S°. 185
Maandag 7 Januari 1907.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
De Gezegende dag.
5" Jiiariiang.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS
Per 3 maanden reor Amersfoortf 1.25.
Jdem franco per poet- 1.75.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Deze Courant rerschijnt Dagelijks, met nitzondering ran
Zon- en Feestdagen.
Adrertentiën, mededeeliagen enz., gelieve men véór li nar
's morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF O.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIÊN
Van 15 regels f 0.75.
Elke regel meerO.I5.
Groote letters naar plaatsrnimte.
Voor handol en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad bij aoonnemsnt. Eens
circulaire, bevattende de voerwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Kennisgevingen.
I De Burgemeester en Wethouders van Amers-
f°ort,
I Gelet op de aanschrijving van Heeren Gede-
I puteerdt- Staten der provincie Utrecht van den
I 16. Juli 1844 (Provinciaalblad No. 53). houdende
j uitnoodiging om, ter voldoening aan een, op
J machtiging van Zijne - Majesteit den Koning,
I door 'Z. K. den Minister van Binnenlandsche Za-
ken bij aanschrijving d.d. 29 Juni 1844, no. 103,
Ie afd gedaan verzoek, jaarlijks de ingezetenen
te herinneren aan de bepalingen der wet van den
1. Maart 1815 (Staatsblad no. 21), betrekkelijk
de viering dér Zon- en Feestdagen
Maken dientengevolge aan de ingezetenen be
kend, dat de voormelde wet is van den navol
genden inhoud
Wij WILLEM, bij de gratie Gods, -Prins van
Oranje-Nassau, Souverein Vorst der Vereenigüc
Nederlanden, enz., ena., ena.
Aan al degenen di# deze zullen zien of lioo-
i ren lezen, salutdoen te weten
Alzoo Wij in overweging genomen hebben
de noodzakelijkheid om, op bet voetspoor onzer
godsdienstige voorvaderendio daarop steeds
den hoogstelt, prijs steldende plichtmatige
viering van den dag des Heeren en andere da
gen der openbare christelijke godsdienst toege
wijd, door eenparig voor de geheele uitgestrekt
heid der Vereenigde Nederlanden algemeen
werkende maatregelen te verzekeren.
Zoo is het, dat Wij, den Raad van State ge
hoord en met gemeen overleg der Staten-Gene-
raal dezer landen, hebben goedgevonden en
verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij
deze
1. Dat op Zondagen en op zoodanige gods
dienstige feeestdagen, als door de kerkgenoot
schappen van den Ohristelijken godsdienst dezer
landen algemeen erkend en gevierd' worden, niet
alleen geene beroepsbezigheden zullen mogen
verricht worden, welke den godsdienst zouden
kunnen storen, maar -dat in het algemeen geen
openbare arbeid zal mogen plaats hebben, dan
in geval van noodzakeli|<cneid, als wanneer de
Plaatselijke Regeering daartoe schriftelijk toe
stemming za' geven.
2. Dat op deze dagen, met uitzondering van
geringe eetwaren, geene koopwaren hoegenaamd
op markten, straten of openbare plaatsen, zullen
mogen worden uitgestald of verkocht, en dat
kooplieden en winkeliers hunne waren niet zul
len mogen uitstallen noch met opene deuren ver
koop en.
3. Dat gedurende den tijd, voor de openbare
godsdienstoefening bestemd, de deuren der her
bergen en andere plaatsen, alwaar drank ver
kocht wordt, voor zooverre dezelve binnen den
besloten kring der gebouwen liggende zijn, zullen
gesloten zijn, en d'at ooi, gedurende dienzelfden
tijd, geen er hand e spelen, hetzij kolven, balslaan
of dergelijk en mogen plaats hebben.
4. Dat geene openbare vermakelijkheden, zoo
als schouwburgen, publieke danspartijen, con
certen en harddraverijen, op de Zondagen en al-
gemeene feestdagen zullen gedoogd worden zul
lende het aan de plaatselijke besturen worden
vrijgelaten hieromtrent eene uitzondering toe te
staan, mits niet dan na het volkomen eindigen
van alle godsdienstoefeningen.
5. Dat de plaat6elij'ke politie zorg zal dragen,
ten einde alle hinderlijke bewegingen en gerucht
m de nabijheid der gebouwen tot den openbaren
eeredienst bestemd en in het algemeen alles wat
denzelven zoude kunnen hinderlijk zijn, voor t.e
komen of te doen ophouden.
6. Dat de overtredingen tegen de bepalingen
van dit besluit, naar gelang van personen en
omstandigheden, zullen gestraft worden met
eene boete van ten hoogste vijf en twintig gul
den, of met eene hechtenis van ten hoogste drie
dagen, voor de overtreders die buiten staat
mochten zijn deze boete te betalen.
7. Dat hij eene tweede overtreding de boete
of straf zal verdubbeld worden, en wijders alle
de te koop gelegde of uitgestalde goederen ver
beurd verklaard, en de herbergen of andere pu
blieke plaatsen voor ééne maand gesloten zullen
wordeD.
En dat door deze algemeene verordeningen,
alle daarmede niet overeenkomstige provinciale
of plaatselijke reglementen cn inrichtingen zul
len worden gehouden voor vervallen.
Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad
zal worden geinsereerd, en dat een genoegzaam
getal exemplaren gedirukt en aan de Staten in
de onderscheidene provinciën of landschappen,
ingevolge art. 86 der grondwet, ter uitvoering
zal worden gezonden, met last om dezelve alom
te doen publiceeren en affigeeren, en van de pre
dikstoelen der onderscheidene Christelijke kerk
genootschappen te doen aflezen.
Lasten en bevelen voorts, dat Onze ministe-
riéele departementen en andere autoriteiten,
justicieren en officieren, wien zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen
houden, zonder eenige conniventie of dissimu
latie.
Gegeven in 's-Gravenliage, den lsten Maart
des jaare 1815, het tweede van Onze regeering.
(geteekend) WILLEM.
Ter ordonnantie van Z. K. Hoogheid,
(geteekend) A. R. FAJAJK.
Gedaan te Amersfoort, den 5. Januari 1907.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
De Secretaris, De Burgemeester,
J. G. STENFERT KROESE. Vv UIJTIERS.
INLEVERING REKENINGEN.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort
brengen ter algemeene kennis, dat het gebleken
is, dat declaration ten laste der gemeente menig
maal geruime» tijd na afloop van het dienstjaar
worden ingezonden.
Aangezien zulks voor een geregeld administra
te een ernstige belemmering oplevert, herinne
ren zij nogmaals allen, die iets van de gemeente
hebben te vorderen .hunne declaration in te
dienen uiterlijk den 15. Januari, volgende op liet
dienstjaar waarop de declaratie betrekking heeft.
Ten aanzien van hen, die in gebreke mochten
blijven hieraan te voldoen, zal ernstig worden
overwogen of er alsnog büzondere redenen be
staan om hen in het vervolg voor het doen van
leverantiën aan <le gemeente in aanmerking te
brengen.
Amersfoort, 4 Januari 1907.
Burgemeesttr en wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
J. G. STENFERT KROESE. WUIJTIERS.
De Burgemeester der gemeente Amersfoort
brengt, ter voldoening aan de aanschrijving, op
genomen in het Provinciaalblad van Utrecht
no. 171 van 1906, ter kennis van belanghebben
den, dat in de gemeente Renswoudè een geval
van miltvuur is voorgekomen.
Amersfoort, den 5. Januari 1907.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
Politiek Overzicht.
De verkiezingsleus van vorst Bülow.
De Oudejaarsbrief van vorst Bülow heeft
niet wat men in Frankrijk pleegt te noemen
,,une bonne presse". Uiterst zeldzaam zijn
de stemmen, die getuigen van onvoorwaar
delijke instemming. Bijna alle organen van
de pers vinden stof tot kritiek. Men kriti
seert den vorm van den brief, den inhoud,
het adres dat gekozen is om hem publiek te
maken. De organen van de „staabserha-lten-
de" partijen, op wier steun de rijkskanselier
een beroep doet in den aanstaanden verkie-
zinggstrijcl, doen even bard mee aan deze
kritiek als de organen van centrum en co-
ciaal-democratie, tegen wie bet ontbindings-
besluit van 13 December was gericht.
De Deutsc' e Tageszeitung, het orgaan van
de agrariërs, heeft den indruk gekregen,
dat de regeering door de openbaarmaking
van dezen brief hare stelling niet beeft ver
sterkt. Beter zou geweest zijn een duidelijk,
ondubbelzinnig en zooveel mogelijk frisch
woord over de oogmerken van de regeerings-
politiek. In zijn tegenwoordigen vorm echter
dient de brief niet om de partijen te veree
nigen, maar veeleer om hen te verdeelen.
De Mam.-heimer Generalanzeiger, een or
gaan dat in betrekking staat tot den leider
der nationaal-liberalen Bassermann, noemt
den brief „nu juist geen politiek meester
stuk" en keurt het inzonderheid af, dat de
brief gericht is aan den voorzitter van het
rijksverbond tegen de r ociaal-democratie, dat
door zijn onberaden optreden bij zoowat alle
burgerlijke partijen zijn crediet heeft verlo
ren. ,.Een vastberaden wil bad de actie, die
nu is ingeleid, reeds vroeger en dan mis
schien onder gunstiger vrcrwaarden kunnen
ondernemenzij had dan ook wel, als de
regeering met de burgerlijke partijen in on
derhandeling trad en gemeenschappelijk met
ben een veidlochtsplaii uitwerkte, met meer
zorg kunnen- zijn voor bereid." Eie katho
lieke Kölnische Volkszeitung schrijft: „Wij
zijn overtuigd, dat deze manifestatie van de
regeering niemand zal bevredigen, zoomin aan
dt rechter- als aan de linkerzijde. Zij is eigen
lijk niets andei's dan eene neerbuigende uit
noodiging aan de burgerlijke linkerzijde om
in het nationaal-liberaal-gouvernementeel©
vaarwater te komen. „Gij moogt de regeering
steunen", dait is de groote concessie, dit
vorst Bülow aan de burgerlijke liberalen
doetDe brief van den rijkskanselier is
een slag in het water zijn wachtwoord
„Voor eer en goed der natie tegen sociaal
democraten, Polen, Welfen on centrum" is
door de gebeurtenissen lang ter zijde gesteld
en meer of minder door alle blok-partijen
prijsgegeven zijn adres, het fameuze rijks
verbond met zijn roemrijken generaal-presi
dent, werkt in dezen zin haast als eene be
spotting. Ook dit toont hce reusachtig ver
de mannen in de regeering van de volks
stemming afstaan."
Wanneer men het verschil van standpunt
dezer drie beoordeelaars in aanmerking
neemt, dan is er in den grondtoon van hunne
beschouwingen eene opmerkelijke overeen
stemming. En de Vorwarts, het sociaal-demo
cratische orgaan, zegt in andere, scherpere
woorden precies hetzelfde, wanneer zij op
merkt, dat het feit, dat Bülow juist den gene
ralissimus van het beruchte verbond der
„Scharfmacher',tot biechtvader en boezem
vriend heeft uitgekozen en juist dezen als
heraut vaun zijne woorden heeft uitgezocht,
een zoo dolle oudejaarsgrap is. als de fanta
sie van den kwaadwilligsten spotter niet had
kunnen verzinnen.
Indien de pers is te beschouwen aJs een
trouwe spiegel van de openbare meening in
Duitschland, dan moet men aannemen, dat
het er slecht uitziet met- de kans, dat zal
worden verwezenlijkt wat de rijkskanselier
van de verkiezingen van 25 Januari hoopt
en verwacht. Intusschen moet men niet ver
goten, dat de organen van de pers gewoon
zijn de zaken te bezien van het standpunt
der partij, waartoe zij beboeren. De regee
ring staat op een ander standpuntzij staat
boven de partijen. En hoeveel er overigens
op den brief van vorst Bülow moge zijn
aan te merken, bet moet worden erkend,
dat hij duidelijk aangeeft- liet cardinal© ge
brek, dat, van zijn standpunt bezien, den
nu ontbonden rijksdag aankleefde. Men
had daar1 .de onverzoenlijke oppositie der
sociaal-democraten, een vijfde van de ledlen
sterk; 2. het centrum, do grootste fractie,
die een vierdo van do leden telde en zelfs
nog over meer stemmn kon beschikken,
omdat de Polen en do Welfen in den regel
zijne- volgelingen waren3. een bonte rooks
kleinere fractien, van de uiterste rechter
zijde tot de burgerlijke linkerzijde toe. In
die vergadering was het centrum de partij,
die onder alle omstandigheden den doorslag
gaf. Om te kunnen regeeren, moest de re
geering liet centrum naar de oogen zien.
Geen maatregel koai tot stand komen, wan
neer het centrum niet zijine medewerking
verleende. Omgekeerd was niets gemak
kelijker voor het centrum, dan maatrege
len, die het niet verwezenlijkt wilde zien,
to verijdelen. Voor positieven arbeid had d©
regeering den steun van het centrum noo-
digtot het voeren van oppositie, die zich
kon doen gelden in negatieven zin, stond
voor het centrum de gelegenheid open om
zich te verbinden met de sociaal-democrat en.
Zoo was voor de rogeering de hand van het
centrum in alles voelbaar.
Onder de redenen nu, dde vorst Bülow
aangeeft voor de ontbinding van den rijks
dag, is voor hem beslissend geweest deze,
dat liet- centrum zijine parlementaire sterkte
heeft misbruikt om de regearing zijne
macht te doen voelen. Hiermede wordt liet
eigenlijke motief van de ontbinding duide
lijk bloot gelegd, zoo duidelijk, dat er naast
deze verkiezingsleuze geen amdero noodig
schijnt om het doel van dén strijd in eene
voor allen verstaanbare formule uit te druk
ken. Het is te doen om de bevrijding der
regeering van de parlementaire overmaclit
van het- centrum. De koloniale kwestie is
slechts de aanleiding geweest tot de ont
binding. Doel van den strijd is voor vorst
Bülow eene zoodanige verzwakking van cen
trum en sociaal-democratie, dat deze twee
partijen niet meer, in vereeniging met Po
len en Welfen, over de meerdierlieid beschik
ken. Men wil de mogelijkheid scheppen, .dat
uit de andere elementen, de rechterzijde, de
nationaal-liberalen en de burgerlijke linker
zijde omvattende, eene meerderheid kan
worden gevormd, die met terzijdestelling
van partij-overwegingen voor de groote na
tionale belangen zal kunnen opkomen.
Onderdrukking van het centrum ligt niet
in de bedoeling. Vorst Bülow verklaart uit
drukkelijk, dat geen vertegenwoordiger der
verbonden regeeringen er aan denkt 'den
„Kulturkampf" te doen herleven. Trouwens,
de omstandigheden zijn nu anders dan in
den tijd van Bdsmarck's strijd tegen het cen
trum men moet nu rekening houden met
de sociaal-democraten, die toen slechts
weinige leden telden, maar ditmaal zan
der twijfel in aanzienlijke sterkte in
den nieuwen rijksdag zullen terugkee-
ren. Wat vorst Bülow voor oogen staat
is eene gedachte van tamelijk beschei
den afmeting. Hij wenscht, dat do partijen,
die in do zitting van 13 December in do
minderheid zijn gebleven, zóóveel terrein
zullen winnen om te vormen „eine Mehrheit
von Fall zu Fall", eene afwisselende meer
derheid dus, waardoor de regeering niet meer
afhankelijk zou zijn van den goeden wil van
een enkele partij, maar naarmate van de be
hoefte steun zou kunnen vinden, nu bij de
eene, dan bij eene andere combinatie van
partijen
Dit its de gedachte, die den rijkskanselier
voor oogen heeft gestaan, teem hij het be
sluit tot ontbinding van den rijksdag uit
lokte. Is die gedachte voor verwezenlijking
vatbaar? De 25e Januari zal op die vraag
het antwoord brongen.
Doitsahland.
Aan de Kölnisohe Zt.g. wordt uit Ber
lijn bericht, dat men in de regeeringskrin
gen er niet aan twijfelt, dat de regeeriug
tot voortzetting van de kolonisatiepolitiek
in de do^r de Poolsche beweging bedreigde
landstreken tegen 1 April 1907 nieuwe mid
delen moet aanvragen, omdat met dat tijd-
schip bet Ansiedl ungufon ds (kolonisatie-
fonds) op een gering bedrag na uitgeput zal
zijn. In het ministerie van landbouw heb
ben verscheidene vergaderingen plaats ge
had van de betrokken ministers; de over
leggingen zijn nu zoo vorgovorderd, dat
over een nieuw wetsontwerp binnen kort
zal worden beraadslaagd in den minister
raad. Ook hierover schijnt men in de regeo-
ringskringen niet in twijfel te verkeeren,
dat de tot dusver gevoerde kolonisatiepoli
tiek in menig opzicht gebrekkig is geweest
en dat in de toekomst, om succes te beha
len, de t|at dusver genomen maatregelen in
verschillend opzicht wijziging zullen moe
ten ondergaan. Of hiertoe ook eene ver
sterking van de middelen, waarover de
staat beschikt om zijne macht te doen
gelden, noodig zal zijn, ten einde tot het
doel te geraken, wordt met 2org overwogen.
In ieder geval zal er een middel moeten
worden gevonden om de ongezonde stij
ging van de grondprijzen ten gevolge van
de werkzaamheid der kolonisat-iecommissio
tegen to gaan.
De Nordd. Allg. Zeitung berioht, dat van
den bevelhebber der troepen in Zuidwest-
Afrika, kolonel von Deimeling, tijding is
ontivangon, dat maatregelen worden geno
men tot terugzending van nog G00 man
meer vóór 1 April.
Volgens het Leipeiger Tageblatt denkt do
regeering er over tussohen 1 April en 1
Juli de sterkte tot 5000 man tjerus te bren
gen.
Frankrijk.
De m'nister van financiën Caillaux hooft
zich in een interview aldus uitgelaten: „Do
voornaamste oorzaak van de klimmende las
ten, waaronder de staatsbegrooting in de
laatste jaren zucht, zijn de uitgaven voor
leger en vloot. Ik hoop, da/fl de minister van
financiën de ontwikkeling van een militair
programma, die niet meer in volkomen
overeenstemming schijnt te zijn met de fi
nancieel© mogelijkheden, zal kunnen ma
tigen. Er is intusschen niet aan te denken,
werken of aanschaffingen te staken of lang
zamer te doen gaan. welker uitvoering voor
de veiligheid van het laud onontbeerlijk is.
De inlijtving van deze buitlengewone uit
gaven in onze begrooting in de groote bron
van onze omielijkheden."
Serv*.
De officieus© Samou Prava, die te Bel
grado verschijnt, zegt van de geruchten, dio
ii> het buitonland verspreid zijn over eene
op banden zijnde omwenteling in Servië, dat
de wonderlijke sprookjes over eene samen
zwering tegen de dynastie dienst moeten
doen om do uitgifte van de leening te be
moeilijken. Zij zullen echter spoedig door de
feiten weersproken worden, zonder het cre
diet van Servië te benadeelen.
Rusland.
Volgens een Reuter-bericbt uit Petersburg
heeft do commissie, belast mot een onder-
Een verhaal van de Osterlide Pastorie
9 Uit het Deensch
door
BETSY BAKKER—NORT.
Weinig vermoedt hij, even weinig als het
kind zeil aan zijn zij|do, dat. er in haar ©en
wereld van verlangen verborgen is naar
uiterlijke teek-enen van liefde, in haar die
niet. gelooven kan zonder te zien. Zelfs haar
diepe blik is een smeekbede om warmte, en
haar teeder stemmetje is als een zucht, ge
boren uit een altijd onbevredigde beboette
aan teederheid.
Mevrouw Margrete heeft dat. nooit begre
pen. Als ze eens heel lief voor Vonne wil
zijn, speelt ze met baar in den tuin of op
de plaats, of vertelt zij haar een sprookje
dat vindt Vonne veel prettiger dan
spelen.. Alleen meent zij, altijd, dat mama
bedroefd is op de verkeerde oogenblikken
Vonne vindt de gebeurtenissen iuist het al
lertreurigst waar mama vertelt, dat ze niets-
te beteekenen hébben.
Of zij zingt voor Vonne bij de oude piano'
in de tuinkamer, kleine Fransche liedjes van
Lausanne, die het kind niet begrijpt. Mama
zingt zo zoo vlug en vroolijk. maar Vonne
vindt altijd, dat het slot van de melodie zoo
treurig klinkt. Maar ze durft- er nooit iets
van zeggen, want eens, toen zij er naar ge
vraagd! bad, was ma-ma in. tranen uitgebar
sten, en had' geschreid tot ze begon te hoes
ten, zoodat Vonne bang was geworden.
Maar wanneer Vonne er bedroefd uitzag
had mamai haar over haar krullen gestreeld
en zoo wonderlijk geglimlacht, alsof haar ge
dachten ver, heel ver weg waren.
Soms had1 Vonne mama's hand van het
haar genomen en tegen haar wang gedrukt,
maar mama had dat niet begrepen, want ze
had Vonne slechts in den wang geknepen,
en haar in het rond gedraald.
Op de heide ritselt en {kraakt, fluit en
piept het, alsof er een lichtschuw wezen ver
borgen is, dat zich nu eerst bij liet aanbre
ken van de schemering durft bewegen en
vertoonen in al zijn geheitnzinnigileid
Maar Vonne is niet bang. Vader verbelt
haar wat dit alles is. Dit is de specht, die
met zijn snavel tegen de boomen klopt, alsof
duizende dwergjes aan het timmeren waren
dat de slak, die ritselend de heidestruikjes
met haar kronkelend lijf terzijde buigt; dat
is de pluvier, die van bange vrees voor sper
wer en adelaar piept; verder de dauw, die
neervalt, en kikkers die zudhtew, cn de roze
marijn, dio bevend" zijn- blaadjes in dén
nachtwind keert, en de hoideleeuwerikdie
die zich in zijn droom beklaagt-.
En tusschen liet fluiten, ritselen', klagen
en zuchten, lioort ze hoe de wind komt aan
sluipen, de bode der natuur die boodschap
pen van grashalm tot grashallm brengt, van
mierenhoop tot mierenhoop, die de gebeur
tenissen van den dag en de avonturen der
zon de planten en bloemen in hot oor flui
stert, de groote zandman der natuur, die al
tijd nieuwe beelden, alTijd nieuwe droomen
heeft voor de schuldelooze natuurkinderen
Btoven op het dak van de kerk ibegint de
ooievaar te klepperen. Vier maal' achter el
kaar, na-uwkeurig en luid- als een torenklok,
die de marteling der slapeloosheid in de
nachtelijke uren in seconden afmeet.
Het kind en de oude man schijnen te ont
waken uit hun gedachten.
„Vader," zegt Yvonne plotseling, en legt
haar hand op zijn arm „wie van hen is
Beatrice?"
„Beatrice! Wat meen je? Welke Beatri
ce?"
„Heet ze dan niefc zoo? ik meen die
plaat achter uw lamp, met het- groene
scherm? Ilcet ze niet beatrice, die zoo voel
van Dan to hield?"
De predikant glimlacht.
„Hoe weet je, dat 'het Dlanto is?"
„Ik ken hem aan de oorkleppen en aan
zijn krommen neus van het gïpsmasker in
uw kamer. ■Vertel me toch, wie van de drie,
die hem op de brug ontmoeten, is Beatrice.
Ik heb het mama gevraagd, maar ze wist het
niet."
„Ja wie denk je?"
..Er zijn er drie," verklaart. Vonne. „Do
eene heeft oen roos op haar borst- gestoken
en houdt. haa.r hand er aan, alsof zijj wil
dat. hij zal zien, dat zij zich mooi heeft ge
maakt. Dc andere houdt haar hoofd'schuin,
en glimlacht tegen hem, alsof zo wilde dat
hij zou zien, dat zij veel van hem houdt.
Maar de dèrde is blijven staan, terwijl de
anderen verder gaan. alsof ze bang is, diat
hij haar zal zien. Ze legt alleen haar hand
op het hart, en ziet naar hem, haar oogen
zijn zoo bedroefd. Wie van dio drie is Bea
trice?"
„Die je het laatst, genoemd hebt."
„Dat dacht ik wel!" zei bet kind. „Dan
is het gced. Ik was zoo bang, dat het een
van de anderen zou zijn."
„Waarom Vonne?"
„Ja", zei ze, „menschen kunnen dus heel
goed veel van iemand houden, ook al spre
ken ze niet over, of toonen ze 't nietMama
heeft mij verteld, dat Beatrice dien man-
met zijn krommen neus en diepe groeven
om zijn mond liefhad."
IV.
Op oen vroegen morgen in Augustus, ter
wijl de lucht nog vochtig was en do dauw
nog zweefde, ontwaakte dé predikant, en
zag, dat zijn kamer vol zon en geur was.
Door do open ramen klonken voestappen.
en stemmen, en ©en er van was hem békend
en lief eiï had hij in lang niet gehoord.
Hij stond op, en keek uit van achter het
gordijn, dat voor hot open raam hing te
wapperen, strijdend tegen zon on wind.
„WaarempelDaar hield de houtvester
van Kildersö stil met twee bruino paardjes
voor het rijtuig.
„Goeden morgen, langslaper van een do
minee! Schaam je je niet? De zon is al op,
en de kippen zijn van de stokken, en je wijze
maagdon zijn al op den ibeen, alle zeven,
als we Vonne cn do kleine meid' voor do
hoenders meerekenen.
Vonne st-ond op de trede van dén wagen
te lachen.
,,De zeven wijzen" staken de hoofden uit
stal- en schuurdeur, de melkemmers rinkel
den aan haar arm.
Do hout veder bracht altijd juichende le
vensvreugde mee, wanneer hij zoo kwam aan
rijden in zijn cape, mot den veer op zijn
groenen jagershoed, een geur van de diepe,
groene bossclien, van beuk en berk, den
klank van den woudhoonn en van het vlie
dende wiild.
„Ik gr met vacaniio naar Lyngholt
mag ik Vonne leenen Nee, waarachtig
niet ik blijf hier niet. Den Zaterdag op
een pastorie nooit in der eeuwigheid
Nee, blijf maar waar je bont doe geen
moeite ik rijd dadelijk weer weg. God
dank, ik weet hoe liet hoort."
Vonne was gereed. Haar mutsje op en 't
jekkertje aan, en een licht- groen lint in haar
krullen, eon stormachtige omhelzing door
liet open- raam met vader, en daar zat
ze boven op den bok bij oom Daan mot do
teugels in haar hand.
„Hoe lang blijf je op Lyngholt?"
De predikant 'boog zich uit hot raam.
„Acht dagen.'
„Ja, dan zie ik je -nog wel.'
„Natuurlijk. Morgenvroeg bon ik in de
kerk, en hoor van do zeven wijze maagdon.
Toon me dan, dat je je les kont, Vaarwel
Vonne komt al ie haai- ziet.
Vooruit, jullie beiden, wier naam men in
oen pastorie niet noemt."
De laatste toespraak was tot de- paarden
gericht, die hinnekten en op dc stoenen
stonden te stampen.
„Zoo'" riep hij, toen zo buiten het ge
hoor waren „vooruit Sulamitft en
Ruth
Wordt vertuijd.