m*. 3de Jaargang. Maandag 10 October 1904. BUITENLAND. FEUILLETON. MIJN GODFRIED. AJHERSFOORTSCK DAGBLA ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden voor Amersfoortf 1.25. Idem franco per poet- 1.75. Afzonderlijke nummers- 0.05. Doze Courant verschijnt Dagelijks, met uitzondering van Zon- en Feestdagen. Advertentiën, mededeelingen enz., gelieve men vóór 10 uur 's morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF Co. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DEB ADVERTENTIËN Tan 1—'5 regels0.75. Elke regel meer0.15. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad by abonnement. Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Politiek Overzicbt De opstand in Duitsch-Zuid-West- Afrika. Kort na elkander wierden twee berichten over dien opstand in Duitsch-Zuid-West- Afrika ontvangen, waarvan het eerste voor de Duitsohers hoopvol, het tweede echter zeer verontrustend was. Het eerste was een telegram van den bevelhebber van het Duitsche expeditiekorps generaal Von Trotha, dat de opstand der Here ros zoo goed als be dwongen was, het tweede echter sprak van een nieuwen opstandthans van de Witbois, een stam, die tot nog toe met de Duitschers in zeer goede ver standhouding had geleefd. Tevens werd daar bij gevoegd, dat ook de stam der bastaards van Rehobotk een aanschrijving had ont vangen om ook naar de wapens te grijpen. Dit wijst er dus op, dat al zijn de Hereros eindelijk, na veel moeite en inspanning en ten koste van stroomen bloeds, bedwongen, deze eerste koloniale oorlog, dien Duitsch- land te voeren heeft, nog niet uit is en voort zal gaan met schatten te verslinden. Deze kosten zij® niet officieel bekend gemaakt, doch ©enigen tijd geleden werd reeds het bedrag van 75 millioan mark genoemd. De onkosten voor het transport der troepen, paarden en materieel, en vooral de moeie- iijke en dure verpleging zij® enorm hoog, zoodat men bijina geneigd is te vragen of het succes zooveel wel waard is. De kolonie bestaat grootendeels uit een zandige vlakte. Doch het gaat hiermee als met de, meeste koloniale oorlogjen, als men eenmaal a ge zegd heeft moet men er niet tegen opzien ook b te zeggen en het alphabet desnoods geheel af te spellen. En dat er dan meer offers gebracht moeten worden dan men wel zou wenschen, dat leert ons onze eigen kolo niale geschiedenis. Opgexperkt moet worden, dat de Duit- sohers door den opstand der Hereros vrij wel zijn overvallen en dat die opstand af metingen heeft aangenomen, die men niet voorzien had. Ein de vraag rijst, hoe komt het dat de overheid niets van de oproerige beweging heeft gemerkt? Het schijnt, dat de overheid wel wat al te goed van vertrou wen geweest is ten aanzien van de gezind heid der inboorlingen. Tijdens een verlofreds van den gouverneur Leutwein van 1902 1903 verklaarde deze, dat men enkel met een wandelstok gewapend, veiliger door de kolo nie kon gaan dan door den Tiergarten in Berlijn- Eu tot aan den opstand toe scheen de gouverneur die overtuiging te hebben, wat op te maken is uit het volgende. Einde December van het vorige jaar reisde de farmer Schlettwein naai- Windhoek om bij den gouverneur zijn bezwaren kenbaar te maken tegen do bevolen oprichting van inboorlingen-compagnieën. Op zijn zeggen ,,U brengt door dezen maatregel ons aller leven en bezit in gevaar" antwoordde de gouverneur„Dat u mij zoo iets zegt, ver wondert mij ten zeerste, want u kent de Hereros evengoed als ik en weet, dat zij met genoegen op hunne broeders zullen schieten als dat van hen verlangd wordt." Overigens is er aan de zaak niets meer te veranderen, want de vorming van inboor lingen-compagnieën is een uitgemaakte zaak." Blijkens berichten uit de kolonie schijnen de kolonisten het bestuur herhaaldelijk ge waarschuwd te hebben, dat er iets broedde, doch men sloeg er geen acht op. D© zorgeloosheid en kortzichtigheid van het koloniale bestuur blijkt treffend uit een dezer dagen te Miinohen versohenen boekje, getiteld „M uszto es sein?" Het zijn brieven van een in 1902 naar Duitsoh-Zuid- West-Afrika vertrokken kolonist aan zijn pleegzuster. Do schrijver is zelf als een slachtoffer van den opstand gevallen. Wat hij in die brieven verhaalt, doet duidelijk zien, dat de ware kenners van het land reeds toen voor een opstand bevreesd waren. Het boekje vormt een aanklacht tegen het kolo niale bestuur, dat doof bleef voor de inge brachte klachten en in blind vertrouwen op de inboorlingen dezen voorrechten verleende, die de blanke bevolking met leede oogen moest aanzien. Wij kunnen natuurlijk niet beoordeelen in hoeverre al de mededeelin gen van den schrijver juist zijn. Doch het eenvoudig geschreven, onopgesmukte ver haal kan geen product der fautaisie zijn en het loont de moeite er kennis van te nemen, omdat het over de oorzaak van den opstand eenig nader licht verspreidt. De schrijver verhaalt eerst van zijn reis naar de kolonie. In dat gedeelte is merk waardig de mededeeling van een kolonist, die op de terugreis was naar Afrika, waar hij groote kudden runderen en paarden bezat. Deze had den tijd nog gekend, dat de Hot- tentotten en de Hereros elkaar bloedig be streden, aan welken strijd de Duitsche „Schutztruppe" een einde had gemaakt. Na dat hij een beschrijving had gegeven van de Hereros, zeide hij, dat men den dag niet moest prijzen vóór den avond, want dat in de kolonie zeker binnen niet te langen tijd een bloedige kafferoorlog te wachten was. Dit was in Augustus 1902. Het aan land komen is zeer moeielijk door de zware branding, die daar op de kust staat en die zelfs zware graniet blokken van 12 ton wegspoelt. Deze moeielijke landing, zoomede de hooge inkomende rechten, die voor alles betaald moeten werden en vooral voor geweren en munitie, benamen den reizi ger wel ©enigszins de vreugde van de aan komst. Al heel spoedig leerde de schrijver een aantal verkeerde dingen kennen, die de kolo nisten zeer ontstemden. Vooral waren deze ontevreden over de jachtverordening, die de kolonisten dwong om voor een jachtvergun ning 30 mark te betalen, terwijl de inboor lingen zonder iets te betalen „het voor hun onderhoud noodige wild" vrij mochten schie ten. Daar echter van een controle over het door de inboorlingen geschoten wild geen sprake was, stond deze bepaling gelijk met volkomen vrijheid van jagen. Dergelijke ver ordeningen zetten bij de blanken kwaad bloed, terwijl de inboorlingen zioli daardoor de meerderen gevoelden, omdat zij den in druk kregen, dat de overheid bang voor hen was en slechts uit zwakheid zoo handelde. Even onbegrijpelijk waren de bepalingen op het hebben van vuurwapens. De handel in vuurwapenen en munitie was tot staats monopolie verklaard. Iedere kolonist kon slechts per geweer 50 patronen krijgen en hij kon zijp voorraad eerst weer aanvullen, als ze alle verschoten waren. Het was hun verboden geweren model 1888 te hebben, waarmee de troepen bewapend waren en die ook de ambtenaren hadden. Het geweer mo del 1871 was op de militaire posten te koop, doch de inboorlingen behoefden slechts de helft te betalen van den prijs, die van de kolonisten gevraagd werd. Ook dit vatten de inboorlingen als een bewijs op, dat men bang voor ze was. Door dergelijke maatrege len voelden de 'nboorlingen zich feitelijk bo ven de blanken verheven en hun kapiteins traden dan ook gewoonlijk heel brutaal op. Een kolonist, die over deze zaken aan een van de leiders der conservatieven te Berlijn schreef, kreeg het volgende karakteristieke antwoord„Wij voelen hier nu eenmaal niet veel voor onzo koloniën en hoe minder wij er van hooren hoe liever het ons is." De schrijver van het genoemde boekje wijst e~ ook op, dat de bestuursinrichting met dien uitgebreiden staf van ambtenaren veel te kostbaar is ingericht, terwijl zij niet aanpast aan de locale omstandigheden. Hij maakt dan een vergelijking met het gedeelte der Kaapkolonie, dat aan Duitsch-Zuid- We&t-Afrika grenst, die zeer ten nadeele van het laatste uitvalt, ook ten aanzien van de cultuur en de voortbrengselen, doch deze bijzonderheden kunnen wij hier buiten be schouwing laten. Nadat hij vrijwel het geheele gebied was doorgetrokken, en den toestand had leeren kennen, kwam hij te Windhoek terug, waar hij in November van het vorige jaar aam- kwam. Bijna gelijktijdig ontving de regeering toen de jobstijding uit Warmibad, dat luite nant Jobst. en een sergeant gedood, en twee kolonisten gewond waren door oproerige Boftdolzwarts, een Hottentottonstam in het zuiden der kolonie. Op een dringend verzoek om hulp werd onmiddellijk de eerste veld- oompagnje en de eenige aanwezige bergbat- terij naar de plaats van den opstand gezon den. Evenwel was er al dadelijk gebrek aan paarden en voedingsmiddelen voor de colon ne. terwijl een telegrafische ook zelfs- een heliografische verbinding met Warmibad onto brak. De oorzaak van den opstand was een klei nigheid. De post-oommandant, luitenant Jobst-. wilde een diefstal van een schaap be straffen doch werd, toen hii met een sergeant en 5 man op het erf van den kapitein der Bondelzwarts kwam, met geweerschoten ont vangen. De luitenant en de sergeant werden gedood. Dit opstootje nam dadelijk grootere afmetingen aan en Warm bad werd zelfs door de Bondelzwarts belegerd. De bediende van den luitenant, een Hererc, wist1 door de vijan delijke Kaffers te breken en bracht, na een rit van 50 uren de noodlottige tijding in Windhoek aan. Onmiddellijk ging kapitein von Koppy met 15 man op marsch en legde den weg naar Warmbad in 2 dagen en 22 uren af. Hij kwam nog juist bij tijds om de plaats te ontzetten. Terwijl nu de gouverneur Leutwein met alle beschikbare troepen naar het zuiden rukte om de Bondelzwarts te onderwerpen, werd in het midden der kolonie een opstand onder de Herero's voorbereid, waarbij ook de Ovambas in het noorden zich aansloten. En terwijl de farmers zich al lang ongerust voelden over de houding der Herero's, bleef men te Windhoek blind voor het gevaar. Dte schrijver verhaalt dan hoe bij het Kerstfeest doorbracht op een farm in de na- biiheid van Waterberg. Hij beschrijft bet idyllische Schaliën und Walten op de farm, waar de kolonist met zijn vrouw en twee kinderen gelukkig leefde, met eenige kaffer- meiden, die al als Europeesche dienstboden hadden leeren werken en netjes gekleed waren. In die dagen hoorde men herhaalde lijk van brutaal optreden der kaffers; be richten uit het zuiden luidden niet gunstig, en de moord op een kolonisten-familie ver oorzaakte grooten schrik. Toch zag ook de farmer nog geen dadelijk gevaar. Op den lOden Januari van dit jaar zou de schrijver met1 zijn gastheer naar* Waterberg rijden. Onderweg bespeurden zij troepen ge wapende Hereros. maar zij kregen van mis sionarissen geruststellende berichten. De far mer vertrouwde de zaa.k echter niet en reed naar zijn hoeve terug. De schrijver die ^euige struisvogels gezien had en daarop jacht wil de maken, zond de kaffers, die hem verge zelden, uit om de dieren op te jagen. Toen deze echter niet terugkwamen rood ook hij naa.r de farm terug. Onderweg kwam hem zijn bediende, een Herero-jongen, dien hij oens het leven had gered, tegemoet, en ver telde hem dat de Hereros de hoeve hadden overvallen, den eigenaar, zijn vrouw en kin deren hadden vermoord, en thans de hoeve plunderden. De bedienden waren weggeloo- pen. Langs omwegen bereikte hij met zijn be diende de hoeve, en hij zag toen een ver schrikkelijk tooneol. De bewoners en één trouw gebleven kaffer lagen daar vermoord, de woeste aanvallers vernielden alles, hiel den een waar bach anaal, en staken ten slotte de hoeve in brand. Toen vluchtte hij en zijn bediende te paard, zoo snel zij konden. De Hereros hadden hen bemerkt, zotten hen na en schoten in den blinde op hen. De paar den werden gewond. Gelukkig wisten zij het bijrijnde bosch te bereiken, doch niet zoo bijtijds of de schrijver werd door een geweer kogel aan den hiel gewond. Twee dagen lang dwaalden zij rond, ter wijl de wonde door gebrek aan een goed verband erger werd. De hoop om de neder zetting van een handelaar te bereiken, en daar hulp te vinden, bleek ijdel. De kaffer jongen die- op verkenning uitgegaan wtas, kwam terug met de boodschap, dat ook daar alles verwoest en de handelaar gedood was. Toen hii geen uitikomst meer zag, besloot de schrijver zijn leven zoo duur mogelijk te verkoopen, den laatsten kogel voor zich zelf bewarend. Zijn bediende gaf hij zijn dagboek, waarin hij eerst nog deze laatste bijzonder heden had opgeteekend, in de onderstelling, dat hij als Herero wel ontsnappen zou. Dat is hem dan ook gelukt en thans zijn deze herinnering"*® openbaar gemaakt. Het zijn woorden van een martelaar, die een ernstige klacht inhouden tegen het koloniale beleid vn.n DuitscLland. Tntussohen bedenke men, dat Duitsohland als koloniseerende mogendheid nog jong is, en dat elke koloniale mogendheid in den aanvang van haar optreden als zoodanig fou ten maakt, die zij later betreuren moest. Ook hier moet de ondervinding leermeesteres zijn Duitschland. De oommissie uit den Landdag, die de re- gectschapsquaestie en het protest daartegen ingebracht, heeft te onderzoeken, vergadert te Lage, daar er te Detmold typhus heerscht. Zij is gisteren nog niet met haar taak gereed gekomen, zoodat nu een algemeeno zitting van den Landdag op Maandag is vastgesteld. Voor morgen is te Lage een Lippe-sche volksvergadering bijieengeroepen, waarin te gen de regeeringsontwerpen betreffende de regentscliapsquaestie besproken* ziullen wor den. Frankrijk. De minister-president Combes, heeft aan het to Toulouse vergaderende congres der ra- dikale en socdalistisch-radikalo partijen in antwoord op een telegram van sympathie, geseind „Ik reken bij mijn pogen op de medewer king van alle radikalen en socialistisch-radi- kalen, des te meer omdat ik het steeds eens geweest ben met deze partijen on mij steeds in hunne achtino- heb mogen verheugen. Trouw aan mijn beginselen, die ook de uwe zijn, heb ik oen beroep gedaan op alle oprechte republikeinen en heb op die wijze een groote meerderheid tegen het clerioalis»- me en de reactie verkregen. Deze meerder heid zal niet verbrokkelen, vooral in dit oogenblik, nu de vier groote hervormingen die ik in mijn rede te Auxerre heb genoemd, aan de orde zullen komende inkomsten belasting. de tweejarige diensttijd, de ouder doinaverzekering en de scheiding van kerken staat. De reactie, die overal op den loer ligt, zal tevergeefs pro bee ren om deserteurs in haar kemp te lokken Italië. Do Koning heeft nog geen datum be paald voor don doop van den jongen prins van Piemont, doch men neemt aan dat deze plechtigheid, die een zeer eenvoudig karak ter zal hebben, half November te Rome in de kapel van het Quirinaal zal plaats heb ben. In het laatst van October zal do Ko ninklijke familie van Raooonigi vertrekken naar San Rossore bij Pisa, waar het klimaat wat zachter is. De gezondheid van Koningin Helena laat niets te wenschen over, zoodat professor Morisani het onnoodig achtte zijn verblijf op Raooonigi te verlengen. De Ko ningin heeft er prijs op gesteld haar zoon zelf tp voeden. Het kind groeit goed en is flink gezond. Na den doop te Rome zal de Koningin naar het kasteel Capodimonte bij Napels vertrekken, waar zij den geheelen winter zal blijven. Het aantal brieven, dat aan de Koninklijke familie ter gelegenheid van de geboorte van den troonsopvolger is gezonden, wordt ge schat op ongeveer acht duizend. Oosten rij k-Hongarije, De chef der Oo^tenrijksch-Hoiigaarsch© marine, admiraal Spaun, heeft zijn o nbslag gevraagd. De Keizer zond hem een eigen handig sohrijlvien, waarin hij, hoewel met groot leedwezen, het verzoek inwilligde om van de sohitterende plaats, die hij aan het hoofd der marine innam, af te treden. Om zij® dankbaarheid voor wat Spaun voor do marine heeft gedaan uit te drukken, meldde de Keizer hem, dat hij bepaald heeft, dat een der nieuw te bouwen pantsersohe- pen zijn naam zal voereD Tot opvolger van Spaun is benoemd de vice-admiraal graaf Montecuccoli, aan wien tevens de waardigheid van geheimraad is verleend. Rumenië. Het Duitsclv-Rumeensche handelsverdrag is verleden Zaterdag te Bucharest ondcrtei- kend. Rusland- Het keizerpaar is, vergezeld van den groot vorst-troonopvolger en den admiraal-generaal grootvorst Alexis, gisteren te RevaJ aange komen. In den namiddag inspecteerde do Keizer de pantserschepen „Osljabja, „Orel." Bo rodino," „Imperator Alexander UI" en „Knjas Soewotrof." Het Russische Telegraaf-bureau is ge machtigde te verklaren, dat het door verschillende Engelsche bladen, waarschijn I Naar het Engelsch VAX JOHN STRANGE WINTER. Zoo begonnen wij' de volgende week aan het verhuizen. Ik herinner mij dat 'Gillis, de padhter ons twee hood-wagems .leende, en we gauw over wanen. Moeder schikte die oude meu bels zoo goed als zijl kon, en werkelijk zag de voorkamer er gezellig uit; met vier oos- tersdhe haardkleeden leek de grond geheel bekleed, ofschoon het een groote kamer met drie rainenj was. Zooads vader zeide, was dat het genot van een ingelegden vloer. Dan lachte hij, en ik wist., dat hij) aan „hot Forndh" dacht. Wij raakten spoedig aan de ingelegde vloe ren gewoon, en, dallr de zaal vengroot was, doordat men er de keuken bij getrokken en in plaats daarvan nieuwe keukens gebouwd had, kregen, wij een heerlijk© glijbaan, on wiji gleden er op, tot rij zoo glad was als een spiegel. Ik weet niet. trf dit een groot gerief voor het huis mocht 'heeten, want, ofschoon de huisgenooten er allen aan ge wend waren, gebeurde het dikwijls, dat be zoekers uitgleden, als als. Wat ge maar wilt, en toen eens de Bisschop op een be- vesfcigimgsdag bij ons kwam koffie drinken, gleed hiji uit eni vilei pal op zijp, rug, met moeder bovenop hem, op den grond. Noodt, zoo lang ik leef, zal ik vaders ge richt vergeten, omdat hij ernstig eu be zorgd moest kijiken, en ik wist, dat- hij bijna stikte van het lachen. Vader hield in. het geheel niet van den Bisschop. Niet, dat hij hem .haatte of zoo iets. Vader was veel te goed om iemand te haten, maar hij) vond hem pedant en een beetje blufferig; daar enboven hield hij. veel van uiterlijk vertoon, en vergat nooit, dat hij de Bisschop was het een met het ander maakte, dat vader in het geheel niet met hem overweg kon. Maar „eere, wien eere toekomt"de B'is- sohop hield zich werkelijk goed onder die® val op onzen ingelegde® vloer. Hij stond op, veegde zijn elleboog, af en wendde zich tot moeder, die door iemand! anders was opge holpen, en uit al haar macht becdg was zich te verontschuldigen, en juist .beginnen; wilde met de gladheid van den vloer te verklaren, toen hij zeide: „Ik zal mijn vrouiw eens naar u toe moeten sturen» om uw wrijf-re- oe.pt te vragenzij klaagt er altijd over, dat zij den vloer van de kapel niet zóó kan on derhouden, als het moest „Wij gebruiken was en terpentijn, ant woordde moeder deemoedig; maar ongetwij feld dacht zij er aan, welken indruk het op den Bischop maken zou. als zij 8 gezonde, schreeuwende en lachende jongens en meis jes eens naar hem toezond, om glijbaantje te spelen in de kapel van rijn paleis. Ik vierde mijn 14den verjaardag in do nieuwe patsorie, en we haddon een heerbjk dagje. Moeder •veraodkt al de kinderen, uit den omtrek, en bijna iedereen bracht een verjaarscadeautje voor mij mede. .Er werd een j tooverlantaren vertoond ik herinner mij, dit zoo goed omdat Mot a er voor het eerst een 1 zag en niet in, het. donker durfdb blijven ritte®. Meta was toen pas zeven jaar, dus nog heel jong, maar toch niet de jongste, daar ïij een jaar ouder was dan Christine, en op deze volgden Madeline, twee jaar jonger, en de eigenlijke „baby". Nelly volgde op mij; dan kwamen achtereenvolgens Phyllis en de twee jongens, Gerard en Oscar. Ik geloof eigenlijk wel, dat wij vrij uitheemsohe na men hadden, maar vader zeide altijd„wat hebt gij aan een goedklinkenden „van", als gt er geen mochen voornaam bij hebt?" Hij stond er ook bijzonder op, dat wij voluit bij onzen naam genoemd werden, eu dat ging bij de meeste® van ons ook van zelfNelly, Phyllis, Gerard, 'Oscar, Meta, Christine en Baby wij noemden haar altijd Baby. Mijl bleven zij steeds „Aiwty" noemen ik voor mij had liever Audry geheeten, want dat is een vrij aardige naammaar denkt gij, dat ik mijn huisgenooten daartoe ooit beb kun nen krijgen? Nooit van mij® leven! Als vader er aan dacht, wat gelukkig niet dikwijls gebeurde, noemde hij mij „Ethel- dreda". en dan plaagden de anderen mij er de geheele week mede. Dan zeide Gerard bijvoorbeeld„Dreda, neem me niet kwalijk, dat ik maar de eene helft- van uw eerbiedwaardigen naam gebruik, maar het leven is kort n de tijd heeft arendsvleugelen en ik gebruikte de andere helft, toen ik den laatsten keer met je sprak wilt ge me het zout wel eens aanreiken?" Moeder dacht er nooit aan mij arders te ncemen) dan Awty. Zij zeide, dat rij „Ethel- dreda" een vreeselijken mondvol vond en geen plan had, hem meer te gebruiken, dan volstrekt noodzakelijk was. „Verbeeld u eens, dat ik telkens „Theo- philus" moest zeggen, als ik iets tegen u zei, Phil. Ik geloof, dat ik met twee zulke lange namon geen eene® dag klaar zou komen, en ik weet zeker, dat gij er ook zoo over denkt, oude jongen." Dat wisten wij allemaal ook 'vel, want vader was de gemakkelijkste oude man van de wereld. Niet dat hij eigenlijk zoo oud was. Arme, lieve vaderHij is nooit oud geworden, want hij was pas een-en-vijftig jaar, toen de dood hem stilletjes kwam weg halen. (Dien dag vergeet ik nooit, zoolang ik leef. Hij had op het oogstfeest van don een of ander in den omtrek moeten prec-ken, iets, waaraan hij een hekel had, want hij was alleen aan zijn eigen volkje gewoon. Hij verstond hen, en omgekeerd, en dacht er niet aan, dat de hersens in Dene langer aan acht minuten een preek zouden kunnen volgen, eu dan helder blijven» wel te ver staan. Vader zag nooit het goede van preeken inhij zclHe dikwijls, dat een hoofdstuk uit „de Spreuken" of „Job" evenveel waarde had als alle nieuwe preeken, die ooit ge schreven waren. En, daar hij er aan ge woon was geraakt, voor zijn Decnsche ge meente preeken van acht minuten te ma ken en somtijds de preek zelfs achterwege te laten te weten met erg warm weder, als de oogst iedereen had uitgeput en de vliegen zoo lastig Waren voelde hij- rich eenvoudig niet in staat, een half uur lang over een preek te doen, zooals in andere kerken van hem werd verwacht. Nu was het bovendien een bijzonder slech te oogst geweest, en voor hij wegging, zeide bij tot moeder: „ik heb die lange preek maar genomen, die ik voor St. Thomas ge maakt heb, maar ik zal^ al sprekende, hier en daar wat moeten veranderen, als ik kom aan den „zegenrijken" oogst. Er zal zoo iets bij moeten komen van dankbaar te zijn, zelfs voor een slechten oogst, ofschoon ik gevoel, dat het veel gevergd ia van die arme tobbers, en dan heeft het er nog veel van, óf men don Almachtige vertelt, dat het ons hetzelfde is, of Hij ons oen goeden oogst zendt of een slechten." Daarop vertrok hij, alleen» in het wagen tje, zoo gelukkig en opgeruimd als een school jongen. Niemand ging met hem r^ode, om dat de mazelen in de pastorie te Denning- ham heerschten, en er plechtige theevisite of iets dergelijks zou zijn bij den kerkmees ter Moeder had dus verscheidene redenen om ons niet mede te laten gaan. Ik herin ner mijt dat rij na vaders vertrek het dorp in ging, om mevrouw Jefferson, de vrouw van den dokter, te bezoeken, en dat Nelly en ik in den hittenwagen naar de jonge mevrouw Moorc gingen, in de hoop met haar een spelletje Iawn-tennis te doen, wat ook gebeurde. En precies te tion uur bracht de merrie bet wagentje naar huis, met vader op den grond van het rijtuigje ineen gedoken, en dood. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1904 | | pagina 1