4
marflctlhal maken, zooals indertijd de ge
dachte geweest is met de Keizerskroon. Dat
laatste denkbeeld loopt echter over zulke
groote samraen, dat daarvoor de raad heele-
maal niet te vinden zou zijn. Ik blijf er
dus bij, dat als er iets moet worden ge
daan, de raad zich moet stellen op het stand
punt, dat op den Hof, de plaats waar niu
de maitkt wordt gehouden, een gebouw moet
worden daargesteld. Dat idee is schriftelijk
verdedigd door een lid van de eerste afdee-
ling, die als zijne meening te kennen gaf,
dat achter op den Hof, op de plaats waar
het oude stadhuis vroeger gestaan heeft,
wel een gebouw zou kunnen gesteld wor
den. Dan 'blijft bet grootste deel van den
Hof nog over als plein.
De heer Veis Heyn. Mijnheer de
voorzitter, ilk wil gaarne verklaren, dat ik
ook ibéhoor tot 'hen, die gaarne willen me
dewerken tot verbetering van het marktwe
zen in Ihet algemeen. Toch komt het mij
voor, dat het voorstel van Handel en Nij
verheid voor de geheele gemeente geen ver
betering zou zijn. Vooreerst zou de heffing
van marktgelid in strijd zijn met de bevor
dering van het marktwezenIn de tweede
plaats is de verplaatsing van eene markt
eene zaak, waartoe men niet dan in de
uiterste noodzakelijkheid moet overgaan.
Daarom kan ik volkomen meegaan met het
advies van B. en W. om hier voorzichtig
heid te betrachten. Ik héb hier wel hooien
spreken van eiermarkt, maar van die boter
markt met meer. Waarom? Omdat veran
dering van den toestand eigenaardige gevol
gen kan hebben. Door de /boterfaibrieken
komt er minder boter op de maikt. Zoo zou
't ook wel kunnen gaan met de eiermarkt.
Ik beb er in mijne af deal ing op gewezen,
dat wij hier al een .botenmijn hébben. Daar
komt con deel van de boter, die vroeger op
de markt werd aangevoerd, en in een half
uur is alles af gel oo pen. Ik stel mij voor,
dat als de gemeente een hal voor de eier
markt bouwde en Handel en Nijverheid dan
zich er aan gelegen "liet zijn om te bevor
deren, dat een particulier in een gunstig
gelegen gebouw een eiermijn daarsteldc,
wij met onze hal leelijk zouden zitten. Wat
zouden wij er mee moeten beginnen Ik
ben van meening, dat wij ook in dat op
zicht zeer voorzichtig moeten zijn.
De heer van Duinen. Mijnheer de
voorzitter, het door den laatsten spreker ge
zegde noopt mij tot een kort woord van
repliek. Handel en Nijverheid heeft volstrekt
niet voorgesteld het tot stand komen van
een eier-mijn te 'bevorderen. Op instigatie
van buiten is de vraag ter sprake gekomen
of dit goed zou zijn voor het handelsverkeer
in de gemeente. Er is toen besloten een
grondig onderzoek in te stellen naar de wer
king van de eiermijnen elders. Dat is hooi
iets anders dan te zeggen, dat Handel en
Nijverheid de oprichting van een eiermijn
wil bevorderen. Het is beet mogelijk, dat
wat iu liet zuiden van Limburg goedi is,
hier niet in den smaak zal vallen. Zoolang
d'afc niet vaststaat, kan er niets worden ge
daan.
De heer Veis TI e y n. Mijnheer de voor
zitter, wanneer de "vorige spreker onjuist
noemt wat ik over dit punt heb gezegd, dan
moet ik dat deel van de stukken van Han
del en Nijverheid! verkeerd gelezen hebben.
In ieder geval wil ik constateeren, dat als
een eiermijn blijkt een goede zaak te zijn
voor den afzet van hun product, de boeren
zich niet zullen laten weerhouden zichi daar
van te bedienen door 't geen wij doen tot
verbetering van onze markt.
De heer Oester veen. Mijnheer de
voorzitter, mag ik voor de derde maal hctl
woord;
De Voorzitter. Ik zal de vergadering
daarover raadplegen
De heer Gerritsen. Wel ja, laat de
heer en zich uitspreken.
De Voorzitter. Aan dén lieer Oosterl-
veen wordt voor de derde maal het woord
gegeven.
Dé heer Ooaterveen. Er is opgemerkt,
dat in het rapport van Handel en Nijver
heid een punt was, waarover niemand, hier
iets heeft gezegd. Dat komt omdat het niet
noodig was daarover het woord te voeren.
Dat dé botermarkt nu minder genoemd
wordt, geschiedde oim deze reden, dat de
boter, die wordt aangevoerd, onder het be
staande afdak wordt verkccbt en er geen
béhoefte is om bard te roepen can verbete
ring. Eene andere zaak is of de bestaande
overdekking ook voor andere markten kan
worden gebruikt. Dat zal niet gaan. Het af
dak is niet te groot voor de hoeveelheid
boter, die wordt aangevoerd. De gelegen
heid moet niet kleiner zijn, zooals de markt
nu is. De botermijn, waarvan gesproken
werd, dient voor de boter, die wordt aan
gevoerd van de fabrieken die doet aan de
botermarkt geen afbreuk. Met de eieren-
markt veikeeren wij 111 een andier geval.
Amersfoort iigb zoo dioht 'bijl groote plaat
sen en luxe-plaatsendat men niet veel go-
vaar loopt, dat hier een eiermijn aall worden
ingericht. Men gaat een eiermijn houden,
als men op de markt geen goeden prijs voor
dc eieren kan krijgen. Maar hier is daarvoor
geen aanleiding. Er is gezegd', dat de eier
handelaars den boeren de eieren afko. pen,
voordat zij op de markt komen. Dat gebeurt
misschien op enkele clagten midden in den
winter, als er haast geen eieren zijn. Maar
bijna het geheele jaar door is de aanvoer van
öieren zoo groot, dat als men gaat kijken
op den Hof men de menschen ziet staan
nog in de Zevenhuizen tot de Langestraat
toe, zoodat de politie er aan te pas moet
komen om de passage vriji te houden. De
menschen weten niet, waar ziji moeten staan,
omdat er plaatsi te kort is. Dien toestand
heeft men op verscheidene diagen. Om daar
in verbetering te brengen, moet men meer
plaats verschaffen voor de eiermarkt, en
dat is niet anders te doen dan op de wijze,
die het rapport- van Handel en Nijverheid
aangeeft.
De lieer Veis Heyn. Mijnheer de voor
zitter, mag ik noig votor de derde maal het
woord?
De Voorzitter. Ja, als de vergade
ring er geen bezwaar tegen heeft.
De heer Veis Heyn. Die heer Ooster
veen heeft betoogd, dat boterniijnen geen
nadeel deen aan de markt. Ik zou het ge
achte lid willen vragen of hij weet. waar de
boter vandaan komt, die op de botermijinen
wordt geveild. Die boter komt van de fabrie
ken, die in den omtrek zijn gebouwd: in
Woudenberg, Bunschoten, Achterveld, enz.
Dat is boter, die bereid wordt uit melk, die
de bceren brengen naar de fabrieken. Vroe
ger kwamen de 'l/oeren met hun eigen pro
duct aan de markt; nu wordt de ïïioter om
gezet door de fabrieken. Dat maakt een
groot verschil bij vroeger.
De heer Oosterveen. Mijnheer de
voorzitter, mag ik neg even den heer Veis
Heyn antwoorden? Ik heb navraag gedaan
bij den ondernemer van de boter mijn zelf.
Die beweerde, dat de boter, die bij hem
Wordt geveild, komt van fabrieken, die niét
zoo dicht in de buurt zijn gelegen.
De Vooirzitter-. Ik heb niet veel meer
te antwoorden op 't geen hier door verschil
lende sprekers is gezegd. Op zoo afdoende
wijze is het voorstel van B. en W. reeds ver
dedigd. dat ik er niets" meer heb bij te voe
gen. Ik wil alleen neg mededeelen, dat B.
er W. zich steeds vólkernen bereid hebben
verklaard en zich blijven bereid! verklaren
om, wanneer de gelegenheid zichl daartoe
voordoet, dé verschillende onderdéelen vam
de markt te verbeteren. B. en W. blijven
hierin diligent. Dat is het eenige wat ik heb
te zeggen. Ik herhaal, zoodra zich de ge
legenheid voordoet, zullen B. en W. bij den
Raad voorstellen indienen tot verbetering!
van de markt, zoOals zij' vroeger ook reeds
gedaan hebben, doch die toenmaals zijn af
gestuit op de groote kesten. Ik zal nu het
voorstel van B. en W. in omvraag brengen.
Bij de stemming wordt het voorstel van
B. en W. aangenomen met 14 tegen 2 stem
men. Tegen stemden de heetren van Duinen
en Oosbervectn.
7. Voorstellen van B. en W. betreffeudé
de salarisregeling van het personeel, aange
steld bij de politie, en betreffende de agen
ten van politie derde klasse (oude categorie).
Het voorstel strekt om de agenten 3e
klasse (nieuwe categorie") te doen vervallen
en de personen, die thans dien rano- bekleo-
den, in de 2e klasse op te némen. Het nuaoci-
murn der jaarwedde wordt véor dé agenten
2e klasse f 50 hooger bepaald, in verband
waarmee de jaarwedden van de agenten le
klasse, den hoofdagent en den adjunct-inspec
teur ook met f 50 worden ver iOogd. De
betrekking vam agent van politie 3e klasso
(oude categorie) wordt met ingang vain 1
Januari 1011 opgeheven..
De heer Plomp.' Mijnheer de voorzitter,
ik erken, dat toen ik liet antwoord van B.
en W. op de afdeeiingsvers'.agen kreeg, ik
geschrikt ben. In dé eerste afdeeTing is over
de nachtwachten niet gesproken, althans niet
in de richting dat men ze wilde afschaffen;
in de tweede afdeeling is dat wel geschied.
Aan het slot van de beraadslagingen aldaar
ij besloten aan B. en W. voor te stellen, te
overwegen', of liet niet wenscheiijk zou zij,n
den rang van agent 3e klasse te doen verval
len en ze allen tot agent tweed© klasse te ma
ken. Nu hebben B. en W. niet alleen dié
zaak overwogen, maar zij komen met het
radicale ■voorstel om aan idje agenten 3e
klasse (oude categorie) ontslag te verleenen
met ingang van 1 Januari 19" 1. Dat is een
terugkomen op het in 1902 genomen besluit,
dlat ik niet .gerechtvaardigd acht. Ik wil
aannemen, dat. vaste agenten beter zijn dan
menschen, die alleen s nachts dienst doen
en over dag andere bezigheden hebben. Maar
wat de menschen betreft, die nu dienst doen
als agenten 3e klasse, is één van tweeën
waai-Of zij' doen bun plicht, en dan is or
geen aanleiding om hen uit hunne betrek
king te zetten, vooral niét zonder 'hen eene
toelage te verleenen en alleen hun recht op
pensioen toe te kennen, als zij vijftien dienst
jaren hebben. Of zij doen hun plicht niet,
en dan moeten zij ontslagen worden.
Ik ka.n mijl met d!it voorstel niet vereeni
gen.. Ik geloof, dat wij deze menschen moe
ten houden en dlat het systeem, dat in 1902
is aangenomen, om de menschen te laten
uitsterven, gehandhaafd moet blijven. Ik zou
zelfs willen, dat aan de agenten 3e klasse
f '25 meer gegeven werd, omdat het tegen
woordige salaris voor anenschem, die van 10
uur 's avonds' tot 7 uur 's morgens in dienst
zijn, te laag is te achten. Maar in de tweede
plaats zou ik tegen het voorstel van B. en
W. zijn uit financieel bezwaar. Als het be
sluit genomen wordt, dat B'. en W. voor
stellen, dan krijgen wij1 op de begrooting
van 1911 voor de politie een pest, die f 1500
a f 2000 hooger is dan thans. Het zit er
bij ons niet zoo aan, om dat zo<o maar klak
keloos góed te vinden. Ik zou dus in over
weging willen geven, li et besluit niet te
némen tot opheffing van de agenten 3e
klasse (oude categorie), maar integendeel
hun; safaris te brengen cp f 350 per jaar.
Dan béb ik neg een paar kleine wijzigin
gen voor te stellen in het concept-besluit.
1 Men leest in art. 2 ,,De bezoldiging van
bovengenoemde ambtenaren kan, bij geble
ken ijver en geschiktheddi, na. ingewonnen
rapport van den commissaris van polit'o,
op het maximum .gébracht worden". Mij
dunkt daar ontbreken een paar woordén.
Wie doet dat Er moet bijgevoegd worden
,,door den burgemeester". Aan het slot van
het artikel staat: „In buitengewone geval-