M°. i8e.
Maandag 9 November 1908.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
CINDERELLA.
7"* Jaargang.
AMERSFOORTSGH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS:
P«r 3 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post- 1.80.
AAonderlgke nummers - 0.08.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertentiënmededeelingen enz., gelieve men vóór 11 uur
morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
lltrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel meer - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents bij vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad, bjj abonnement. Eone
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Politiek Overzicht.
Het Casablanca-inchlent.
Over datgene wat op 25 September te
Casablanca is gebeurd, is tot dusver het
groote publiek slechts onvoldoend* inge
licht, omdat het aan onpartijdige beschou
wers ontbrak en omdat de Duitsche zoowel
als de Fransche pers slechts brokstukken
te weten kwamen, die door de betrokken per
sonen in hun eigen belang waren verschaft.
De Fransche zoowel als de Duitsche regee
ring hebben onmiddellijk aan hunne ver
tegenwoordigers in Casablanca rapporten
gevraagd en toen deze rapporten medio
October aankwamen, bleek dat ze, wat de
feitelijke toedracht betreft, elkaar regelrecht
tegenspraken. Men kwam nu op het denk
beeld de geheele aangelegenheid aan een
scheidsgerecht te onderwerpen en daar men
da beraadslagingen van dit college niet wilde
vooruitloopen, zag men er van beide zijden
\an af de openbare meening door onmid
dellijke bekendmaking der rapporten in te
lichten. Doch de vorm, waarin aan het
scheidsgerecht de aangelegenheid zou wor
den opgedragen, was niet gemakkelijk te
vinden. In Berlijn deed men de ontdek
king, dat te Casablanca eenige individuën,
die onder bescherming van het Duitsche
consulaat stonden, door Fransche officieren
gewelddadig aan deze bescherming waren
onttrokken. In Berlijn was men van mee
ning, dat daarin een inbreuk van het vol
kenrecht was te zien, zelfs wanneer de
Duitsche consul zijne bescherming op eene
onbevoegde wijze had verleend; in dit ge
val had Frankrijk zich bij de Duitsche re
geering kunnen beklagen, maar in geen ge
val hadden de plaatselijke vertegenwoordi
gers van Frankrijk het recht zich met ge
weld van de onder bescherming van het
Duitsche consulaat staande officieren mees
ter te maken. In Berlijn hield men zulk
eene vermeende sehending van het volken
recht niet voor discussie vatbaarmen wilde
ze deswege ook niet aan het scheidsgerecht
ter beoordeeling overlaten en men wenschte
dat Frankrijk ze, door zijn leedwezen uit
te drukken, uit den weg ruimde. Om de
Fransche regeering zulk eene verklaring ge
makkelijk te maken, gaf men in Berlijn toe,
dat de Duitsche consul niet alleen drie
Duitsche, maar ook een Oostenrijkschen en
een Zwitserschen deserteur van het vreem
denlegioen onder zijn bescherming heeft ge
nomen, waartoe hij niet gerechtigd was;
men bood alzoo aan tegelijktijdig voor dezen
misslag van den Duitschen consul leed
wezen uit te drukken. De Fransche regee
ring wees dit vergelijk sfvolgens hare
stukken had zich het gebeurde te Casablanca
als volgt voltrokkeneen sloep met vijf
deserteurs en een Marokkaan trachtte het
voor Casablanca liggende stoomschip „Cin-
tra" te bereiken, werd evenwel door den
sterken stroom meegesleept en tegen een
klip geslagen, waar Fransche soldaten de
inzittenden verrasten en gevangen namen.
De Marokkaan, die de deserteurs begeleid
de, trachtte een soldaat terug te duwen, wat
aanleiding tot een kloppartij gaf. De Marok
kaan maakte zijn hoedanigheid van Duit
schen consulairen soldaat niet bekend, zoo
dat de Fransche soldaten niet wisten, dat
hij onder bescherming van een vreemde
iegeering stond; de deserteurs zelf waren
in de oogen der Franschen geen buitenlan
ders, want de soldaat van het vreemdelin
genlegioen is een anoniem individu, wien
bij zijn komst in het Fransche leger noch
naar zijn herkomst noch naar zijn naam
wordt gevraagd. De Fransche regeering
was alzoo de meening toegedaan, dat de van
Duitsche zijde gestelde rechtskwestie niet
met de feitelijke toedracht klopte en dat het
daarom beter zou zijn de geheele aange
legenheid aan de beslissing van een scheids
gerecht over te latenze voegde 'er bij dat
ze zich tot iedere concessie verplichte, welke
uit het oordeel van het scheidsgerecht zou
voortvloeiendat ze echter hare officieren
niet van te voren kon berispen, omdat ze van
bun ongelijk niet overtuigd was. Daar men
echter te Berlijn op de oplossing der juri
dische kwestie gesteld is, heeft de Fransche
minister van buitenlandsche zaken Pichon
in den ministerraad uitvoerige mededeelin
gen over de onderhandelingen gedaan en
het ministerie heeft hem uitgenoodigd bij
bet door hem ingenomen standpunt te blij
ven om aan de wenschen uit Berlijn ech
ter in den vorm tegemoet komen, werd de
minister gemachtigd een formule voor te
slaan, waarbij de beide regeeringen onder
de uitdrukking van algemeen leedwezen
over het door hunne vertegenwoordigers te
Casablanca uitgelokte incident besluiten, de
geheele zaak aan een scheidsgerecht te on
derwerpen. Over dit voorstel heeft men nu
in Berlijn te beslissen. Intusschen hebben
de diplomatieke moeilijkheden een levendige
echo in de pers gevonden, en wanneer de
bijeenroeping van een scheidsgerecht niet
ten spoedigste plaats vindt, kan de on
middellijke openbaarmaking der stukken
over de gebeurtenissen van den 25en Sep
tember niet uitblijven. Dan zal echter het
publiek tot de erkentenis komen, dat het in
cident nauwelijks op politieke beteekenis
aanspraak .maken kan, maar dat 't het resul
taat van plaatselijke kuiperijen is. Men zal
ook niet zonder pijnlijke verrassing ver
nemen, dat er in Marokko tal van zelfzuch
tige en twijfelachtige elementen zijn, die
van het diplomatieke beschermingsinstituut
een zaakje maken en onder voorwendsel
van onder Fransche of Duitsche bescher
ming te staan of staatsburger van een der
beide rijken te zijn, zonder bedenkingen
van moreelen aard de verhoudingen tusschen
Duitschland en Frankrijk daaronder doen
lijden.
Duitschland.
W e e n e n, 7 Nov. Keizer Frans Jozef
vergezelde Keizer Wilhelm naar het station.
Zij namen van elkander afscheid met bui
tengewone hartelijkheid. De Keizer van
Duitschland omhelsde Frans Jozef drie
maal, hem op den wang kussende. De Keizer
van Oostenrijk drukte'hem de hand en
sprak zijn vreugde er over uit, dat het hem
gegeven was geweest Keizer Wilhelm voor
de tweede maal in dit jaar te ontmoeten.
Friedrichshafen, 7 Nov. De
Kroonprins en graaf Zeppelin stegen om
11.20 met het bestuurbare luchtschip op, bij
een sterken en kouden Noorderwind. Men
vaart waarschijnlijk den Keizer tegemoet.
Donaueschingen, 7 Novem
ber. Heden middag 2 uur liep de keizer
lijke trein Donaueschingen binnen. Zeppe
lin manoeuvreerde ter zijde van het station
ter hoogte van 150 tot 200 Meter. Uit de
gondels werden door middel van gezwaai
met doeken groeten overgebracht, welke
door den Keizer beantwoord werden. Nadat
de Keizer en vorst Fürstenberg op het slot
waren aangekomen, posteerde de Keizer
zich op het slotterras De kroonprins wierp
een brief uit den gondel. Zeppelin omkruiste
het slot en sloeg vervolgens de richting in
van de Bodensee.
Friedrichshafen, 7 Nov. Na
een schitterenden tocht van zes en een half
uur is het luchtschip om 5.50 vlot te Man
zeil geland.
De Keizer is Zaterdag in Duitschland te
ruggekomen en zou met zijn kanselier over
de hangende binnenlandsche en buitenland
sche moeilijkheden overleg hcfuden. Den
zelfden dag zou Bülow ook in de commissie
uit den Bondsraad voor de buitenlandsche
aangelegenheden o. a. verslag doen van den
stand van de onderhandelingen over het
voorval van Casablanca. Dat wil zeggen,
dat de vertegenwoordigers van de verbonden
regeeringen gekend zullen worden in het be
sluit, dat de Duitsche regeering ten aan
zien van het Fransche voorstel zal nemen.
Het Duitsche antwoord kan nu wellicht spoe
dig verwacht worden. En Dinsdag zal dan
de gewichtige beraadslaging over de inter
poli atiën in den Rijksdag een aanvang ne
men.
De vrijzinnige partijen hebben reeds het
ontwerp klaar gehad van een adres aan den
Keizer, maar kunnen er geen steun voor
vinden. Het Berl. Tageblatt blijft er op
aandringen, dat de Rijksdag er zich niet
mee mag vergenoegen een paar fraaie rede
voeringen in de richting van het keizerlijke
paleis af te steken, maar een ernstige po
ging moet doen, om door een stelligen eisch
de persoonlijke staatkunde terzijde te stellen.
Men moet niet praten, maar handelen. En
op zijn minst moeten de partijen van links
in elk geval de betuiging van vertrouwen,
die de rijkskanselier weuscht, afhankelijk
maken van Bülow's principieele instemming
met dien eisch.
Maximilian Harden besluit een opstel in
zijne Zukunft, „Tegen den Keizer" getiteld,
als volgt: „Wil de Keizer rn Koning af
stand doen van de kroon? In geringere, niet
aan eigen schuld te wijten moeilijkheden
heeft zijn grootvader eraan gedacht. Zijn
kleinzoon zal niet naar wenschen van vrou
wen en bedreigingen van het volk luisteren.
Zijn wil is vrij. Maar hij kan zich niet ver
helen, dat zijn volk op het oogenblik tegen
hem is en dat geen kanselier, de oude niet en
ook geen nieuwe, zich kan staande houdon,
zoo hij niet uit den mond van den Keizer
den waarborg van onverbrekelijke zelfbe-
heersching meebrengt. Dien moet Duitsch
land verlangen. Ook het huis Hohenzollern.
In dit wreed-ernstige uur nog. Anders zal
het te laat worden.''
(De verkoop van deze aflevering is in
middels op alle spoorwegstations verboden).
Hoe groote beroering in Duitschland er
door de pubicatie van het keizer-interview
in de Daily Telegraph is teweeggebracht kan
blijken uit het feit, dat het bestuur der con
servatieve partij daarin aanleiding vond een
communiqué te verspreiden van den volgen
den inhoud
Uit de laatste, met de publicatie der En-
gelsche pers samenhangende gebeurtenissen
blijkt, dat de dienst van het ministerie van
buitenlandsche zaken niet voldoende georga
niseerd is. Ofschoon de rijkskanselier for
meel de verantwoordelijkheid op zich geno
men heeft, moeten maatregelen getroffen
worden, om de herhaling van dergelijke
voorvallen te voorkomen. Daarom acht het
bestuur van de conservatieve partij zich ver
plicht, de volgende verklaring af te leggen
Wij zien met bezorgdheid, dat uitingen
van Z. M. den keizer, ongetwijfeld steeds
haar oorsprong vindende in edele motieven,
er niet zelden toe bijgedragen hebben, ge
deeltelijk door verkeerde uitlegging, onze
buitenlandsche politiek in moeilijke positie
te brengen. Wij houden ons verplicht, daar
toe geleid door het streven, het keizerlijke
aanzien voor critiek en bespreking, die hem
niet tot voordeel strekken, te bewaren, en
tevens gevoelende, dat het onze plicht is,
het Duitsche Rijk en volk voor verwikkelin
gen en nadeelen te behoeden, den wensch uit
te spreken, dat bij zulke uitingen voortaan
een groote terughouding in achtgenomen
worde.
Wij willen tevens met alle beslistheid ver
klaren, dat wij een verdere publicistische be
handeling van de laatste gebeurtenissen
schadelijk achten voor de waardigheid en
het machtsbewustzijn van het Duitsche rijk
en moeten, vooral ook tegenover het buiten
land, een kalmte van geest en eensgezind
heid toonen, die voor ons zelfbehoud nood
zakelijk is.
Bij de behandeling van de interpellaties
zullen, naar den tijd der indiening, achter
eenvolgens spreken Basserman voor de na-
tionaal-liberalen, dr. Wiemer voor de vrij
zinnigen, Singer voor de socialisten, von
Normann voor de conservatieven, prins
Hatzfeldt voor de rijkspartij. Vermoedlijk
zal prins Bülow na Basserman spreken.
Voor het centrum, dat geen interpellatie
heeft ingediend, zal spreken von Hertling,
echter eerst bij het debat over de' interpel
laties Op de interpellaties volgt er geen
stemming.
Dr. Klehmet, de werkelijke geheime raad
van legatie, wien het onderzoek van de voor
de Daily Telegraph bestemde kopy opgedra
gen is geweest, zal eerstdaags op pensioen
gesteld worden. Klehmet heeft het hand
schrift zeer nauwkeurig gelezen, heeft hier
en daar met betrekking tot de feiten wijzi
gingen aangebracht en het daarna langs den
gewonen weg teruggezonden. Daarom kan hij
niet op zijn post blijven. Aan het ministerie
van buitenlandsche zaken had hij de af dee
ling Frankrijk en ging hij over de Marok-
kaansche aangelegenheden. Klehmet is vroe
ger in consulairen dienst geweest, was al
bijna 15 jaar aan Buitenlandsche Zaken
werkzaam en had sedert 10 jaar aan de po
litieke afdeeling belangrijke stukken met
groote nauwgezetheid, onvermoeibare werk
kracht en groote juridische scherpzinnigheid
opgesteld. Hij was gaandeweg een van de
nuttigste ambtenaren van het ministerie van
buitenlandsche zaken geworden. Hij moet nu
als zondebok heen, maar men zal zijne dien
sten, zoo goed als van den ouden geheim
raad Holstein, die ook de afdeeling Frank
rijk had, misschien nog weieens missen.
De New-Yorksche correspondent van de
Times meldt aangaande het gesprek van kei
zer Wilhelm, waarvan het verslag in het
Century Magazine zou verschijnen, dat de
uitgever dat gedeelte van de aflevering heeft
vernietigd, dat het verslag bevatte. Daartoe
was er geweldige druk op den uitgever ge
oefend. In de aankondiging van het stuk
stend „Een avond met den Duitschen kei
zer zij n oordeel over menschen en instellin
gen indrukken van president Roosevelt
oorlog en Christendomde ware taak van
den rijkdom; beginselen van bouwkunde;
de R. K. Kerk, door William Bayard
Hale, schrijver van Een week op het Witte
Huis met president Roosevelt. Een zeer ver
trouwelijke schildering van den mensch en
den keizer Wilhelm II, een aantrekkelijk,
waardeerend oordeel over een Christen-ko
ning, die heeft geleerd zijn arm te bedwin
gen, schoon hij roemt :n zijn kracht. Het
gesprek is zoo openhartig en oprecht mo
gelijk."
Berl ij n, 7 Nov. De Reichsanzeiger
meldt dat de Keizerlijke gezant te Bukarest
von Kiderlen Wachter hier is aangekomen
en de leiding van het departement van bui
tenlandsche zaken heeft overgenomen voor
den duur der ziekte van staats-secretaris von
Schoen.
Adolf Stöcker, de bekende gewezen hof
prediker, gedurende langen tijd de leider
der Duitsche anti-semieten en de heftige
bestrijder der sociaal-democraten, heeft
volgens een mededeeling van Das Reich we
gens gezondheidsredenen ontslag genomen
als-lid van den Duitschen Rijksdag. Sedert
jaren, feitelijk reeds sedert 1888, was hij
op den achtergrond geraakt en slechts zel
den hoorde men meer iets van hem. En met
zijn partij is het precies gegaan zooals met
hemze was, zooals de Köln. Ztg. zegt,
een stroovuurtje, dat uitgaat en niets dan
duisternis achterlaat.
H«t Casablanca-incident.
P a r ij s 7 Nov. De Matin meldt, dat
Engeland en Rusland dag aan dag op de
hoogte worden gehouden van het incident
on Frankrijk de verzekering gaven van hun
vollen steun. Een dépêche uit Berlijn aan
hetzelfde blad zegt, dat op een vergevorderd
uur van den avond van gisteren in daartoe
bevoegde Duitsche kringen werd verklaard,
dat Duitschland niet de Fransche formule
aanvaart en op initiatief van den Keizer
volhardt bij den eisch tot 't geven van ver
ontschuldigingen in zake Je behandeling den
consul aangedaan.
P a r ij s, 7 Nov. Volgens een telegram
uit Rome aan de Liberté zou, indien Duitsch
land de raadpleging van het arbitragehof te
's Gravenhage onmogelijk maakt, een met
Frankrijk bevriende regeering verzoeken de
kwestie aan oen conferentie van de mogend
heden, die de acte van Algeciras hebben on
derteekend, te onderwerpen.
De Temps meldt, dat alle Franschen, die
bij het incident te Casablanca tusschenbeide
zijn gekomen in uniform gekleed waren, ter
wijl de kanselier van het Duitsche consulaat
en de inboorlingen, die hem vergezelden,
niet it uniform waren. Volgens de Liberté
werd de Duitsche agent, zoodra hij zijn hoe
danigheid had bekend gemaakt, door de
Fransche vertegenwoordigers beschermd.
P a r ij s, 8 N o v. Een telegram uit Wee-
nen aan de Temps meldtDépêches uit Ber
lijn bevestigen eene aanstaande bevredigen
de oplossing van de Casablanca-kwestie zon
der tusschenkomst van eene derde mogend
heid, maar indien zulk eene tusschenkomst
noodig was zou Oostenrijk daarin eene wel
willende houding aannemen.
P a r ij s, 8 N o v. Het agentschap Havas
publiceert een telegram uit Weenen d.d. 8
Nov., waarin gemeld wordt: Berichten ont
vangen uit Berlijn bevestigen, dat de Duit-
D00*
61* S. R. CROCKETT.
Uk htt Schotioh vtrtaald
DOO B
J. P. WESSELINK-VAN ROSSUM.
Het is niet nood'g stil te staan bij den
langgerekten, pijnlijken tijd voor Hester, de
smadelijke omgeving in het kantoor van den
rechter, het angstig wachten in gangen en
portalen. Ofschoon Vic haar bloedverwanten
verloochende, en overal met haar ging en
Carus haar als haar schaduw volgde, al
kwam ïtewie bleek van aandoening, niet
tegenstaande dit alles, of liever door dit
alles, leed Hester onbeschrijfelijk. Er was
geen sprake van Megsy mede te brengen. Zij
was te ziek en'te zwak om vervoerd te wor
den, laat staan om getuigenis af te leggen.
De heer Chetwynd raadde aan zich niet
tegen in hechtenisneming te verzetten, in
dien de borgstelling werd verhoogd De amb
tenaar stemde toe, verheugd bevrijd te zijn
van zoo'n lastig en samengesteld geval. De
datum van het verhoor werd lang genoeg
van te voren vastgesteld, dat men Megsy's
getuigenis bij volmacht zou kunnen krijgen.
Deze werd werkelijk opgemaakt door den
griffier van het kantongerecht, die voor dat
doel een reis naar Kirkcudbright maakte,
en een paar plaatselijke vrederechters waren
getuigen. De voortgang van het vers.ag
werd belemmerd en afgewisseld door de po
gingen van Megsy om haar oordeel over P'r
Sylvanus en de geheele familie Torphiohan
tot het tiende geslacht in te voegen 'n de
beëdigde verklaring van den heer Nigel Wil
liamson.
De griffier liet kalm, eenige ongepaste
opmerkingen weg, zoodat Megsy, toen de
volledige verklaring haar werd voorgelezen,
zeide, dat het de waarheid was, maar lang
niet de geheele waarheid. „Een slap ding,
mijnheer, de fiskaal," zeide zij, „waarom
schreef je niet, dat ik dien man zelfs niet
zou gelooven, als Hij binnenkwam en ver
telde, dat het regende."
Georgina, hertogin van Niddisdale was
van dezelfde meening. Deze dame schreef
uit Duitschland (waar zij zeer ziek was ge
weest), dat zij thuis zou komen als het ver
hoor veertien dagen werd uitgesteld. „Ik
heb hier gedurende mijn ziekte over veel
dingen nagedacht," schreef zij aan Carus,
,,o. a. of het niet mogelijk zou zijn te be
wijzen, dat er meer dan één manier bestaat
om de reden van overeenkomst tusschen de
merken op deze Indische steenen aan te
toonen."
Deze eenigszins geheimzinnige zin werd
door Carus aan Jim Chetwynd getoond toen
zij, zooals zij gewoon waren, 's morgens in
het park reden.
„Waar doelt de oude dame toch op?"
vroeg hij.
„Ha, ha!" zeide Jim Chetwynd naden
kende, „er behoeft niets achter te steken,
maar het is geen slechte gedachte voor kruis-
vragen."
„Zeg aan Niddisdale" (zoo vervolgde de
brief), „dat ik zeer tevreden over hem ben.
Ik zeg hem dat niet dikwijls. En wat jou
betreft, mijnheer Carus, ik denk wel, dat
het te laat is om het kwaad te keeren. Je
bent leelijk in den val geloopen. Als je de
apothekersdochter niet trouwt zal je vader je
onterven, en als je het wel doet, dan zal ik
het doen. Dat komt er van als je je groot
moeder ongehoorzaam bent."
Gedurende deze dagen van wachten was
Carus uiterst streng met zichzelf. Hij zou
er alles voor hebben gegeven om den tijd
met Hester door te brengen, maar hij voelde
dot zij waarschijnlijk liever alleen zou zijn.
Toch ging hij trouw iederen dag naar het
kantoor van Jim Chetwynd, waar hij altijd
Vic en Hester ontmoette* in gezelschap van
Tom of Kipford.
Carus voelde zich een weinig uitgesloten,
maar werd getroost door een dankbaren blik
uit Hester's donkere oogen.
Eens was hij op het kantoor van Chet
wynd, toen Hester's liandteekening noodig
was. Carus bood dadelijk aan naar het huis
van den ouden Franschman te gaan. In de
kleine voorkamer struikelde hij bijna over
Kipford, die met achterover geworpen hoofd
walzen aan mevrouw de hertogin de Saucy
les Ecouis voorspeelde.
Carus werd dadelijk voorgesteld door de
kleine dame met de spleetacht'ge oogjes aan
monsieur le marquis de Kipford. Hij zou
zijn ouden studiemakker graag vragen, wat
hij daar deed. De meisjes waren nergens te
zien, maar zoodra hij zijn boodschap over
bracht, bood de gastvrouw aan haar te gaan
zoeken.
Een oogenblik later kwam Vic binnen
stormen, het haar in het gezicht. „Wat
moet je van Hester? Je kunt haar niet spre
ken je moet wachten. We komen oogen-
blikkelijk terug. Waffles heb je die spoel
opgewonden? Doe het dan. Vermors je tijd
niet, als je dan toch in den weg wilt zijn
Dit alles werd gezegd zonder een oogen
blik tijd tot antwoorden te laten.
Aarzelend en half bedeesd deelde Carus
mede, dat hij eeu papier bij zich had, dat
geteekend moest worden door Hester.
„Geef het mij dan maar," riep zij, hem
het document uit de hand rukkende.
„Maar twee personen moeten getuigen
zijn," bracht hij zacht in het midden.
„Dan zullen de markiezin en ik dat zijn,"
antwoordde zij," dat is even goed, is het
niet."
„Dat denk ik wel," zei Carus uit het
veld geslagen.
Het zou werkelijk aan de eischen van do
wet voldoen, vertegenwoordigd als die was
door den eersten klerk van den advocaat.
Maar hij was hel lange eind van Lincoln's
Inn naar Albert Bridga niet gekomen om te
luisteren naar het verknoeien van Kipford
van „de schoone blauwe Donau."
Vic bracht het papier door Hester onder
teekend terug, en met de in potlood geschre
ven liandteekening van bovengenoemden
eersten klerk.
„Daar," zeide zij, „wij hebben het erg
druk en kunnen je niet vragen te blijven.
Neem Waffles als het u belieft mêe. H»j
loopt toch niaar in den weg.
„Kom," riep deze, „ik heb vanmorgen al
heel wat voor je gedaan, Vic, en ik ben bijna
klaar met deze verwenschte kluw, je bent
in 't geheel niet dankbaar?''
„Neem hem mee en geef hem brood en
melk, goed gekookt, dat is goed voor jon
gens van zijn leeftijd," zei do heerzuchtige,
jonge dame.
„Kippy ga heen!" zei Carus kortaf.
Daar hij een goed gedrild groen geweest
was, stond Kipford op om afscheid te nemen
van zijn gastvrouw. Vic wenkte Carus ge
heimzinnig achter den rug van zijn neef.
Zij gluurde in een kleine kamer aan den
rechterkant, opende de deur iets wijder en
stond zoo Carus toe Hester te zien in een
eenvoudige, zwarte japon bezig een breeden,
kanten kraag om haar schouders te doen. Zij
keek in den spiegel en Carus vergat nooit
den stand van haar hoofd, zooals zij het
hield, terwijl zij de plooien van den kraag
probeerde. Het volgend oogenblik keerde
zij zich om, gewaarschuwd door een weer
kaatsing in den spiegel, en zag Carus zwij
gend op den drempel staan. Een levendige
blos bedekte haar gelaat.
„Oh Vic," riep zij verwijtend.
De deur werd gesloten. De verschijning
verdween.
„Daar, voor het oogenblik is het uit, hee-
ren en dames," zei zij, haar hand wuivende,
„was dat niet lief van mij?" Kipford kwam
uit de zitkamer van de markiezin en hun
levendige geleidster bracht hen naar de
voordeur.
„Vaarwel," zeide zij, „denk nu aan mijn
woorden en kom niet terug, voordat je ge
roepen wordt, Waffles."
„Vic je bent de beste," zei Carus dank
baar.
„Dat weot ik," stemde Vic glimlachend
toe.
En toen zij zich verwijderden, begrepen
Carus en Kipford, dat zij niet vergeefs wa
ren gekomen.
Wordt vtrvolj/d.