S°. 185 Maandag 7 Januari 1907. BUITENLAND. FEUILLETON. De Gezegende dag. 5" Jiiariiang. AMERSFOORTSCH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS Per 3 maanden reor Amersfoortf 1.25. Jdem franco per poet- 1.75. Afzonderlijke nummers- 0.05. Deze Courant rerschijnt Dagelijks, met nitzondering ran Zon- en Feestdagen. Adrertentiën, mededeeliagen enz., gelieve men véór li nar 's morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF O. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIÊN Van 15 regels f 0.75. Elke regel meerO.I5. Groote letters naar plaatsrnimte. Voor handol en bedrijf bestaan voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad bij aoonnemsnt. Eens circulaire, bevattende de voerwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Kennisgevingen. I De Burgemeester en Wethouders van Amers- f°ort, I Gelet op de aanschrijving van Heeren Gede- I puteerdt- Staten der provincie Utrecht van den I 16. Juli 1844 (Provinciaalblad No. 53). houdende j uitnoodiging om, ter voldoening aan een, op J machtiging van Zijne - Majesteit den Koning, I door 'Z. K. den Minister van Binnenlandsche Za- ken bij aanschrijving d.d. 29 Juni 1844, no. 103, Ie afd gedaan verzoek, jaarlijks de ingezetenen te herinneren aan de bepalingen der wet van den 1. Maart 1815 (Staatsblad no. 21), betrekkelijk de viering dér Zon- en Feestdagen Maken dientengevolge aan de ingezetenen be kend, dat de voormelde wet is van den navol genden inhoud Wij WILLEM, bij de gratie Gods, -Prins van Oranje-Nassau, Souverein Vorst der Vereenigüc Nederlanden, enz., ena., ena. Aan al degenen di# deze zullen zien of lioo- i ren lezen, salutdoen te weten Alzoo Wij in overweging genomen hebben de noodzakelijkheid om, op bet voetspoor onzer godsdienstige voorvaderendio daarop steeds den hoogstelt, prijs steldende plichtmatige viering van den dag des Heeren en andere da gen der openbare christelijke godsdienst toege wijd, door eenparig voor de geheele uitgestrekt heid der Vereenigde Nederlanden algemeen werkende maatregelen te verzekeren. Zoo is het, dat Wij, den Raad van State ge hoord en met gemeen overleg der Staten-Gene- raal dezer landen, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze 1. Dat op Zondagen en op zoodanige gods dienstige feeestdagen, als door de kerkgenoot schappen van den Ohristelijken godsdienst dezer landen algemeen erkend en gevierd' worden, niet alleen geene beroepsbezigheden zullen mogen verricht worden, welke den godsdienst zouden kunnen storen, maar -dat in het algemeen geen openbare arbeid zal mogen plaats hebben, dan in geval van noodzakeli|<cneid, als wanneer de Plaatselijke Regeering daartoe schriftelijk toe stemming za' geven. 2. Dat op deze dagen, met uitzondering van geringe eetwaren, geene koopwaren hoegenaamd op markten, straten of openbare plaatsen, zullen mogen worden uitgestald of verkocht, en dat kooplieden en winkeliers hunne waren niet zul len mogen uitstallen noch met opene deuren ver koop en. 3. Dat gedurende den tijd, voor de openbare godsdienstoefening bestemd, de deuren der her bergen en andere plaatsen, alwaar drank ver kocht wordt, voor zooverre dezelve binnen den besloten kring der gebouwen liggende zijn, zullen gesloten zijn, en d'at ooi, gedurende dienzelfden tijd, geen er hand e spelen, hetzij kolven, balslaan of dergelijk en mogen plaats hebben. 4. Dat geene openbare vermakelijkheden, zoo als schouwburgen, publieke danspartijen, con certen en harddraverijen, op de Zondagen en al- gemeene feestdagen zullen gedoogd worden zul lende het aan de plaatselijke besturen worden vrijgelaten hieromtrent eene uitzondering toe te staan, mits niet dan na het volkomen eindigen van alle godsdienstoefeningen. 5. Dat de plaat6elij'ke politie zorg zal dragen, ten einde alle hinderlijke bewegingen en gerucht m de nabijheid der gebouwen tot den openbaren eeredienst bestemd en in het algemeen alles wat denzelven zoude kunnen hinderlijk zijn, voor t.e komen of te doen ophouden. 6. Dat de overtredingen tegen de bepalingen van dit besluit, naar gelang van personen en omstandigheden, zullen gestraft worden met eene boete van ten hoogste vijf en twintig gul den, of met eene hechtenis van ten hoogste drie dagen, voor de overtreders die buiten staat mochten zijn deze boete te betalen. 7. Dat hij eene tweede overtreding de boete of straf zal verdubbeld worden, en wijders alle de te koop gelegde of uitgestalde goederen ver beurd verklaard, en de herbergen of andere pu blieke plaatsen voor ééne maand gesloten zullen wordeD. En dat door deze algemeene verordeningen, alle daarmede niet overeenkomstige provinciale of plaatselijke reglementen cn inrichtingen zul len worden gehouden voor vervallen. Lasten en bevelen, dat deze in het Staatsblad zal worden geinsereerd, en dat een genoegzaam getal exemplaren gedirukt en aan de Staten in de onderscheidene provinciën of landschappen, ingevolge art. 86 der grondwet, ter uitvoering zal worden gezonden, met last om dezelve alom te doen publiceeren en affigeeren, en van de pre dikstoelen der onderscheidene Christelijke kerk genootschappen te doen aflezen. Lasten en bevelen voorts, dat Onze ministe- riéele departementen en andere autoriteiten, justicieren en officieren, wien zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden, zonder eenige conniventie of dissimu latie. Gegeven in 's-Gravenliage, den lsten Maart des jaare 1815, het tweede van Onze regeering. (geteekend) WILLEM. Ter ordonnantie van Z. K. Hoogheid, (geteekend) A. R. FAJAJK. Gedaan te Amersfoort, den 5. Januari 1907. Burgemeester en Wethouders voornoemd De Secretaris, De Burgemeester, J. G. STENFERT KROESE. Vv UIJTIERS. INLEVERING REKENINGEN. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort brengen ter algemeene kennis, dat het gebleken is, dat declaration ten laste der gemeente menig maal geruime» tijd na afloop van het dienstjaar worden ingezonden. Aangezien zulks voor een geregeld administra te een ernstige belemmering oplevert, herinne ren zij nogmaals allen, die iets van de gemeente hebben te vorderen .hunne declaration in te dienen uiterlijk den 15. Januari, volgende op liet dienstjaar waarop de declaratie betrekking heeft. Ten aanzien van hen, die in gebreke mochten blijven hieraan te voldoen, zal ernstig worden overwogen of er alsnog büzondere redenen be staan om hen in het vervolg voor het doen van leverantiën aan <le gemeente in aanmerking te brengen. Amersfoort, 4 Januari 1907. Burgemeesttr en wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, J. G. STENFERT KROESE. WUIJTIERS. De Burgemeester der gemeente Amersfoort brengt, ter voldoening aan de aanschrijving, op genomen in het Provinciaalblad van Utrecht no. 171 van 1906, ter kennis van belanghebben den, dat in de gemeente Renswoudè een geval van miltvuur is voorgekomen. Amersfoort, den 5. Januari 1907. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIERS. Politiek Overzicht. De verkiezingsleus van vorst Bülow. De Oudejaarsbrief van vorst Bülow heeft niet wat men in Frankrijk pleegt te noemen ,,une bonne presse". Uiterst zeldzaam zijn de stemmen, die getuigen van onvoorwaar delijke instemming. Bijna alle organen van de pers vinden stof tot kritiek. Men kriti seert den vorm van den brief, den inhoud, het adres dat gekozen is om hem publiek te maken. De organen van de „staabserha-lten- de" partijen, op wier steun de rijkskanselier een beroep doet in den aanstaanden verkie- zinggstrijcl, doen even bard mee aan deze kritiek als de organen van centrum en co- ciaal-democratie, tegen wie bet ontbindings- besluit van 13 December was gericht. De Deutsc' e Tageszeitung, het orgaan van de agrariërs, heeft den indruk gekregen, dat de regeering door de openbaarmaking van dezen brief hare stelling niet beeft ver sterkt. Beter zou geweest zijn een duidelijk, ondubbelzinnig en zooveel mogelijk frisch woord over de oogmerken van de regeerings- politiek. In zijn tegenwoordigen vorm echter dient de brief niet om de partijen te veree nigen, maar veeleer om hen te verdeelen. De Mam.-heimer Generalanzeiger, een or gaan dat in betrekking staat tot den leider der nationaal-liberalen Bassermann, noemt den brief „nu juist geen politiek meester stuk" en keurt het inzonderheid af, dat de brief gericht is aan den voorzitter van het rijksverbond tegen de r ociaal-democratie, dat door zijn onberaden optreden bij zoowat alle burgerlijke partijen zijn crediet heeft verlo ren. ,.Een vastberaden wil bad de actie, die nu is ingeleid, reeds vroeger en dan mis schien onder gunstiger vrcrwaarden kunnen ondernemenzij had dan ook wel, als de regeering met de burgerlijke partijen in on derhandeling trad en gemeenschappelijk met ben een veidlochtsplaii uitwerkte, met meer zorg kunnen- zijn voor bereid." Eie katho lieke Kölnische Volkszeitung schrijft: „Wij zijn overtuigd, dat deze manifestatie van de regeering niemand zal bevredigen, zoomin aan dt rechter- als aan de linkerzijde. Zij is eigen lijk niets andei's dan eene neerbuigende uit noodiging aan de burgerlijke linkerzijde om in het nationaal-liberaal-gouvernementeel© vaarwater te komen. „Gij moogt de regeering steunen", dait is de groote concessie, dit vorst Bülow aan de burgerlijke liberalen doetDe brief van den rijkskanselier is een slag in het water zijn wachtwoord „Voor eer en goed der natie tegen sociaal democraten, Polen, Welfen on centrum" is door de gebeurtenissen lang ter zijde gesteld en meer of minder door alle blok-partijen prijsgegeven zijn adres, het fameuze rijks verbond met zijn roemrijken generaal-presi dent, werkt in dezen zin haast als eene be spotting. Ook dit toont hce reusachtig ver de mannen in de regeering van de volks stemming afstaan." Wanneer men het verschil van standpunt dezer drie beoordeelaars in aanmerking neemt, dan is er in den grondtoon van hunne beschouwingen eene opmerkelijke overeen stemming. En de Vorwarts, het sociaal-demo cratische orgaan, zegt in andere, scherpere woorden precies hetzelfde, wanneer zij op merkt, dat het feit, dat Bülow juist den gene ralissimus van het beruchte verbond der „Scharfmacher',tot biechtvader en boezem vriend heeft uitgekozen en juist dezen als heraut vaun zijne woorden heeft uitgezocht, een zoo dolle oudejaarsgrap is. als de fanta sie van den kwaadwilligsten spotter niet had kunnen verzinnen. Indien de pers is te beschouwen aJs een trouwe spiegel van de openbare meening in Duitschland, dan moet men aannemen, dat het er slecht uitziet met- de kans, dat zal worden verwezenlijkt wat de rijkskanselier van de verkiezingen van 25 Januari hoopt en verwacht. Intusschen moet men niet ver goten, dat de organen van de pers gewoon zijn de zaken te bezien van het standpunt der partij, waartoe zij beboeren. De regee ring staat op een ander standpuntzij staat boven de partijen. En hoeveel er overigens op den brief van vorst Bülow moge zijn aan te merken, bet moet worden erkend, dat hij duidelijk aangeeft- liet cardinal© ge brek, dat, van zijn standpunt bezien, den nu ontbonden rijksdag aankleefde. Men had daar1 .de onverzoenlijke oppositie der sociaal-democraten, een vijfde van de ledlen sterk; 2. het centrum, do grootste fractie, die een vierdo van do leden telde en zelfs nog over meer stemmn kon beschikken, omdat de Polen en do Welfen in den regel zijne- volgelingen waren3. een bonte rooks kleinere fractien, van de uiterste rechter zijde tot de burgerlijke linkerzijde toe. In die vergadering was het centrum de partij, die onder alle omstandigheden den doorslag gaf. Om te kunnen regeeren, moest de re geering liet centrum naar de oogen zien. Geen maatregel koai tot stand komen, wan neer het centrum niet zijine medewerking verleende. Omgekeerd was niets gemak kelijker voor het centrum, dan maatrege len, die het niet verwezenlijkt wilde zien, to verijdelen. Voor positieven arbeid had d© regeering den steun van het centrum noo- digtot het voeren van oppositie, die zich kon doen gelden in negatieven zin, stond voor het centrum de gelegenheid open om zich te verbinden met de sociaal-democrat en. Zoo was voor de rogeering de hand van het centrum in alles voelbaar. Onder de redenen nu, dde vorst Bülow aangeeft voor de ontbinding van den rijks dag, is voor hem beslissend geweest deze, dat liet- centrum zijine parlementaire sterkte heeft misbruikt om de regearing zijne macht te doen voelen. Hiermede wordt liet eigenlijke motief van de ontbinding duide lijk bloot gelegd, zoo duidelijk, dat er naast deze verkiezingsleuze geen amdero noodig schijnt om het doel van dén strijd in eene voor allen verstaanbare formule uit te druk ken. Het is te doen om de bevrijding der regeering van de parlementaire overmaclit van het- centrum. De koloniale kwestie is slechts de aanleiding geweest tot de ont binding. Doel van den strijd is voor vorst Bülow eene zoodanige verzwakking van cen trum en sociaal-democratie, dat deze twee partijen niet meer, in vereeniging met Po len en Welfen, over de meerdierlieid beschik ken. Men wil de mogelijkheid scheppen, .dat uit de andere elementen, de rechterzijde, de nationaal-liberalen en de burgerlijke linker zijde omvattende, eene meerderheid kan worden gevormd, die met terzijdestelling van partij-overwegingen voor de groote na tionale belangen zal kunnen opkomen. Onderdrukking van het centrum ligt niet in de bedoeling. Vorst Bülow verklaart uit drukkelijk, dat geen vertegenwoordiger der verbonden regeeringen er aan denkt 'den „Kulturkampf" te doen herleven. Trouwens, de omstandigheden zijn nu anders dan in den tijd van Bdsmarck's strijd tegen het cen trum men moet nu rekening houden met de sociaal-democraten, die toen slechts weinige leden telden, maar ditmaal zan der twijfel in aanzienlijke sterkte in den nieuwen rijksdag zullen terugkee- ren. Wat vorst Bülow voor oogen staat is eene gedachte van tamelijk beschei den afmeting. Hij wenscht, dat do partijen, die in do zitting van 13 December in do minderheid zijn gebleven, zóóveel terrein zullen winnen om te vormen „eine Mehrheit von Fall zu Fall", eene afwisselende meer derheid dus, waardoor de regeering niet meer afhankelijk zou zijn van den goeden wil van een enkele partij, maar naarmate van de be hoefte steun zou kunnen vinden, nu bij de eene, dan bij eene andere combinatie van partijen Dit its de gedachte, die den rijkskanselier voor oogen heeft gestaan, teem hij het be sluit tot ontbinding van den rijksdag uit lokte. Is die gedachte voor verwezenlijking vatbaar? De 25e Januari zal op die vraag het antwoord brongen. Doitsahland. Aan de Kölnisohe Zt.g. wordt uit Ber lijn bericht, dat men in de regeeringskrin gen er niet aan twijfelt, dat de regeeriug tot voortzetting van de kolonisatiepolitiek in de do^r de Poolsche beweging bedreigde landstreken tegen 1 April 1907 nieuwe mid delen moet aanvragen, omdat met dat tijd- schip bet Ansiedl ungufon ds (kolonisatie- fonds) op een gering bedrag na uitgeput zal zijn. In het ministerie van landbouw heb ben verscheidene vergaderingen plaats ge had van de betrokken ministers; de over leggingen zijn nu zoo vorgovorderd, dat over een nieuw wetsontwerp binnen kort zal worden beraadslaagd in den minister raad. Ook hierover schijnt men in de regeo- ringskringen niet in twijfel te verkeeren, dat de tot dusver gevoerde kolonisatiepoli tiek in menig opzicht gebrekkig is geweest en dat in de toekomst, om succes te beha len, de t|at dusver genomen maatregelen in verschillend opzicht wijziging zullen moe ten ondergaan. Of hiertoe ook eene ver sterking van de middelen, waarover de staat beschikt om zijne macht te doen gelden, noodig zal zijn, ten einde tot het doel te geraken, wordt met 2org overwogen. In ieder geval zal er een middel moeten worden gevonden om de ongezonde stij ging van de grondprijzen ten gevolge van de werkzaamheid der kolonisat-iecommissio tegen to gaan. De Nordd. Allg. Zeitung berioht, dat van den bevelhebber der troepen in Zuidwest- Afrika, kolonel von Deimeling, tijding is ontivangon, dat maatregelen worden geno men tot terugzending van nog G00 man meer vóór 1 April. Volgens het Leipeiger Tageblatt denkt do regeering er over tussohen 1 April en 1 Juli de sterkte tot 5000 man tjerus te bren gen. Frankrijk. De m'nister van financiën Caillaux hooft zich in een interview aldus uitgelaten: „Do voornaamste oorzaak van de klimmende las ten, waaronder de staatsbegrooting in de laatste jaren zucht, zijn de uitgaven voor leger en vloot. Ik hoop, da/fl de minister van financiën de ontwikkeling van een militair programma, die niet meer in volkomen overeenstemming schijnt te zijn met de fi nancieel© mogelijkheden, zal kunnen ma tigen. Er is intusschen niet aan te denken, werken of aanschaffingen te staken of lang zamer te doen gaan. welker uitvoering voor de veiligheid van het laud onontbeerlijk is. De inlijtving van deze buitlengewone uit gaven in onze begrooting in de groote bron van onze omielijkheden." Serv*. De officieus© Samou Prava, die te Bel grado verschijnt, zegt van de geruchten, dio ii> het buitonland verspreid zijn over eene op banden zijnde omwenteling in Servië, dat de wonderlijke sprookjes over eene samen zwering tegen de dynastie dienst moeten doen om do uitgifte van de leening te be moeilijken. Zij zullen echter spoedig door de feiten weersproken worden, zonder het cre diet van Servië te benadeelen. Rusland. Volgens een Reuter-bericbt uit Petersburg heeft do commissie, belast mot een onder- Een verhaal van de Osterlide Pastorie 9 Uit het Deensch door BETSY BAKKER—NORT. Weinig vermoedt hij, even weinig als het kind zeil aan zijn zij|do, dat. er in haar ©en wereld van verlangen verborgen is naar uiterlijke teek-enen van liefde, in haar die niet. gelooven kan zonder te zien. Zelfs haar diepe blik is een smeekbede om warmte, en haar teeder stemmetje is als een zucht, ge boren uit een altijd onbevredigde beboette aan teederheid. Mevrouw Margrete heeft dat. nooit begre pen. Als ze eens heel lief voor Vonne wil zijn, speelt ze met baar in den tuin of op de plaats, of vertelt zij haar een sprookje dat vindt Vonne veel prettiger dan spelen.. Alleen meent zij, altijd, dat mama bedroefd is op de verkeerde oogenblikken Vonne vindt de gebeurtenissen iuist het al lertreurigst waar mama vertelt, dat ze niets- te beteekenen hébben. Of zij zingt voor Vonne bij de oude piano' in de tuinkamer, kleine Fransche liedjes van Lausanne, die het kind niet begrijpt. Mama zingt zo zoo vlug en vroolijk. maar Vonne vindt altijd, dat het slot van de melodie zoo treurig klinkt. Maar ze durft- er nooit iets van zeggen, want eens, toen zij er naar ge vraagd! bad, was ma-ma in. tranen uitgebar sten, en had' geschreid tot ze begon te hoes ten, zoodat Vonne bang was geworden. Maar wanneer Vonne er bedroefd uitzag had mamai haar over haar krullen gestreeld en zoo wonderlijk geglimlacht, alsof haar ge dachten ver, heel ver weg waren. Soms had1 Vonne mama's hand van het haar genomen en tegen haar wang gedrukt, maar mama had dat niet begrepen, want ze had Vonne slechts in den wang geknepen, en haar in het rond gedraald. Op de heide ritselt en {kraakt, fluit en piept het, alsof er een lichtschuw wezen ver borgen is, dat zich nu eerst bij liet aanbre ken van de schemering durft bewegen en vertoonen in al zijn geheitnzinnigileid Maar Vonne is niet bang. Vader verbelt haar wat dit alles is. Dit is de specht, die met zijn snavel tegen de boomen klopt, alsof duizende dwergjes aan het timmeren waren dat de slak, die ritselend de heidestruikjes met haar kronkelend lijf terzijde buigt; dat is de pluvier, die van bange vrees voor sper wer en adelaar piept; verder de dauw, die neervalt, en kikkers die zudhtew, cn de roze marijn, dio bevend" zijn- blaadjes in dén nachtwind keert, en de hoideleeuwerikdie die zich in zijn droom beklaagt-. En tusschen liet fluiten, ritselen', klagen en zuchten, lioort ze hoe de wind komt aan sluipen, de bode der natuur die boodschap pen van grashalm tot grashallm brengt, van mierenhoop tot mierenhoop, die de gebeur tenissen van den dag en de avonturen der zon de planten en bloemen in hot oor flui stert, de groote zandman der natuur, die al tijd nieuwe beelden, alTijd nieuwe droomen heeft voor de schuldelooze natuurkinderen Btoven op het dak van de kerk ibegint de ooievaar te klepperen. Vier maal' achter el kaar, na-uwkeurig en luid- als een torenklok, die de marteling der slapeloosheid in de nachtelijke uren in seconden afmeet. Het kind en de oude man schijnen te ont waken uit hun gedachten. „Vader," zegt Yvonne plotseling, en legt haar hand op zijn arm „wie van hen is Beatrice?" „Beatrice! Wat meen je? Welke Beatri ce?" „Heet ze dan niefc zoo? ik meen die plaat achter uw lamp, met het- groene scherm? Ilcet ze niet beatrice, die zoo voel van Dan to hield?" De predikant glimlacht. „Hoe weet je, dat 'het Dlanto is?" „Ik ken hem aan de oorkleppen en aan zijn krommen neus van het gïpsmasker in uw kamer. ■Vertel me toch, wie van de drie, die hem op de brug ontmoeten, is Beatrice. Ik heb het mama gevraagd, maar ze wist het niet." „Ja wie denk je?" ..Er zijn er drie," verklaart. Vonne. „Do eene heeft oen roos op haar borst- gestoken en houdt. haa.r hand er aan, alsof zijj wil dat. hij zal zien, dat zij zich mooi heeft ge maakt. Dc andere houdt haar hoofd'schuin, en glimlacht tegen hem, alsof zo wilde dat hij zou zien, dat zij veel van hem houdt. Maar de dèrde is blijven staan, terwijl de anderen verder gaan. alsof ze bang is, diat hij haar zal zien. Ze legt alleen haar hand op het hart, en ziet naar hem, haar oogen zijn zoo bedroefd. Wie van dio drie is Bea trice?" „Die je het laatst, genoemd hebt." „Dat dacht ik wel!" zei bet kind. „Dan is het gced. Ik was zoo bang, dat het een van de anderen zou zijn." „Waarom Vonne?" „Ja", zei ze, „menschen kunnen dus heel goed veel van iemand houden, ook al spre ken ze niet over, of toonen ze 't nietMama heeft mij verteld, dat Beatrice dien man- met zijn krommen neus en diepe groeven om zijn mond liefhad." IV. Op oen vroegen morgen in Augustus, ter wijl de lucht nog vochtig was en do dauw nog zweefde, ontwaakte dé predikant, en zag, dat zijn kamer vol zon en geur was. Door do open ramen klonken voestappen. en stemmen, en ©en er van was hem békend en lief eiï had hij in lang niet gehoord. Hij stond op, en keek uit van achter het gordijn, dat voor hot open raam hing te wapperen, strijdend tegen zon on wind. „WaarempelDaar hield de houtvester van Kildersö stil met twee bruino paardjes voor het rijtuig. „Goeden morgen, langslaper van een do minee! Schaam je je niet? De zon is al op, en de kippen zijn van de stokken, en je wijze maagdon zijn al op den ibeen, alle zeven, als we Vonne cn do kleine meid' voor do hoenders meerekenen. Vonne st-ond op de trede van dén wagen te lachen. ,,De zeven wijzen" staken de hoofden uit stal- en schuurdeur, de melkemmers rinkel den aan haar arm. Do hout veder bracht altijd juichende le vensvreugde mee, wanneer hij zoo kwam aan rijden in zijn cape, mot den veer op zijn groenen jagershoed, een geur van de diepe, groene bossclien, van beuk en berk, den klank van den woudhoonn en van het vlie dende wiild. „Ik gr met vacaniio naar Lyngholt mag ik Vonne leenen Nee, waarachtig niet ik blijf hier niet. Den Zaterdag op een pastorie nooit in der eeuwigheid Nee, blijf maar waar je bont doe geen moeite ik rijd dadelijk weer weg. God dank, ik weet hoe liet hoort." Vonne was gereed. Haar mutsje op en 't jekkertje aan, en een licht- groen lint in haar krullen, eon stormachtige omhelzing door liet open- raam met vader, en daar zat ze boven op den bok bij oom Daan mot do teugels in haar hand. „Hoe lang blijf je op Lyngholt?" De predikant 'boog zich uit hot raam. „Acht dagen.' „Ja, dan zie ik je -nog wel.' „Natuurlijk. Morgenvroeg bon ik in de kerk, en hoor van do zeven wijze maagdon. Toon me dan, dat je je les kont, Vaarwel Vonne komt al ie haai- ziet. Vooruit, jullie beiden, wier naam men in oen pastorie niet noemt." De laatste toespraak was tot de- paarden gericht, die hinnekten en op dc stoenen stonden te stampen. „Zoo'" riep hij, toen zo buiten het ge hoor waren „vooruit Sulamitft en Ruth Wordt vertuijd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1907 | | pagina 1