BIJVOEGSEL Amersfoortsch Dagblad. Gemeenteraa d AMERSFOORT. BIJ HET VAX Openbar© vergadering va.n den Raad der gemeente Amersfoort op Woensdag 3 April 1907, tq half 2 ure. Voorzitter de beer burgemeester jkr. J. W. A. Barchman Wuytiers. Tegenwoordig de heeren wethouders E, L. Viseer en M. L. Celosse, de heeren J. W. Jorissen, M. R. N. Oosterveen, A. M. Tromp van Holst, D. Gerritsenmr. J. Hoyligers, H W van Esveld, C. J. D. van Ëck, N. Veis Hevn en S. J van Duinen.-Afwezig de heeren J. C. Rolandus Hagedoom, mr. P J. F. van Voorst Vader, A. H. van Kalken, A. A. Hamers en C. J. Plomp met kennisgeving en verder de heer C. Th. van Reek. De notulen der vorige vergadering wor den goedgekeurd. Ingekomen zijn de navolgende stukken a. Beslissing van Gedeputeerde Staten van '26 Maart 1907, 3e afd. no. 768, bei- treffende eene reclame in zake straat be lasting, dienst 1906. Ter secretarie ter inzage van de leden. b. Verslag van de Commissie tot bij stand in het beheer der gasfabriek over 1906. Zal worden gedrukt en bij het ge meenteverslag gevoegd. c. Verslag van de Commissie tot bijstand in het beheer van de gemeentereiniging over 1906. Alsvoren. d. Rapport van de Raadscommissie, be noemd om den Raad voor te lichten, betref fende het voortbestaan van de tram. Ter secretarie ter inzage van de leden om te worden behandeld in eene volgende ver gadering. e. Verslag van de Commissie van toe zicht op het middelbaar onderwijs over 1906. Ter secretarie ter inzage van de leden. Zal worden gedrukt en bij het ge meenteverslag gevoegd. f. Verslag van de Bisschoppelijke Clere- zie over 1906. Alsvoren. g. Verslag van de Commissie van toe zicht op het lager onderwijs over 1906. Alsvoren. li. Een schrijven van de Commissie van toezicht op het lager onderwijs, waarbij zij een afschrift inzendt van een schrijven door haar gericht aan haar medelid J. W Joris sen. De Voorzitter. Ik stel voor dit schrijven ter secretarie neder te leggen ter inzage van de leden. De heer Gerritsen. Mijnheer de voor zitter, ik meen. dat daarmee niet kan wor den volstaau. Ik zou 't veel beter vinden, dat dit stuk publiek werd gemaakt. De Voorzitter. Wenscht u voorlezing van het stuk? De heer Gerritsen. Gaarne, mijnheer dc voorzitter. De heer Jorissen. Ik zou dat zelf ook wel wenschen, mijnheer de voorzitter. De heer Gerritsen. Ik geef in over weging het schrijven gedrukt aan de leden toe te zenden. Dan kaai het in de volgende vergadering behandeld worden. De Voorzitter. Dat komt mij on- noodig voor. De heer Jorissen. Moet ik daarmee dan tevreden zijn? Mag ik mijne argumen ten niet ook te berde brengen De Voorzitter. Ik - 1 het schrijven laten voorlezen. De Secretaris leest het schrijven voor; het luidt aldus- ,,De Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs het betreurende, dat zij n, na de u door haren Voorzitter gedane medcdee- ding, niet in hare vergadering van 1 Maart tegenwoordig zag, heeft, in die vergadering unaniem besloten het volgende onder uwe aandacht te brengen. Met leedwezen hadden alle leden kennis genomen van de houding, door u in de Raadsvergadering van 29 Januari j.l. aan genomen tegenover het door de commissie ingediende voorstel betreffende de salaris regeling der onderwijzers, waartoe zij in hare vergadering van 20 September 1906 met instemming van ille zeven aanwezige leden besloten had. De Commissie had zeker reden en recht om van u een meer waardige houding te verwachten, ook afgezien van uwe denk wijze o-ver dat voorstel. Reden, omdat de wellevendheid tegenover de Commissie dit veredsohte, recht, omdat naast de verplich tingen, die cp u als Raadslid rusten, ook verplichtingen staan tegenover de Commis sie, waarvan u deel uitmaakt. Waar de eerste dit niet vereischten, had den de laatste u moeten beletten een voor stel der commissie met de minachting te behandelen, als door u is geschied. Het prestige der Commissie hoog te hou den is ook uw plicht. D© Commissie moet dan ook haai- diep leedwezen uitspreken -over de beleediging haar in deze door u aangedaan. Zij zou de discussie, over deze zaak in hare laatste vergadering gevoerd, tea- wille van uwe afwezigheid zeer zeker hebben uit gesteld, indien u in uw schrijvett aan lxaren Voorzitter niet zeer duidelijk had ver klaard, dat u niet voornemens waart u te erantwoorden tegenover de Commissie of een harer leden. Hierdoor was een uitstel vrijwel overbodig en nutteloos geworden. Van dit schrijven zal afschrift gezonden worden aan den Raad dezer gemeente." De heer J o rissen. Mijnheer de voor zitter, mag ik hierop eene kleine toelichting geven Ik heb een particulier schrijven ont vangen van den voorzitter der commis sie; daarin stond ongeveer het volgende: Amice, naar aanleiding van het besluit, dat door den raad genomen is in de ver gadering van 29 Januari en van de discussie, die daarbij is gevoerd. het wenschelijk, dat gij op de vergadering komt." Ik schreef daarop een briefje van ongeveer dezen in houd: ..Amice, het spijt mij, maar ik kan onmogelijk op de vergadering komen. Wilt gij de discussie, die gij schijnt te willen openen, uitstel leai tot de volgende vergade ring, dan is dat mij goed. Maar ik ben niet van plan aan de commissie rekenschap en verantwoording te doen van wat ik als raadslid in het belang va® de gemeente meen te moeten doen." Ik heb daarop den brief ontvangen, die zoo even is voorgelezen. Die brief is aan mij geadresseerd als lid van de Commissie van Toezicht. Ik heb daarop geantwoord, dat het mij voorkwam, dat die brief verkeerd geadresseerd was. Ik weet niet dat ik als lid van de commissie iets ge daan of gezegd heb. waardoor de commissie zich heeft kunnen beleedigd voelen. Het is mij niet bekend, dat ik door eenige hande ling, in eene andere functie verricht, de oommissie beleedigd heb. Het is gemakke lijk te zeggen ..Gij hebt de commissie be leedigd." Maar ik meen het recht te hebben, dat men mij uit mijne woorden het bewijs daarvan levert. Dat verwachtte ik van de commissie, en nu zij haar schrijven aan den raad in afschrift heeft medegedeeld, meen ik het recht te hebben dat te eischen. I'k wacht daarop tot dusver te vergeefs. Een paar dagen na de vergadering van de com missie ben ik een lid van de commissie tegen gekomen. Ik heb hem in 't bijzijn van een getuige gevraagd..Hebt gij mijn brief ontvangen?" Toen hij daarop bevestigend antwoordde, heb ik nadeer gevraagd: „Wat heb ik ooit gezegd of gedaan, waardoor ik de commissie beleedigd heb?" Daarop kreeg ik tot antwoord: „Ik weet niet wat gij in •den raad hebt gezegd." Nadat ik dat ver nomen had, heb i'k de zaak verder niet au sérieux genomen. Ik zie niet in, dat ik hierin verder iets heb te doen. De Voorzitter. Ik stel voor, de zaak verder hier te laten rusten. De heer Gerritsen. Mijnheer de voorzitter, het k-omt mij voor, dat do- kwes tie hoofdzakelijk loopt over de houding van den heer Jorissen als lid van de commissie van toezicht, toen do zaak hier in den raad ten- sprake kwam. Ik durf op dit oogenblik niet zeggen, welke woorden precies door dein heer Jorissen gebezigd zijn, waardoor de oommissie zich gegriefd heeft gevoeld; wel woet ik, dat die woorden mij reeds toen minder aangenaam hebben aangedaan. Als men in eene commissie zit, dan moet wor den ondersteld, dat me® daar d- zaak serieus opvat, en als de zaak dan in eene andere vergadering ter sprake komt, dan meet men niet zeggen ,,Ik doe er niets aan." Zooals ik zeide, ik herinner mij de woorden niet pree ice Ik geef in overweging, den secre taris te verzoeken ze uit het verslag voor te lezen. De heer Jorissen. Mijnheer de voor zitter, ik wil gaarne den hoer Gerritsen op de hoogte brengen ik weet nog precies wat ik gezegd heb. Ik heb in de vergadering van 29 Januari voorgesteld het advies van de commissie over de salarisregeling voor ken nisgeving aan te nemen. Ik heb dat gemoti veerd. door te zeggen, dat de kwestie naar mijne meeming ontijdig aan de orde kwam. Ook in de commissie was zij ontijdig te berde gebracht. De zaak was pas in behan deling geweest, en de financiën van de ge meente lieten niet toe er nu weer op in te gaan. Ik heb er bij gezegd, dat wij gerust de zaak voor kennisgeving konden aan nemen, omdat kon worden verwacht, dat de betrokken personen waarmee de com missie was bedoeld er op zouden terug komen. Als men eene zaak voor kennis geving aanneemt, dan geeft fhen aan de belanghebbenden gelegenheid om zelf op de zaak terug te komen, tof wijl die gelegen heid is afgesneden, als de zaak te- secreta rie wordt neergelegd of als de 'behandeling wordt uitgesteld tot de begreoting. Wan neer de heer Gerritsen mijne woorden ge lezen heeft, dan zal het. hem duidelijk zijn, dat ik voor mijn voorstel wel degelijk rede nen hob aangegeven. Maar al had ik liet niet gemotiveerd, dan zou er nog geen be leediging in kunnen worden gevonden. De heer Gerritsen. De woorden, die door den heer Jorissen gesproken zijn, lui den als volgt „De lieer Jorissen. Mijnheer de voor- „zitter, ik heb in do commissie van toezicht „op het lager onderwijs reeds als mijne mee- „ning doen kennen, dat haar adios in alle „opzichten ontijdig is. Er is pas kort geloden „eene nieuwe salarisregeling voor de onder - wijzers vastgesteld. Do. financiën va® de „gemeente zijn niet zoo, dat men alweer „daaraan kan beginne®. „De Voorzitter. Het is beter nu niet „de zaak zelve te behandeien. „De heer Jorissen. Dat is ook mijn „bedoeling niet, mijnheer de Voorzitter. Ik „zou willen voorstellen deze adressen voor „kennisgeving aan to neme®. Wij behoeven „niet bang te zijn of de betrokken personen

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1907 | | pagina 5