2 maakt tot de plaats van eene dergelijke cam pagne als daar is gevoerd. Het spijt miji, dat B. on W. geen termen hebben kunnen vin den, om die heeren op hot ongeoorloofd®., van hunne handelwijze te wijzen, want ik weet, dat de leden van den raad voor het grootste deel en ook vele gemeentenarcn die handel wijze hoogst ongepast gevonden hebben. In middels is,- geloof ik, althans dit geconsta teerd, dat B. en W al meenden zij dat niet te mogen doen, die handelwijze toch ook niet hebben willen vergoelijken, en in zoo verre heeft uw antwoord, mijnheer de voor zitter, mij genoegen gedaan. De heer Jorissen. Mijnheer de voor zitter, naar aanleiding van het antwoord van B. en W. op de vragen van de»n heer Kleber, wensch ik nog iets in 't midden te brengen. Ik geloof, dat de interpellant geen ander antwoord heeft kunnen verwachten, dan wat B. en W. gegeven hebben. Op het antwoord zelf heb ik dan ook geen aanmer king. Maar eene andere vraag komt bij mij op. Da vereeniging .de Ambachtsschool is oeïie vereeniging, die vau de gemeente een niet onbelangrijke subsidie geniet. Ongeluk kig is van die vereeniging door enkele per sonen misbruik gemaakt om iemand, die naar de meening van die personen niet geheel naar hun zin heeft gehandeld in eene kwes tie, geheel buiten do vereeniging liggende, in de vereeniging te straffe» voor wat hij daar buiten heeft gedaan. Ik wil daarmede dit zeggenDoor die personen, leden van de liberale kiesvereeniging Amersfoort, is de vereeniging de Ambachtsschool misbruikt tmi een lid vau die kiesvereeniging, die bij dq laatste verkiezing voor den gemeenteraad niet gehandeld heeft, zooals zij dat wilden, dat in de vereeniging de Ambachtsschool aan te wrijven. Ik meen, dat de vereeniging de Ambachtsschool te hoog moest staasi, dan dat eukclo personen op die manier vau haar misbruik maakten. Bovendien, waar die ver eeniging subsidie van de gemeente geniet, dat betaald wordt door al de gemeentenareu, door de loden van cle kiesvereeniging Amers foort, maar ook, en wel voor verreweg het grootste gedeelte, door niebleden van die kiesvereeniging, komt bij mij de vraag op, of in het gebeurde niet ee»c aanleiding kan gelegen zijn ik stel er r.ri;s op dadelijk te zoggen, dat ik niet gaarne zou willen, clat de Ambachtsschool zonder subsidie bleef, want ik vind haar eene zeer nuttige inrichtiiug oom de voorwaarden, waaronder het subsidie is verleend, zoodanig te wijzigen, dat in het vervolg dergelijke dingen, waardoor de Am bachtsschool wordt misbruikt-, kunnen, wor den voorkomen. Ik zou gaarne, hetzij; nu of later, hierop antwoord ontvangen, mijnheer de voorzitter. De Voorzitter. Ik geloof, dat. het moeilijk zal zijn eene clausulo te vinden, waarin eene dergelijke voorwaarde zou gefor muleerd kunnen worden. Die zaak ligt ook, dunkt mij, buiteru de bemoeiing van den raad en van, B. en W. Wat de heer Jorissen aan voert, is eene particuliere kwestie tussdhen leden van eene particuliere vereeniging. Het gemeentebestuur moet zr'ah daar buiten hou- deaai Do heer Jorissen. Mijnheer de voor zitter, ik ben niet geheel bevredigd door uw antwoord. De vereeniging de Ambachtsschool kri'igt een niet onbelangrijk subsidie van do gemeente. Daarom, is liet wensclielijk, dat men zorgt te voorkomen, dat de vereeni ging misbruikt wordt voor de politieke doel einden van eene bepaalde kiesvereeniging. Het is eene nuttige vereeniging; maar het is de plicht van den raad en van. het dage- Iijksch bestuur te zorgen, dat de vereeniging niet wordt misbruikt voor politieke doelein den. Dat is hier het geval geweest. Wii mogen niet subsidie verleenen aan eene ver eeniging, die politieke doeleinden voorstaat. De Voorzitter. Als de aanvrage can subsidie vaan de vereoniging de Am/bachts- scbool hier weder inkomt, dan zal de raad kunnen overwegen af het mogelijk is eene dergelijke clausule te vinden als do heer Jorissen verlangt. De heer Celosse. Mijjiheer de voorzat ter, er is door den heer Jorissen gezegd, dat in de vergadering van de vereeniging de Ambachtsschool de politiek behandeld is. Ik 'heb die vergadering bijgewoond, maar ik bob daarvan niets gemerkt. Verder is de on derstelling geuit, dat dit misschien een ge volg was van het voorgevallene in eene kies- vereenigdug. Ook daarvan heb ik niets ge merkt. Wat de heer Jorissen heeft gezegd, was zóózieer in 's Blaue hiuein, dat dezo ver gadering daarop onmogelijk kan ingaan. De heer J orissen. Mijnheer de voor zitter, ik heb niet gezegd, dat er in de ver gadering van de Ambachtsschool over poli tiek gesproken is. Wanneer de heer Celcsse dat meent, dan heeft hij mij verkeerd ver staan. Maar ik zou er op willen wijzen, dat toen op die vergadering de toenmalige secre taris over sommige zaken het woord wilde voeren, tot hem is gezegd :„Daar moogt gij sliet over praten." Wanneer eene dergelijke campagne op touw wordt gezet, dan moet (daarvoor een reden zijn. Wanneer op de vraag: Mag de zaak gepubliceerd worden? geantwoord wordtNeen, dat mag nietdan zou alles geoorloofd zijn Waf meer men het zoo voorstelt alscf men niet zou weten, waar 't over gaat, dan herinner ik aan het woord „Een goed verstaander heeft- maar een half woord noodig." Er is in die vergadering niet direct over politiek gesproken, maar wij, zijn hier toch niet zulke kinderen, dat wij niet zouden begrepen hebben, waar 't om ging. De heer H e y 1 i g e r s. Mijnheer de voor zitter, ik moet betreuren, dat mijn geachte buurman de interpellatie ter tafel heeft ge bracht. Het is zeer gevaarlijk zaken, die reeds half vergeten zijn, opnieuw ter sprake te brengen, vooral waar het personen, betreft en persoonlijke kwestiën daarbij betrokken zijn. Dit daargelaten, inoet ik opkomen tegen de conclusie van den ge achten interpellant, dat liet dagelijksch bestuur zou hebben er kend, dat misbruik heeft plaats gehad in dien zin, dat de politiek is gebracht in de vergadering van de ambachtsschool, waar zij niet thui9 behoort. Men zou eigenlijk kun nen zeggen De geachte interpellant doet dat zelf, want hij brengt de politiek in. deze ver gadering, waar zij neg minder thuis behoort. De heer Kleber. Mijnheer de voorzit ter, ik moet aannemen, dat de heer Heyli- gers mij verkeerd verstaan heeft, want ik heb niet gezegd wat hij mij in den mond legt. Ik heb alleen dit geconstateerd, dat B. en W. ten minste de zaken, die zich in do vergadering van de Ambaohtssahool heb ben afgespeeld, niet vergoelijken. De heer vau Esveld. Mijnheer de voor zitter, de interpellant spreekt va.11 vergoelijr ken. Juist in dit geval is vergoelijken niet noodig. Wat in de vergadering van de ver eeniging de Ambachtsschool is gebeurd, is in eene besloten vergadering geschied. De ver eeniging de Ambachtsschool is eene parti culiere vereeniging. Verder is door den heer Kleber opgemerkt, dat de groote meerder heid van de raadsleden, zoo niet allen, mee gingen mot de opvatting van den interpel lant. Do heer Kleber. Nu, we kennen toch allen de oomedie, die is opgevoerd in de ambachtsschool. Do heer van Esveld. Da,n wil ik echter zeggen, dat ik daarmede niet meega. De raad staat geheel buiten de kwestie. Wan neer de raad aan de vereeniging de Am bachtsschool subsidie geeft, dan krijgt de raad waar voor zijp geld. Ik kan niet inzien, dat, hetzij B, en W., hetzij de raad daarin eenige aanleiding kunnen vinden om te tre den in datgene, wat de vereeniging zelve aangaat. Zij is vrij, zooals iedere andere ver eeniging. Als de vereeniging do Ambachts school haar plicht vervult tegenover den raad, dan behoeft hier geen kritiek geoefend te wtorden op dingen, die daarbuiten liggen. Er is in die vergadering niets gezegd', wat eenige aanleiding kan gewen tot eene beris ping door B. en W. Dat zou alleen het ge val kunnen zijp, als het openbaar gezag in de vergadering was ondermijnd. Maar het betrof hier een twist tusschen leden van het bestuur der vereeniging. Wat de raad of B. en W. daarmede te maken hebben, kan ik niet begrijpen. Ik zou mij moeten verzetten tegen alle inmenging van het gemeentebe stuur uit dien hoofde. De Voorzitter. Ik stel voor, de dis cussie thans te sluiten en over te gaan tot het volgende punt van de agenda. Dienovereenkomstig wordt z. h. o. beslo ten. 6. Aan do orde zijn verschillende benoe mingen. De Voorzitter noodigt de heeren Celosse en van Beek uit als stemopnemers te fun- geeren. Benoeming van een lid der oommissie van toezicht op het lager onderwijs (vacature me vrouw Warnsinok). Mevrouw Sandberg, geb. Geisweit van dei- Netten, wordt benoemd met 10 steramen. Op mevrouw Willemstij n, geb. Graswinckel, waren 5 .stemmen uitgebracht. Benoeming van een hersohatter (drank wet) voor het jaar 1904. Dte heer J. C. van Eybergen wordt be noemd met 14 stemmen. Op den heer van Beek was 1 stem uitgebracht. Benoeming van twee leden van het Bur gerlijk Armbestuur, wegens periodieke af treding met 1 Januari 1904. De heer Hamers. Mogen wij bij deze en de volgende benoemingen meer namen op één briefje zetten, mijnheer da voorzitter? Do Voorzitter. Daartegen is geen be zwaar. De heeren C. Th. van Beek en J. Ter- schuur worden benoemd respectievelijk met 14 en 15 stemmen. Op den heer Kleber was één stem uitgebracht. Benoeming van twee leden van de com missie voor de gemeente-reiniging, wegens periodieke aftreding met 1 Januari 1904. De heeren van Beek en van Esveld worden benoemd respectievelijk met 13 en 14 stem men. Op den heer Kleber waren 2 stemmen uitgebracht. Benoeming van drie leden der commissie van fabricage wegens periodieke aftreding met 1 Januari 1904. De heeren van Beek, Croookewit en van Eek worden benoemd respectievelijk met 15, 14 en 14 stemmen. Op den heer Kleber wae één stem uitgebracht. Benoeming van vier leden der commissie voor do gasfabriek wegens periodieke aftre ding met 1 Januari 1904. De heeren van Beek, Kleber, Croockewit en Hamers worden herbenoemd, de drie eersten met 14, de laatste met 13 stemmen. Verder waren uitgebracht op den heer Tromp van Holst 2 stemmen en op de heeren van Esveld en Plomp ieder 1 stem. Benoeming van oen lid van het college van curatoren van het gymnasium wegens periodieke aftreding met 1 Januari 1904. Dr. H. W. Schreudor wordt benoemd met 15 stemmen. Benoeming van een lid van de commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs wegens periodieke aftreding met 1 Januari 1904. Dr. A. H C. van Driel wordt benoemd met 14 stemmen. Een briefje was blanco.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1904 | | pagina 6