M°. i8e. Maandag 9 November 1908. BUITENLAND. FEUILLETON. CINDERELLA. 7"* Jaargang. AMERSFOORTSGH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: P«r 3 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post- 1.80. AAonderlgke nummers - 0.08. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest dagen. Advertentiënmededeelingen enz., gelieve men vóór 11 uur morgens bij de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C°. lltrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f 0.50. Elke regel meer - 0.10. Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents bij vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad, bjj abonnement. Eone circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Politiek Overzicht. Het Casablanca-inchlent. Over datgene wat op 25 September te Casablanca is gebeurd, is tot dusver het groote publiek slechts onvoldoend* inge licht, omdat het aan onpartijdige beschou wers ontbrak en omdat de Duitsche zoowel als de Fransche pers slechts brokstukken te weten kwamen, die door de betrokken per sonen in hun eigen belang waren verschaft. De Fransche zoowel als de Duitsche regee ring hebben onmiddellijk aan hunne ver tegenwoordigers in Casablanca rapporten gevraagd en toen deze rapporten medio October aankwamen, bleek dat ze, wat de feitelijke toedracht betreft, elkaar regelrecht tegenspraken. Men kwam nu op het denk beeld de geheele aangelegenheid aan een scheidsgerecht te onderwerpen en daar men da beraadslagingen van dit college niet wilde vooruitloopen, zag men er van beide zijden \an af de openbare meening door onmid dellijke bekendmaking der rapporten in te lichten. Doch de vorm, waarin aan het scheidsgerecht de aangelegenheid zou wor den opgedragen, was niet gemakkelijk te vinden. In Berlijn deed men de ontdek king, dat te Casablanca eenige individuën, die onder bescherming van het Duitsche consulaat stonden, door Fransche officieren gewelddadig aan deze bescherming waren onttrokken. In Berlijn was men van mee ning, dat daarin een inbreuk van het vol kenrecht was te zien, zelfs wanneer de Duitsche consul zijne bescherming op eene onbevoegde wijze had verleend; in dit ge val had Frankrijk zich bij de Duitsche re geering kunnen beklagen, maar in geen ge val hadden de plaatselijke vertegenwoordi gers van Frankrijk het recht zich met ge weld van de onder bescherming van het Duitsche consulaat staande officieren mees ter te maken. In Berlijn hield men zulk eene vermeende sehending van het volken recht niet voor discussie vatbaarmen wilde ze deswege ook niet aan het scheidsgerecht ter beoordeeling overlaten en men wenschte dat Frankrijk ze, door zijn leedwezen uit te drukken, uit den weg ruimde. Om de Fransche regeering zulk eene verklaring ge makkelijk te maken, gaf men in Berlijn toe, dat de Duitsche consul niet alleen drie Duitsche, maar ook een Oostenrijkschen en een Zwitserschen deserteur van het vreem denlegioen onder zijn bescherming heeft ge nomen, waartoe hij niet gerechtigd was; men bood alzoo aan tegelijktijdig voor dezen misslag van den Duitschen consul leed wezen uit te drukken. De Fransche regee ring wees dit vergelijk sfvolgens hare stukken had zich het gebeurde te Casablanca als volgt voltrokkeneen sloep met vijf deserteurs en een Marokkaan trachtte het voor Casablanca liggende stoomschip „Cin- tra" te bereiken, werd evenwel door den sterken stroom meegesleept en tegen een klip geslagen, waar Fransche soldaten de inzittenden verrasten en gevangen namen. De Marokkaan, die de deserteurs begeleid de, trachtte een soldaat terug te duwen, wat aanleiding tot een kloppartij gaf. De Marok kaan maakte zijn hoedanigheid van Duit schen consulairen soldaat niet bekend, zoo dat de Fransche soldaten niet wisten, dat hij onder bescherming van een vreemde iegeering stond; de deserteurs zelf waren in de oogen der Franschen geen buitenlan ders, want de soldaat van het vreemdelin genlegioen is een anoniem individu, wien bij zijn komst in het Fransche leger noch naar zijn herkomst noch naar zijn naam wordt gevraagd. De Fransche regeering was alzoo de meening toegedaan, dat de van Duitsche zijde gestelde rechtskwestie niet met de feitelijke toedracht klopte en dat het daarom beter zou zijn de geheele aange legenheid aan de beslissing van een scheids gerecht over te latenze voegde 'er bij dat ze zich tot iedere concessie verplichte, welke uit het oordeel van het scheidsgerecht zou voortvloeiendat ze echter hare officieren niet van te voren kon berispen, omdat ze van bun ongelijk niet overtuigd was. Daar men echter te Berlijn op de oplossing der juri dische kwestie gesteld is, heeft de Fransche minister van buitenlandsche zaken Pichon in den ministerraad uitvoerige mededeelin gen over de onderhandelingen gedaan en het ministerie heeft hem uitgenoodigd bij bet door hem ingenomen standpunt te blij ven om aan de wenschen uit Berlijn ech ter in den vorm tegemoet komen, werd de minister gemachtigd een formule voor te slaan, waarbij de beide regeeringen onder de uitdrukking van algemeen leedwezen over het door hunne vertegenwoordigers te Casablanca uitgelokte incident besluiten, de geheele zaak aan een scheidsgerecht te on derwerpen. Over dit voorstel heeft men nu in Berlijn te beslissen. Intusschen hebben de diplomatieke moeilijkheden een levendige echo in de pers gevonden, en wanneer de bijeenroeping van een scheidsgerecht niet ten spoedigste plaats vindt, kan de on middellijke openbaarmaking der stukken over de gebeurtenissen van den 25en Sep tember niet uitblijven. Dan zal echter het publiek tot de erkentenis komen, dat het in cident nauwelijks op politieke beteekenis aanspraak .maken kan, maar dat 't het resul taat van plaatselijke kuiperijen is. Men zal ook niet zonder pijnlijke verrassing ver nemen, dat er in Marokko tal van zelfzuch tige en twijfelachtige elementen zijn, die van het diplomatieke beschermingsinstituut een zaakje maken en onder voorwendsel van onder Fransche of Duitsche bescher ming te staan of staatsburger van een der beide rijken te zijn, zonder bedenkingen van moreelen aard de verhoudingen tusschen Duitschland en Frankrijk daaronder doen lijden. Duitschland. W e e n e n, 7 Nov. Keizer Frans Jozef vergezelde Keizer Wilhelm naar het station. Zij namen van elkander afscheid met bui tengewone hartelijkheid. De Keizer van Duitschland omhelsde Frans Jozef drie maal, hem op den wang kussende. De Keizer van Oostenrijk drukte'hem de hand en sprak zijn vreugde er over uit, dat het hem gegeven was geweest Keizer Wilhelm voor de tweede maal in dit jaar te ontmoeten. Friedrichshafen, 7 Nov. De Kroonprins en graaf Zeppelin stegen om 11.20 met het bestuurbare luchtschip op, bij een sterken en kouden Noorderwind. Men vaart waarschijnlijk den Keizer tegemoet. Donaueschingen, 7 Novem ber. Heden middag 2 uur liep de keizer lijke trein Donaueschingen binnen. Zeppe lin manoeuvreerde ter zijde van het station ter hoogte van 150 tot 200 Meter. Uit de gondels werden door middel van gezwaai met doeken groeten overgebracht, welke door den Keizer beantwoord werden. Nadat de Keizer en vorst Fürstenberg op het slot waren aangekomen, posteerde de Keizer zich op het slotterras De kroonprins wierp een brief uit den gondel. Zeppelin omkruiste het slot en sloeg vervolgens de richting in van de Bodensee. Friedrichshafen, 7 Nov. Na een schitterenden tocht van zes en een half uur is het luchtschip om 5.50 vlot te Man zeil geland. De Keizer is Zaterdag in Duitschland te ruggekomen en zou met zijn kanselier over de hangende binnenlandsche en buitenland sche moeilijkheden overleg hcfuden. Den zelfden dag zou Bülow ook in de commissie uit den Bondsraad voor de buitenlandsche aangelegenheden o. a. verslag doen van den stand van de onderhandelingen over het voorval van Casablanca. Dat wil zeggen, dat de vertegenwoordigers van de verbonden regeeringen gekend zullen worden in het be sluit, dat de Duitsche regeering ten aan zien van het Fransche voorstel zal nemen. Het Duitsche antwoord kan nu wellicht spoe dig verwacht worden. En Dinsdag zal dan de gewichtige beraadslaging over de inter poli atiën in den Rijksdag een aanvang ne men. De vrijzinnige partijen hebben reeds het ontwerp klaar gehad van een adres aan den Keizer, maar kunnen er geen steun voor vinden. Het Berl. Tageblatt blijft er op aandringen, dat de Rijksdag er zich niet mee mag vergenoegen een paar fraaie rede voeringen in de richting van het keizerlijke paleis af te steken, maar een ernstige po ging moet doen, om door een stelligen eisch de persoonlijke staatkunde terzijde te stellen. Men moet niet praten, maar handelen. En op zijn minst moeten de partijen van links in elk geval de betuiging van vertrouwen, die de rijkskanselier weuscht, afhankelijk maken van Bülow's principieele instemming met dien eisch. Maximilian Harden besluit een opstel in zijne Zukunft, „Tegen den Keizer" getiteld, als volgt: „Wil de Keizer rn Koning af stand doen van de kroon? In geringere, niet aan eigen schuld te wijten moeilijkheden heeft zijn grootvader eraan gedacht. Zijn kleinzoon zal niet naar wenschen van vrou wen en bedreigingen van het volk luisteren. Zijn wil is vrij. Maar hij kan zich niet ver helen, dat zijn volk op het oogenblik tegen hem is en dat geen kanselier, de oude niet en ook geen nieuwe, zich kan staande houdon, zoo hij niet uit den mond van den Keizer den waarborg van onverbrekelijke zelfbe- heersching meebrengt. Dien moet Duitsch land verlangen. Ook het huis Hohenzollern. In dit wreed-ernstige uur nog. Anders zal het te laat worden.'' (De verkoop van deze aflevering is in middels op alle spoorwegstations verboden). Hoe groote beroering in Duitschland er door de pubicatie van het keizer-interview in de Daily Telegraph is teweeggebracht kan blijken uit het feit, dat het bestuur der con servatieve partij daarin aanleiding vond een communiqué te verspreiden van den volgen den inhoud Uit de laatste, met de publicatie der En- gelsche pers samenhangende gebeurtenissen blijkt, dat de dienst van het ministerie van buitenlandsche zaken niet voldoende georga niseerd is. Ofschoon de rijkskanselier for meel de verantwoordelijkheid op zich geno men heeft, moeten maatregelen getroffen worden, om de herhaling van dergelijke voorvallen te voorkomen. Daarom acht het bestuur van de conservatieve partij zich ver plicht, de volgende verklaring af te leggen Wij zien met bezorgdheid, dat uitingen van Z. M. den keizer, ongetwijfeld steeds haar oorsprong vindende in edele motieven, er niet zelden toe bijgedragen hebben, ge deeltelijk door verkeerde uitlegging, onze buitenlandsche politiek in moeilijke positie te brengen. Wij houden ons verplicht, daar toe geleid door het streven, het keizerlijke aanzien voor critiek en bespreking, die hem niet tot voordeel strekken, te bewaren, en tevens gevoelende, dat het onze plicht is, het Duitsche Rijk en volk voor verwikkelin gen en nadeelen te behoeden, den wensch uit te spreken, dat bij zulke uitingen voortaan een groote terughouding in achtgenomen worde. Wij willen tevens met alle beslistheid ver klaren, dat wij een verdere publicistische be handeling van de laatste gebeurtenissen schadelijk achten voor de waardigheid en het machtsbewustzijn van het Duitsche rijk en moeten, vooral ook tegenover het buiten land, een kalmte van geest en eensgezind heid toonen, die voor ons zelfbehoud nood zakelijk is. Bij de behandeling van de interpellaties zullen, naar den tijd der indiening, achter eenvolgens spreken Basserman voor de na- tionaal-liberalen, dr. Wiemer voor de vrij zinnigen, Singer voor de socialisten, von Normann voor de conservatieven, prins Hatzfeldt voor de rijkspartij. Vermoedlijk zal prins Bülow na Basserman spreken. Voor het centrum, dat geen interpellatie heeft ingediend, zal spreken von Hertling, echter eerst bij het debat over de' interpel laties Op de interpellaties volgt er geen stemming. Dr. Klehmet, de werkelijke geheime raad van legatie, wien het onderzoek van de voor de Daily Telegraph bestemde kopy opgedra gen is geweest, zal eerstdaags op pensioen gesteld worden. Klehmet heeft het hand schrift zeer nauwkeurig gelezen, heeft hier en daar met betrekking tot de feiten wijzi gingen aangebracht en het daarna langs den gewonen weg teruggezonden. Daarom kan hij niet op zijn post blijven. Aan het ministerie van buitenlandsche zaken had hij de af dee ling Frankrijk en ging hij over de Marok- kaansche aangelegenheden. Klehmet is vroe ger in consulairen dienst geweest, was al bijna 15 jaar aan Buitenlandsche Zaken werkzaam en had sedert 10 jaar aan de po litieke afdeeling belangrijke stukken met groote nauwgezetheid, onvermoeibare werk kracht en groote juridische scherpzinnigheid opgesteld. Hij was gaandeweg een van de nuttigste ambtenaren van het ministerie van buitenlandsche zaken geworden. Hij moet nu als zondebok heen, maar men zal zijne dien sten, zoo goed als van den ouden geheim raad Holstein, die ook de afdeeling Frank rijk had, misschien nog weieens missen. De New-Yorksche correspondent van de Times meldt aangaande het gesprek van kei zer Wilhelm, waarvan het verslag in het Century Magazine zou verschijnen, dat de uitgever dat gedeelte van de aflevering heeft vernietigd, dat het verslag bevatte. Daartoe was er geweldige druk op den uitgever ge oefend. In de aankondiging van het stuk stend „Een avond met den Duitschen kei zer zij n oordeel over menschen en instellin gen indrukken van president Roosevelt oorlog en Christendomde ware taak van den rijkdom; beginselen van bouwkunde; de R. K. Kerk, door William Bayard Hale, schrijver van Een week op het Witte Huis met president Roosevelt. Een zeer ver trouwelijke schildering van den mensch en den keizer Wilhelm II, een aantrekkelijk, waardeerend oordeel over een Christen-ko ning, die heeft geleerd zijn arm te bedwin gen, schoon hij roemt :n zijn kracht. Het gesprek is zoo openhartig en oprecht mo gelijk." Berl ij n, 7 Nov. De Reichsanzeiger meldt dat de Keizerlijke gezant te Bukarest von Kiderlen Wachter hier is aangekomen en de leiding van het departement van bui tenlandsche zaken heeft overgenomen voor den duur der ziekte van staats-secretaris von Schoen. Adolf Stöcker, de bekende gewezen hof prediker, gedurende langen tijd de leider der Duitsche anti-semieten en de heftige bestrijder der sociaal-democraten, heeft volgens een mededeeling van Das Reich we gens gezondheidsredenen ontslag genomen als-lid van den Duitschen Rijksdag. Sedert jaren, feitelijk reeds sedert 1888, was hij op den achtergrond geraakt en slechts zel den hoorde men meer iets van hem. En met zijn partij is het precies gegaan zooals met hemze was, zooals de Köln. Ztg. zegt, een stroovuurtje, dat uitgaat en niets dan duisternis achterlaat. H«t Casablanca-incident. P a r ij s 7 Nov. De Matin meldt, dat Engeland en Rusland dag aan dag op de hoogte worden gehouden van het incident on Frankrijk de verzekering gaven van hun vollen steun. Een dépêche uit Berlijn aan hetzelfde blad zegt, dat op een vergevorderd uur van den avond van gisteren in daartoe bevoegde Duitsche kringen werd verklaard, dat Duitschland niet de Fransche formule aanvaart en op initiatief van den Keizer volhardt bij den eisch tot 't geven van ver ontschuldigingen in zake Je behandeling den consul aangedaan. P a r ij s, 7 Nov. Volgens een telegram uit Rome aan de Liberté zou, indien Duitsch land de raadpleging van het arbitragehof te 's Gravenhage onmogelijk maakt, een met Frankrijk bevriende regeering verzoeken de kwestie aan oen conferentie van de mogend heden, die de acte van Algeciras hebben on derteekend, te onderwerpen. De Temps meldt, dat alle Franschen, die bij het incident te Casablanca tusschenbeide zijn gekomen in uniform gekleed waren, ter wijl de kanselier van het Duitsche consulaat en de inboorlingen, die hem vergezelden, niet it uniform waren. Volgens de Liberté werd de Duitsche agent, zoodra hij zijn hoe danigheid had bekend gemaakt, door de Fransche vertegenwoordigers beschermd. P a r ij s, 8 N o v. Een telegram uit Wee- nen aan de Temps meldtDépêches uit Ber lijn bevestigen eene aanstaande bevredigen de oplossing van de Casablanca-kwestie zon der tusschenkomst van eene derde mogend heid, maar indien zulk eene tusschenkomst noodig was zou Oostenrijk daarin eene wel willende houding aannemen. P a r ij s, 8 N o v. Het agentschap Havas publiceert een telegram uit Weenen d.d. 8 Nov., waarin gemeld wordt: Berichten ont vangen uit Berlijn bevestigen, dat de Duit- D00* 61* S. R. CROCKETT. Uk htt Schotioh vtrtaald DOO B J. P. WESSELINK-VAN ROSSUM. Het is niet nood'g stil te staan bij den langgerekten, pijnlijken tijd voor Hester, de smadelijke omgeving in het kantoor van den rechter, het angstig wachten in gangen en portalen. Ofschoon Vic haar bloedverwanten verloochende, en overal met haar ging en Carus haar als haar schaduw volgde, al kwam ïtewie bleek van aandoening, niet tegenstaande dit alles, of liever door dit alles, leed Hester onbeschrijfelijk. Er was geen sprake van Megsy mede te brengen. Zij was te ziek en'te zwak om vervoerd te wor den, laat staan om getuigenis af te leggen. De heer Chetwynd raadde aan zich niet tegen in hechtenisneming te verzetten, in dien de borgstelling werd verhoogd De amb tenaar stemde toe, verheugd bevrijd te zijn van zoo'n lastig en samengesteld geval. De datum van het verhoor werd lang genoeg van te voren vastgesteld, dat men Megsy's getuigenis bij volmacht zou kunnen krijgen. Deze werd werkelijk opgemaakt door den griffier van het kantongerecht, die voor dat doel een reis naar Kirkcudbright maakte, en een paar plaatselijke vrederechters waren getuigen. De voortgang van het vers.ag werd belemmerd en afgewisseld door de po gingen van Megsy om haar oordeel over P'r Sylvanus en de geheele familie Torphiohan tot het tiende geslacht in te voegen 'n de beëdigde verklaring van den heer Nigel Wil liamson. De griffier liet kalm, eenige ongepaste opmerkingen weg, zoodat Megsy, toen de volledige verklaring haar werd voorgelezen, zeide, dat het de waarheid was, maar lang niet de geheele waarheid. „Een slap ding, mijnheer, de fiskaal," zeide zij, „waarom schreef je niet, dat ik dien man zelfs niet zou gelooven, als Hij binnenkwam en ver telde, dat het regende." Georgina, hertogin van Niddisdale was van dezelfde meening. Deze dame schreef uit Duitschland (waar zij zeer ziek was ge weest), dat zij thuis zou komen als het ver hoor veertien dagen werd uitgesteld. „Ik heb hier gedurende mijn ziekte over veel dingen nagedacht," schreef zij aan Carus, ,,o. a. of het niet mogelijk zou zijn te be wijzen, dat er meer dan één manier bestaat om de reden van overeenkomst tusschen de merken op deze Indische steenen aan te toonen." Deze eenigszins geheimzinnige zin werd door Carus aan Jim Chetwynd getoond toen zij, zooals zij gewoon waren, 's morgens in het park reden. „Waar doelt de oude dame toch op?" vroeg hij. „Ha, ha!" zeide Jim Chetwynd naden kende, „er behoeft niets achter te steken, maar het is geen slechte gedachte voor kruis- vragen." „Zeg aan Niddisdale" (zoo vervolgde de brief), „dat ik zeer tevreden over hem ben. Ik zeg hem dat niet dikwijls. En wat jou betreft, mijnheer Carus, ik denk wel, dat het te laat is om het kwaad te keeren. Je bent leelijk in den val geloopen. Als je de apothekersdochter niet trouwt zal je vader je onterven, en als je het wel doet, dan zal ik het doen. Dat komt er van als je je groot moeder ongehoorzaam bent." Gedurende deze dagen van wachten was Carus uiterst streng met zichzelf. Hij zou er alles voor hebben gegeven om den tijd met Hester door te brengen, maar hij voelde dot zij waarschijnlijk liever alleen zou zijn. Toch ging hij trouw iederen dag naar het kantoor van Jim Chetwynd, waar hij altijd Vic en Hester ontmoette* in gezelschap van Tom of Kipford. Carus voelde zich een weinig uitgesloten, maar werd getroost door een dankbaren blik uit Hester's donkere oogen. Eens was hij op het kantoor van Chet wynd, toen Hester's liandteekening noodig was. Carus bood dadelijk aan naar het huis van den ouden Franschman te gaan. In de kleine voorkamer struikelde hij bijna over Kipford, die met achterover geworpen hoofd walzen aan mevrouw de hertogin de Saucy les Ecouis voorspeelde. Carus werd dadelijk voorgesteld door de kleine dame met de spleetacht'ge oogjes aan monsieur le marquis de Kipford. Hij zou zijn ouden studiemakker graag vragen, wat hij daar deed. De meisjes waren nergens te zien, maar zoodra hij zijn boodschap over bracht, bood de gastvrouw aan haar te gaan zoeken. Een oogenblik later kwam Vic binnen stormen, het haar in het gezicht. „Wat moet je van Hester? Je kunt haar niet spre ken je moet wachten. We komen oogen- blikkelijk terug. Waffles heb je die spoel opgewonden? Doe het dan. Vermors je tijd niet, als je dan toch in den weg wilt zijn Dit alles werd gezegd zonder een oogen blik tijd tot antwoorden te laten. Aarzelend en half bedeesd deelde Carus mede, dat hij eeu papier bij zich had, dat geteekend moest worden door Hester. „Geef het mij dan maar," riep zij, hem het document uit de hand rukkende. „Maar twee personen moeten getuigen zijn," bracht hij zacht in het midden. „Dan zullen de markiezin en ik dat zijn," antwoordde zij," dat is even goed, is het niet." „Dat denk ik wel," zei Carus uit het veld geslagen. Het zou werkelijk aan de eischen van do wet voldoen, vertegenwoordigd als die was door den eersten klerk van den advocaat. Maar hij was hel lange eind van Lincoln's Inn naar Albert Bridga niet gekomen om te luisteren naar het verknoeien van Kipford van „de schoone blauwe Donau." Vic bracht het papier door Hester onder teekend terug, en met de in potlood geschre ven liandteekening van bovengenoemden eersten klerk. „Daar," zeide zij, „wij hebben het erg druk en kunnen je niet vragen te blijven. Neem Waffles als het u belieft mêe. H»j loopt toch niaar in den weg. „Kom," riep deze, „ik heb vanmorgen al heel wat voor je gedaan, Vic, en ik ben bijna klaar met deze verwenschte kluw, je bent in 't geheel niet dankbaar?'' „Neem hem mee en geef hem brood en melk, goed gekookt, dat is goed voor jon gens van zijn leeftijd," zei do heerzuchtige, jonge dame. „Kippy ga heen!" zei Carus kortaf. Daar hij een goed gedrild groen geweest was, stond Kipford op om afscheid te nemen van zijn gastvrouw. Vic wenkte Carus ge heimzinnig achter den rug van zijn neef. Zij gluurde in een kleine kamer aan den rechterkant, opende de deur iets wijder en stond zoo Carus toe Hester te zien in een eenvoudige, zwarte japon bezig een breeden, kanten kraag om haar schouders te doen. Zij keek in den spiegel en Carus vergat nooit den stand van haar hoofd, zooals zij het hield, terwijl zij de plooien van den kraag probeerde. Het volgend oogenblik keerde zij zich om, gewaarschuwd door een weer kaatsing in den spiegel, en zag Carus zwij gend op den drempel staan. Een levendige blos bedekte haar gelaat. „Oh Vic," riep zij verwijtend. De deur werd gesloten. De verschijning verdween. „Daar, voor het oogenblik is het uit, hee- ren en dames," zei zij, haar hand wuivende, „was dat niet lief van mij?" Kipford kwam uit de zitkamer van de markiezin en hun levendige geleidster bracht hen naar de voordeur. „Vaarwel," zeide zij, „denk nu aan mijn woorden en kom niet terug, voordat je ge roepen wordt, Waffles." „Vic je bent de beste," zei Carus dank baar. „Dat weot ik," stemde Vic glimlachend toe. En toen zij zich verwijderden, begrepen Carus en Kipford, dat zij niet vergeefs wa ren gekomen. Wordt vtrvolj/d.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1908 | | pagina 1