320 Vrijdag 3 Juni 1904. BUITENLAND. FEUILLETON. ZIJN WELDOENER. 2de Juarg uig. AMERSFOORT ABONNEMENTSPRIJS n 3 maanden roor Amersfoortf 1.25. Idem franco per post- 1.75. Lfzonderlijke nnmmers- 0.05. )eze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Ldvertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur 's morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF ft Co. Utrechtschestraat 1- Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIÉN Van 1-45 regels Elke regel meer Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrjjf bestaan voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement. Bene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. - Politiek OverzicbL Oe leger-credieten in Oostenrijk- Hongarije. Do les, die in den loop der gebeurtenissen p het oor logstooneel in het Verre Oosten igt opgesloten, wordt door de regeering van kfctenrijk-Hongarijo ter harte genomen, tusland ondervindt tot zijne schade at het nalatig geweest is in zijne orlogstoerustingenOostenrijk-Hongarije oet daarmee zijn voordeel. Men heeft zich {gevraagd, wat toch de reden is, dat de ijiksregeering iu dezo zitting van de delega- iën gekomen is met crediet-aanvragen voor ïger cn vloot van ruim 150 millioen kronen !s onderdeel van een nog omvangrijker plan, at bijna een half milliard zal moeten kos- en. Men heeft er dingen achter gezocht, die ïgenlijk liet licht niet zouden mogen zien. loo is het gerucht rondgegaan, dat deze toer ustingen gericht waren tegen Italië en tegen e plannen, die dezo staat zou hebben in de {alkanlanden en inzonderheid in Albanië, at door de Adriatische zee wordt bespoeld. Iet officieuse Fren denblatt is daartegen op komen, en waarschijnlijk met recht. Er be- taat wel is waar geen bijzondere sympathie useohen Oostenrijik-Hongarijie en Italië, al ijn beide staten leden van den driebond naar het zou toch zeker al te gewaagd zijn, e onderstellen dat de oorlog, die Rusland in et verre Oosten de handen bindt, eene bot ing tusschen deze twee staten in de hand ou werken, vooral na het onderhoud, dat jraaf Goluchowski en de heer Tittoni onlaags p Abbazia gehad hebben, dat op sommige lunten misverstand uit den weg geruimd leeft en waarvan gemeld werd, dat liet in- onderheid omtrent Albanië tot overeen- tcmining heeft geleid. Men behoeft waar lijk zoo ver niet te gaan an de verklaring te zoeken van de indiening lezer voorstellen. De uitlegging ligt voor de land, dat de indruk, door den oorlog in hot uiterste Oosten beweeg gebracht op de open- jaro meening. door de rijksregeering is aan gegrepen als eene gelegenheid om met één ilag de toestemming te verkrijgen tot bet besteden van de gelden, gevorderd voor de militaire toerustingen, die sints lang reeds onvermijdelijk noodig zijn geoordeeld om tegen alle eventualiteiten van een oorlog in den onweershoek van Zuidoost-Europa gewa pend te zijn. De regeeringsorganen zijn niet in gebreke gebleven te doen wat in hun vermogen is om de leden der delegatiën te doordringen van hunne overtuiging, dat het rijde hier staat \oor eene noodzakelijklieid, die zijne positie als groote mogendheid het oplegt. Keizer Frans Jozef verklaarde in zijne troonrede Do stevig gegrondveste verhouding tot onze bondgenooten, aangevuld door de nauwe ver standhouding, die de monarchie met Rusland •ri de Balkankwestiën in aoht neemt, vervult ons met vertrouwen in de vreedzame ont wikkeling van de toestanden op ons vaste land", en graaf Goluchowski verzekerde in zijn toelichtend exposé, dat de politiek van de monarchie voor en na door ^conserva tieve beginselen" beheerscht wordt. Wanneer Oostenrijk-Hongarije zich niettemin genoopt voelt met nadruk de verbetering van zijne leger inrichting ter hand te nemen, dan vloeit dit. voort uit het besef van de verplichtingen, waaraan her rijk als groote mogendheid heeft te beantwoorden. In gelijken zin betoogde het Fremdenblatt, dat „niet de wensch om veranderingen teweeg te brengen, het besluit heeft ingegeven om de aanschaffing van wapenen en carlogsma- terieel voor ons leger en de uitvoering van de begonnen scheepsbouw en bewapeningen te bespoedigen", en merkte daarna op: „De vredelievende gezindheid van Oostenrijk - Hongarije ia traditioneel, en niemand, die ook maar met eenige objectiviteit en kennis oordeelt, twijfelt aan hare oprechtheid. Wat het leger- en marinebestuur tot het verlan gen brengt, een sneller tempo in te slaan bij de onvermijdelijk noodige aanschaffingen, is de noodzakelijkheid voorzorgen te nemen. ,.De ervaringen van den tegenwoordigen oor log leggen ons plichten op; si vis paoem, para bellum", zeide de Keizer tot den gede legeerde Ebenhoch. Iedere staat heeft den plicht zijn leger en vloot op de hoogte van den tijd te houden, en wat gedaan moet wor den, doet men 't best spoedig. Men mag nooit vergeten, dat geen staat het in de macht heeft den loop der gebeurtenissen, ook van die gebeurtenissen die rechtstreeks op hem terugwerken, alleen te bepalen en dat altijd oen geheel aantal ongelijksoortige factoren meer of minder medewerkt aan do ontwikke ling van de toestanden." Deze argumenten hebben hunne uitwer king op de delegatiën niet gemist. De be- grootingscommissie van de Oosten rijksche delegatie heeft zich verklaard ten gunste van de voor dit jaar verlangde buitengewone cre- dieten voor leger en vloot. De delegatie zelve heeft zich aangesloten bij dit besluit en zoowel liet orediet van 88 millioen kronen voor het ieger als dat van 75 millioen voor de marine goedgekeurd. En hetzelfde kan men van de Hongaarscho delegatie tegemoet Duitsehland. Tusschen de regeeringon van Pruisen en Brunswijk is na onderhandelingen, die tien tallen van jaren hebben geduurd, overeen stemming gekregen over eene regeling van de grens tusschen de Pruisische provincie Han nover cn het hertogdom Brunswijk. Een wetsontwerp is ingediend, waarbij Brunswijk aan Pruisen afstaat 1665 HA. 95 A. 25 cA. terwijl omgekeerd Pruisen aan Brunswijk af staat 1652 HA. 52 A. 50 cA. Voor de 13 HA. 42 A. 75 cA., die Brunswijx meer afstaat, be houdt het zich nog het recht voor om vergoe ding te verkrijgen. Door deze grensregeling wordt een einde gemaakt aan toestanden, zooals bestaan in de gemeente Woltwiesche, waar in het dorp de gebouwen en in het veld de hoeven en de akkers dooreen liggen, nu eens op Pruisisch, dan weer Brunswijksch gebied, zonder dat daarvoor topogrrf.sch of li .torisch eene ver klaring is te vinden. Deze gemeente heeft twee burgemeesters, een Pruisischen en een Bruns- wijkschen; zij behoort gedeeltelijk tot het Pruisische district Peine, gedeeltelijk tot het hertogdom Brunswijkmaar waar de grens loopt is eigenlijk niet uit te maken. De Nordd. Allg. Ze'tung spreekt het be richt tegen, dat een voor het oorlogstoon eel in het verre Oosten bestemde Duitsche ofli- C'er een uitvoerigen brief van Keizer Wilhelm aan generaal Koeropatkin, den Russ'schen legerbevelhebber, zal overbrengen. Frankrijk. Minister-president Combes heeft het be- ricnt tegengesproken, dat behalve Dautriohe nog een andere officier om dezelfde reden gevangen genomen is. De nationalistiseke pens verdeuigt kapitein Dautriche met veel warmte. Volgens haar is deze officier het slachtoffer van eene intrige. bngeiand. De vice-minister van buitenlandsche zaken, Lord Percy, deeldle in het Lagerhuis mede, id at de regeermg geen voorstellen gedaan heeft aan de oorlogvoerende partijen ten aan zien van de drijvende mijnen. Deze questie maakt bij de regeering een onderwerp van nauwgezette overweging uit. De minister van oorlog, Arnold Forster, een vraag beantwoordende betreffende het rapport der Koninklijke commissie in zake de militie en vrijwilligers en dat de invoe ring der conscriptie aanbeveelt, verklaarde, dat de regeering niet het voornemen heeft om bij het Huis voorstellen in to dienen ten gunste van het oonscriptie-systeem. Deze verklaring werd met gejuich ontvan gen. Portugal. Havais bericht, dat tussolien Portugal en Spanje een arbitrage verdrag gesloten is overeenkomstig art. 19 van de Haagsdhe overeenkomst. Rusland. Graaf Lamsdorff, de Russisohe minister van buitenlandsche zaken, is eergisteren, terwijl hij een wandeling deed, aangevallen en ge slagen door prins Dolgoroeki. Dc aanvaller is in hechtenis genomen. Do correspondent van de Echo dc Paris, die dit meldt, voegde er bij: Graaf Larasdorff is tegenwoordig zeer impopulair. Men verwijt hem, dat hij den oorlog niet heeft voorzien en niet heeft kunnen beletten. Het volk stelt hem verantwoordelijk voor het verlies van de beste Russische pantsersehepen terstond bdji het uitbreken der vijandelijkheden. Tot ver klaring daarvan wordt beweerd, dat gTaaf Lamsdorff, toen de diplomatieke betrekkin gen met Japan afgebroken waren, niet naar Port Arthur heeft, willen 9einen, zeggende dat een oorlog onwaarschijnlijk was en dat de Russen hot eerste schot niet moesten lossen. Zuid-Afrika De aanwerving van werklieden voor de Transvaalscke mijnen in. China maakt zoo danige vorderingen, dat binnen drie weken omstreeks 7000 Chi neezen naar Zuid-Afrik a onderweg zuiien zijn. De oorlog in Oost«Jtzië. Wanneer een beriebt uit Londen waarheid bevat, dan zou het Russische leger op recht- streeksch bevel van den Czaar op marsch gaan naar het zuiden, misschien met de be doeling Port Arthur te ontzetten. Volgens een Chineesch beridht, dat moet worden opgevat voor wat het waard is, drin gen de Japansche troepen, met zóó veel na druk op en is de blokkade van admiraal Togo zóó effectief, dat Port Arthur binnen drie of vijf dagen zal moeten vallen. Het telegraaf-lageni tstohap bericht uil* Moekden Zooals nu bekend wordt, hebben de Russische troepen, voordat zij na een strijd van acht uren aan don numeriek sterkeren vijand1 do stelling in Kiatsjou overlieten, de onbeschadigd gebleven stukken onbruikbaar gemaakt. I De verliezen aan Russische zijde waren aa.ii dooden en gewonden30 officieren en 1 800 man. I Nu er te Petersburg bijzonderheden be kend geworden zijn omtrent den slag bij Kintsjou, brengen dio kennelijk eene gedruk te stemming en bezorgdheid wegens Port Arthur teweeg. Ook organen, die tot dusver de verovering van Por6 Arthur als geheel ondenkbaar kenschetsten, spreken nu open lijk van de mogelijkheid der verovering van de vesting. Steeds meer bevestigt zich de meening, dat men de Japanners tot dusver erg onderschat heeft. De Russ schrijft: „Wauneer het waar is, dat de Japanners niet alleen Kintsjou heb ben ingenomen maar ook de versterkte stel lingen in de buurt, dan moet do verdediging van Port Arthur beperkt blijven tot de ves ting zelve. Dit is natuurlijk zeer ouvoordee- lig voor ons, omdat, wanneer de tijd komt waarop wij met ons veldleger moeten optrek ken om de stad hulp te brengen, de positie, die wij verloren hebben, de Japanners in staat zal stellen ons in schaak te houden." Andere bladen trachten te reageeren togen het pessimisme, dat meer en meer doordringt bij het publiek. Het Journal de Saint^Peters- bourg waarschuwt, dat het Russische volk zich niet aan ontmoediging moet overgeven. De Nowoje Wremja herinnert aan liet woord van Generaal Koeropatkin Geduldgeduld gedulden spoort de „zenuwachtige men sehen" aan niet uit het oog te verhezen de beproevingen, die Rusland heeft kunnen door staan zonder zijne positie van groote mogend heid aan 't wankelen te brengen. Over de gebeurtenissen, in Mandsjoerije wordt bericht: Tientsin, 2 Juni. (Telegraph). Do demon- stratiën van dc Tsoengoezeu hebben de Rus sen genoopt nagenoeg alle kozakkeu posten ten westen van de Liaorivier terug te trek ken. Grooto troepen Tsoengoezeu trékken noordoostelijk van Kwenguing, in de rich ting van den Siberisch en spoorweg ten noor den van Moekden. Tientsin, 2 Juni. (Telegraph). Er moeten Russische versterkingen, orüdier bevel van generaal Stackelberg, van Kaiping uit in zuidelijke richting zich bewegen in de rich ting van Wafangtien. Daaronder zijn eene batterij artillerie, vier Siberische regimenten en een sotnia kozakken, in 't geheel 12,000 man. Er zal nog eene brigade volgen. Moekden, 2 JuniMen verneemt, dat ge neraal Koeropatkin thans in staat is op be langrijke schaal de aanvals-opcratiën te be ginnen. Berichten over de verriahtingeu van de Kozakken toonen aan, dat de Russen nu ten Zuiden van Haitsjeng een aanvallende tac tiek volgen. Bovendien wordt gezegd, clat hot garni zoen van Port Arthur n Japanners afbreuk doet. Men verwacht, dat het beleg van deze belangrijke vesting van zeer langen duur zal zijn. Volgens een bericht uit Tsjifoe van heden half elf 's morgeus, hebben de Japanners eene nieuwe afdeeling troepen aan land gebracht te Tsingruts©, twintig mijlen ten zuid-oosten van Takoeqjan. Een jonk, die van daar hier aankwam, bericht, dat zeventig oorlogssche pen 'en transportschepen daar troepen heb ben gelost. Versterkingen voor het leger, diat Port Arthur moet aanvallen, zijn geland ten noord oosten van Taüenwan. Het aantal is onbe kend. Generaal Koeropatkin heeft een langen brief geschreven aan zijne moeder, waarin hij optimistisch spreekt over den toestand, zooals die drie weken geleden vas. Hij zegt daar in, dal de Japanners waarschijnlijk het ge- heele Kwantong-schiereiland zouden bezet ten. Daluy daaronder begrepen, tot aan de vestingwerken van Port Arthur toe. Maar hij was vol vertrouwen, dat de vesting 'tzou uithouden, als 't noodig was gedurende een jaar. Inmiddels was hij niet van plan Liaojang te verlaten, omdat hij dagelijks daar ver sterkingen ontving en rekende, dat hij tegen 't laast van Julii 400.000 man onder zijn rocht- streeksch bevel zou hebben. Met deze macht vertrouwde hij in staat te zijn het Japansche leger te verslaan en Port Arthur te ontzet ten. De Daily Telegraph verneemt uit Peters- burg, dat generaal Koeropatkin behalve de Japanners ook machtige hinnenlandsche vij anden to bestrijden hoeft. Zijne militaire mededingers noemen Ruslands nederlagen de noodzakelijke gevolgen van zijne gebrekkige strategie als legeraanvoerder en van zijne verwaarloozing der noodige voorzorgen al9 minister van oorlog. Hij moet den Czaar te gen den raad van andere ministers de bezet ting van Port Arthur hebben aanbevolen en ook in 1900 de inneming van Peking en de gevangenneming van den Keizer en de Kei zerin-moeder van China tegen de dringende waarschuwingen van zijne ambtgenooten heb ben voorgestaan. Verder wordt gezegd, dat hij aan het hoofd van het oorlogsdepartornent heeft gestaan, toen admiraal Alexejew eene politiek dreef, die tot den oorlog leidde, maar heden klaagt over het gebrek aan artil lerie en troepen, voor welker verschaffing hij destijds verplicht was geweest te zorgen. Hij verschanste zich achter de door Alexejew aan den Czaar gegeven verzekering, dat er aan oorlog niet behoefde gedacht te worden. Maar dc Czaar wordt meer en meer ontevreden met Koeropatkin, wieais naam als aanvoerder i no zware vuurproef doormaakt. De Keizer zou, zoo verzekert men, Alexejew zoowol als Koeropatkin terugriepen, als daardoor niet een zoo ongunstig licht op het geheele regce- riugsbeleid geworpen werd. De Matin bericht, dat, wanneer dc eskaders, dio thans worden uitgerust, in het verre Oosten zijin aangekomen, admiraal Skrydlow de volgende - vloot onder zijm bevel zal heb ben Twaalf linieschepen de „Alexander III", ..Borodino,' „Navarin," „Orel," „Oslablja," „Pereswjet," „Podbjeda.„Retvisan," „Sc- bastopol," „Sissoi-Veliki," „Kniaz-Soewarof" en „Cesarewitsoh." Dertien kruisers eerste klasse: „Aurora," „Bay an", „Gromoboi", „Diana", „Dmitri- Donskoi," „Jemtsjong," „Iznmronde," Ad miraal Nakhimof," „Olog," „Pallada," Roe- si a," „Rurik," „Svetlana." Een kruiser voor het vervoeren van machi nes de „Kamsjatka." Vijf kruisers tweede klasse: „Almaza," ..Djighite," „Zabiaka," „Novik," „Itazboj- nik.'" Twee kruisers voor het vervoeren van tor pedo's: ..Ussadnik" en „Haidamak." Vier groote kanonneerbooten„Bohr," „Ghiljak", „Gremiatsji" en „Otvajni". Eindelijk twee en twintig torpodojngors, wat een totaal geeft van 59 vaartuigen. Hier onder zijn niet begrepen een flottille gonum- ROMAN TAN ALEX. RÖMER. Zij was er en had door de openstaande deur naar het dansen gekeken, waarbij ziji zich in 't. geheel niet verveeld had. Hllen sloeg haar avondmantel om en een capuchon over het hoofd. Het meisje hielp haai' de balschoentjes verwisselen tegen gewone schoenen en zoo was zij kliaax, om te voet naar huis te gaan. Toen zij buiten op het bordes stond, trad de heer Welcord haar tegemoet, met de over jas aan en de hoed in de hand. „Dat dacht ik al zei' hij, „dat u zou wegslippenhet. gaat mij. evenals uop den duur worat men naai* hohaam en geest ver moeid, van zoo n drukte. Als u het goedvindt breng ik u een eindje wög; buiten zal het veel mooier zijn dan binnen." Zij wa6 verlegen en verrast, dat hij zoo vroeg het feest, waarvan hii de hoofdpersoon was, wilde verlaten, om haar te vergezellen. Hij! scheen haar gedachten te raden Eten fijn lachje speelde om zijn mond, en hij keek met een sdhalkschen blik maar Mina, haar begeleidster. „U is zeker wel bewaakt", zei hij, „maar dan zal liet des te minder hinderen, a's ik met u meega. Op die manier behoeven de meest conventioneele burgers in ons wande lingetje geen aanstoot te vinden." Zij schudde het hoofd en lachte. Zoo liepen zij naast elkander door de stille straten, onder den helderen voorjaarshemel, waaraan de sterren fonkelden. Het dienst meisje volgde hen op eienigen afstand. Hij sprak opgewekt over het gezelschap; hij had van avond studies gemaakt en maakte allerlei pittige opmerkingen. Hij! las bijna, dadelijk in de harten der memsahen, bestudeerde de gezichten en merk te al spoedig kleine, opvallende trekjes. El len had dit vroeger reeds bij hem opgemerkt en verwonderde zich nu weer over zijn juist oordeel over mensohen, die zij veel langer kende dan hij. Zij lachten een paar maal luid en harte lijk, en Ellen had een ongekend gevoel van geluk, dat ziji niet verder analyseerde. Zij hadden een heel eind te loopen, van de Annastraat naar haar huis. Zij, liepen achter den schouwburg langs, gingen door een straatje, vanwaar ize op het Museumplein kwamen, dat links op het meer, rechtuit op het slot, en rechts uitkwam op de straten va ti de binnenstad. In dat. straatje was het Café, waar de too- neelspelers gewoon waren te komen; het wa twee uur in den nacht, maar bet ging er nog vroolijk toe, toen zij voorbijkwamen. Ellen vertelde haar metgezel, dat het vroo- lijke volkje van de planken wereld gewoon was daar bijeen te komen. Gezang en luid gelach klonken tot hen door. Zij gingen vlug voorbij en zetten hun gesprek voort, dat dóór het- rumoer was afgebroken. „O! lieve hemel!" riep Mina plotseling uit Zij keken om. In de deur van het lokaal iwórstelden twee menschen met elkander een meisje en een man. Een gil, als in doodsangst weerklonk en een vrouwelijke gedaante, in een dónkeren mantel, vloog hen voorbij, over het plein, in de richting van het meer. De man, van wien zij zich met geweld had losgemaakt, liep haar een paar stappen ach terna. Toen hij echter de drie nachtelijke wandelaars zag, bedacht hij; zich en ging hij het café weer binnen. Ellen was doodelijk, verschrikt. „Wat scheelt het meisje?" riep zij uit, „om Gods wil, daar is het meer Welcord volgde haar gedachtengangIxij» liep met groote stappen de vluchtenden na, maar zij was hem een heel eind voor. Ellen en het dienstmeisje stondien in adeni- looze spanning toe te zien. Even vóór de laan, die langs den oever van liet meer zich uitstrekte, viel het meisje plot seling neer. Welcord was in een oogenblik bij haar. Ellen haalde verlicht eidem; zij liep zoo snel zij kon op de plaats toe, waar Welcord een bijna levenlooze gedaante in zijn armen hield en naar een der in do laan staande banken droeg. Het hoofd van het meisje hing achterover onder den dónkeren mantel dtoeg zij een. lichte japon, waarop "bloedvlekken zichtbaar waren. Dc zakdoek, die Welcord haar voor den mond hield, was eveneens rood van bloed. „Door het razende loopeu en misschien door de voorafgegane aandoeningen, heeft zij een bloedspuwing gekregen," zei hij. „het is een jong schepseltje." Ellen stond nu naast hem en zag naar het bleeke gezichtje. Onwillekeurig gaf zij een „Suze." „Kent u het ongelukkjge kind?" vroeg Welcord verwonderd. Ellen was radeloos. Zij zag haar metgezel met een wanhopigen blik aan en knikte be vestigend. „Ja, ik ken haar dat arme, arme ding!" Hij zweeg, want hij begreep haar ontroe ring niet. „Wat moeten we mot haar aanvangen?" stamelde zij ten einde raad, „zij moet, hot koste wat het wil, gered worden voor die j menschen daar zij heeft verpleging noodig, en ik kan haar niet bij mijn moeder bren- I gen, niet in ons huis opnemen." „Er zal hier wel een ziekenhuis zijn ik j zal haar daarheen brengen," antwoordde t Welcord. Ellen legde haar hand op zijn arm hij •ondersteunde nog altijd het hoofd van dc bowusteloozc, dio hij op do bank gelegd had. j „Ik kan u hier niet- alles uitleggen." zei ze met een gesmoorde stem „Ik vrees, dat dit arme kind erg geleden heeft en aan een groot gevaar ontvlucht is. Zij is zij was ik j kende haar vroeger ik wist, dat zij hier J was, in gezelschap van een vriendin, een jonge actrice Welcord' knikte. In de schemering de morgen brak reeds aan zag zij in zijn trouw gelaat. „Doo geen moeiteik begrijp het al. Wilt u do zieke een oogenblik vasthouden Het zal het beste zijn, dat ik terugloop naar do Annastraat, daar staan nog wol rijtuigen. Ik kom dadelijk weer hier. Dan breng ik haar naar liet ziekenhuis cn morgen kunnen wij overleggen, wat ons verder te doen staat." Ellen vond dit goed. Wat een geluk, dat hij bij haar was hij dio steeds raad wist cn helpen kon. Bij het wegloopon riop hij| haar nog too: „Juffrouw Ellen, doe toch uw mantel dioht; hot is koel in de morgenschemering en- ik zie, dat u over al uw leden beeft." Hij was met een sprong weer bijl haar, trok den mantel over haar schouders en wik kelde haar in haar capuchon. Er was iets toe»- ders, zorgelijks in al zijn 1 midi ge manipu laties. Zij dailkte hem zachtjes, dooli dreef hem tot spoed aan. Toen Welcord uit het gezicht verdwenen was, boog Ellen zich diep over liet doodsbleeke gelaat, dat zij in haar armen hield en wischto met haar zakdoek zorgvuldig do bloedvlek ken weg van lippen en kin „Kleine Suze!" fluisterde zij en brak in tranen uit. Zij liep roef de haar tot bewustzijn to bren gen zij zond het dienstmeisje heen, om den zakdoek in het water te doopen en bevoch tigde daarmee de slapen en het voorhoofd van do bcwustoloozo. Maar deze gaf geen toe ken van leven en Ellen stond doodsangst uit. Do minuten leken haar een eeuwigheid, tot hij terugkwam hij die in dit mocio- lijko uur bij' haar scheen' te behooren. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1904 | | pagina 1