1°. «5. Dinsdag 1 September 1908. BUITENLAND. FEUILLETON. CINDERELLA. 9"le «isiHrganfg. AMERSFOORTSCH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Amorsfoortf 1.00. Idem franco per post- 1.50. Afzonderlijke nummers- 0.05. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest dagen. Advertentiënmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur 's morgens by de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C°. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Van 15 regels f 0.50. Elke regel meer - O.IO. Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 cents bij vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedryf bestaan zeer voordoelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad, b(j abonnement. Eene circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Kennisgeving. KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN. Ter-visie-legging Kiezerslijst). Burgemeester en Wethouders der gemeente Amersfoort Gelet op art. 9 van het Koninklijk besluit van den 4den Mei 1896 (Staatsblad No. 76); Brengen hiermede ter openbare kennis, dat de door hen definitief opgemaakte lijst van kiesge rechtigden in die Gemeente voor de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amersfoort gedu rende acht dagen;, te rekenen van af den laten September a. s., op de Secretarie der Gemeente voor een ieder ter inzage is neder gelegd. Bezwaren tegen die lijst, hete ij die den klager, hetzij die andere personen betreffen. kunnen ge durende acht dagen, te rekenen na heden, dus vóór den 9den September a. 8., bij den Gemeen teraad wérden ingebracht. Amersfoort, den lsten September 19Q& Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, J.G.STENFERT KROESE. WUIJTIERS. Politiek Overzicht Frankrijk in Marokko. Van de vele stemmen iu de Fransohe pers en die daarbuiten over de eventueele er kenning van Moelay Hafid ia wel dit als het voornaamste aan te stippen, dat Moelay Hafid's erkenning nog slechts een kwestie van tijd is. Het meest onmiddellijke werk moet eerst zijn in Marokko dragelijke verhoudingen te verkrijgen en daar Moelay Hafid thans de vrijwel onbestreden heerschar over Marokko is, vormt hij de factor, met wien men in eerste instantie rekening houden, d. i. wien men erkennen moet. Voor zoover uit de Fran&che pers een beeld van de Fransche desiderata is~te vor men, zou Frankrijk allereerst verlangen, dat Moelay Hafid de bepalingen van Algeciras erkent, iets wat begrijpelijk is, daar Moe lay Hafid, eenmaal in rechten de opvolger van Abdel Aziz wordende, ook diens ver plichtingen heeft over te nemen. Niet met Abdel Aziz persoonlijk heeft men in Alge ciras onderhandeld, doch met den heer- scher over Marokko, die in naam van Marokko in de bepalingen der conferentie heeft toegestemd. Het is niet aannemelijk dat bij Moelay Hafid in deze richting be zwaren bestaan en gemeld is reeds, dat Moe lay Hafid zich tot erkenning dier bepalin gen bereid verklaard beeft. .Mocht dit be richt voorbarig zijn, dan zal bet, naar zich laat aanzien, binnenkort wel waarheid wor den. Een tweede eisch schijnt daarop aan te houden, dat Moelay Hafid er voor te zorgen heeft, dat de onlusten aan de Algerijnsche grens ophouden. Ook dit verlangen schijnt gerechtvaardigd en bij een energieken sul tan niet onuitvoerbaar. Vorder schijnt Frankrijk te verlangen, dat Moelay Hafid de verplichtingen, welke het Maghzen den laatsten tijd op zich genomen heeft, zal er kennen en ook voor de terugbetaling der door de bezetting van Casablanca veroor zaakte kosten opkomt. In bet algemeen zal eene erkenning van rechtens overgenomen verplichtingen ook in deze richting niet door Abdel Aziz' opvolger afgewezen kunnen wor den. Wat echter de terugbetaling betreft der oorlogskosten, om dit woord eens voor de Fransche expeditie te gebruiken, merkt de Kölnische Zei'tung in een belangrijk ar tikel het volgende op Het is oins niet bekend dat et M aghzen vergoeding dezer kosten heeft gewaarborgd ook kennen wij geen overeenkomsten met- Europeesehe mogendheden, die deze restitu tie verzekeren. Uit eigen aandrift zijn de Franschen. naar Casablanca getrokken en deze espeditie valt geheel buiten het kader der conferentie van Algeciras. Hierop ver dient vooral de nadruk gelegjd te worden, omdat in Frankrijk dikwijls gezegd wordt dat men als lasthebber van Europa naar Ca sablanca gegaan is, eene bewering die eiken grond mist. Wanneer het daar heen ging dan deed het zulks op eigen risico. Wij vreezen dat het Frankrijk zeer mteieÜjk val len zal thans of in afzien baren tijd zijne kosten vergoed te krijgen. Zelfs wanneer men zich op het Fransche standpunt stelt dat de Fransche expeditie door Marokko's schuld in het leven q-eroepen is en dat rijk daardoor tob vergoeding verplicht is, dan is er toch nog een hoogere wet dan zulk eene vergoedingsplicht en deze zegt „Waar niets is, daar heeft de Keizer zijn recht verloren". Alle financiers die zich met den toestand van Marokko hebben bezig gehouden, ko men overeen in de meening dat Marokko ook met den 'besten wil :iiet in staat zal zijn aan de Franschen de reusachtige som terug te betalen, welke de expeditie naar Casa blanca verslonden heeft. Marokko is op zich zelf geen welvarend land en de onlusten en revoluties die thans hebben plaats gehad wie er ten slotte de schuld van is, willen we hier niet onderzoeken hebben het ongetwijfeld nog armer gemaakt. Br zal veel tijd voor noodig zijn eer het ziph eeni- genmate herstellen kan, en wij kunnen ons niet indenken dat dit geteisterde land in staat zou zijm eene leening aan te gaan welko 'hoog genoeg zou zijn om de Fransche oor logskosten te dekken. Frankrijk bevindt zioh tegenover 'Marokko in dien mindler aangena me» toestand van een schuldeisciher, die met een bankroeten schuldenaar te doen heeft, wiens inkomsten zoo ongeveer tot op het laatste zijn verpand. Men mag de citroen nog zoozeer uitpersen, geen druk zou ver moedelijk sterk genoeg zijn om de milliOenen er uit te persen die Frankrijk uitgegeven heeft en men zou het, van «een nuchter za ken-standpunt bestehouwd, zelfs als een groot sdcces hebben te beschouwen als het tot een ook nog zoo mager vergelijk kwam. Per slot van rekening kan Moelay Hafid alles beloven, maar houden kan hij zijne beloften niet. Het is ons niet bekend of de heer Pichon de in een déél der Fransohe pers tot uiting- gebrachte verlangens tot zijne eischen zal maken. Wij kunnen sle-hts hopen dat het hem gelukken moge een behoorlijken en eerlij-ken uitweg te vinden uit de verlegen heden, waarin Frankrijk is gébracht door een politiek omtrent welker fouten men ook in Frankrijk niet meer in het' duister be hoeft te verkeeren. Gansch afgezien van die verloren millioenen welker verlies een rijk land als Frankrijk ten slotte leed doen kan, ging de geheel© acti© tooh daarop aan, Frankrijk iu «Marokko ©en overwegenden in'vloed te verzekeren. In plaats daarvan heeft' Frankrijk bereikt, dat zijne handelingen bij Casablanca en de steun verleend aan den door het volk onbeminden Abdel Azis de Marokkanen iu vijandschap tegenover Frankrijk heeft gebracht en dat Frankrijk, hetwelk zoo gaarne van moreele veroveringen spreekt, zich den haat van het Marokkaansche volk op den hals heeft ge haald. De heer Pichon heeft teveel inzicht, dat hij zich aan illusies daaromtrent zou overgevenniet hij is voor den in Marokko geschapen toestand veraaitwoordelijkmaar hij heeft ©en boedel overgenomen, die hem dikwijls zwaar genoeg zal zijn geweest Dezen thans op eene wijze e liquideeren, welke niet alleen met het gerechtvaardigde gevoel van eigenwaarde van Frankrijk, doch ook met de algemeen© belangen rekening houdt, is zeker een zware taak, maar ze is niet on uitvoerbaar, wanneer de Fransche minister zijn woord, zich aan geest en letter der akte van Algeciras te willen houden, ondanks alle tegenwerkende invloeden tot waarheid maakt. De erkenning van Moelay Hafid ware de eerste schrede, waardoor bewezen zou worden, dat Frankrijk het recht van eigen vrije keuze van Marokko geen hin dernissen dlenkt .in den weg te leggen. Op der duur kau deze erkenning tooh niet ver meden worden." De Temps merkt in een artikel, waarin enkele Duitsche persnitingen worden be sproken, naar aanleiding van hetgeen d© Köln. Ztg. over de vergoeding der oorlogs kosten zegt, o. m. op: De Köln Ztg. vergeet, dat tot de mili taire bezetting van het' gebied der Chanja's slechts besloten ds, nadat de Sultan zich on machtig had verklaard voor Frankrijk be hoorlijke genoegdoening te verkrijgen. Zij vergeet ook dat, indien deze oorlogskosten zoo gestegen zijn, zulks is omdat onze troe pen niet alleen het. fanatisme der Chauja's hebben te beteugelen, maar ook en boven dien de veldheeren van Moeley Hafid te be strijden hebben. Wi; hopen dat de Köln. Zeitung en de Duitsche regeering, waarvan zij klaarblij kelijk de meening te kennen geeft, deze gronden zullen billijken. Zij hebben reeds verschillende malen de loyauteit der Fran sche politiek moeten erkennen, welke zij aanvankelijk hebben verdacht. Zij bekennen dat de fabel van de méhalla van Abdel Azis door Frankrijk bewapend, een fabel waar aan zij eeuig geloof schijnen te hebben ge hecht, niets dan eene absurditeit was. In dien zij er in persisteeren niet het welge gronde te erkennen van alle waarborgen, die wij van Moelay Hafid vragen, zou er reden zijn om te gelooven, dat zij zwichten voor de pressie der pangermanistische dag bladen, waarvan wij de commentaren op hot oogenblik zullen negeeren." Bosnië. Men is vrij ongerust in Weenen over de gevolgen, die het herstel van het constitu- tioneele régime in Turkije zou kunnen heb ben voor Bosnië en Herzegowina. Men weet. dat de Jong-Turken bij voorkeur doen gei lden, dat Oostenrijk-Hongarije nooit anders gemachtigd is geweest dan tot hand having der orde in deze provinciën en dat liet herstel van den normalen staat van aaken in het Ottomaansche rijk onbetwistbaar tot gevolg moet hebben aan deze missie van Oostenrijk een termijn te stellen. Te Wee nen luistert men hier niet naar en denkt men er geen oogenblik aan afstand te doen van provinciën, die men beschouwt als deel uit makende van het gebied van het Keizerrijk. Om elke politieke agitatie in deze streken te voorkomen, is men bezig aan bedoelde provinciën een zekere autonomie en oenige rechten toe te kennen, die, zoo hoopt men, de bevolking eflk denkbeeld van aansluiting bij het Ottomaansche rijk, den rug zullen doen toewenden. Op welke wijze neemt men deze kwestie te Constantinopel op? Tewfik-Pacha, minis ter van buitenlandsche zaken, heeft te dezen opzichte vrij belangrijke verklaringen af gelegd. Hij heeft verteld, dat een deputatie van Bosnische muzelmannen hem onlangs haar verlangen bekennen gegeven hadconsti- tutioneele waarborgen te verkrijgen en vrees had voor annexatie bij Oostenrijk. De delegatie verzocht der regeering aan de mu zelmannen, die het derde gedeelte van de geheele bevolking van Bosnië vormen, instruc ties te geven en hun de gedragslijn aan te wijzen, die zij hadden te volgen. Dat was dus ten slotte de kwestie der politieke agi tatie stellen met de hoop dat Turkije dez© beweging zou steunen. Tewfik pacha heeft zich beijverd zich zoo voorzichtig mogelijk van de zaak af te maikenhij heeft geant woord, dat de Ottomaansche leiders op dit oogenblik genoeg te doen hadden om de in wendige aangelegenheden van het Keizer rijk te regelen, en dat zij bovendien de be doeling hadden loyaal tegenover de Oosten rijksche regeering te handelen. „Wij zijn overtuigd", zoo antwoordde Tewfik Pacha aan de delegatie", dat onze rechten geëer biedigd zullen worden en wij hebben vol strekt niet de bedoeling adviezen te geven of diplomatieke stappen te doen". Dat beteekent hetzelfde als zich op het oogenblik voor de Bosnische quaestie niet te interesseeren, maar het staat te bezien of het Jong-Turksche element, dat op het oogenblik zeer invloedrijk in Constantinop©1 is. en zeer bezorgd over het doen gelden van alle rechten van het Keizerrijk, zoo gemak kelijk zich er in zal schikken, dat de Bos- niërs aan hun lot zullen worden overgelaten. Deze kwestie zou wel eens in de naatste toekomst een aanmerkelijke beteekenis kun nen aannemen. Uit Weenen wordt nader bericht, dat de Oostenrijksche minister van buitenlandsche zaken, die op den Semmering een conferen tie met baron Buria.» heeft gehouden over de Bosnische aangelegenheden, het oogen blik thans aangebroken acht am de bezette landen te annexeeren. Natuurlijk kan zu'lks niet anders dan in overleg met de mogend heden geschieden en deze moeten dau ook reeds gepolst zijn. Mag men het bericht uit Weenen gelooven, dan zouden Engeland en Duitschland voor het plan van Oostenrijk Hongarije gewonnen zijn, terwijl men ook van Italiaansche zijde geen tegenkanting verwacht. Êaron v. Aerenthal zal bij zijn ontmoeting met minister Tittoni op 4 Sep tember a s. deze zaak ter sprake brengen en ook zal hij in een samenkomst met den Russische» minister Iswolski diens gevoelen over de annexatie inwinnen. Turkije. Er is een manifest van de Servische on derdanen van het Turksche rijlk verschenen, waarin hun organisatie, de Democratische Blond der Servische Ottomanen" de vol gende beginselen aJs de hare erkentWij gpyen de tot dusverre bestaan hebbende re voiuMonnaire organisatie op in de Vaste overtuiging, dat de thans verkregen grond wet een voUdL-and stabiele grondslag en waarborg voor de verdere ontwikkeling van ons Ot-tomaansoh vaderland vormt. Wij be treden thans den wettel ijken weg. Ons doel is het behoud van liet vereen igde Otto maanse lio rijk cfn zij|n verdediging tegen vijandige elementen. Dat willen wij berei ken door oprechte samenwerking met alle OttMinaaneohe staatsburgers, zonder ver schil van nationaliteit <xf godsdienst. Het manifest is getocikend door allle aan zienlijke Serviërs in Macedénië. Er komen weer berichten van wandaden van Bulgaren tegen Grieken, vooral in Mo- nastir. Zij bezetten voortdurend Griokscho kerken. Hier on daar zijn zij door Turksche troepen verjaagd nxbéten wi>rden. In Salonika liebben twintig duizend Grie ken op een vergadering eon motie van pro test tegen het optreden der Bulgaren aan genomen. welk protest verzonden is naar de Barte, naAr het comité van eenheid en voor uitgang on den patriarch te Konstantinopel Een afvaardiging heeft zich tot den wali vervoegd, die de handhaving van deu sta.- tus quo heeft toegezegd Do wali heeft dat besluit, ter kalmocriug der gemoederen, al lerwegen doen aanplakken. Marokko. Een telegram uit Tauger, d.d. 28 dezer meldtEl Menebbi, die als onderhandelaar var. Moelay Hafid zich met Boo Aoeda in de m bijheid van Akba Hamra verzoend en hem veiligheid1 heeft toegezegd, zond Re- miki, den kaid, van Alkassar en sucoesvol- ieu Moeley Hafid dienenden bestrijder van Boe Aoeda, als gevangene naar Tajiger, waar hij als een gemeen misdadiger in de gevangenis is geworpen. De bevolking be grijpt deze handelwijze niet, daar het be kend is, welke onschatbare diensten de ge vangene aan do zaak van Moeley Hafid heeft, bewezen en hoe hij uit zijn eigen ver mogen maanden lang groote troepanafdee- Imgen van (Moeley Hafid onderhouden heeft, zoodat hem in hoofdzaak de verdienste van de overwinning van Hafid mag worden toe geschreven. El Menebbi, die in vereeniging met Raisoeli hoeft gohandeld, beweert uit Fez van Moeley Hafid opdracht tot deze gevangenneming te hebben o«ntvaugen. De Times verneemt echter uit Tanger Kaki Remiiki, die op bevel van Moeley Hafid is gevangen genomen wegens plunde ring en brandschatting, behoort onder do slechts befaamde en moest gehate mannen van Noord-Marokkohij is echter zeer rijlk en machtig. Zijn gevangenneming zal ©en uitstekenden indruk maken en een hedlzajuo vrees verspreiden voor de nieuwe regeering. Moeley Hafid versterkt door dergelijk© maatregelen zijn positie, en wint de achting van alle valken hierdoor. De Matin verneemt uit Settat, dat Abdel Aziz verklaard heeft den moed niet te ver liezen, hoewel hij zich den afval der Chau ja's niet verklaren kan. Ilij wacht berich ten ai van M'Tougi, die oen nieuwe mohalla wil vormen. Hot is uiet onmogelijk dat Moeley Hafid, die heel wat te stellen heeft met do stammen rondom Fez, zich eigenlijk nog zwakker voelt dan zijir verslagen broe der. Niets is ver laren, zcide do sultan aan het slot van het interview degene die lee ring weet te trekken uit de lessen van het verleden, is sleohts sterker geworden door den tegenspoed. In den vroegen ochtend van 30 Augustus is sultan Abd-el-Azis uit Ber Rechid ver trokken en te 9 uur te Mediouna aange komen, begeleid door ©en compagnie van het vreemdenlegioen, 360 Senegaleezen, twee pelotons jagers, een compagnie tirail- DOOR 3 S. R. CROCKETT. Uit het Schotsch vertaald DOOR J. P. WESSELINK—VAN R0S8UM. Toen David de schreden zijner moeder hoorde, stond hij snel op en ging haar te gemoet. Zij had zwaar op haar stok ge leund, gedeeltelijk door een gevoel van d'ui- eeligheid en gedeeltelijk door het gemis van Megsy's arm. Het hulpbehoevend© gezicht trof haar zoon. Zijn moeder was een oude vrouw. Hieraan had hij vroeger niet ge dacht. J3et was bijna zeven jaar geleden, dat hij haar voor liet laatst van aangezicht tot angecidht had gezien, neen, noodt meer sinds dien dag, waarop zij, haar echtge noot voor den ©enigen keer in haar leven weerstaande, judöt bijtijds was gekomen om Hester over te nemen en aan hare borst te drukken, uit de armen der gestorven moe der. David, David!" was alles wat ze kon uitbrengen, en daarna weêr en heefl teeder, ,,mijn kleine David!" Zij liet haar hoofd op zijn borst zinken. „Waarom liet je je moeder niet. weten, dat je nog leefde? Was het. vriendelijk, David?" Heel kalm en vol liefde bracht David Stirling zijn moeder naar een bank. Zij ging met moeit© zitten en drukte haar keurig gevouwen zakdoek tegen het Voor hoofd, alsof dat haar pijn deed. „Moeder," zei hij. heel zacht sprekende, maar todh zoo duidelijk, dat zij ieder woord kon verstaan, „eerst zes maanden geleden hoorde ik, dat mijn vader was gestorven Toen kwam ik naar huis. U weelb, moeder, dat ik tot dalt- tijdstip mijn woord moeét houden. Ik ben ook een Stirling!" „Ik weet 'hdt ik wedt het," zei dte moeder, „maar het is verschrikkelijk een woord hi toorn te spreken en er zidh ge durende vele jaren aan te houd-en. Gij en je vader waren twee koppige mannen. En zooa.ls je zegt, jelui waart beiden Stirlings, maar dat is weinig tot. jelui eer. Sinds ik met een Stirling ben getrouwdheli ik er rekening ,mede te houden. Maar had je geen medelijden mét het kleine meisje het meisje, dat je in mijne zorg achterliet, in de mijne en die van Megsy." Zij voegde het laatste er bij oon eerlijk te zijn, want oök zij (ofschoon 7.9 maar een Waldson was) bezat het Stirling»-gevoel voor billijkheid „Dat was juist hetgeen mij weg deed blijven, moeder," zeide hij, „ik wilde een fortuin verzamelen. God weet- liét, niet voor mij zelf want mijn leven is als een dop zonder pit evenmin voor u, want zoolang afls u leeft, bezit u hetgeen aan mij en aan mijn nageslacht toekwamMaar ik heb Hester's fortuin gemaakt, moeder, genoeg en om over te leggen 'En daar een groot gevaar mij dreigt', ben ik gekomen <wn het u in handen te geven. Zie, moe der Hij lichtte de tasch. van den grond en raakte een verborgen veer aan. Zij ging van boven open en terwijl hij haar didhter bij zijn moeder hield, gaf de inhoud een flauw, rinkelend geluid, even als de hoogéte no*- ten van een feeënpiano. Iu het eerét kon dé groote, gouden bril den inhoud ndiet be vatten, m'aar toen Dalvid zij» hand er in stak, zag zijn moeder glinsterende, roode dteonen, ©enige waren ingezet, de meeöle geslepen, maar enkele en wel dé grootéte nog ruw. „Wat zijn d'alt, David, waarvoor j© je leven hebt gewaagd?" „Moeder het. zij» robijnen. Ik heb een mijn ontdekt en er gedurende zes jaar in gewerkt in het gebergte van Noordelijk Biurmalh. Hét is een verboden zaak een gouvernementsmon'opolie. Maar ik reiken het 'teigendom van den man, die er zijn leven voor in de waagschaal heeft gesteld. Ik heb dit hier kunnen brengen, ofschoon de koning mij manschappen achterna zond. Ik héb twee deelgéu'ooten en dit. is mijn aan deel, dat vk u nu geef om te bewaren voor mij en mijn kleine meisje „Dbvid, je denkt er toch niet aan weer terug te keeren?" „Moeder, ik moet teruggaan," antwoord de hij. „Mijn twee makkers hebben mij rotsvast ter zijde gestaan. Zij zijn daar nog met het gevaar steeds voor oogen, ik moet hen trouw blijven. Ik heb hun aandeel aan de markt gebracht, en alles voor hen be schikt, zooals zij het verlangden, voor hen, die zij thuis hebben gelaten. Wat mij be treft. ik heb niemand dan u en dit kleine meisje. Ik wil het op het oogenblik niet vcr- koopen. Deze robijnen zullen met de jaren in waarde toenemen. Bovendien, met het geen ik hier en in Holland voor mijn deel- genooten heb verkocht, .zijn er al meer dan genoeg op de markt. Ik verzoek u ze te be ware». Iedere steen is beschreven en op een lijst gezet. Ze zullen eenmaal een voldoende bruidschat voor mij» kleine meisje zijn. Morgen moet ik weer vertrekken.. Tot hier toe hebben wij, gewerkt zooals de ouden in den Blij bel hun tempel plachten te bouwen, het houweel iu een hand en het geweer in de andere. Maar er is kans op een geregelde concessie en een overeenkomst met het In dische gouvernement. Oudertusschen hou den mijn makkers, die een evenals ik een Schot, de andere een Hollander, de vesting in handen, en als zij bij mijn (terugkomst nog leven, zullen ze zeker verscheideno pa tronen verschoten hebben „O, David, David," zei de moeder, „in dien je je oude moeder liefhebt, ga dan niet terug naar dat heidensche, verre land." „Moeder, ik heb het beloofd." 'De meesteres van Arioland maakte een kleine, ihuflpelooze beweging met de hand, 'hetwelk bij haar een teeken van machteloos beid was. Een misdadiger zou (het zelfde kunnen doen, als hij zag, dat de rechter de zwarte 'kap oplichtte. Zij had te lang met vStirling geleefd om te trachten den wil van haar zoon te veranderen, alk hij dien een maal had uitgesprokenDat zij en haar zoon daar zaten, twee eenzame gestalten binnen den hoogen, ronden /muur van booanen, was reeds bewijs genoeg, dat zij dit begreep. ,.En wat moet ik. er mede doen, Davidt" zeide zij niet meer op haar vertoék terug-, komend; „zij zijn zeiker van groote waar de?" „Berg ze op een veilige plaats, geef ze aan uw bankier als ge wilt. Deze papieren," ouder liet spreken lichtte hij de tasdh wat op, zoodait. de bodem zichtbaar werd, een der gladde, koperen knoppen opzij scQiuivon- de ging er een verborgen zijzak open, waar in verscheidene papieren waren. „Ilier," vervolgde Ihij, „deze 'kunt u aan uw reéhbr gél eerde of uw bankier toonenZij' zijn voU- doendë om tmijn aanspraken te beWijMen. Mijn overeenkomst mot mijn deeü'genooten en liet certificaat van den Amsterdamedhen diamantslijper zullen voldoende zijn otn do herkomst der geslepen steenen aan te géven. Dit is mijn teétaiment, waarbij ik mijn kleine meisje de steenen en mij» aandeel in de mijn als dat ooit iets waard Ball blij ken te zijn Vermaak -,,'David," zei zijn moeder mét' ©eni trifling in haar stem, „ik ben een oude vrouw en weet niet waf de dag kan brengen. Hoe kan ik gerust zijn met. ikoëtbare juweelen in huis. Geef zo zelf in handen van een ban kier, David." David Stirling glimlaéhtc en streelde den arm zijner moeder. „Ik zou zo liever waan u toevertrouwen en de risico loopen," zei hij. ..Ik ken hier nie mand op wien ik mij zou kunnen verlaten en vereenigingen hebben geen gewéten. Ik ken Donald Simpson, den advocaat, hij is een eerlijk man, maar Ihij was op de hand van mijn vader, en laatst, heeft hij zelfs ge weigerd mij te ontvangen, toen ik hom een bezoek trachtte te brengen. De steenen zijn beter hier in het oude huis. Waar niemand iets vermoedt, komt niemand zoeken, plach ten wij te zeggen. Zet de tasch op de boven ste plank van uw provisiekast in de zitka mer. moeder, en bewaar den sleutel in uw werkmand tussohen de klossen gekleurde zijde. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1908 | | pagina 1