2
W. stemmen. Als een bruggetje gelegd wordt
voor een net woonhuis of voor een mooie n
tuin, dan zal het niet leelijk staan. Maar
als een brugje moet dienen om toegang te
krijgen naar een metselaarsbergplaats, dan
zal het eeer zeker de sierlijkheid van de
gracht bederven. Als zoodanig ben ik het
eens met den heer van Esveld, dat hierbij
een gemeentebelang betrokken is, geen stof
felijk belang, maar een schoonheidsbelang.
Daarom ben ik in dit geval tegen de inwil
liging van het verzoek. Wanneer men als
motief aanvoert, uat vroeger aan anderen
oene dergelijke vergunning is verleend, dan
zou men er eigenlijk toe moeten komen, dat
er geen vergunning behoeft te worden ge
vraagd. Dan zou ieder vrij moeten zijn om
zonder vergunning eene brug te leggen. Op
de gronden, die werden aangegeven, zal ik
in dit geval tegen het voorstel stemmen.
De Voorzitter. Maakt u een voorstel
van uw denkbeeld?
De heer van Esveld, Ik zal tegen stem
men, mijnheer do voorzitter.
Do heer Heyligers. Mijnheer de voor
zitter, ik wil er nog op wijzen, dat hier de
toestand andere is dan bij de vorige aanvra
gen. Hier zal de brug niet een woonhuis met
den singel verbinden; men krijgt eene ver
binding van de eene metselaars-bergplaats
naar de andere. De beide bergplaatsen lig
gen tegenover elkander. Wanneer nu een
van deze bergplaatsen naar een ander deel
van de stad verplaatst wordt, dan heeft de
brug daar geen zin meer. Door toestemming
te verleenen tot het leggen van de brug, zul
len wij een toestand scheppen, die in die
omgeving vooral hoogst ongewenscht is.
De heer Kleber. Mijnheer de voorzit
ter, ik wensch even mijn© stem te motivee-
ren. Ik zie niet het. groote bezwaar van eene
brug opi dat gedeelte van den singel, dat
toch niet zoo'n bijzonder mooi gedeelte is.
Ik wensch t© meer mijn© stem te motiveeren,
omdat tot dusver alleen door de tegenstan
ders gesproken is over het kwetsen van het
schoonlieidsgevoel. Nu zijn over sierlijkheid
en welstand de opvattingen verschillend, en
daarom behoeft men nog niet onder de
tegenstanders van het schoon© gerekend te
worden, wanneer men stemt voor inwilliging
van het veraoek.
De heer van Esveld. Mijnheer de Voor
zitter, ik wil nog opmerken, dat al» de buur
man van dezen adressant ook aanvraagt een
brugje te leggen, men hem dat zal moeten
toestaan op dezelfde gronden, die voor dit
verzoek worden aangevoerd.. Wat aan den,
een gegeven wordt, dat kan men aam den
ander niet weigeren. Maar dan werken wij
een toestand in de hand, die op den duur
zeer zeker de gemeente zeer ontsieren zal. Nu
er zoo dikwijls aanvragen tot het aanleggen
van dergelijke bruggetjes komen, ieder jaar
minstens een, acht ik het noodig te protestee
ren tegen het geven van deze vergunningen.
Do heer Kleber. Mijnheer de Voorzit
ter. naar aanleiding van wat thans nog door
den heer van Esveld werd opgemerkt, zou
ik dat geachte lid in overweging willen ge
ven voor to stellen, dat per se geen vergun
ning moor zal worden gegeven voor het leg
gen van dergelijk© brugjes. Als het aam den
een wordt toegestaan en aan ©en ander ge
weigerd. terwijl een derde misschien later
wel weer toestemming krijgt, dan zal het
van tijdelijke schommelingen afhangen of
men de vergunning krijgt of niet. Dat zou
ik zeer onbillijk vinden. Als men per se
geen toestemming meer wil geven, dan wordt
het eene ander© zaak. Daar zou ik niet te
gen zijn. Laat do heer van Esveld dat voor
stellen. Maar wajineer men aan den een wei
gert, wat aan den ander is toegestaan, dan
wordt men onbillijk.
De Voorzitter Ik moet opmerken,
dat men elk geval op zich zelf moet
beoordëelen. De raad moet vrij blijven om
bij ieder verzoek, dat inkomt, zijn oordeel
te bepalen.
In stemming gebracht, wordt met 13 tegen
3 stemmen conform het advies van B. ep W.
op het verzoek beschikt. Tegen stemden de
heerenHeyligers, van EsVeld em van Eek.
2. Voorstel in zake de verpachting van
standplaatsen tijdens de jaarmarkt in 1904.
In hoofdzaak is in dit voorstel het besluit
van 4 Februari 1903 gevolgd, met inachtne
ming van het dislocatieplan, waaraan reeds
door den raad goedkeuring werd gehecht.
De heer Oosterveen. Mijinheer de
Voorzitter, ik zou gaarne nog eenige nadere
inlichtingen hebben over dit voorstel. B. en
W. zeggen, dat in hoofdzaak het dislocatie
plan is gevolgd. Maar ik kan dat niet vin
den. Als ik zoek naar de plaatsen, waar ker-
misinrichtingen zullen staan, dan vind ik al
leen den Hof, de Groenmarkt, de Appelmarkt
en de Varkensmarkt. Is de bedoeling geen
andere plaatsen voor dit doel aan te wijjzen?
De Voorzittdr. De bedoeling is om
nog andere plaatsen aan te wijzen, maar die
worden niet openlijjk verpacht en blijven al-
zoo bestemd voor den openbaren dienst. Al
leen de plaatsen, die verpacht worden, wor
den onttrokken aan den openbaren dienst.
De heer Oosterveen. Dank u.
Wordt z. b. o. conform het voorstel be
sloten.
3. Voorstel tot vaststelling van eene ver
ordening op de banken van leening en de
huizen van verkoop met recht- van weder-
inkoop.
De heer Hamers. Mijnheer de Voorzit
ter, ik zou wenschen, d'at dit voorstel naar
de afdeelingen gezonden werd. Ik vind te
genover den persoon, die gedurende een aan
tal jaren hier eene bank van leening heeft
geëxploiteerd, zonder dat hij aanleiding ge
geven heeft tot klachten, iets onbillijks in
deze verordening. Ik weet niet of daarop iets
zou kunnen worden gevonden; maar ik zou
willen voorstellen de zaak naar de afdeelin
gen te verzenden, om goed: te overwegen of
er wijziging in dit ontwierp kan worden ge
bracht.
De Voorzitter. Het komt mij voor,
dat deze zaak niet van zoodanig gewicht is,
dat zij niet in eens zou kunnen worden af
gedaan.
De heer Hamers. Als u niet kunt mee
gaan met de verzonding naar de afdeelingen,
dun heb ik er niets tegen de zaak nu te be
handelen. Maar er ligt m. i. eenige onbil
lijkheid in tegenover den eersten onderne
mer, die hier jarenlang eene bank van lee
ning heeft- gedreven. B. en W. zeggen dat er
nooit klachten zijn ingekomen over die bank
van leening. Nu zal die ondernemer eene
niet geringe belemmering ondervinden in
zijn bedrijf. Daar is geen kwestie van. Wan
neer er eene verordening noodig is, dan moet
die natuurlijk er zijn; maar ik zoui willen
vragen of er niet iets op kan worden gevon
den. om dien ondernemer tegemoet- te komen.
De Voorzitter. Wordt het voorstel
van den heer Hamers ondersteund?
De heer Kleber. Jawel, mijnheer de
Voorzitter, ik ondersteun het voorstel, hoe
wel .niet om de reden, die dei heer Hamers
aanvoerde. Ik onderstel, dat de ondernemer
van de eerste bank van leening geen bezwaar
heeft tegen het ontwerp van deze verorde
ning anders zou hij zich wel tot den raad
gewend hebben. Maar ik vind het wel goed,
dat dergelijke verordeningen eerst in de af
deelingen behandeld: worden.
De Voorzitter. Ik kan mededeelen,
dat B. en W. het voorstel van den heer Ha
mers overnemen.
Wordt z. h. o. besloten tot verzending vani
dlit voorstel naar de afdeelingen.
4. Bequest van de onderwijzeres der open
bare lagere school in de Koningstraat A. P.
Kley, met adviezen.
Requestrante verzoekt, naar aanleiding van
de verklaring van den haar behandelendeu
geneesheer, dat riji niet meer geschikt is om
hare betrekking van onderwijzeres te vervul
len, te haren opzichte wel zoodanige maat
regelen te willen nemen als noodig zijn. B.
en W. stellen voor aan mej. Kley, omdat
haar gezondheidstoestand haar niet meer ge
schikt maakt voor het geven van onderwijs,
eervol ontslag te verleenen als onderwijzeres
met ingang van 1 Juni.
De Voorzitter. Ik heb mede te dee-
len, dat B. en W. hun voorstel gewijzigd heb
ben in dien zin, dat het ontslag zal worden
verleend op grond van lichaamsgebreken,
waardoor deze onderwijzeres voor de waarne1-
ming van hare betrekking ongeschikt is. Het
betreft hier alleen eene formaliteit, welke
geëischt wordt opdat mej. Kley pensioen zal
kunnen krijgen.
Wordt z. h. o. conform het voorstel beslo
ten.
5. Bequest van E. C. J. Kuyper in zake
de fevering van raadsverslagen, met advies
van B. en W., strekkende om afwijzend op
het verzoek te beschikken.
Op verzoek van den Voorzitter doet de
secretaris voorlezing van het nader ingeko
men adres van 'dezen requestrant.
De heer van Eek. Mijnheer de Voorzit
ter, het wil mij voorkomen, dat, nu er toch
iets is voor de afdeelings-vergadèring, ook
deze zaak in de afdeelingen behandeld kan
worden.
De Voorzitter. B. en W. hebben geen
bezwaar dit voorstel over te nemen.
Wordt z. h. o. besloten tot verzending naar
de afdeelingen.
6. Ontwerpbesluit tot nadere af- en over
schrijving van posten op de gemeente-begroo
ting, dienst 1903.
Wordt z. h. o. conform besloten.
7. Advies der reclames-commissie ten aan
zien van be z waarsc h rif ten tegen aanslagen in
de inkomsten-belasting, dienst 1901 en 1903.
Wordt z. h. o. conform het advies besloten.
8. Benoeming van leden der reclame-com
missie, dienst 1904, wegens periodieke aftre
ding van de heeren C. Th', van Beek, H. W.
van Esveld, J. Ger. Kleber, A. M. Tromp
van Holst en mr. J. C. H. Prikken.
De aftredende leden worden herbenoemd,
de heer Tromp van Holst met 15 stemmen,
de heeren van Beek, van Esveld, Kleber en
Prikken met 14 stemmen. Verder zijn uitge
bracht 2 stemmen op den heer van Voorst
Vader en 1 stem op den heer Hamers.
9. Verzoek van P. Doorn om eervol ontslag
als directeur der Burger-avondischooi met in
gang van 1 October 1904 met adviezen.
Wordt z. h. o. conform besloten.
10. Voorstel tot aanvaarding van eene gift
van mr. H. A. Lorentz te Utrecht aan de
gemeente ten behoeve van' het gymnasium,
bestaande uit een fraaie kast met inlandse he
vogels.
B. en W. stellen voor hen te machtigen
dezo gift te aanvaarden en den gever dank
te betuigen.
De heer Kleber. Mijnheer de Voorzit
ter, zou 't niet wenschelijk rijn een uur in
de week te bepalen, om aan het publiek ge
legenheid te geven deze vogelkast te bezich
tigen? Er zullen er veel meer zijn, vooral
onder de jeugd, die daarin belang stellen.
Die Voorzitter. Het komt mijl wensche
lijk voor, daaromtrent eerst het gevoelen van
curatoren in te winnen. B. en W. zullen gaar
ne voldoen aan liet verzoek van den heer