3
Kleber, indien van die zijde daartegen geen
bezwaar bestaat.
Wordt z. h. o. conform het voorstel beslo
ten.
11. Voorstel tot het verleenen van eene
jaarlijksche gratificatie aan de concierge van
de meisjesschool.
Dina van Koot, echtgenoote van Cornelia
©olieman, zal wegens hoogen leeftijd tegen
1 October eervol ontslag uit hare betrekking
vragen. B. en W. stellen voor haar met in
gang van dien datum eene jaarlijksche grati
ficatie van f 150 tot wederopzegging toe te
kennen.
Wordt z. h. o. conform besloten.
12. Voorstel tot verhooging van het tot
aankoop van eene medaille voor'het nationaal
kegelconoours verleende crediet.
Bijl besluit van 26 April, is een credict van
f 25 verleend, waarvoor een verguld zilveren
en een zilveren medaille zijn aangekocht. Ter
voldoening aan het verzoek van de regelings
commissie om alsnog een gouden medaille
als eerste prijs in den korpswedstrijd be
schikbaar te stellen, stellen B. en W. voor
het crediet te verhoogien met f 40 en dus
nader te bepalen op f 65.
Wordt z. h. o. conform besloten.
13. Rapport van de raadscommissie in zake
de rekening van de Ambachtsschool.
Dit rapport, gedateerd 19 Mei, is van den
Volgenden inhoud:
Uit do verklaring van den voorzitter van
den raad, gedaan in de openbare vergadering
van 26 April 11., dat er geen meerdere be
scheiden konden worden overgelegd, in ver
band met den inhoud van den nevens aange-
haalden brief van B. en W., waarin te ken
nen wordt gegeven, dat de bescheiden van
de rekening allen zijn nagegaan, meent de
commissie te moeten opmaken, dat genoemd
ooilege geen termen heeft kunnen vinden om
dè bijlagen in onze handen te stellen. Wij
betreuren zulks, en omdat daaruit blijkt dat
B. en W. niet aan het verzoek van den heer
Kleber hebben kunnen voldoen, en omdat
de inrichting van de rekening waarbijl zulke
verzamelstaten ontbreken, niet in staat stelt
inzicht te krijgen in den geldelijken toe
stand van -de Ambachtsschool.
Gaarne erkent de commissie, na het raad
plegen der correspondentie, dat B. en W.
niet voetstoots tot goedkeuring der rekening
zijn tfvergegaan en wat de begrooting aan
gaat, naar aanleiding van het nadeelig slot,
op bezuiniging wordt aangedrongen, doch het.
resultaat der correspondentie is ons niet vol
doende ter voldoening van datgene wat wij
ons ten gevolge van de vraag van den heer
Kleber tot taak stelden.
Wijl geven derhalve in overweging, om ge
leerd door de ervaring, bij de eerstvolgende
begrooting de voorwaarde, waaronder sub
sidie wordt verleend, zoodauig te wijzigen,
dat dè gemeente op de Ambachtsschool dien
invloed kan uitoefenen, als haar met het oog
op den bijzonderen band, die tusschen beide
corporation bestaat, uoodig zal voorkomen.
De commissie vorenbedoeld
A. A. Hamers.
N. Veis Heyn.
C. J. Plomp..
De Voorzitter. Ik stel voor, de oom
missie dank te betuigen voor haar onder
zoek en het rapport voor kennisgeving aan
te nemen.
De heer Prikken. Mijnheer de voorzit
ter, mag ik verzoeken, dat het rapport wordt
voorgelezen
De secretaris doet voorlezing van het rap
port.
De lieer Kleber. Mijnheer de voorzit
ter, ik kan mij volkomen vereenigen met uw
voorstel om het rapport, onder dankzegging
aan de oommissie, voor kennisgeving aan te
nemen. Ik ben het vrij wel eens met de oom
missie. Toch moet xk opmerken, dat, al heeft
eenerzijds het overleggen der rekening mij
voldaan, dit mij, aan den anderen kant heeft
teleurgesteld. Ik heb indertijd gevraagd aan
B. en W. om, als de rekening van de Am
bachtsschool bij, hen was ingekomen, die aan
den raad ter inzage te verstrekken. Ik be
doelde natuurlijk eene geheel volledige re
kening met al de bescheiden daarbij behoo-
rende, zoodat men werkelijk zich een oor
deel zou kunnen vormen over den 'finan-
oicelen toestand. In de eerste plaats vroeg ik
dit, omdat in het vorige jaar door den raad
was goedgevonden om aan de vereeniging
eene belangrijke som als hypotheek voor te
schieten, welke som zou bestemd werden tot
vergrooting van het gebouw en tot het bou
wen van eene conciërgewoning. Hoewel nu de
vereeniging Ambachtsschool van B. en W.
de gelieele som ontvangen heeft, is de con
ciërgewoning niet gebouwd en heeft de raad
mi. recht te weten of de gelden, voor een
bepaald doel toegestaan, ook werkelijk daar
voor besteed worden. In dè twèede plaats
vroeg ik dit, omdat nu eenige bestuursleden
gemeend hebben zich in de bestaande om
standigheden geen herziening te mogen laten
welgevallen, er geruchten de ronde deden
als zouiden die leden de schuld dragen van
een minder gunstigen financieel en toestand.
Het kwam mij van belang voor, dat die
toestand Werd opgehelderd. B'. en W. hebben
beloofd, dat zij do rekening zouden overleg
gen aan den raad. Eenerzijds ben ik voldaan,
daar het nieuwe bestuur de rekening voor
zijne verantwoording heeft, genomen en dus
liet oude is gedechargeerd; anderzijds ben
ik teleurgesteld, dat de raad geen andere
bescheiden ter inzage heeft kunnen krijn
gen dan die, welke zijin overgelegd. Waar
om B. en W. dat niet hebben kunnen doen
is miji niet bekend. Maar het komt miji in het
belang van de Ambachtsschool zelve veel
beter voor, als ons de rekening in haar ge
heel was overgelegd met al de bescheiden.
Wij hebben nu wel eene rekening gehad,
maar eene waaraan wij niets hebben. Om
iets te noemen Eir komt op de rekening een
post voor„Alsnog te ontvangen ontvang
sten f 1500 renteloos voorschot." Ik begrijp
niet hoe men dat geld onder de ontvangsten
kan rangschikken, want zoodra het geïncas
seerd is, vormt het onmiddellijk eene schuld.
Nu wordt er in liet verslag bijl de recapitu
latie gesproken van twee saldo's van een ge
zamenlijk bedrag van f 252.75. Maar als men
met dat voorschot van f 1500 rekening houdt,
dan is er geen t>atig saldo van f 252.75, maar
een nadeeiig saldo van f 1247.25. Aan eene
dergelijke rekening heeft de raad heel wei
nig. Het spijt mij daarom, dat B. en W. niet
;n de gelegenheid geweest zijn de bescheiden
over te leggen, althans die niet overgelegd
hebben. Overigens vereenig ik mij met de
conclusie van het rapport der commissie.
De Voorzitter. Ik kan mededeelen,
dat de bescheiden, waarvan men spreekt^ook
aan B. en W. niet zijn overgelegd. Het be
stuur van de Ambachtsschool heeft die bijla
gen niet overgelegd, maar B. en W. hebben
zich begeven naar het lokaal van de school
en hebben daar de bescheiden met de reke
ning vergeleken. Omtrent de geldelijke aan
gelegenheden, tevens door den vorigen spre
ker ter spralco gebracht, zal de heer Visser
nadere mededcelingen doen.
De heer Visser. Mijnheer de voorzitter,
de heer Kleber maakt zich van de rekening
eene eenigszins vreemde voorstelling. Dat
-batig saldo va.n f 252.75 bestaat werkelijk.
De rentelooze leening van f 1500 heeft oor
spronkelijk voor het afgeloopen jaar moeten
dienen.: Door de gemeente is f 16,000 gegeven
als hypotheek op de vergrooting van de am
bachtsschool en het bouwen van de conciërge
woning. Het bouwen van de conciërgewoning
heeft eenigen tijd geduurd, maar zij is nu
onder dak, zooals men van deze zaal uit kan
zien. Er is verder nog gevraagd voor de in-
riohtiDgskosten een bedrag van f 1500 van
de gemeente; door het Rijk Weird f 1500
daarvoor beschikbaar gesteld en f 1500
zou voor dat doel verkregen worden uit
eene rentelooze leening. Dat geld is niet
opgevraagd in 1903. Men heeft, omdat het
bonwen van de conciërgewoning werd uitge
steld, een gedeelte van het geld van de hypo
theek voorloopig gebruikt voor inrichtings
kosten. Nu de conciërgewoning gebouwd is,
is het geld opgevraagd, dat voor de inrich
tingskosten was toegezegd. Die f 1500 zijin
opgenomen als rentelooze schuld, maar men
krijgt daarvoor waarde terug in het gebouw.
Er is dus niet een «tekort op de rekening,
want. die f 1500 hadden gebruikt moeten
worden voor inrichting en daarvoor zijn ze
niet besteed. Men kan dus niet zeggen, dat
er een deficit is. Dat saldo van f 252.75 is
met juistheid geboekt als batig saldo.
De heer Kleber. Mijnheer de voorzitter,
ik moet neg' even het woord vragen om te
protesteeren tegen de opmerkingen van den
heer Visser. Wanneer men eene rekening
afsluit en men moet een batig saldo verkrijr
gen door eerst een veel grootere som te lee-
nen, dan heeft men een tekort. Waardoor
dat tekort veroorzaakt is, laat ik buiten be
schouwing. Maar eene „te ontvangen ont
vangst", die uit leening wordt verkregen, on
verschillig van wien of van waar, is eene
schuld waarmee men hier een tekort dekt.
Diat is de zuivere beschouwing, zou ik zeg
gen. Het is een feit, dat er geen batig saldo
is. Ik wil de redenen niet apprecieeren, maar
alleen het feit constateeren.
De heer Visser. Mijnheer de voorzitter,
ik zou meegaan met de redeneering, wanneer
niet voor die f 1500 iets reëels is teruggekre
gen. Er is voor dat geld iets nieuws gescha
pen. Het blijkt uit de rekening, dat zij niet
voor gewone uitgaven zijn gebruikt.
De heer Prikken. Mijnheer de voorzit
ter, mag ik eene inlichting vragen. Ik meende
van u te hooren, dat de bijlagen van de reke
ning niet overgelegd zijin, omdat het bestuur
van de Ambachtsschool ze niet in handen
van B. en W. heeft gesteld. Heb ik dat goed
verstaan? Dan begrijp ik niet hoe B. en W.
aan de raadscommissie hebben kunnen ver
klaren, dat zij de rekening met de kwitan-
tiën en alle verdere bescheiden nagezien en
in vólkomen orde bevonden hebben.
De Voorzitter. Dat is toch volkomen
ju'st, want de bijlagen zijn niet Overgelegd.
De heer Prikken. Ik meende begrepen
te hebben, dat niet alle stukken waren over
gelegd.
De V o o r z i 11 e r. Zij zijn ook niet over
gelegd. B. en W. hebben zich begeven naar
het gebouw van de Ambachtsschool en heb
ben daar de rekening met de bescheiden ver
geleken.
Dè heer Prikken. Op die manier is het
dus gebeurd I
De heer Plomp. Dat was tooh eeue zeer
vreemde wijze van handelen tegenover de
vraag van den heer Kleber. B. en W. hebben
op zich genomen te zorgen, dat de rekening
aan den raad ter inzage wérd gegeven. Hoe
konden B. en W. zich dan begeven naar de
Ambachtsschool. Zijl zijn immers niet de loop
jongens van het bestuur van de Ambachts
school. Dè gewone loop van zaken is, dat als
B. en W. iets hebben na te zien," zij dat doen
op de secretarie. B. en W. hebben hier willens
en wetens anders gedaan, om niet te voldoen
aan het verzoek van den heer Kleber.
De Voorzitter. Ik ben het met den
vorigen Spreker niet eens, dat B. en W. iets
hebben gedaan wat zij niet behoorden te
doen. Het bestuur van de Ambachtsschool is
niet verplicht zijne kwitantiën aan B. en W.
over te leggen. Ik vind er niets vernederends
in voor het dagelijksch bestuur om zich naar