flp. 336 Tweede blad. 6"' Jaargang. Vrijdag 22 Mei 1908. Delberechting van de Zeister moordzaak. AMERSFOORTSCH ABONNEMENTSPRIJS: Prr 3 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post- 1.50. Afzonderlijke nummert - 0.05. Deze Couram verschijn dagelijks belialv. op Zon- en Feest dagen. Advertentiënmededeelingen enz.gelievo men vóór 11 uur 's morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C°. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PKIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f 0.50. Elke regel meer - 0.10. Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 cents by vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedryf bestaan zeer voordeeligo bepalingen tot het herhaald adrerteeren in dit Blad, bij abonnement. Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. (Vervolg.) De president wijst er beklaagde Van Vaa len op hoe hiji bij zijn verhooren een nauw keurig beeld heeft gegeven van hetgeen er eigenlijk gebeurd is en o. a- verklaard heeft dat hij en Van E© reeds 4 weken niet het plan hebben rondgeloopen Drost te vermoor den en te berooven, en dat ten slotte be raamd werd in den morgen van 16 Novem ber tot de uitvoering er van over te gaan. In dit verhoor wordt toch hoegenaamd van geen naar boven gaan van Van Vaalen ge- De president wijst bekl. voorts er op dat hij; diezelfde verklaringen reeds verscheidene malen heeft afgelegd. Van Vaalen: „Ik kan mij mijne ver klaring niet precies herinneren. Ze staat mij alleen in omtrekken voor den geest." De president onderwerpt bekl. nog aan een uitvoerig verhoor, waarhij blijkt dat Van Vaalen al een zeer flauwe herinnering toont. De president merkt bekl. op dat hij toch niet naar boven hoefde te gaan omdat hij immers geen geLd had. Van Vaalen: „iVijf of tien guflden had ik wel, en die wou ik vast betalen.-' Voorts deelt Van Vaalen mede dat hij na het gebeurde gezien heeft hoe van Ee een bankbiljet van f 300 te voorschijn haalde en in zijn portefeuille duwde. Meer weet bekl. van zijn aandeel trekken uit de misdaad niet af. De President: „Is er met Kors afge sproken 8 avonds het lijk weg te sleepen Van Vaalen: „Ei- was geen afspraak, omdat er geen lijk was."- Het blijkt nog dat Van Vaalen en Van. Ee 's avonds kwant voor zes met een rijtuig van een stalhouder uit de Korte Viestraat van Utrecht naar Zeist zijn gereden. Maar ze zijn niet vlak bij hun huis afgestapt, maar even voor den Van Reenenweg. Bekl. blijft de afspraak tot het moord plan ontkennen; ook dat Van Ee en hij borreltjes hadden gedronken om moed te krijgen. Daarna volgt de ondervraging van Vau Ee. Deze verklaart Dirost wel te hebben gekend, hij wist dat hij wissellooper was, maar niet dat Dirost in dienst was van den heer Prince. Beslist onwaar noemt beklaagde de bewering van Van Vaalen dat hij Van Ee boven op den jongen heeft gelegen. Hij heeft zelfs gezien, dat Van Vaalen op de boven verdieping geld haalde voor den wissel dien Drost kwam presenteerenvan Drost is be taald in de gelagkamer tusschen het billart en het buffet. Daarna zijn Van Vaalen en hij Van Ee het huis uitgegaan, dat men veiiliiet aan de achterzijde. Daar heeft men elkander goeden dag gezegd en is ieder zijns weegs gegaan. Beklaagde zag, hoe den jongen Drost het bierhuis van Van Vaalen uitging aan de voorzijde. Van een worste ling met Drost op den grond in de gelagka mer is geen sprake geweest, van een moord op dien jongen is dezen beklaagde dan ook heelemaal niet» bekend. Zelf heeft hij ge zien, dat Drost heb huis aan den kant van den Van Reenenweg heeft verlaten. Later op den dag ontmoette hij Van Vaalen, die hein het verzoek deed een fiets voor hem Van Valen te willen wegbrengen n'import waarheen; hij zou voor zijn moeite op een goede belooning kunnen rekenen. Van Ee voldeed aan dit verzoek en bracht Zater dagsmiddags de bewuste fiets naar het laan tje achter de Tuchtschool te Zeist. Hij kreeg voor deze besogne de somma van f 365. De president: „Nu, dat was dan een flinke belooning voor het wegbrengen van een rijwiel." Van Ee vervolgt zijn verhaal en deelt ver der nog mede, dat Van Vaalen hem ver zocht nooit met iemand over deze fiets te spreken, nog véél minder over het geld, dat hij voor het wegbrengen van het rijwiel had gekregen. Hij moest voor alle zekerheid liet geld liever maar niet thuis houden, althans niet de eerste dagen. Van Ee knoopte dien raad in het oor en bracht het geld daarom naar zijn zwager te Utrecht. Daar voegde hij voorzichtigheidshalve ook het geld aan toe, dat hij koit te voren van mr. van Lier de advocaat in zijn faillissement had ont vangen om gereedschappen te koopen. Door dat Van Vaalen zoo geheimzinnig deed, was Van Ee bang voor een huiszoeking, je kon dat nooit zoo weten. Eu daarom wilde hij liever in het geheel geen gold in huis heb ben. Alles wat hij beaat, bracht van Ee veiligheidshalve naar Utrecht. De p r e s i de n t„Waarom heb je dat eerst ontkend?" Van Ee: Omdat ik van Vaalen ge heimhouding had beloofd". De president: „Vondt je de som van f 365 niet zéér veel Van Ee; „Ik dacht wel, dat er aan het geld een luchtje zat. Maar aan den an deren kant vond ik het ode weer niet vreemd, omdat Van Vaalen mij wel eens gesproken had over geld, dat hij spoedig was te wachten. De president: „Was dat geld dan niet bedoeld als je aandeel in het complot of de afspraak?" Van Ee: „Ik wist van een afspraak volstrekt niets af". De officier: „Je bent bij Wolffs winckel toch geweest met f 420, is het niet?" Van Ee: „Ja, het meerdere dan f 365 was het geld van mr. Van Lier". De president: „Hadt je daar dan nog van over? Je leefde er in die dagen toch goed van?" Van Ee: „Ik had nog van dat geld over". Hierna wordt overgegaan tot het liooren van Kors. Ook deze ontkent van het plan tot vermoording vau Drost te weten. 's Avonds van 16 November om kwart over negenen en ook nog om half tien is bekl. in de herberg van Van Vaalen geweest. Hij had het plan daar te biljarten, doch wegens ongenoegen met zekeren G., die ook in de herberg was, ging hij terug om even vóór elven 's avonds weer terug te komen. Hij giug toen achter de herberg, in, en ont moette de vrouw van Van Vaalen in de keuken, die hem zeide dat G. er nog was. Daarop is bekl. opnieuw teruggegaan. Bekl. ontkent absoluut deelgenomen te hebben aan den uittocht te middernacht tot verberging van het lijk. van Drost. President. Is Van Vaalen 's middags niet bij je geweest om je de 300 te bren gen? Bekl. Kors. Hij is dien middag bij mij geweest, maar alleen om to vragen of ik bier noodig had. Dat deed hij wel eens meer Pres. „Hoe kwam je dan aan zooveel geld, als bij je in beslag genomen is?" Kors. „Dat had ik geleend van mijn zuster te Amsterdam". Pres. „Ontving 4e een bankbiljet van f 300 van haar?" Kors. „Neen, iets minder". Bekl. Kors blijft beweren, dat de chloro form, door hem aan Van Vaalen verschaft, door hem in October reeds was gekocht om een hond te doodeu. Toen hij de chloroform niet noodig had, na ze 5 dagen in het bezit te hebben gehad, gaf hij ze aan Van Vaalen, die ze voor hetzelfde doel noodig had. Van Vaalen bevestigt deze voorstelling. Hij droeg de chloroform steeds in zijn zak. Officier. „Kors, je hebt verklaard 4 weken te voren en één dag voor den "6en November te zijn geweest- bij de weduwe Boel houwerKiaassen te Amsterdam. Blijf je daarbij?" Kors. „Ja". Officier „Blijf je er ook bij, dat je met den trein van 3.03 Zaterdagmiddag van Zeist naar Amsterdam bent gegaan" Kors. „Ja". Voorts erkent bekl. van twee personen resp. 10 en 5 te hebben geleend. Bekl. erkent ook, dat na 16 November )e achterstallige melk is betaald. De Officier van Justitie, noemt een be langrijk leverancier, „maar" zegt bekl dien betaalde ik elke week. Dat is niets bijzonders". Inmiddels is ook een verhoor van Van Vaalen voorgelezen, naar aanleiding waar van de president vraagt of bekl. nu niet moet toegeven, dat hij, nadat 's morgens Drost was binnengetreden, de deur der her berg heeft gesloten om te voorkomen dat des jongens geschreeuw buiten gehoord werd. Ook vraagt de president of Van Vaalen, die erkent 's nachts met Kors, die het lijk van Drost droeg, en van Ee naar buiten te zijn gegaan, ook niet heeft gezien, dat het lijk in de sloot is geplonsd en mantel en tasch een klein eind verder in de sloot zijn geworpen. Beide feiten blijft bekl. Van Vaalen ont kennen. Het meeste kan hij zich steeds „niet meer herinneren". Over horst was de laatste, die in de niorgenzitting ondervraagd werd. Hij be weerde nooit iets van een moordjplan te ■hebben vernomen. Hij had !het nooit in zijn hoofd gehad en er ook nooit met iemand over gesproken, noch met Yan Vaalen, nocli met Van Ee. De otficier: „Je bent toch voorgesteld als de operateur van heit geheel?" Over horst: „Daar is nooit geen spra ke van geweest, edelachtbare. Integendeel, ik heb van Van Vaalen zéér voel last gehad; zelfs maakte hij het mij zóó lastig, dat ik wel eens omfietste om hem te ontwijken. Ik wilde liever niets met hem te doen héb ben. Wij hebben wel eens samen per rij wiel gereider., ik kwam ook wel eens bij hem aan huis, maar lang niet dagelijiks. Op den avond van den 16en November kwam Vaii Vaalen bij mij en overhandigde me een bankbiljet van f 100, diat hij uit zijn vest zakje haalde. Ik had Van Vaalen tweema len geld geleend, eerst f 20, daarna f 15, te zameu f 35. Op dat moment 'had ik geen geld genoeg in kui6, om Van Vaalen van f 100 terug te gevenIk gaf hem daarom vooncopig f 8, al wat ik op dat oogen'blik bezat Do president: „Was het overschie tende niet te beschouwen als je aandeel in de buit?" Overhorst: „Ik wist van een bult en een verdeeling daarvan niets af." De president: „Heb je niet dat oen wissel, diie eerst over Laibouolière' Bank liep, kwam te loopen over Prince?" Overhorst: „Daar is niets van aan." Van Vaalen: „Ik heb nooit geld van Overhorst. geleend." De officier: „Je hebt het bankbillet gewisseld onder geld van de Bank, is 't niet, en zoodoende kwam het billet bij La- bouchère." Overhorst: „Ja". De officier: „Je wist toch, dat tus schen 11 en 16 November een wissel van Schaap was ingekomen En ben je toen niet bij schaap geweest en is er bij die gelegen heid niet gesproken over het rijwiel, dat Schaap aan Van Vaalen had verkocht?" Overhorst: „Ja". De officier: „En heeft Sohaap toen niet gezegd dat de wissel over Prince zou loopen?" Overhorst: „Ja". Hierna vanger, de verhooren aan van de deskundigenEerst komt professor d r. S p r o n ok, die het lijlk vau Hendrik Drost in zijn laboratorium heeft geschouwd. Volgons dezen deskundige is de dood ver oorzaakt door acute verstikkingde moge lijkheid van doodsoorzaak door verdrinking aaht professor Spronck buitengesloten, om dat noch in de mondholte, nooh in de maag water is gevonden. Bovendien zou het lijk dau niet geheel stijf en blauw zijn geweest. Tusschen de halsspieren is bloeduitstorting geconstateerd, die mede in de hersenen is aangetroffen. Het geheele hoofd vertoonde d aarentoven bloedingen De officier: „De chloroform kan niet de oorzaak van den dood zijn geweest?" Piof. Spronck: „De chloroform kan de verstikking bespoedigd hébbenmaar als vergif was de chloroform gering." iVl r. Van Noppen: „Er zijn, zoo lees ik in het rapport van dezen deskundige, plantaardige bestanddeel en gevonden. Hoe worden die verklaard? Wijzen die bestand delen mogelijk, op het intreden van den dood, buiten een locaal, in de vrije lucht biivoorbeeld V' Prof. Spronck: „Die gevonden plantaardige bcetanddeelen waren uiterst klein, microscopisch klein. Die kunnen in ieder mensch gevonden worden en komen in het lichaam door inademing van stofjes buiten. Mr. Van Neppen: „Aoht de deskun dige de geconstateerde hoeveelheid chloro form «oldoende om bewusteloosheid te doen intreoen? Er is, meen ik, 22,3 gram gevon den." Prof. Spronck: „Ik geloof niet, da-t het gevonden quantum daartoe voldoende is." Dr. Van Leeuwen, die mede het lijk schouwde van Hendrik Drost, oonstateende verstikt ing door bloeduitstortingen in het lichaam en door het vloeibaar-zijn van het b'oed. De officier: Aan de halsspieren was uiterlijk geweld te bespeuren, niet waar?" Dr. Van Leeuwen: „Ja". Mr. Van Neppen: „Acht de deskun dige 25 gram chloroform voldoende om het bewustzijn te doen verdwijuen?" D- Van Leeuwen: „Die hoeveel heid acht ik niet voldoende, maar eeu be slist antwoord is daarop niet te geven, om dat het is voorgekomen, dat iemand bij toe diening van een kleinere hoeveelheid over- leed." Hierna wordt gehoord Prof. Wefers Bottine k, die bloed urine, maaginhoud en hersenen van den jongen Drost heeft onderzocht. Er werd in de hersenen 22,2 milligram chloroform gevonden, waarvan de sporen ook eenigermate in het bloed en zeer sporadisch in de maag werden aangetroffen. De hoeveelhei 1 chloroform, in dampvormi- gen toestand geconstateerd, was onvoldoen de om den dood te veroorzaken. Op e&n vraag van Mr. Van Noppen verklaarde Prof Wefers Bettinck, dat voor af alle flcsschen, waarin de versckille-nde praoparaten uit het lichaam waren bewaard, door hem persoonlijk op afwezigheid van een vergiftige stof waren onderzocht. Als laatste deskundige vóór de pauze werd ten slotte dr. Cox géhoord, directeur- geneesheer van het Krankzinnigengesticht te Utrecht, die met dr. Breuikink Van Vaa len geneeskundig onderzocht, toen deze blij ken van gekrenkte geestvermogens gaf. D r Cox had den beklaagde Van Vaa len iu observatie van einde December tot einde Maart en onderzocht diens toestand door middel van proeven en vragen. De conclusie, waartoe deze deskundige kwam, was deze, dat Van Vaalen lijdende was aan krankzinnigheid, dus een zieke lijke storing zijner geestvermogens. Bij den verdachte toch constateerde men hysterische droomtoestanden, hij delireerde, had waan denkbeelden en hallucinaties. De president: „Hoe is U dat geble ken? Was U het onderscheid duidelijk tus schen gefingeerde toestanden en de werke lijkheid?" Dr. Cox: „Met sommige symptomen was dat niet met zekerheid te zeggen, maar zeer treffend was het telkenmale terugkeo- rend symptoom: „ik weet het niet". Of nu dat symptoom gefingeerd is geweest of niet, zou ik onmogelijk kunnen zeggen Wat de hallucinaties betreft, had hij haUucina ties van het gehoor. De president: „Is dat met zeker heid te zeggen?" D r. Cox: „Ik hob het moeten aan nemen op getuigenissen; zinswaarneniingeu zijn moeilijk op andere wijze vast te stellen". De p r o s i d ent„Op welken grond D r. Cox: „Op grond van vertrouwbare getuigenissen, die overeenstemden met de verklaringen van do landloopers, die hem bewaakten". De president: „U zegt overtuigd te zijn van hallicunaties van het gehoor <.n gezicht. Op welke gronden is U daarvan overtuigd?" D r. Cox: „Omdat de hallicunaties ge paard gingen met angst". De president: „Van Vaalen had dus volgens U inderdaad hallicunaties?" Dr. Cox: „Pat staat voor mij vast". De president: „Op welken grond?" D r. Cox: „Op grond van getuigenver klaringen van zijne bewakers, tegen wie hij zeide, z'n vrouw en kinderen te hooren. Als ik die verklaringen niet mag aannemen, dan mag ik eigenlijk niets meer aan nemen". De president: „Maar het is hier toch een zeer bijzonder geval". D r. Cox: „Zeer zeker". De president: „Tk mag, merk ik uit Uwe verklaringen, al zeer weinig voot vaststaand aannemen" D r. Cox: „Ja, dat is zoo in dit geval' De president: „Uw grond voor uw bevindingen is dus alleen wat de getuigen verklaringen inhouden?" D r. Cox: „Ik grond dit bevinden óók op mededeelingen en verklaringen omtrent Van Vaalen vóór de bewakers hem contro leerden. Hij riep bijvoorbeeld met angstig geluid om zijn vrouw en kiuderen en dacht die in zijn nabijheid". De president: „Dat is niet doer U zelf waargenomen". Dr. Cox: „Noen, maar ik ga niet af op één symptoom, maar word tot mijn con clusies geleid door oen complex van sympto men, die m. i. de krankzinnigheid aant"o nen. Dat geheele complex, door ons gevon den, behoort volledig tot de psychiatrische diagnose. Ik noem hierbij nog den hypno- tischen toestand, waarin hij zeer gemakke lijk was te brengen". De president: „Is ook daarbij simu latie mogelijk?" D r. Cox: „Dat zou alleen dan aan neembaar zijn, als Van Vaalen de psychiatrie had bestudeerd". (Gelach). De president: „Maar het is ook mogelijk dat de beklaagde véél op dit gebied heeft gelezen". Dr. Cox: „Voor ons bestond een sterk bewijs van n i et-si muieeren in de beweging loosheid van de oogen tijdens den hypuo- tischen slaap. Want in zulk een hypnoti sche n slaap hébben wij van Vaalen gesug gereerd de oogen te openen en door. te sla pen zijn oogen bleven dien tijd zonder knippen. Dat is onmogelijk bij simula tie tenzij de verdachte vooruit heeft geweten, dat hij tijdens hypnotischen slaap niet moest knippen met- de oogen, maar dit is vooralsnog niet aan te nemen". De president: „Komt dit ook wel eens bij andere menschen voor?" D r. Cox: „Misschien bij kiuderen, maar niet bij mannen. De president: „Is de hypnotische toestand een symptoon in het algemeen of houdt zij bepaald verband met den hysteri- schen droomtoestand?" D r. Cox: „Zij komt zelden voor bij nor male toestanden, het is echter een symptoom van hystcrischen aanleg, niet van hysteri- schen droomtoestand". De president: „Hebben nog andere symptomen geleid tot uwe conclusie?" D r. C o x „Do steeds voortdurende schommeling in zijn bewustzijnstoestand, die nu en dan enger werd. Dit is op geen andere wij'ze te controleeren dan door de antwoor den, die wij krijgen van den patient. De president: „Kunnen hallucina ties worden gesimuleerd?". Dr. Cox: „Soms héb ik er aan getwij feld, maar soms beslist niet. Angst bijvoor beeld is héél moeilijk te simuleeren; de ge laatsuitdrukking van Van Vaalen was ook menigmaal van dien aard, dat niet aan voorwending behoefde te worden gedacht. Alleen tooneelspelers van beroep zouden een dergelijke gelaatsuitdrukking kunnen voor wen. Wanneer men in een patient een com binatie van symptomen -vindt, die ook in andere gevallen zijai geconstateerd en men zich dus beroepen kan op de ervaring, dan is het aannemelijk dat de hallucinaties zijn eoht en niet gesimuleerd." De president: „Bestaau er ook an dere dan hysterische droomtoestanden 7" Dr Cox: „Zeker, men heeft ook epilep tische droomtoestanden, maar die waren in dit geval niet aan te nemen." De president: „Kan met een hyste- rischen droomtoestand ook gepaard gaan een zich niet-meer herinneren van de dingen, die gebeurd zijn tijdens het beleven van een soortgelijken toestand?" Dr. Cox: „Dat kan soms mogelijk zijn, zoodat de persoon in quaestie een schijn baar doelmatige daad verricht, zonder zich daarvan later de bijzonderheden te herin neren. Die herinnering van bijzonderheden is vaak vo een gewoon mensch reeds zéér spoedig vervlogen. De president: „Alle door Van Vaa len medegedeelde bijzonderheden kunnen dus zijn gegeven in hysterischen droomtoe stand Dr. Cox: „Ik zou niet kunnen zeggen, dat die opgaven van den verdachte in over eenstemming waren met den werkelijken gang van zaken. Mijn persoonlijke meening is, dat vple hoofdzaken overeenkomstig de waarheid kunnen zijn geweest." De president: „Maar als hij die bij zonderheden ©enige malen herhaalt D r. Cox: „Dan is dat voor mij nog geen zekerheid van de waarheid." Rechtetr mr. Van Swinderen: „ITebt u ook na kunnen gaan of do toe stand van Van Vaalen al bestond vóór den 16en November?' Dr. Cox: „Hij kan zijn ingetreden door een hevige émotie, d. w. z. de hyste rische delirie, niet droomtoestand." De officier van justitie: .Kun nen hysterische verschijnselen ontstaan na de insluiting van een persoon?" D r. Cox: „Zeker, die kunnen door de insluiting ontstaan." De officier: „Wat is nu het onder scheid tusschen iemand die verkeert in hys terischen droomtoestand en een normaal persoon Is het onderscheid niet dit: dat een persoon in hysterischen droomtoestand handelt zonder motief, zonder doel, zonder voorzorgsmaatregelen D r. Cox: „Het kenmerkend onder scheid is, dat men niet over alle vermogens beschikt. De gevolgtrekking van den offi cier betwist ik beslist. De president: „Kan de persoon dus g<een weerstand bieden!" Dr. Cox: „Dat komt wel eens voor. Iemand die in normaio omstandigheden handelt, heeft zelf-kritiek over zijn daden, hij, die in droomtoestand verhoert, mist die kritiek." De officier: „Intusschen kan het dus mogelijk zrjn, dat de persoon in quaestie zich zóó welbewust ia, dat hij zelfs drank tot zicli neemt om courage voor een daad te krijgen, zooals Van Vaalen deed?" D r. Cox: „Wie zal dat zeggen?" De o f f i c i e r„U, als deskundige. Kan het mogelijk zijn, dat onder alle omstan digheden precies dezelfde voorstelling van zaken wordt gegeven?" Dr. Cox: „Ik zou aanmerking willen maken op de qualificatie „precies", want precies dezelfde zijn de voorstellingen niet geweest. Ik voor mij persoonlijk geloof, dat Van Vaalen den jongen heeft willen beroo ven, niet dooden. De officier: „Dus uitgaande van het standpunt, dat de beklaagde verkeerde in hysterischen droomtoestand, zou men zeker moeten aannemen, dat hij in dien toestand ieeds vier weken te voren verkeerde, toen het plan van den moord in elkander werd gozet?" D r. Cox: „Zeker verkeerde den ver dachte onder suggestie." M r. Gerlings: „Was Van Vaalen derhalve in den toestand van iemand, dieu men tijdens een verhoor, hem afgenomen, kon laten zeggen wat men wiMe?" Do president: „Welk verhoor be doelt u?" Mr. Gerlings: „Ik heb geen speciaal verhoor op het oog". Dr. Cox: „Zeker is het, dat de man zeer suggestiebei was." Mr. Gerlings: „Is het dezen deskun dige ook opgevallen, dat Van Vaalen doof was?" Dr. Cox: „Ja, zelfs zéér doof." De president: „Hoe is dat geconsta teerd?" D r. Cox: „Dat is geconstateerd op do fluisterstem." M r. G e r 1 i n g „Ik heb in de stukken iets gelézen van tikkenhoo verklaart de deskundige het verschijnsel, dat dit tikken op Van Vaalen tengevolge had?" Dr. Cox: „De man koek zéér angstig naar allo kanten." M r. Gerlings: ..Heeft Van Vaalen nu nog hallucinaties?" D r. Cox: „Ik héb den man na Maart niet meer gesprokentoen had hij ze zéér beslist. Of hij ze nu nog heeft, zou ik niet kunnen zeggen." Mr. Gerlings: „Ik héb gehoord, dat Van Vaalen zoo gemakkelijk onder hypnose was te brengen. Moe lang heeft hij zijn arm bij een dier hypnosen omhoog gehou den?' D r. Cox: „Dat staat precies genoteerd in het rapport. Zoo uit mijn hoofd meen ik te mogen zeggen: 8 minuten." Mr. Gerlings: „Kan dat óók gesimu leerd zijn?" Dr. Cox „Naar mijn oordeel niet. Maar véél sterker acht ik het niet-knippen met de oogen, toen wij hem suggereerden

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1908 | | pagina 1