4 de Ambachtsschool te begeven, ten einde de rekening met de stukken te vergelijken. De heer Plomp. Maar daardoor werd ver meden, dat de rekening met de stukken werd overgelegd ter secretarie. De heer Prikken. Het is eeue zonder linge wijze van goedkeuren der rekening, als B. en W. tot het bestuur van de Ambachts school moeten zeggen Mogen wij de stukken bij u komen inzien Dat is toch niet de ge wone loop van zaken. De stukken hadden op do secretarie moeten worden overgelegd. Dat was in deze een eerste eisch. De heer Visser, ik begrijp niet, waar over de heer en zich zoo warm maken. Het bestuur van de Ambachtsschool heeft ge vraagd of het in de vergadering van B. en W. zou komen met deboeken, of wel dat B. en W. de rekening zouden nakijken in het gebouw van de school. B. en W. heb ben toen laten weten, dat zij daar zouden komen om de rekening na te zien. Of dat nu Mor op het stadhuis of daarginds gebeurt, doet m. i. niets ter zake. De heer Plomp. Mijnheer de voorzitter, nog een enkel woord naar aanleiding van het door den heer Visser gezegde. Ik blijf volhouden wat ik gezegd heb. B. en W. had den de belofte gedaan, dat zij de rekening, wanneer die bij hen inkwam, aan den raad ter inzage zouden geven. Daarin lag opge sloten, dat zij met do rekening ook de bij lagen zouden overleggen zooals zulks door den heer Kleber gevraagd was. Dat hebben B. en W. willens en wetens niet gedaan. De Voorzitter. De opmerking van den heer Plomp is niet juist. B. en W. heb ben aan hunne belofte voldaan. De rekening is door hen nagezien en met de bescheiden vergeleken en daarop aan den raad medege deeld. Dit laatste was alleen door den heer Kleber verzocht. De heer Prikken. Nog eene enkele op merking, mijnheer de voorzitter. Toen de heer Kleber vroeg, of de rekening aan den raad zou worden medegedeeld, heeft hij er bijgezegd, dat hij bedoelde do volledige re kening met al do bescheiden, daarbij behoo- rendo .Nu hebbon B. en VV., doordat zij ge gaan zijn naar het gebouw van de Ambachts school om de rekening na te zien, opzette lijk zich zelf in do onmogelijkheid gebracht, om do stukken ter kennis van den raad te brengen. Daarop komt de kwestie neer, en daarom zijn B. en W. te kort gekomen in wat zij op zich hadden genomen en beloofd. De V oorzitter. Verlangt de heer Kle ber nog nader het woord? De heer Kleber. Dank u, mijnheer' de vooratter. Do Voorzitter De heer Kleber dringt niet verder aan op overlegging van de be scheiden. Do vergadering kan dus, dunkt mij, vorder de zaak laten rusten. De heer van Esveld. Mijnheer de voorzatter, door de discussie n over de ambachtsschool, in de vorige raadszitting gehouden, hoeft zieh buiten den rand de opinie gevestigd, alsof de zaken van de Ambachtsschool niet goed in orde waren. Men heeft zelfs aan fraude g.-»- dacht, en zooals de discussiën in de oouru i- tcn werden overgenomen, had het daarvan ook allen schijn. Nu meen ik hier te moeten oonstateeren, dat de oommissie uit de leden van de vereeniging de Ambachtsschool, die uit drie zeer respectal»ele mensohen bestaat, de rekening van het bestuur heeft nagezien en volkomen accoord heeft bevonden. B. en "VV. hebben eveneens die bevinding opgedaan zij hebben, zooals zij zelf verklaard hebben, '.edore kwitantie stuk voor stuk nagezien, zoodat er van geen fraude sprake kan zijn. De conciërgewoning was verleden jaar nog niet gebouwd Dat doet er echter niet toe; als men hier de jalouzieën optrekt, dan ziet men net gebouw staan. Nu constateer ik, dat het bestuur van de Ambachtsschool van alle smetten gezuiverd is wat betreft onregel matigheid in de boekhouding en de verden king, dat er geld te kort kwam. Wat hier is medegedeeld óver de uitkomsten, van het buitengewoon moeilijke jaar, dat het bestuur van de Ambachtsschool achter den rug heeft, levert het bewijs, dat de boekhouding van dat bestuur volkomen accoord is bevonden. De fyeer Kleber. Mijnheer de voorzitter, tegenover het door den heer van Esveld ge zegde moet ik opmerken, dat er niets gecon stateerd is, aangezien de middelen daartoe ontbraken. Ik herhaal, dat ik niets wil zeg gen over het beheer van de Ambachtsschool; daat blijf ik buiten. Maar ik heb gevraagd overlegging van de rekening met do beschei den aan den Raad. De rekening hebben wij gehad, de bescheiden hebben wij niet gezien. Nu wil ik enkel constateeren, dat het in het belang van de inrichting en tot weder legging van de loopende geruchten veel beter geweest zou zijn, wanneer het bestuur van de Ambachtsschool tot de raadscommissie had gezegd„Daar hebt gij de rekening met al wat er bij behoort.' Dat zou het eenige af doende antwoord geweest zijin, en beter dan allo andere soort argumenten. De heer van Esveld. Dat antwoord is niet gegeven, omdat heb niet noodig was. Ik constateer, dat het bestuur van de Am bachtsschool aan zijne verplichtingen heeft voldaan. Het heeft aan B. en W. inzage ge geven van alles wat noodig was om de reke ning nauwkeurig na te zien. Maar het was volstrekt niet verplicht, die stukken over te leggen aan eene commissie uit den raad. De raad had geen recht dat te verlangen, maar tegenover B. en W. heeft het bestuur van de Ambachtsschool aan al zijne verplich tingen voldaan. En wanneer er leden in den Raad zijn, die volstrekt geen vertrouwen mochten stellen in de verklaring van Bur gemeester en Wethouders, die zeggen allé bescheiden gezien te hebben, en in de com missie uit de leden der ambachtsschool, en in den minister die allen de rekening heb ben nagezien en in orde bevonden, dan ge loof ik, dat die leden bijzonder ongeloovige Thomassen rijn. De beer Plomp. Mijnheer de voorzitter, de heer van Esveld sprak van zaken, die met de kwestie, waarom het hier gaat, niets te maken hebben. Hij haalde er dingen bij, waar niemand ooit aan gedacht heeft. Wie heeft hier gesproken van fraude? Maar de raad zit 'hier om de belangen der gemeente te controleeren. Wanneer do raad belang stelt in de rekening van de Ambachtsschool en B. en W. beloven die rekening met de Stuk ken over te leggen, maar zijl doen het niet, dan hebben wij te maken met B. 'en W. en niet met het bestuur van de Ambachtsschool. B. en W. hebben eene belofte op zich geno men en aan die belofte hebben zij zich niet gehoudenzij hebben getracht zich daarvan te ontslaan. Wanneer B. en W. de rekening van de Ambachtsschool hebben goedgekeurd, dan heb ik daar niets tegen. Maar dat doet niets af aan 'de vraag van den heer Kleber. Ik herhaal, niemand heeft gedacht aan frau de. Maar wij wilden wefcen, waar de duiten van de gemeente gebleven rijn, en dat kon den wij niet weten, zonder de bijlagen na tc zien. De mededeeling, dat B. en W. de rekenihg hadden goedgekeurd, bracht ons op dat punt niets verder. Nu had de raadscom missie, die benoemd is om de rekening te onderzoeken, zich ten doeL gesteld dat na te gaan. En dat is die commissie onmogelijk gemaakt. De beraadslaging wordt gesloten, waarna z. li. o. wordt besloten het rapport voor ken nisgeving aan te nemen. 14. De heer Heyligers. Mijnheer de voorzitter, er is mij ter oore gekomen dat ten gevolge van het groote aantal aansluitingen van perceelen op den Utrechtschen straatweg bij de Utrechtsche Hoogdrukwaterleiding, in de laatste dagen een aantal perceelen ge brek aan water hebben, terwijl de brand- kranen heclemaal geen water geven. Daarin zou rijn te voorzien, door aan het pompsta tion eene grootere uitbreiding te geven. Mag ik vragen aan B. en W. of de concessionaris gewezen is op dien ernstigen toestand en of getracht zal worden van hem de toezegging te verkrijgen, dat onmiddellijk zal worden overgegaan tot afdoende maatregelen om in het watergebrek te voorzien? De Voorzitter. Ik kan mededeelen, dat ik heden morgen nog de zaak breedvoe rig besproken heb met den onderdirecteur van do waterleiding. Indertijd, toen de con cessie verleend werd, as er nielt gerekend op een zoo groot waterverbruik als thans het geval is. Daardoor is de druk van het wa ter nu te gering en verkeert men op difc oogenblik in en toestand van groot water gebrek. Maar de concessionaris is bezig eene nieuwe machine te bouwen, waardoor bin nen veertien dagen Amersfoort weder onbe krompen van water zal kunnen worden voor zien. Ten opzicht© van de brandkranen heeft men zich ongerust gemaakt. Het spreekt ook van zelf, dat het gevaarlijk zou zijn, wanneer die geen water opleverden. Maar de onder directeur heeft mij verzekerd, dat bij brand daarin kan woorden voorzien door de leiding van Amersfoort in verbinding te brengen met de leiding van Utrecht, zoodafc mem geen vrees behoeft te koesteren dat bij brand het water zal ontbreken om d'e vlammen te blusschen. De lieer VanEsvold. Mijnheer de voor zitter, de onderdirecteur verzekert, dat in ge val van brand de leiding van Utrecht ver bonden zal worden met de leiding van Amers foort. Maar bestaat er telefonische of tele grafische aansluiting, om, als het geval dwihgt, te waarschuwen, dat die verbinding moet worden tot stand gebracht? Anders zou het kunnen gebeuren, dat het gebouw was afgebrand voordat men op die wijize water kon krijgen. D'e Voorzitter. Er is op den Berg ge legenheid tot vermeerderden wateraanvoer. In het eerste oogenblik zal men bij brand voldoende water hebben naar den normalen toestand. Afe de brand langer duurt dan kan de gemachtigde van den concessionaris zich begeven naar den Berg" en zorgen, dat op de aangegeven wijze voortdurend voldoen de water komt. Niets meer aan de orde zijnde, wordt dë vergadering gesloten. Stoomdrukkerij L. E. BOSCH ZOON.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1904 | | pagina 8