur der debatingclub wcu j was zoo fijn gevoelend, om voor te stelle^ niet over die stellingen to stemmen, daar di Kuyper dien avond als introducé aanweri(' was. Do hoer Van der Vlugt kwam op tegaj I do eenzijdige richting van do vrije universi I tcit cn noemde hen stumperds die hunni kinderen bij zich willen houden zonder on I zich hoon te zien. Spr. betwist die opvalj ting. Zij will au volstrekt van hun kinder» I goen wassen poppetjes maken, maar zij willed hunne kinderen laten leiden in cone dooi I hon gewilde richting. En de professoren aai do openbare universiteit leiden, willens d onwillens hunne toehoorders toch ook ii ©ene bepaalde richting. Een groot gevaar be I staalt er voor dia vrije universiteit, waarvoa ziji moot waken, nl. voor coterie-geest. M^ hoe meer man d© Vrij© universiteit v drukt, boa meer men dien cóteriegaeet za aank wecken. Spr. heeft zelf een zoon aan d» vrijp universiteit. Maar al die jongelieden I zijin niet allo overtuigde Calvinisten. Do heer Troelstra. Des to eager. De heer Heemskerk, vervolgende zegt dat die jongelieden wél degelijk om ziel heen zien en over alles donken Ziji gaan naai' dio universiteit, omdat het dion wensch i van hun vader. Waar dit zoo is had) dé heet Vam» der Vlugt zich niet zoo minachten* mogen uitlaten over het onderwijs aan d< vrijp universiteit. Wat do gestelde voorwaar don voor eeno universiteit betreft, ook Spr vindt dio niet in alle oprichten een ideaal In do grondgedachte is Spr. liet eens dia' acmla inrushting eigenlijk geen. universitedi is wanneer er geen 5 faculteiten rij|n; maai dat gaf nog geen aanleiding tot een zoo ern stigem grief aan dö regeering. Keulen ei Aken zij|ti niet op één dag gebouwd. Gaal het nu aan to eischen dat aan eene vrijji universiteit evenveel faculteiten zullen zijc als aan eeno openbare. Dat is toch onbillijk Dat do gedoovige wetensobap de ongeloovig* wetenschap noodig hoeft omi gecorrigeerd tt worden, 7X>u Spr. den hoer Dé Visser niet gaarne nazeggen. Neon do gelooviga weten schap moet zich zolf eontroleeién. Staatsexamens acht Spr. in dit wetscmt werp niet gewénsdht. Dc opportuniteit vai dit ontwerp acht Spr. alleszins bewezen. Dinsdag 11 uur voortzetting. School- en Kerknieuws. Bij beschikking van den. Minister van Bin- nenlandsche Zaken van 15 Februari 1904, no. 1184, afdeel ing Binnenlandsch Bestuur, is be paald, dat de leerlingen-verplegers- en de ver piogersexamens, in de maand Maart af to. leg gen, dit jaar zullen aanvangen to Medemblik oj den 24stcn on te Grave op den 17den dier maand en zijn benoemd in de commissie welke met hel afnemen dier examens zal zijn belast: tot lid en voorzitter dr. A. H. van Andel, in specteur voor het- Staatstoezicht op krankzinni- gen en krankzinnigengestichten, te 's-Graven hage tot lid en secretaris dr. S. Reeling Brouwer lid dor examencommissie der Nederlandsch< vereenLging voor Psyohiatrie en Neurologie, ge neesheer-directeur van het krankzinnigengc sticht te 's-Gravcnhage tot lid O. A.Bosch, schoolopziener in het di» trict Zwolle, li'l dor examen-commissie van d« Vereenigmg tot Christelijke verzorging rat krankzinnigen en zenuwlijders in Nederland. Prof. dr. Rutgers, te Amsterdamds Dunner, te Amersfoort; ds. Renkema, te Rijnj( burgG. Brugsma en G. A. Bosch, te Zwolle zijn door do Generale Synode van de Geref. ker ken benoemd als deputaton om aan de volgend* Syn-odo eene betere regeling voor te stellen ir zake de verzorging der emeriti-predikanten, d« perehkanl*-wed uwen on weczen. Genoemde deputaten hebben zich than» tol alle classis in Nederland gewend met de vragen 1. Welk geldeljjk bedrag eischt de verzorging van emeriti-predikanten, weduwen en weezen thans in uwe classis, gerekend naar de cijfers van d«> Middelburgsche Synode? 2. Achten de kerken uwer classis eene nieuw* regeling voor de zorgen naar art, 13 Dordfochc kerkorde gewenscht en noodzakelijk? 3. Indien ja. kunnen zij zich dan vereenigen met de gedachte, om een onderling fonds t< stichten, waarin elke kerk naar den maat stal van predikanten-traktement eene jaar Hik- sche bjjdrage stort? 4. Wilt u zou goed zjjn, in verband met hel vorenstaande, ons eeno opgave te doen toeko men van do traktementen pastoriën of ver goeding voor pastoriën niet medegerekend die door do onderscheidene kerken in uwe clan- sis worden uitbetaald? In de vyfde plaats wordt gevraagd of de ker ken der classis bij machte zijn om b.v. hot vol gende percentage op te brengen voor trakte menten benedon de f 1000, 5 van f 100C 8 van f 1200 10 van f 1500 12 van f 1700 14 en van f 2000 en daarboven 15%. 1 óór 1 April wordt antwoord verwacht, om dat de voorstellen in deze zaak een half jaai voor don aanvang dor Generale Synode aan de kerken in Nederland bekend gemaakt zullen worden.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1904 | | pagina 1