STADSNIEUWS.
Pc heer van Brtmimelen had enorm en zeer
irdiend succes met een achttal liederen.
kennismaking met dezen begaafden zan-
;er wordt ons steeds aangenamer. Wij hopen
Jem nog dikwijls te hooren.
Eene noviteit voor de vereeniging was de
ncdewerking der bovengenoemde leden van
iet Harmoniegezelschap, welke heeren on-
jer hiding en met medewerking van den
eer D Veldhuijzen, uit Driebergen, een
^"o voor twee clarinetten en piano, bene
ens een quintet voor fluit, clarinet, hoorn,
agot en piano uitvoerden. Het duo was ge-
itcldPotpourri uit Verdi's „Rigoletto".
Iet quintet Potpourri uit Paljas" van
,eoncavallo. Beide potpourri's waren goar-
angeerd door den heer D. Veldhuyzen, die
olf do pianopartij vervulde.
Nog droeg de heer C. J. v. S"ch. op hoogst
ierdienstelijke wijze voor Scena ed aria.
oio voor clarinet, van M Berger.
Hoewel het spel van allen hoogen lof ver-
iend. vooral omdat deze heeren allen dilet-
antcn zijn, behalve de heer Veklhuvzen,
no moet <1 t van den heer Van Soh. in het
ijzonder geroemd worden. De pianino
Ichiedmaver uno Söhne was uit het nieuwe
iliaal te Ze st, van de firma R. O. Bottinga.
Utrecht.
iNaar men verneemt hebben de Anti-
ol. en P. Katholieke Kiesvereenigingcn
het district Breukeion besloten voor de
Statenverkiezing te candideeren de af
radende leden baron van Boetzelaer, baron
a n Ittersum Va ni den Bijil en on om tegen-
ver bet aftredende Lid baron van Tuijlil van
ic-rooskerken geen candidaat te stellen.
Invloedrijke personen, niet tot genoemde
lartijen behoorende, als de heeren W. J.
)oude van Troostwijk. Jhr. J. A. F. Bac-
!er, Mr. H. J. Doude van Troostwijk en
l. M. Plomp hebben te kennen gegeven
e vier aftredenden te willen aanbevelen.
Waarschijnlijk zal het dus in dit district
bij; enkele candidaat stelt ing afloopen.
ar— A aai de jaarlijksché a-lgemeene ver-
«adoring van aandeelhouders der Nederland-
che Centraalspoorweg Maatsohaippij alhier,
,e houden óp 31 Mei a.s., zal worden voor-
restold een dividend van f 1.75 per aandeel
lit te koeren.
Eemnos. Tot burgemeester van. deze
emeente is benoemd jhr. L. Rutgers van
lozenburg.
Hilversum. De heer A. Bruist, ont-
ranger der rijks directe belastingen, vierde
'isteren, onder zeer veel blijken van belang-
itélling, zijn 40-jarig ambtsjubileum.
Laren. Dinsdag a.s. wordt het, nieuwe
choolgobouw va.ii de Gooische solioolve ree na
ging aan de Taremlaan alhier, geopend.
Mej. G. J. van dei- Horst Bruin slaag
de voor de acte lager onderwijs.
- In het gebouw van den R.-K Vo'.-o
bond worden moigen en Maandag de t«;c
keningeii tentoongesteld, weltke vervaardo .i
zijn dooi de leerlingen van do teekenscb- 1
en va'1 den schildercursus.
Men bericht ons:
ln eene gehouden vergadering van regen
ten van liet St. Pieters- en. Bloklandgasthuis
is besloten; de inschrijving voor het bouwen
van het nieuwe gasthuis niet te gunnen.
Een herbesteding zal Woensdag a.s. plaats
hebben, waartoe van eenige aannemers
ook buiten de stad nieuwe inschrijvingen
zijn verzocht. In devoorwaarden is opgeno
men dat voor het werk zooveel mogelijk
Amersfoortsohe werklieden moeten worden
genomen.
De temperatuur van liet water in de
zwemschool op Zaterdag 18 Mei, des och
tends 7 U'Utt' was 56 graden Fahrenheit, wa.t
nog' meeval J in deze Novembermaand met
Maart sche buiën.
De zaak-üolHrlM Vos.
Thans volgde de behandeling van die pun
ten 22 en 23 der dagvaarding, waarin bekl.
ten laste wordt gelegd dat hij op of omstreeks
29 Januari opzettelijk hoeft vervalscht een
onderbandsclie akte van volmacht ten name
vau Johannes Everadus Evers te Boskoop, in
hoedanigheid van voogd van den minderjari
gen Albertus Jorannes Autonius Maria Bre-
dewold, op Jan Huisinga, notarisklerk te
Amersfoort, om namens hem toe te stem
men in en machtiging te verleenen tot de
doorhaling der hypothecaire inschrijving ten
behoeve van Joannes Beruardus Hermanus
Gerhard us Marie Bredewold en ten laste van
Hendrikus, ook genaamd Heudrik van Dijk,
genomen ten kantore van hypotheken te
Amersfoort den 16 Januari 1904 in deel 69,
nc. 175, doch alleAi voor zooveel deze in
schrijving i9 gevestigd op de perceelen ka
dastraal bekend gemeente Stoutenburg, B.
no. 311, 363, 564 en 926. en deze akte val-
schelijk met den naam J. E. Evers heeft
onderteekend.
en in meergemelde qualiteit (van notaris)
heeft vervalscht op of omstreeks 29 Jauuari
1906 eene authentieke akte d.d. 29 Januari
1906, waarhij Jan Huisinga, a.s lasthebber
van Johannes Everardus Evers, in diens hoe
danigheid van voogd over den minderjarigen
A. J. A. M. Bredewold, verklaarde toe te
stemmen in, en machtiging te verleenen tob
do doorhaling van de sub 22 omschreven hy
pothecaire inschrijving, wetende hij, beklaag
de. dat genoemde Jan Huisinga^ door J. E
Exxers daartoe niet gemachtigd'was, en dat
het geschrift, waaraan Huisinga voornoemd
zijn hoedanigheid als gevolmachtigde heette
te verklaren, was valsch.
Deze feiten werden door bekl. erkend.
Toevallig was het dat in deze zaak do des
kundige de aanwezige gegevens te vaag voud
om er toen te concludeeren dat de xer-
dachto do valsche handteekeniug had ge
steld.
Uit- de getuigenverklaring van den hee
J E. Evers bleek dat de hypothecaire in
schrijving bedroeg f 3500 Aflos '.g en rente
heeft get. steeds van bekl. ontvangen Rente
werd door get. ontvangen tot in Juli 1906
Nu volgde punt 24. volgens hetwelk op
of omstreeks 26 Maart 1906 heeft vervalscht
een authentieke akte van beschuldiging
met hvpe.fhcckstclün? ton laste van Jan van
Dijk, landbouwer te Stoutenburg, en teu be
hoeve van de Winschoter hypot-heekbang,
door opzettelijk valschelijk in strijd met de
waarheid daarin te vermelden, dat op ge-
melden datum vcor hem, beklaagde, als no
taris, verschenen is te Stouteuberg genoemde
Jan van Dijk, dat deze verklaarde een som
vau f :'100 van gemelde bank ter leeu te
hebb i tegen 44 rente per jaar, en dat hij
tot zekerheid voor de voldoening van zijn ver
plichtingen aan genoemde schuldeischeresse
het recht van eerste hypotheek verleende op
aan hem onder Stoutei.burg gelegen goede
ren en deze akte valschelijk met den naam
J. van Dijk heeft cndcrteckend.
Get. J. v a n D ij k, die bekl. reeds meer
dere jaren hoeft gekenu, beeft nooit de be
doeling gehacl door tusschenkomst van bekl.
zijn goed te bewaren.
Be heeren Lotgering on Dijkman
concludeerden dat bekl. de handteekening
had gestold, hetgeen ook door hem werd be
kend.
Punt 25 luidde dat bekl. op of omstreeks
26 Maart 190G had verkocht, hetgeen evenals
alle andere hvpotlieekz 'ren dc-or den heer
K e r k h t> f f werd bevestigd, een borderel,
ter inschrijving van de sub 24 omschreven
hypotheek, in de openbare registers, gehou
den ten kantore van hypotheken te Amers
foort.
Daarna volgde punt 26, luidende dat bekl.
op of omstreeks 19 September 1906 heeft
vervalscht een onderliandsche akte van vol
macht t ii name van Tenuis Arnold Evers te
Utrecht, als curator van Herman Isaac Evers,
op Jan Huisinga-, notarisklerk te Amersfoort.,
om namens hem toe te stemmen in, en mach
tiging te verleenen tot de doorhaling der
hypothecaire inschrijving ten behoeve van
H. J. Evers voornoemd, cn ten laste van
Lambertus Jacobus van Keulen, genomen
ten kanioro van hypotheken te Amersfoort
den 29 Juni 1904 in dcc. 71 no. 158, en deze
kte valschelijk met den naam T. A. Evers
heeft onderteekond.
Het feit werd, in afwijking met de vorige
gevallen waarbij de naam T. Evers was
gebruikt, door bekl. bekend, evenals het vol
gende dat hij in zijn qualiteit als notaris
op of omstreeks 19 September 1906 opzette
lijk heeft vervalscht eene authentieke akte
dd. 19 -eptember 1906, waarbij Jan Huisinga
als lasthebber van Teunis Arnold Evers in
diens hoedanigheid vau curator over Herman
Isaac Evers verklaarde toe te f temmen in,
en machtiging te verleenen tot de doorhaling
van de sub 26 omschreven hypothecaire in
schrijving. wetende 1- beklaagde, dat ge
noemde Jan Huvsinga daartoe door T. A.
Eveïs niet gemachtigd was, en dat het ge
schrift daaraan Huisinga voormeld zijne hoe
danigheid als gevolmachtigde hechtte te ont-
leenen, was valsch.
Het laatste deel de. dagvaarding betrof
de gebruikmaking der verschillende valsche
geschriften, hetzij door ze te doen aanbieden
ter inschrijving ten hypotheekkantore, hetzij
ter registratie. Bij eik betreffend punt der
dagvaarding waren daarover reeds de getui
gen gehoord.
Do heer Kerkhof f, ambtenaar ten hypo
theekkantore te Amersfoort, verklaarde op
de vraag wat het gevolg was van de door
haling cenet' hypothecaire inschrijving dat
waar het recht van hypotheek blijft be
staan deze bij nieuwe inschrijving een
lageren rang verkrijgt. Dit- is dus het nadeel.
Nog werd op deze zitting gehoord de heer
N. II. Lambert, ambtenaar bij de directie
der grootboeken, die opnieuw was gedagvaard
om thans met zekerheid te kunnen beweren
dat bekl. 4 maal een rente van f 76.87, die
hij als bewindvoerder dor kinderen ten Brink,
op het grootboek moest storten, niet daar
op had gestort.
Na afoop van bet getuigenverhoor was 't
woord aan baron van der Feltz tot 't
nemen van zijn requisitoir. Deze ambtenaar
bracht allereerst een woord van hulde aan de
nauwgezetheid en 't geduld waarmede de
president 't onderzoek had geleid, een onder
zoek dat veel studie vorderde. De dagvaar
ding, zoo merkte spr. op, vormde eene bloem
lezing uit tal van valschheden door bekl.
>gd; er zijn tal van andere feiten,
waarvoor misschien wegens gebrek aan wet
tig en overtuigend bewijs, vrijspraak had
moeten volgen. Wat overgebleven is, is be
lichaamd in de tegenwoordige dagvaarding.
Dat Spr. zich daarin zoo weinig mogelijk
heeft beperkt waar een minder aan
tal misdrijven eveneens een even zware straf
meebrengen, mocht deze vraag bij dit
college oprijzen, dan antwoordt spreker, dat
waar op uitgebreide schaal malversaties
zijn gepleegd door een rijksambtenaar, bet
volle licht op die handelingen moet val
len, en het publiek niet alleen, maar ook
de betrokken partijen moeten weten wat is
misdaan door bekl., die op een enkele uit
zondering na, allen authentieke acten ver
valscht heeft. Het hoofdbestanddeel van het
bewijs is do bekentenis van beklaagde, voor
zoover deze van zijn schuld overtuigd was.
Gebleken is in dit proces boe in den regel
de betrokken personen groot vertrouwen in
den beklaagde stelden, waardoor deze nog te
[eniakkolijker de verschillende onregelma
tigheden kou plegen.
Deze beklaagde, zoo merkte Spr. o..m
0p cii0 toen bij in 1891 notaris werd, eer
bied aan de roobterlijike autoriteiten beeft
gezworen, heeft dien eed geschonden, niet
alleen zijn cliënten heeft bekl. om den
tuin geleid, doch ook die autoriteiten.
Het meerendeel der betrokken personen
was ook niet op de hoogte van hot- gewicht
der belangen, die zij in de handen van don
beklaagde hadden gesteld. In een ander ge
val hadden wellicht ook nog andere feiten
bewc—- kunnen worden.
Spr. ging thans punt voor punt na en
begon met de wederrechtelijke toeëigening
van 16 obligaties uit het kistje, dat bekl.
voor mej. Evers onder zich had. Met ver
wijzing naar een vonnis der TIaagscho recht
bank, betoogde Spr., dat ook al was het
kistje niet onder het bereik van mej. Evers,
deze toch in het eigendom bleef daarvan.
Bokl. had niet de beschikking over den in
houd ervan en heeft zich schuldig gemaakt
aan diefstal met cen valsche sleutel.
Voor het bewijs wees Bpi. nog op de ver
klaringen van de getuigen Evers. Loran en
Reijneker.
Ten ahnzien van punt 2, de verduistering,
van f 600, het legaat van mej. Marie Hoo-
ge boom, merkte Spr. op, dat de vader wel
heeft goed gevonden dat het geld op hypo
theek wertl gezet, doch dat hij wel gedwon
gen was het geld onder den beklaagde te
laten.
Bij het punt 4. de wederrechtelijke toe
eigening van f 28643.25, ui. den boedel van
ra r. H. C. V o s, vestigde Spr. de aandacht
o pbekl.'s slinksche en sluwe handelwijze,
die bovendien handelde tegen de bepalingen
van het testament, dat voorschreef dat het
geld op het Grootboek moest worden gezet.
Het geld is echter niet op het Grootboek ge
komen, maar in den afgrond, d w. z. in
bekl.'s privé brandkast. Bekl. noemde dit
eene onwillekeurige vergissing", een on
willekeurige vergissing, die echter zeer in
zijn belang was. Spr. wees vervolgens er op,
cat ook bij de legaten van de kinderen Over-
goor get. Alfrink nooit het geld in handen
heeft kunnen krijgen.
Wat de kwestie met mevr De Ridder aan
gaat, wier hebben en hoüen bekl. geheel
had ingepalmd, toen mevr. De Ridder zelf
nog hem bedankte voor zijne zorgen, dat
Spr. niet ten laste heeft kunnen leg
gen de verduistering van het heele vermogen
van mevr. De Ridder, ligt daaraan, dat de
rechtsverhouding tussoheu bekl. en mevr.
De Ridder zeer slechts geregeld was. Deze
wist niet eens welke effecteu ze had. Te be
wijzen was echter wel, dat mevr. De Rid
der niet opdracht had gegeven aan bekl.
om 19, althans 9 effecten Zuid-Italiaansche
spoor uit de safe te nemen.
In alle bijzonderheden ging Spr. hierna de
volgende punten der dagvaarding na, die in
hoofdzaak identiek waren en door bekl. mee-
rendeels zijn erkend, behalve enkele valsch
heden met den naam van T. A. Evers. Spr.
wees hierbij op het te waardeeren werk der
deskundigen, wier systeem in casu is ge
weest niet alleen op de overeenkomst, maar
ook op de afwijkingen te letten in de valsche
en echte handteekenngen van bekl.
Voorts wees het O. M. op de verklaringen
van den heer Evers zelf, die zegt nooit eene
acte te hebben geteekend, en ten aanzien
van de laatste der door bekl. betwiste acten,
nog heeft medegedeeld, dat bij op den datum
van onderteekening dier acte te Parijs was.
Spr. wees ten slotte op het nadeel van
het aanbieden van een valsch stuk 1 -r regis
tratie: niet alleen intellectueele, maar ook
materieele schade. Grooter nadeel is dat aan
het valsche stuk een cac' et van echt te zijn
wordt gegeven door de registratie. Uit het
gebruik val al de valsche stukken kon, is
helaas nadeel ontstaan.
Wat de straf aan bekl. op te leggen, be
treft, Spr. ontveinst zich niet de ellende en
het verlies van de vrijheid die 'bekl. zich
heeft berokkend, dat neemt niet weg dat
zwaar moet worden gestraft- eon ambtenaar
die misbruik heeft gemaakt van de positie
hem door zijn ambt geschonken, die geschon
den heeft het vertrouwen in zijn woord ge
steld, die gestolen beeft en gerooid hetgeen
hij onder zich had. Wij hebben ze hier ge
zien, eenvoudige, niet ontwikkelde nien9chen
en domme boeren, die bekl. bedrogen heeft.
Eu hij is niet tot 't inzicht van zijn wandaad
gekomen, maar voortgehold op den eenmaal
ingeslagen weg. Hij heeft zich schuldig ge
maakt aan de laagste feiten, waarvoor ieder
fatsoenlijk man zich zal schamen.
Spr. requireerde ten slotte dat bekl. zou
worden veroordeeld wegens
10 misdrijven van verduistering,
2 misdrijven van verduistering als bewind
voerder,
3 valschheden in geschriften,
3 gébruibniakingen daarvan,
10 valschheden in een authentieke acte,
10 gebruikmakingen daarvan.
Spr. stelde nog de vraag of de preven
tieve hechtenis in mindering zou worden ge
bracht en merkte naar aanleiding daarvan
op, dat de zaak niet noodeloos is gereikt.
Ook aan den rechter, die het voorloopig
onderzoeik heeft geleid, past een woord van
waardoering. En ook na hot voorloopig on
derzoek is de zaak met den meesten spoed
behandeld Daarom zal van Spr.'s kant geen
verzoek uitgaan de voor'oopige hechtenis in
mindering te brengen.
Spr. requireert thans veroordeeling van
beklaagde tot
5 j'kur gevangenisstraf,
en ontzetting van bekl. uit het ambt van
bewindvoerdeiwaartoe hij in een boedel
door de Zwolsche rechtbank is benoemd.
Met als van schaamte neergeslagen oogen
en eênigszins bevende hoorde de beklaagde
het requisrtoir en den eisch aan.
Pleidooi.
aHedenmorgen 10 uur was het woord
aan den ambtshalve toegevoegden verdediger
van bekl. jhr, mr. K. J. Schorer.
I)e®e sh at zich aan bij het woord van
hulde door het O. M. gebracht aan den pre
sident voor dié nauwgezetheid en het ge
duld. bij bet onderzoek aan den dag gelegd
Ook uitte PI. een woord van waardeering
voor de wijze waarop de zaak is geïnstrueerd.
Het requisitoir neem do PI. buitengewoon
matig en getuigende van humaniteit.
Voorts merkte PI. op. dat de man, die
hier voor de rechtbank staat al zwaar is ge
straft door do schande die hij op zich heeft
geladen.
Wat het bewijs betreft, meende PI. dat
dit in do noeste gevallen aanwezig is.
Thans ging PI. over tol het eerste punt
der dagvaarding, krachtens verwijzing lui
wesgnemen van 16 obligat.c-3 uit het kistje
van mej. Evers; dat door den Off. van Jus»,
is gequalificeerd als diefstal met een
\alsche sleutel Ontegenzeggelijk, zegt Pl.
beeft hier verduistering plaats gehad en we
op de volgende gronden. De heele vraag i
niet of mej. Everts het. bezit had van het
kistje, maar dezeWie had hot kistje, toen
de effecten er in waren? Ongetwijfeld is mot
het be waargeven van het kiotje aan bekl
ook de inhoud in diens macht gebracht. En
nu zegt Noyon, dat. in eeu geval als dit niet
moeten worden toegepast, de begrippen ovo'
het bezit in het civiele recht, maar alleen ge
vraag d wie de feitelijke macht, heeft. Bij
diefstal moot ook hot begrip wegneming o
construcc-ren zijn. Wanneer dus de effecten
alleen gestolen kouden werden, dan moest
na den gcpleegden diefstal het kistje in ic
macht van mej. Evers zijn gebleven en zou
het dus zijn diefstal met een valschen sleu
te! Het laatste is daarom onjuist, omdat
het kistje onder de macht gevonden is van
notaris Vos. Verschillende arresten werden
bij dit punt door den /erdedigor aauge
haald.
Een eigenaardige vraag is of het aan
deel Senembah. dat in de papiermand ot
op de tafel van bekl. is pevonden, verduis
terd is. Verduistering is een illusoir maken
van de rechten van een eigenaar. Notaris
Vos beeft wederrechtelijk dat effect uit het
kistje gehaald, doch heeft het niet te zoek
gemaakt. Geheel iets anders zou het zijn a's
bij het effect in huis had verborgen. Werke
lijke toeëigening heeft hij hier dus niet ge
pleegd.
Daarna stelde Pl. de kwestie omtrent
de qualiteit, waarin bekl. heeft gehandeld
Gezegd is dat de beklaagde, doordat hij
notaris was, meer vertrouwen genoot dan
cen ander, maar daarin ligt nog niet dat
bekl. alle handelingen als notaris heeft, ver- i
richt.
De wet op het notarisambt omschrijft in 1
art. 1 den notaris als een instrumenteerend
ambtenaar en nog steeds geldt het antwoord
van do regeering in 1843: wat ook de zede
lijke verpachtingen van een notaris zijn
wat de gewoonten ook medebrengen, de wet
bepaalt zich alleen tot het tijdstip, waarin
de overeenkomst wordt gesloten, waaraan
Sprenger van Eyk in zijn boek over het
notariaat nog toevoegt: .wanneer de acte
wordt gepasseerd". Men mag dus niet zeg
gen, zooals het O. M., dat. de feiten zijn
gepleegd als bedoeld in art. 44 der Straf
wet. In de meeste van lie ten laste gelegio
delicten is de notaris niets anders dan een
zaakwaarnemer, lasthebber; niets anders is
hij ook bij de bereddering van een boedel
bij de inschrijving van een hypotheek of
eene registreering. En al beantwoordt Ij
wet niet aan den feitelijken toestand, die
wet geldt toch nog altijd.
Pl. kwam thans tot het tweede punt
krachtens verwijzing, verduistering van
f 1000, welke eeu legaat vormden voor mej
Hogeboom. Het O. M. is van meening, dat
hier geen verandering beeft plaats gehad
Van de wijze, waarop uit ge1 a onder bekl.
was. Pl. is van eene tegenovergestelde mee
ning, De vader van Marie Hogeboom hee't
goedgevonden dat het geld op hypotheek
werd gezet. Door deze nieuwe overeenkomst
was het geld niet meer onder bekl. tot uit I
keering van het legaat, maar tot het. plaat
sen op een hypotheek.
Hier is dus niet voldaan door het O. M.
aan den eisch door de jurisprudentie ge
steld, dat de wijze waarop do zaak onder
den verduisteraar is geraakt, ondubbelzin
nig moet zijn omsohreven. In elk geval is
niet liet ten laste gelegde bewezen, maar
cen geheel ander delict dat niet ten laste
is gelegd. En wanneer het O. M. meent dat
dit er ni.t toe doet, dan had het ten laste
moeten leggen dat de verduistering was ge
pleegd voordat de nieuwe overeenkomst tot
stand kwam. Er is hier eene andere causa
in de dagvaarding gesteld, dan inderdaad
tusschen partijen aanwezig was. De juris
prudentie heeft uitgemaakt, dat in een dag
vaarding wegens verduistering niet kan wor
den volstaan met de negatieve uitdruk
king eens anders goed dat hij anders dan
door misdrijf onder zich had.'' Het kan niet
voldoende zijn voor een veroordeeling voor
dit feit dat men zegt „het was dan toch
niet zijn goed." Pl. ocncludeerde hier tot
ontslag van rechtsvervolging subs, vrij
spraak.
Overgaande bot punt A 1 der dagvaar
ding, betreffende de verduistering in 1898
van f 1938.664, hem door G. Van Hamers-
veld gegeven ter aflossing met de bij
zondere bijvoeging „welk geld bekl. boven
dien I r aflossing onder zich had", betoog
de Pl. dat dit laatste onjuist was en bo
vendien niet. ondubbelzinnig blijft, van wien
de bekl. dan zulk een geldelijke belooning
onder zich had van hypotheek nemer of hy
potheekgever, welke stelling pleiter even
eens uitvoerig uitwerkte. Daar dus gelde
lijke belooning. welke als een verzwaring
van het delict geldt, niet aanwezig was, is
het misdrijf thans zooveel lichter geworden,
en verjaard.
Pl. brengt bij dit. punt tevens ter sprake
de verduistering van gelden. Gelden zijn
vervangbare zaken die verduisterd kunnen
worden de grens echter moet daar getrok
ken worden waar dié verduistering onmo
gelijk wordt en alleen de contractueele ver-
hou.-.-g is overgebleven en de zakelijke vor
dering is te niet gegaan, bijv. waar partijen
over en weer in rekening staan en degene
die geld toevertrouwt niet anders heeft dan
eene vordering tot rekening en verantwoor
ding, omdat voor de verduistering steeds
noodig is dc materieele handeling van het
toeëigenen en toeëigening animo niet moge
lijk is. De dagvaarding voldoet dus niet aan
den eisch, en ontsla» van rechtsvervolging
zal moeten volgen.
Ten aanzien van punt 4 dc verduiste
ring van ruim f 28.000 uit don boedel van
mr. H. C. Vos, merkto Pl op dat bekl.
met zijn staak voor gerechtigde was in
den blooten eigendom. Hij was dus eigenaar
in zeker gedeelte en zijn eigen goed kan hij
niet verduisteren. Er is hier dus een quaes-
tie van verduistering van vorderingsrech
ten. Het Duitsohe strafwetboek voorziet
daarin en kent „Veruntreuung", maar met
onze wet is dit niet te straffen.
Bij 'het punt. betreffende dc vervreemding
van het legaat der kinderen Ovorgoor. be
toogde Pl, eveneens, dat hier de causa niet
juist was gesteld. Uit de verhooren is ge
bleken, wat niet in de instructie is ver
klaard, dat de betrokkenen het geld op de
rijkspostspaarbank wilden hebben. Ook hier
veranderde dus de wijze waarop bekl. het
geld onder zich had en is niet ten laste ge
legd dat de verduistering is gepleegd voor
dat de nieuwe overeenkomst gesloten was.
Belangrijk is do quaestie van de verduis
tering van de effecten Zuid-It alSpoor van
mevr. De Ridder, waarbij Pl. alleen de ver
duistering van 11 dier'obligation als bewe
zen aannam. Is hier diefstal of verduiste-
ring gepleegd? Waarin bestaat de toeëige
ning? Bij toeëigening moet men onderschei
den „Enteignung" en „Aneignung". De
toeeigening bij verduistering in een illusoir
maken van eigendom, een voortdurende be-
zits-onttrekking.
Nooit mac men daar nder brengen een
wedeirechtelijk gebruik. Vaststaat dat deze
aan doelen gedurende korten tijd beleend zijn
geweest. Dat cp zichzelf maakt den eigendom
nog niet illusoir de eigenaar blijft dezelfde.
Beleening is alleen toeëigening, wanneer do
mogelijkheid van een tijdige aflossing i9 uit
gesloten. Het zicli als heer en meester ge
dragen is nog niet een criterium van weder
rechtelijke toeëigening, want daaronder kan
ook zeel goed vallen het wederrechtelijk ge-
lruik. wat niet. strafbaar is. Vaststaat dat
deze effecten weder zijn teruggekeerd in het.
bezit van mevr. De Ridder op 24 Au» 1906
en wederrechtelijk verpanding kan ook niet
vallen o* der het begrip verduistering. Overal
waar <o jurisprudent ie in de verpanding eene
wederrechtelijke toeëigening ziet, was do in
lossing door het faillissement van den vor-
I'ander buitengesloten, en dit laatste was
ten tijde der verpanding hier niet het geval
Hier heeft dus geen onteigening plaats ge
had. veel minder toeëigening alleen ,.Ge-
brauchsanmaszung"
Bij het punt der dagvaarding betreffende
de verduistering van f GOOO am effecten
der van Koeverden's merkte Pl op dat bekl.
in zijn ontvangtermijn heeft gesproken van
bewaargeving of vergoeding, waarvan
de get uigen t hans niet zeggen te weien. Doch-
aan dit. oewijs moet men zich houden en het
doet alle getuigenverklaringen te niet en
geen sprake is hier van verduistering. Er
ontstaat een gewone vordering. In dé dag
vaarding is dus niet juist omschreven op
welke wijze de effecten ander den beklaagde
waren, en daar hier eerder van oplichting
sprake is, voldoet- de dagvaarding niet aan
de gestelde eischen.
Nu heeft de ambt. van het O. M. in het
geheel niet- gesproken over het op
zet van bekl. Theoretisch zou men zich hier
op het standpunt kunnen stellen dat het
delict voltooid is zoodra het geld in kas ge
stort is, vermengd met andere gelden, doch
dit gaat- niet nj>, waarbij Pl. zich 1 erevpt
op de vervangbaarheid der zaken.
In de jurisprudentie wordt he; opzet ge
construeerd uit do onmogelijkheid om te
reslitueeren, op het oogen blik van de toe-
eigening, bijv. bij te voorzien faillissement.
Pl. deed hie.rbij eenige mededeelingcn over
den vermogenstoestand va.u bekl., om aan to
toonen dat de onmogelijkheid voor hem niet
aanwezig geweest is. In elk geval rust do
bewijslast van het opzet op liet
O. M. en deze is daarin volkomen achter
wege gebleven.
Ten aanzien van de valschheden in
geschrifte concludeerde Pl. tot niet-ont-
vank el ij kver k !a ring van het O. M„ om
dat niet voldaan was aan artikel 273
Strafverordening, dat voorschrijft dat van de
verschalende valsche stukken ter griffie een
u tvoeng proces-verbaal moet worden ver
vaardigd, terwijl h'er alleen is opgemaakt
een acte van depót, d:e een zeer summiere
omschrijving geeft van elk valsch geschrift.
Pl. kwam thans tot de vei^schillende valsch
heden in geschrifte, allereerst, die betreffen
de do personen Ravenhorst. Broedelet en
Weerhorst, waaraan tevens verduisteringen
gepaard gingen.
Hier is de vraag of hier de verduisterin
gen reëel coucurrceren met de valschheden.
Het eigenaardige is dat door alle schrijvers
wordt- aangenomen dat bij bedrog door een
valsch stuk bedrog en valschheid niet reëel
concuireeren, maar dat. het bedrog wordt
geabsorbeerd dóór de valschheid. Er was hier
geen sprake van verduisteringen, wanneer
de geldeu op een zeker c gonli.k tengevolge
van bedrog onder den bekl. zijn geweest. Dat.
die verduisteringen zijn gepleegd voordat
van de valsche stukken was gebruik gemaakt
(in de zaken Ravenhorst, en Broedelet) is
niet ten laste gelegd. Het komt Pl. dus
voor dat het niet uitgesloten is dat die gel
den niet anders dan door misdrijf onder den
beklaagde zijn gebracht, hetgeen Pl. nader
uitwerkte
Vervolgens betoogde Pl.. dat door dc re
gistratie. welke een bloote formaliteit is,
geen nadeel is eroorzaakt, terwijl wat do
acte van royement van hypotheken betreft,
de volmachten hiertoe krachtens art. 1242
Burg. Wetb. niet aan den bewaarder dor
hypotheken behoeven te worden overgelegd.
Wat d? door 'bekl. betwiste punten 20 en
21 betreft, Pl, wees er op dat. het schrift
onderzoek. een onderdeel behoort te zijn van
de psychologie, welke w. tenschap nog in eni-
bryonalen toestand verkeert. Hoe secuur ook
de deskundigen te werk gaa.n. hun systeem
is niet goed.
De verdediger vestigde er ten slotte de
aandacht op dat de beklaagde op jeugdigen
leeftijd bij een spoorwegongeluk een hart
kwaal kreeg. Hij is een zelf-made man,
heeft zich zelf opgewerkt tot hetgeen hij
is geworden Bekl. is begonnen1 'mot het
maken van schulden, met het opnemen van
geldien tot het voeren van zijn notariaat,
want als bekend mag worden ondersteld dat
een notaris zonder kapitaal bezwaarlijk kan
voldoen aan de behoefte van een arme
streek. Een fout die aan de inkleeding van
het notariaat kleeft en die meermalen tor
sprake is gebracht. Bekl. heeft het geld
niet gébruikt voor eigen weelde, was altijd
bij zijn zaak Allerlei verbalen doen de
ronde in verband met de verdwijning der
gelden. Men zal goed Hoen daar niet al te
veel waarde aan te hechten. Bekl. hield er
geen auto o,p na, reisde niet naar Mbnhe
Carlo. Het lichtzinnig omspringon met eens
anders penningen is bekl.'s grootste fout
geweest. Hij speelde den bankier dóór mot
geld aan hem toevertrouwd, anderen te hel
pen. Hij heeft niet do kracht gehad te vol
doen aan de groote eischen in zijn ambt,
wa3 niet de man tot het voeren eener nauw
keurige administratie. Dit is door hemzelf
ingezien, maar te laat. Het gaat toch niet
aan één slecht opzet bij alle ten laste ge
legde feiten te veronderstellen.
Bij de bepaling van de straf verwacht
Pl. overweging dat dó 'beklaagde reeds zwaar
hoeft geboet, dat, do terugkeer tot de maat
schappij hem is afgesneden, dat hét onder
houd van zijn gezin hem onmogelijk is ge
maakt door do vastlegging zijner handen.
Spr. verzoekt zoo mogelijk eenige aftrek der
preventieve hechtenis.
Na re- en dupliek en nadat de rechtbank
krachtens artt. 86 en 276 W. v. Strafr. -be
klaagde® gevangenhouding "had gelast werd
de uitspraak bepaald op 1 Juni a.s.