JS°. 157.
54i J»argang.
Vrijdag 7 December 1906.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
Op „Berkenrode,"
FOORTSCH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden voor Amersfoortf 1.85.
Idem franco per poit1.75.
Afzonderlijke nummera- 0.05.
Deze Courant verschijnt Dagelgks, met uitzondering tab
Zon- «n Feestdagen.
Adrertentiën, mededeelingen enz., gelieve men véór 16 av
's morgens bij de Uitgeven in te zenden.
Uitgever#: VALKHOFF Co.
Utrechtachestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
FKIJS DER ADVEBTENTll*:
f 9.7
-
Van 1—5 regela
Elke regel meer
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad bij abonnement, lea a
circulaire, bevattende de veenraarden, wordt op aaaviaag
toegezonden.
Politiek Overzicht.
Het koloniale debat in den
tiuitschan Rijksdag-
Een gansche week heeft de Duitsche
rijksdag besteed aan het debat over de kolo
niale aangelegenheden. Van de voordracht,
waaraan dit debat zich vastknoopte, is daar
bij weinig sprake geweest. Het aanvullings-
cediet voor Duitsch Zuidwest-Afrika is ter
nauwernood genoemd. Het is ten slotte in
handen gesteld van de begrootingscommissie.
Wat daarover zal worden beslist, is nu nog
niet le zeggen, maar waarschijnlijk zal dit
crediet, een uitvloeisel van deu opstand dier
Hottentotten in dat gebied, wel worden toe
gestaan
Het debat heeft eene veel wijdere vlucht
genomenhet gansche koloniale beleid werdi
onder handen genomen en van verschillende
zijden bekeken en aan eene alles behalve wel
willende kritiek onderworpen. Duitschland is
als koloniaal rijk nog een zeer jonge staat.
Het heeft zich den weg moeten zoeken, dien
het moet inslaan om zijne koloniën te bestu
ren; het is nog zoekende naar dien weg.
Dat daarbij fouten begaan zijn, is niet te ver
wonderen; het opperbestuur heeft dikwijls
misgetast; het is ook niet altijd gelukkig ge
weest in de keuze van zijne ambtenaren. Het
afkeurende oordeel over de fouten, die groote
misslagen, de soms schandelijke feiten, die
over het bestuur van de koloniën aan den
dag zijn gekomen, is nagenoeg eenstemmig.
Do regeering heeft daarover ook in het nu
geëindigde debat veel moeten hooren, en zij
kon daarop niet veel anders zeggen, dan dat
ook zij erkende, dat er veel verkeerds was ge
schied. Zij vroeg alleen, dat men niet te
voel aandacht zou schenken aan het verleden.
Liever moest men het oog richten op de toe
komst ©n met haar samenwerken, opdat het
haar mogelijk zal zijn hare goede voornemens
te volbrengen om te breken met het vroeger
gevolgde stelsel en een nieuwen toestand in
't leven te roepen in het koloniale bestuur,
waardoor datgene, waaraan men zich nu zoo
ergert, in 't vervolg niet meer zal kunnen
voorkomen
Er was ditmaal een nieuwe man aan de
tafel van den bondsraad gezeten als directeur
van de koloniale af deeling. De heer Der n-
burg, die in den afgeloopen zomer, voorloo-
pig als tijdelijk directeur, aan liet hoofd van
deze afdeeling is geplaatst, kwam voor
zich en voor de onder zijne 1 iding geplaatste
bestuursorganen het vertrouwen van den
rijksdag vragen. Hij genoot geen zeer wel
willende ontvangst; de uiterste linkerzijde
en het centrum wedijverden met elkaar om
hunno grieven breed uit te meten. Toch kan
gezegd worden, dat aan het einde van den
zesdaagschen strijd zijne positie sterker is
dan zij aan het begin was. Al was hij een
nieuweling in het parlement, hij bleek in
het debat zijn man te kunnen staan. Hij
bepaalde zich niet tot afwerenhij ging zelf
tot den aanval over en toonde zich moeds ge
noeg om den strijd aan te binden tegen een
woordvoerder van het centrum, den heer
Roeren, een lid van de machtige pairtij, die
met hare 100 stemmen den doorslag geeft in
den rijksdag.
De Vossische Ztg. schrijft over deze ver
rassende wending, die het debat nam: „De
heer Dernburg had zich goed voorbereid om
den handschoen op te nemen. Misschien te
goed. Maar toch behaalde hij een onmisken
baar succes, omdat hij op de onthullingen
met onthullingen antwoordde. Wat hij tot
ontlasting van sommigen der beschuldigde
ambtenaren aanvoerde, was niet afdoende.
Het gevoel bleef, dat er veel meer wreed
heden zijn gepleegd, dan den directeur der
koloniën bewijsbaar schenen. Maar waarmee
hij het geheele huis verblufte, dat was zijne
aan de kaakstelling van de onverantwoorde
lijke invloeden, die zich bij het koloniale
bestuur deden gelden, en deze pogingen om
invloed uit te oefenen, gaan uit van het
centrum, inzonderheid van den heer Roe
ren, die b.v. in het geval-Wistuba (een ko
loniaal ambtenaar, die in de ter sprake ge
brachte grieven betrokken is) van den rijks
kanselier heeft verlangd, dat het aangevan
gen onderzoek zou worden gestaakt, en later
heeft gezegd, dat als de zaak niet naar den
wensch van het centrum werd afgedaan, do
partij geen geld voor de koloniën zou toe
staan. D© heer Dernburg echter wil zich niet
schikken, hij wil zich niet tot een werktuig
van het centrum maken. Hij zegt: ,,Als
ik hier niet in eere kan staan, dan zal ik
gaan."
De strijd was hiermee niet afgedaan. De
heer Roeren antwoordde op scherpen toon
hij verloor zelfs de persoonlijke wellevend
heid uit het oog, toen hij den heer Dern-
berg daarbij zinspelende op diens vroe
gere loopbaan verweet, dat zijn toon her
innerde aan den beursspeculant; hij beticht
te hem van onwaarheid in zijne aanhalin
gen en riep schamper uit,,Bn aan een
man met zulk een verleden zou men zijne
bewijsstukken uitleveren!"
Maar de heer Dernburg liet zich niet uit
het veld slaanhij ging voort met een boek
je open te doen over de bemoeiingen, die
de heer Roeren gehad, had met den rijks
kanselier, cn las een protokol voor, dat was
opgemaakt van eene vertrouwelijke bespre
king tusschen Roeren en een vroegeren ko-
lon'aleu directeur, Stiibel, om aan te too-
nen, hoe Roeren invloed had uitgeoefend op
het koloniale bestuur. De heer Stübel had
verzocht, dat deze of gene ambtenaar zou
worden gespaard, maar de heer Roeren had
ten slotte zijn zin doorgedreven. „Zoo iets
zal nooit weer gebeuren," verzekerde de
heer Dternburg, die verklaarde, dat hij hier
geen verleden had te verdedigen, maar de
toekomst.
Den volgenden dag het was de laatste
van dit debat legde de heer Roeren de
verklaring af, dat hij gesproken liad alleen
uit zijn eigen naam, niet namens de partij,
en de voorzitter voelde zich genoopt den
heer Roeren tot de orde te roepen wegens
beleedigende uitdrukkingen, die hij tegen
den kolonialen directeur had gebezigd. Daar
op volgde eene verklaring van den rijkskan
selier vorst Bülow, dat de heer Dernburg met
zijne volle instemming in den rijksdag wa9
opgetreden, zooals hij had gedaan, en daar
mede geheel naar zijne instructiën gehandeld
had. Daarmede werd de proef op de som
geleverd, dat deze strijd heeft gediend tot
versterking der positie van den nieu
wen kolonialen directeur. Het laatste
woord van dezen in dit debat was
eene betuiging van blijdschap, dat in
de vergadering was gezegd, dat men wil
de samenwerken met het bestuur; hij kon
daarop antwoorden, dat het bestuur ook
zeer gaarne met den rijksdag wilde samen
werken, en voegde daaraan toe: ,,Ik heb de
politiek uit het bestuur verwijderd. De taak j
van het bestuur is de verheffing, het in
cultuur brengen van de koloniën. Dat is
een economische en ook een handels- en een
wetgevende arbeid, die met ijver verricht en
met zuivere middelen behandeld moet wor
den."
Duitschland*
De rijksdag heeft eergisteren de iuterpel-
latiën van de Poolsche tractie en van het
centrum over de staking van de schooljeugd
in Posen bij het in de Duitsche taal gegeven
godsdienstonderwijs behandeld. Het groote
'bezwaar, dat de interpellanten te berde
brachten, betrof de aanranding van het recht
der oudera tot opvoeding van hunne kin
deren door do rechterlijke besliss ngen, waar
bij de dwangopvoeding werd toegepast op
de op bevel van hunne ouders weerspannige
kinderen. Zij verlangden, dat de rijkskan
selier zou optreden tegen deze inbreuk van
Pruisische overheden op door de rijkswet
gewaarborgde rechten. De Pool von Jaz-
dewski drukte den wensch uit, dat het gods
dienstonderwijs geheel aan de Kerk zou
worden overgelaten. De woordvoerder van
het centrum, aartspriester Glowacki, waar
schuwde de regeering, de Groot-Poolsche be
weging in Opper-Silezie niet te bevorderen,
door te weigeren dat het godsdienstonderwijs
in de moedertaal gegeven werd.
Namens den bondsraad werden de inter-
pellatiën beantwoord door den staatssecreta
ris voor justitie N;eberding, die den rijks
kanselier niet bevoegd achtte om in de zaak
van het godsdienstonderwijs bij de Pruisische
regeering stappen te doen. Persoonlijk was
hij van meening, dab op grond van art. 1666
van het burgerlijk wetboek kan worden op
getreden op de wijze zooals in sommige ge
vallen is geschied, tegen ouders, die hunne
kinderen voor een deel aan het schoolonder
wijs onttrekken. Of daarvoor termen zijn,
moet voor ieder afzonderlijk geval beoordee'd
worden, niet door hetbestuur, maar door
den rechter. Tot dusver is in zeven gevallen
over de toepasselijkheid van dit artikel niet
overeenstemmend geoordeeld door lagere
rechtscollegesde hoogtere instantiën zijn
nog niet in de zaak gemoeid. De Pruisische
regeering is niet van zins iets te doen, wat
met het rijksrecht niet te vereenigen zou
zijn.
Op de interpellatie volgde eene bespreking,
die gisteren werd voortgezet. In den Duit-
schen rijksdag is het niet de gewoonte, dat
dergelijke besprekingen met de aanneming
van eene motie, die de nieening van de
vergadering uitdrukt, eindigen.
De interpellatiën over de hooge vleescbprij-
zen zullen waarschijnlijk a. s. Dinsdag in be
handeling komen, nadat ae bondsraad een be
sluit zal heUbeu genomen over de door do
rijksregering ite nemen maatregelen. Aan de
Frank f. Ztg. wordt uit Berlijn bericht, dat
er niet te denken is aan do openstelling
van de grenzen voor levend vee uit het bui
tenland, ook maar voor de slachthuizen aan
de grens.
Berlijn, 6 Dec. De raad van bestuur der
staatsspoorwegen keurde in zijn heden ge
houden vergadering met groote meerderheid
het voorstel der regeering goed betreffende
de verlaging van de vrachtprijzen voor stuk
goederen en wagonladingen van versoh ge
slacht vleesch.
Brussel, 6 Dec. De Kamer hervatte heden
het Con godebat. De minister van staat Beer-
naert zeide, dat ofschoon hij van het begin
af voorstander is geweest van de Oongo-on-
derneming, hij zich niet kon vereenigen met
de tegenwoordige politiek, want vrijheid voor
handel en industrie zijn de eerste levensvoor
waarden voor eene kolonie. Hij verklaarde
zich een beslist tegenstander van den ge
dwongen arbeid en heb is gevaarlijk te zien
dat hier de handen van het gezag en van
de administratie ineen geslagen worden.
De absolute souvereiniteit van den Ko
ning over den Congostaat is plechtig door
de mogendheden erkend, doch onder zekere
verplichtingen, speciaal de vrijheid van han
del.
Wat van belang is voor België, is de mo
gelijkheid om den Congostaat te annexes
ren en de voorwaarden waaronder die mo
gelijkheid zich nu voordoet.
Spr. bestreed de conclusies van den af ge
■vaardigde Huysman, en hij wees er te dien
aanzien met nadruk op, dat het sucoes der
Congoleesche onderneming verkregen was
dank zij de volharding des Konings, maar
ook dank zij de medewerking door dappere
Belgen verleend. Hij verdedigde het optre
den van den Koning als Belgisch souverein.
Hij beschouwt de annexatie van den Congo
staat als voordeelig voor België, het besloten
van den Congostaat zou een erlies voor Bel
gië zijn. Maar de Congostaat zal hem licht
moeten verschaffen. Spr verzocht de Kamer
zich niet tegen de o\ername van den Congo
staat van den regeerenden 'oning en ouder
zijn leiding te verzetten.
Brussel, 6 Dec. In het voortgezette debat
verklaarde Janson, ven de radicale linker
zijde, dat hij niet gelooft, dat de Congostaat
de acte van Berlijn heeft geschonden. Wel
zou men een ruimer en gezonder opvatting
hébben kunnen toonen voor de vrijheid van
den handel. Hij spreekt van het persbureau,
dat betaald wordt met het geld van den
Congo, en noemt dit een ongezonde instel-
ling.
België moet groot zijn door zijn eerbied
voor het recht en niet door het uitbuiten
van negers. Bij het politiek debat over de
koloniën dienen dubbelzinnigheden vermeden
te worden. Spr. eindigde met een juridisch
betoog over de vraag van de naasting van
den Congostaat.
Frankrijk.
De minister van log heeft besloten in
de volgende week ee wetsontwerp tot af
schaffing van de compagnieën van discipline
b j de Kamer in te uen.
Parijs, 6 Dec. Jaurès lichtte heden zijne
interpellatie toe over de Marokkaansche poli
tiek der regeering. Hij acht het door de
regeering genomen initiatief, voordat men
zeker was van de instemming der andere
mogendheden, gevaarlijk. Men zal nu meege
sleept worden tot andere maatregelen.
Spr. vraagt zich af, wat de regeering zal
doen als dé Marokkaansche minister van
oorlog een duizendtal soldaten naar Tanger
zendt. Zal zij zich dan terugtrekkenHij is
van meening, dat men een beroep had moe
ten doen op de internationale verantwoorde
lijkheid. Volgens hem tracht Duitschland!
steun te zoeken in de Muzelmansche krach
ten en dezen te doeu gelooven, dat Frank
rijk hun vijand is.
Nadat nog verschillende sprekers het
woord hadden gevoerd, herinnerde de minis
ter van buitenlandsche zaken, aan de voor
geschiedenis der Marokkaansche quaestie en
de laatstelijk gepleegde aanslagen tegen
Fransöhen en Algerijnen en aan de verkla
ring, geteekend door alle mogendheden, ook
Duitschland en Oostenrijk, welke aan het
Maghzen werd gericht om op te komen tegen
de willekeurige handelingen van Raisoeli. De
bedoelingen van Frankrijk en Spanje zijn
loyaal en in overeenstemming met de acte
van Algeciras. Het verdrag, dat gesloten is
over een Fransch-Spaansch optreden, werd
daarna» aan alle regeeringen toegezonden en
lokte nergens tegenspraak uit. De beide re
geeringen nemen voorzorgen tegen de be
zwaren, die kunnen voortvloeien uit de
anarchie. Alleen in dringende gevallen zal'
er eene interventie plaats hebben.
,,Wat men ook moge hebben beweerd, wij
zijn niet afgeweken van onze gematigde hou
ding. Men moet ons niet kunnen beschuldi
gen, dat we een begeerig oog slaan op Ma
rokko". (Toejuichingen).
De minister bracht hulde aan de Muzel
mansche bevolking, die gevoelig is voor een
goede behandeling. De Marokkaansche stam
men zijn niet oorlogzuchtig, maar begeerig
voordeel te halen uit handelsondernemin
gen. ,,Het is een groote voldoening voor ons
eene overeenkomst te hebben gesloten met
een groot volk, dat rechten op Marokko
heeft en welks vriendschap wij op hoogen
prijs stellen." (.Levendige toejuichingen).
Onze buitenlandsche politiek zal niet gaan
buiten de grenzen, die de regeering heeft ge
trokken in overeenstemming met de acte van
Algeciras, die Frankrijk's rechten erkent en
den vrede waarborgt. Het is niet geoorloofd
er aan te twijfelen, dat wij den vrede niet
willen verstoren. Frankrijk gaat rustig zijn,
weghet kan volstrekt geen vrees doen ont
staan, want het vreest zelf niets. Wij ver
langen slechts een waardigen vrede. Onze
buitenlandsche politiek is gebonden door in
ternationale verdragen, maar steunt op
vriendschapsbetrekkingen, die ons van groot
nut 2ijn geweest, toen het er op aan kwam
wel te doen begrijpen, welke de wezenlijke
behoeften zijn van onze politiek." (Leven
dige toejuichingen).
Nadat die prioriteit voor eene door den
heer Jaurès voorgestelde motie met 456 tegen
87 stemmen verworpen was, kwam eene
motie in stemming, door Grosdidier inge
diend, van den volgenden inhoud: ,,De Ka
mer, vertrouwende op de regeering, dat zij
de uitvoering van het verdrag van Algeciras
zal verzekeren, met handhaving van de rech
ten die daaruit voortvloeien en tot waarbor
ging van de veiligheid harer landslieden, en
iedere toevoeging verwerpende, gaat over tot
de orde van den dag".
Tijdens de stemming werd minister Pi-
chon hartelijk geluk gewenscht. De motie-
Grosdidier werd aangenomen met 457 tegen
56 stemmen.
De chef van den generalen staf van het
negende legerkorps te Tours, Daru, heeft
zijn ontslag gevraagd om daardoor te pro
testeeren tegen het gebruiken van troepen
bij de inventarisatie van kerken.
Engeland.
Londen6 Dec. In derde lezing werd de
onderwijswet in het Hoogerhuis aangenomen
met 105 tegen 28 stemmen. De minderheid
bestond uit katholieken en pairs van' de
uiterste Anglikaansche richting. Het wets
ontwerp wordt in zijn gewijzigden vorm don
70 Romjln doo*
JAN S1T O R K.
Als nu Willem Stemberg maar toestemde
in zijne plaats te komen. Want eigenlijk had
Laux wel gelijk, toen 'hij mij zeid'e, dat ik
het zóó niet vol kon houden. Want nu ikzelf
overdag het werkvolk moest nagaan, 'bleef
mij niets anders over dan de avond, waar
aan dikwijls een halve nacht verbonden was,
om don platteugrond voor Karei te teekenen,
de huur te berekenen, van den grondl te A.
en om becijferingen' te maken, voor 'het pen
sioenfonds en voor oenen nieuwen loonstan-
d'aard, dien wij wilden, invoeren. Mijn plan
was een gemiddelden arbeidsdag van negen
uren te maken, mot dien verstande, dé-t ge
durende de drie wintermaanden acht uren,
dc drie zomermaanden tien uren, en de zes
overige negen uren gewerkt- zou worden. Het
weekloon zou echter winter en zomer hetzelf
de blijven.
In 'hét kort, ik moest veel berekenen, om
die „nieuwigheden," zooals Laux ze noemde,
voor hem aannemelijk te maken. Daarenbo
ven was er haast bij, met het oog op de in
dienstneming van nieuwe knechts, waar wij
groote béhoefte aan hadden;.
De Zondagmorgen begon, alweer goed voor
mij. Willem 'Stemberg doolde mij medé, d'at
hij in overleg mét Daiatje en hare oudiers be
sloten was, ons voorstel aan te nemen.
Ik sprak toen met hem af, dat hiji bij ons
in dienst zou komen, zoodra tante Bertha
een anderen tuinman zou gevonden hebben.
Nog die zelfde weelk zou de weduwe van
onzen vorigen. 'meesterknecht met hare doch
ter verhuizen en dan kon Willem biji haar in
dén kost komen, zoolang tot dé meester
knechts woning opgeschilderd en opgeknapt
zou zijn en totdat Daatje met haar uitzet
gereed zou wezen om te trouwen.
Yan tante vernam ik, dat een zusje van
Daatje, gevraagd had, om in de plaats van
Daatje op Berkenrode te mogen komen. Zij
was wel nog erg jong, maar 'Mies zou het
zoo aardig vindén haar in alles te onderrich
ten, en daar zij gezond en sterk was, had
tante besloten haar te nemen, te meer daar
zij van zoo'n nette familie was.
Tegen elf uur wandelde ik met mijne zus
ter Anna naar Linden heuvel, om den plat-
tengrond van den tuin aan Karei te brengen,
en tevens om Minnie te halen, daar het de
Zondag was, dien wij bij tante Bertha door-
brachten. Wij dedén dat om beurten met
Anna en Karei. Als Anna Zondags op Lin-
deniheuvel dineerde, kwam Minnie naar Ber
kenrode.
Allen waren zeer nieuwsgierig naar dé
teekening van den tuin en volgden met be
langstelling de verklaring, die ik er van
gaf.
Door gedeeltelijke verlegging en verbree
ding van eene sloot, die door dat gedeelte
van de plaats liep, kon ik er eene aardige
waterpartij aanbrengen
„Kijkt," zei ik, „nu loopt die sloot nage
noeg recht door het terrein. Op het plan laat
ik haar hier, en verderop weer daar krora1-
kelen, tusschen die hooge boomen, haar lang
zaam verbreedénd tot een vijver. Daar was
zij weer smaller wordt en het pad kruist,
komt eene rustieke brug."
„Je hebt gelijk Paul," riep Karei, „het
wordt heel anders dan Berkenrode en met
dat water vind ik het haast nog mooier.
Maar is het geen kolossaal werk, om dat al
les uit te graven?"
„Ja," antwoordde ik, „doch de tuin ligt
daar aan 'b einde veel te laag en moet toch
opgehoogd worden, om niet altijd drassig te
blijven. Om daarvoor van verre zand aan te
karren wordt ook kostbaar, en met. dien vij
ver te graven, bereiken wij een tweeledig
doelophooging en verfraaiing"
„Dat zal ongetwijfeld prachtig mooi wor
den," zei de heer Dubois, „maar zal dat-
alles de kosten, die je mij genoemd hebt, niet
te boven gaan?"
„Neen papa," antwoordde ik, „dit plan
had ik al in mijni hoofd, toen ik u de ver
moedelijke kosten van aanleg opgaf. De brug
daarbij inibegrepen, zal ik de som, die ik u
noemde, niet overschrijden."
„Des te beter. Maar hoe kom je nu toch
aan al die verschillende idees van aanleg?
Weet je nu ook weer iets -anders voor je eigen
tuin? Want natuurlijk draag ik je ook op,
om dien voor een zelfde som in orde te ma
ken."
Ik glimlachte, want werkelijk was mij
reeds een plan in -de gedachten gekomen, en
ik antwoordde:
„Ja papa, ook daarvoor heb ik al reeds
weder iets gebeel anders bedacht. Ooh, elk
terrein- brengt zijne gegevens mee, om er iets
verschillends ri toch iets 'fraais van te ma
ken.
Op Berkenrode 'had ik bosch, dat bosck
moest blijven, en een open terrein, waar ik
bloementuin van moest maken. Hier heb ik
iJ>osoh, waarvan ik vóór en nnast Jket huis
een bloemhhof en verder wandelpark kan
maken met een wateipart-ij, die een zonnige,
vroolijke, open ruimten geeft. En onze
plajats moet, als de tuin van een bloemist,
vanaf den straatweg natuurlijk hier en daar
een kijkje geven op zeldzame bloemperken,
vreemde heesters en mooie conifeereuHet
opgaand hout, dat er staat, is daartoe
prachtig aan te wenden en het bosch van
Lindenheuvel is als achtergrond uitmuntend
geschikt, om met oordeelkundige® aanleg
van den tuin te doen denken, dat het ge
heel bij onze plaats behoort-. Als u toestaat
hier en daar wat kreupelhout op te ruimen,
krijgen wij van uit ons huis de verrukke
lijkste bosekgezichten, die men maar beden
ken kan. Zoo ds van alles wat schoons te
maken, als men er oog voor heeft."
„Van jou huis gesproken Paul," hernam
mijnheer, „begin October gaat de weduwe
Jansen verhuizen. De firma kan er dus op
rekenen, op dien tijd het land te aanvaar
den. Ik zal dan direkt de boerderij laten
sloepen en een aanvang met bouwen laten
maken. Het huis kan dan vóór den. winter
onder dak en geheel gereed zijn, vóór jelui
in Maart trouwt.
Ik heb er den architect al over gesproken
en hem ook gezegd, dat je zoo dweept met
den bouwtrant van Berkenrode. Hij vindt
het huis van tante Bertha van buiten te
stijf, vooral als woonhuis op eene bloemis
terij maar met goedvinden van tante Bter-
tha komt hij deze week de inwendige ver
deeling eens opnemen. Daar ook Minnie het
huis op Berkenrode een ideaal huis vindt,
wat de kamers betreft, zie ik niet in, waar
om jelui het niet in denzelfden gees't zoudt
krijgen."
Ik had dien Zondag een heerlijken, kal-
men, rustigen dag. Na- met Minnie, in het
voorbijgaan, even de boerderij van vrouw
Jansen"'te zijn opgeioopen, om haar te wijt-
zen, hoever onze t-u;u zich zou uitstrekken,
waar de bloemisterij zou beginnen en waar
ik de geschikste plaats vond voor het huis,
dronken wij niet tante -Bertha en Mies kof
fie, en daar het 's middags te warm was om
te wandelen of te rijden, bleven wij, in ge
makkelijke stoelen luierend en nietsdoenki,
rustig en kalm prateu. Wij kregen ook geene
visites, zcodat wij" ongestoord aan de schoon
ste luchtkasteelen konden blijven voortbou
wen.
Na het diner moest tante met erge hoofd
pijn, van de warmte, naar bed. Het was
dien dag ook snikheet geweest en daar het
tegen den avond slechts weinig koeler werd,
stelde MÜes voor, om met de panier naar
Noord wijk te rijden. Aan zee moest het heer
lijk zijn
En werkelijk deed! ons de frissohe, koele
zeelucht goed'. Wij. zagen een prachtigen
zonsondergang. Maar meer nog dan- van dat
gloeiend rood in vloeibaar goud, genoten wij
van het kalm blanke licht -der maan, dat zee
en lucht -met eene koele staalblauwe tint
overspreidde en het- schuim der golven, die
door den opkomenden vloed gelijkmatig
kalm op en neer deinden, als zilver schitte
ren deed. Toen eerst voelden wij onze, door
te felle hitte, slap ontspannen zenuwen en
spieren zich weder stalen en werden onze
door stof en droogte verschroeide longen ver
kwikt door den vochtigen, zouten, koelen
zeewind.
Wordt vervolgd.