w. 187. 7"* Jaargang. Dinsdag 10 November 1908. BUITENLAND. FEUILLETON. CINDERELLA. AMERSFOORTSCH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: P«r 3 nuandsn voor Amersfoortf l.OO. Idsm franao por post- l.SO. Afiondsrlgks nummers- 0.05. Dom Oouvont rorsohtjnt dogoltjksbehalve op Zon* on Poost- dsgon. AdrortontiCnmododoolingon enz.gelieve men réór 11 uur 'a morgens b| do Uitgevers in te zonden. Uitgevers: VALKH OFF C°. Utrechtschestraat I. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIÉN: Van 1—5 regels f O.OO. Elke regel moer - 0.10. Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 cent* bij vooruitbetaling. Grooto letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad, bfj abonnement. Bene oirculairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Kennisgeving. De BnrgemeesteT <ler gemeente Amersfoort Ibrengt, ingevolge mededeeling van. den Burge meester van Doorn, d.d. 3 November 1908, 110. 145/22, ter kennis van belanghebbenden, dat zich in die gemeente een geval van scliapen- sdnirft heeft voorgedaan. Amersfoort, 9 November 1908. De Burgemeester voornoemd WUIJTIERS. Politiek Overzicht Waarborgen voor de toekomst. Zelden heeft Duitschland met zulk een gespannen verwachting de oogen gericht ge houden op den Rijksdag als thans. De dag van heden zal daarom voor Duitschland, als constitutioneele staat, van verstrekkende be- teekenis zijn. De verwachtingen zijn hoog gespannen. „Men verlangt en mag ook ver langen aldus de Köln. Ztg. dat het dit maal niet bij allerlei woorden en redeneerin gen blijft, doch dat het op handen zijnde debat duidelijk de bedoeling doet kennen om, voor zoover het althans aan het volk en zijne grondwettelijke vertegenwoordiging ligt, een keerpunt aan te brengen. Bijna algemeen wordt de eisch gesteld, dat er waarborgen zullen worden gegeven dat het volk niet verder schade lijdt door eene regeermethode, welke deels aan de verantwoordelijkheid is onttrokken, deels leemten en gebreken heeft getoond waaraan een einde moet worden ge maakt. Er zal bovendien op de wijze waarop in Duitschland de Kroon in het beheer der zaken ingrijpt, in allen eerbied eene kritiek te oefenen zijn, welke aan den ernst van den toestand beantwoordt en de meeningen van breede kringen weergeeft. Maar de waarborg welke voor de toekomst wenschelijk is, moet voor alles effect hebben, en hiertoe is het noodig dat geen waarborgen worden geëischt welke krachtens hunnen aard op den duur van geen belang zullen zijn. Wij meenen daarom dat het eenerzij ds wel is waar nood zakelijk is den Keizer te zeggen waarom zijne houding wordt misprezen, anderzijds valt er echter rekening mede te houden, dat eene eigenaardigheid, die haar grond vindt in temperament en persoonlijken aanleg, nooit grondig kan en zal veranderen. Wij moeten de persoonlijkheid van den heerscher nemen, zooals zij is en daar het monarchale beginsel in den Duitschen staatsvorm eene rustige en toenemende ontwikkeling vooron derstelt, zoo is er voor te zorgen dat de mo narchale gevoelens nog niet meer geschokt worden dan tot heden helaas het geval is. Deze beide noodzakelijkheden tot één te ma ken is thans meer dan ooit(de plicht van ge wetensvolle volksvertegenwoordigers „Naast woorden zijn ook daden te ver langen. Wat nu echter in deze richting moet geschieden, daarover heerscht allerwege on klaarheid. Volgens het gebruik eindigen de interpellaties in den Duitschen Rijksdag niet met eene stemming, er wordt dus niet, zooals in parlementair regeerde landen, door middel van cijfers vastgesteld of de regeering nog het vertrouwen der volksvertegenwoording heeft. Zulks blijft achterwege, omdat volgens de Rijks grondwet het recht om ministers te ontslaan en te benoemen aan den Keizer is voorbe- hooden. Maar het heet dat men in partij - kringen de gedachte met zich draagt (in middels al weer opgegeven) een adres aan de Kroon voor te stellen, waarin de meeningen en bezwaren der meerderheid worden weergegeven. Tegen zulk een adres, dat werkelijk een novum in onze parlemen taire geschiedenis zou vormen, ware op" zich zelf niets in te brengen, in 't bijzonder dan niet wanneer het eventueel door het presi dium van den Rijksdag persoonlijk kon wor den overhandigd en verdedigd. Maar breede kringen zullen met ons van meening zijn, dat met de van de tribune uitgesproken re devoeringen bij de debatten en met de zins wendingen van een adres de actie van het parlement zich niet is uitgeput." „Te overwegen ware of niet de in stelling va i eene permanente commissie voor buitenlandsche aangelegenheden ernstig in beraad ware te nemen, eene commissie wel ke, zuiver gehandhaafd, een instelling van vertrouwen zou worden, welke de bemidde ling tusschen volk en regeering op zich zou nemen. Uit haar zouden natuurlijk de rede naars worden gekozen, die in plenum de buitenlandsche aangelegenheden zouden te behandelen hebben. De regeering zou in haar een lichaam vinden, hetwelk haar in kritieke omstandigheden door vertrouwelijke uiteenzetting zou hebben te adviseeren en dat een deel der verantwoordelijkheid van haar afwentelde en ook den Keizer, als eenigen grondwettelijken leider der buitenlandsche politiek, eenigszins ontlastte. Voorzeker zou zulk eene commissie ook het controlemiddel op de regeering en een vermeerdering van de macht der volksvertegenwoordiging vor men." Aldus het denkbeeld van de Kölnische. Denkt het blad heusch dat Keizer en regee ring, gesteld dat deze met de instelling eener als boven omschreven commissie genoegen nam, zich eventueel aan zulk een college van dwarskijkers zouden storen? „Dat het anders worden moet, tjilpen de mussohen van de daken" zegt de Vossische Zeitung „hoe het anders worden moet wenscht men van den Rijksdag te hooren. Iedereen verlangt, en met recht, dat de volksvertegenwoordiging hare plicht doe, en niet alleen het verleden onbeschroomd be- spreke, maar ook voor de toekomst waar borgen stelt. Ministerieele verantwoordelijk heid voor Pruisen en voor het geheele rijk? Daartoe is het zeker al lang tijd. Maar of zulk een wettelijke maatregel op het onder havige geval van toepassing is, is minstens twijfelachtig. Overgang naar het parlemen taire regeerstelsel Het verdient opmerking dat reeds vrij-conservatieve politici als Frei- herr von Zedhtz daarmede verzoend beginnen te raken, ofschoon deze ook gelooft dat de partij-versnippering in Duitschland voor eerst een onoverkomelijke hinderpaal zal zijn. Wel, werd het met het parlementarisme ernst, het partijwezen zou spoedig eene in grijpende wijziging ondergaan. Eéne instel ling echter, welke in Engeland met het par lementarisme nauw is verbonden, schijnt na- volgenswaard en gepast; schijnt ook nood zakelijk om, hoe steeds ook geregeerd worde, eenheid in de leiding der politiek mogelijk te maken en te verzekeren." „De heer von Zedlitz heeft erover geklaagd dat de Keizer als prins in de byzantijnsche atmosfeer van Potsdam is opgevoedde om gang met officieren van voorname garde regimenten heeft zijne autocratische neigin gen aangewakkerd, het zou nuttig zijn dat troonopvolgers hunne opleiding bij linie regimenten in de provincie kregen. Of daar mede veel zou worden verbeterd? Of Pots dam, of Breslau, of Stettin, wat komt het er op aan? Waar een troonopvolger vertoeft is een hof en wanneer in oude tijden de recht- spreuk gold „Stadslucht maakt vrij" dan geldt heden de ervaringsspreuk „Hoflucht maakt onvrij". De personen zijn beslissend die een. kroonprins of een monarch omrin gen, waar hij zich ook moge ophouden. En daarom is het voor een staatsman van groote beteekenis dat de beslissende invloed op de samenstelling van den hofstaat tot zijn res sort behoort. Dat heeft men in Engeland sinds vele menschenleeftijden ingezien en men heeft ernaar gehandeld. De eerste minister is daar vertrouwensman van het parlement en van het volk. Hij is jegens hen voor de leiding der zaken verantwoordelijk. Dien tengevolge is het zijn recht en zijn plicht ervoor te zorgen dat zijn politiek niet door onverantwoordelijke raadgevers worde ge kruist, niet door doen of laten van de om geving van den heerscher worde benadeeld. Hij duldt in de nabijheid van den troon niemand die niet met de regeering eenstem mig is, die ongunstig op den drager der kroon kan influenceeren, hetzij dat hij hem aan de tegenpartij mocht willen dienstbaar maken, zij het dat hij hem sterkt in de voor stelling dat de wil des Konings hoogste wet moet blijven. „Men heeft sinds twintig jaren dikwijls ge vraagd of er dan aan het hof niemand is die er den Keizer vrijmoedig opmerkzaam op maakt welken indruk menige van zijn mani festaties heeft gemaakt, die hem te rechter tijd het bedenkelijke van voorgenomen stap pen duidelijk maakt, die hem bij verant woordelijke gesprekken met personen jegens wie hij zijn hart uitstort, even eerbiedig als gewetensvol waarschuwt." (Hoe stelt de Vos sische zich dit voor? Een oppasser voor den Keizer?) „Aan zulke raadslieden en waarschuwers heeft het helaas vaak ont broken, anders ware veel wat geschied is niet gebeurd. En daarom is het een der ge wichtigste en dringendste verplichtingen eener verantwoordelijke regeering eene vol komen omvorming van den hofstaat te be werken, opdat de Keizer overal opheldering erover verkrijgen kan welke eischen de politiek van zijn ministers op ieder willekeu- rig oogenblik stelt. Ware de Keizer door personen, die deze roeping indachtig waren, op High cliffe-castle omringd geweest, het artikel in de Daily Telegraph zou niet zijn verschenen." DulttchlancL De Rijksregeering staat niet alleen voor de invoering van nieuwe belastingen, ook in Pruisen worden maatregelen genomen, om de belastingschroef nog wat vaster aan te draaien. Een der voorstellen, door de Prui sische regeering ingediend, is de invoering eener belasting van industrieele en kandels- maatschapijen. Voor groote maatschap pijen is de belasting zeer belangrijk. De Bo- chumer gietstaal-maatschappij berekent, dat zij voor die belasting jaarlijks 500,000 tot 600,000 Mrk. zal moeten betalen, de Laura- hütte 380,000 tot 400,000 Mrk., waarbij voor ieder dier maatschappijen nog komt de rijksbelasting op gas en electrisch licht, die op 120,000 tot 150,000 Mark wordt geschat. De gevolgen hier vap doen zich reeds ge voelen. Maatschappijen, die voornamelijk of uitsluitend in het buitenland werken, drei gen nu reeds den zetel der maatschappij te zullen verplaatsen. De „Deutsche Ueberseei- sche Electrizitats-Gesellschaft" heeft haar zetel van Berlijn naar Hamburg verplaatst, de „Electrische Licht- und Kraft-Anlagen Act.-Gesellsch." eveneens. Dit is voor Pruisen een kwaad ding, te meer daar het voorbeeld allicht navolging zou kunnen vinden. Stuttgart, 9 Nov. De Schwabische Merkur verneemt, dat het ministerie van oor log te Berlijn officieel het luchtschip no. 1 van Zeppelin heeft overgenomen. Hst Casablanca-inciden^ B e r 1 ij n, 9 Nov. De Nordd. Allgein. Zeit. bevat de volgende mededeelingOp het einde van October had de Duitsche staatssecretaris v. Schön aan den Franschen ambassadeur Cambon een officieele uiteen zetting doen toekomen van het gebeurde te Casablanca, met het verzoek ook de Fran- sche memore daarover te willen zenden. Uit het Zaterdag bij het ministerie van buiten landsche zaken ontvangen rapport van den commissaris van politie Bordé blijkt, dat er een belangrijk verschil is tusschen de Duit sche en de Fransche voorstelling der zaak. De feitelijke toedracht van het incident heeft dus nadere opheldering noodig, hetzij door een onderzoek door de regeeringen van bei de landen of wel door een scheidsgerecht. P a r ij s, 9 Nov. Volgens hedenmiddag uit Berlijn ontvangen inlichtingen is er flinke voortgang gekomen in de onderhande lingen. Duitschland zou thans geneigd zijn er in toe te stemmen, om het 'ncident van Casablanca wat de feiten betreft aan het oor deel van een scheidsgerecht te onderwerpen. P a r ij s 10 Nov. Volgens een tele gram uit Berlijn aan de Echo de Paris heeft de minister van buitenlandsche zaken het incident voor geëindigd verklaard. De ge troffen formule zou aldus luiden, dat de Fransche en de Duitsche regeering het in cident betreurende, gezien de tegenstrijdige lezingen in de respectievelijke rapporten, het incident bij gemeenschappelijke overeen komst voor het hof van arbitrage in Den Haag brengen, dat dan eene volledige en quête zal instellen. Engeland. Londen, 9 November. Aan het Lord Mayor's banket een toost beantwoor dende, zeide Mc. Kenna, dat de vloot nim mer sterker geweest is dan op het huidige oogenblik. De taak om liet overwicht der vloot te handhaven is zwaar, inaar wij heb ben die suprematie thans en zullen haar ten allen tijde bewaren. Asquith, een toost op de ministers beant woordende, maakte melding van de heer- schende slapte op handelsgebiedhij zeide kenteekenen te zien, die er op wezen dat die slapte niet lang zal duren. Hij voorzag, dat de vrede in de wereld gehandhaafd zou worden. Hij betuigde de sympathie van de geheele natie met Turkije, waar het vrijheid en een grondwettelijke regeering had inge steld Met betrekking tot Bulgarije, Bosnië en Herzegowinn heeft de Engelsche regeering een duidelijke houding aangenomen. De re geering heeft zich gesteld op het standpunt van de op de conferentie van 1871 tusschen de mogendheden verkregen overeenkomst. Internationale verdragen kunnen niet gewij zigd worden door een der partijen zonder toestemming van de overige betrokken par tijen. Wij houden het er voor, dat dit in zich sluit wijziging van het tractaat van Berlijn, dat voorzag in hetgeen geschied is en dat om wijzigingen aan te brengen, die van kracht zijn, eerst de toestemming der mogendhe den, Turkije daaronder begrepen, moet wor den verkregen. Ondergeschikt aan dit be langrijke beginsel wenschen wij alles te doen wat wij kunnen om een algemeene over eenkomst te bevorderen. De Engelsche re geering heeft geen voorkeur voor, geen voor oordeel tegen een denkbeeld van regeling. Er is nimmer een schijn van grond ge weest voor het denkbeeld, dat wij gekant zijn tegen rechtstreeksche onderhandelidgen tusscheu Oostenrijk, Turkije en Bulgarije, maar de overeenkomst moet worden gecon trasigneerd door de overige partijen. Turkije het meest benadeeld zijnde, moet een rege ling hebben, die overeenkomt met zijn eer en belang. Maar Turkije moet eerst met zichzelf te rade gaan en dan de voorwaar den voorstellen. Mochten Oostenrijk of Bul garije tot een rechtstreeksche oplossing ko men, dan zou de weg voor een algemeene regeling geëffend zijn. De gevoelens zijn zeer geprikkeld in de Balkanstatenwij doen wat wij kunnen tot verzoening, tot vermin dering der opgewondenheid en om geen voed sel te geven aan verwachtingen, welke zou den zijn opgewekt. Ik ben blijde het te zeg gen en het is een groote voldoening voor ons, dat beraadslagingen met Iswolski heb ben aangetoond, dat Rusland en Groot-Brit- tannië de Oostersche kwestie van hetzelfde standpunt beschouwen. Rusland heeft een groote gematigheid aan den dag gelegd ten aanzien van de woelingen in Tabris. Enge land en Rusland drongen er bij den Sjah op aan den Perzischen opstande lingen amnestie te verleenen. Wij wen9chen niet Europa in groepen verdeeld te zijn. Wij loven in volledige sympathie met Frankrijk, maar zijn even oprecht met Duitschland en Italië. Wij nemen een geheel belangelooze stelling in en vragen niets voor ons zelf. Alleen wenschen wij te handhaven het pu blieke recht van Europa, een rechtvaardige behandeling voor Turkije eu een zoodanige schikking, dat de weg geopend wordt voor vrijheid en een goed bewind aldaar. Betreffende de Engelsch-Duitsche betrek kingen zeide Asquith, dat het onmogelijk was te vergeten de door den Keizer afge legde nadrukkelijke verklaringen toen hij verleden jaar onze gast was, dat het over- hecrschende doel van zijn politiek is den vrede in Europa en de goede betrekkingen tusschen Engeland en Duitschland te hand haven. Het is deze geest, welke ons leidt bij alle onderhandelingen in zake de tegen woordige moei elij kb eden in de Europeesche politiek. Indien, zooals wij gelooven, de an dere mogendheden dezelfde bedoelingen heb ben, dan zullen de wolken, die op het oogen blik den hemel der Balkanlanden en elders verduisteren, wel over trekken, zonder stormen en dc atmosfeer zal gezuiverd zijn van achterdocht en wantrouwen. Er moest geen sprake zijn van isoleering of vijandige groepeering tusschen mogendheden, die de bewakers zijn van de beschaving en den vrede in de wereld, terwijl niets ons er toe zal brengen onze verbintenissen te kort te doen of ontrouw te zijn, zelfs voor een oogen blik, aan bestaande vriendschapsbanden. Wij zullen geen hand weigeren, die ons in goe den wil en goede trouw wordt toegestoken. Asquith eindigde aldusOns besluit om het onbetwistbare overwicht met onze vloot te behouden, zooals elke buitenlandsche mogendheid weet, heeft geen agressieve be doeling, maar op den meest eenvoudigen plicht te vervullen door het rijk en zijn han- DOOS 82 8. R. CROCKETT. Vit hft Sohottfh ftrtfuld Doom J. F. WBSSELINK—VAN ROS3UM. Het is voor een leek niet mogelijk de volgorde van alle verhooren te beschrijven. Dat van Hester onderscheidde zich niet door sensatie-wekkende voorvallen, ofschoon de getuigen en vrienden der veroordeelde een eigenaardig schouwspel opleverden, terwijl zij 6tonden te wachten om voor den rechter te worden geroepen. Daar was in de eerste plaats de hertog van Niddisdale, lang en barsch, een man van de heide en de wou den. Hij sprak vrij met monsieur Saucy, zijn ouden dansmeester, op het gewone ter- icin van oude kennisschap en wederzijdsche genegenheid. Vic stond naast Carus, haar partij aangevende door halstarrig te weige ren haar zusters te herkennen, telkens als die arm aan arm voorbijgingen. „Ik heb er voor gezorgd, dat Hester er zoo goed mogelijk uitziet," zei Vic in ver trouwen tot Carus, „en als dat niet even veel voor haar doet bij twaalf verstandige juryleden, als de listen van Jim Chetwynd wel dan zeg ik, dat het land zijn onder gang tegemoet gaat." Het oude gerechtshof zag er op dien na jaarsmorgen somber en naargeestig uit. Het hof, dat van geen lange vacantie wist, hield zitting en Hester, die in de bank der be schuldigden stond dorst geruinien tijd haar oogen niet op te heffen. Met duidelijke stem sprak zij echter haar „onschuld" uit; waarna de advocaat van den aanklager de zaak opende. Eindelijk verzamelde Hester moed om naar Revvie uit te zien. Zoo verzekerde zij zichzelf tenminste. Zij. zag hem. Hij glim lachte rustig, daarna ving ze Vic's blik op. Vic knikte bemoedigend. Toen volgde Carus. Hij knikte noch glimlachtemaar van dat oogenblik af was zij zich bewust van een zekeren, zeer bepaalden steun, die, hoe de dingen ook mochten gaan, haar nooit ontno men zou worden. Zij wist, dat zijn oogen geen oogenblik van haar gelaat zouden af gewend worden. Zij wist, dat hij er zijn ge heele ziel op gezet had haar te helpen en te sterken op dezen voor haar zoo smarte lijker. dag. Zij dankte God voor deze goede vrienden en vatte weer moed. Het duurde een poos, voordat zij naar de bank kon zien waar een rij van gedaanten zaten even schitterend als de goden op den Olympus. In het midden was een soort troon en daarop lag, wftnt zitten kon men het niet noemen een gestalte gekleed in hermelijn, blauw en goud. Een ketting om gaf zijn bals en boven zijn hoofd hing een zwaard tegen een kleed van scharlaken. Deze schitterende figuur scheen in hét minst geen aandacht te schenken aan den aanklager. Hij hield iets in de hand, dat er uitzag als een groot, officieel document (het was in werkelijkheid het laatste nummer van de Times). Hij staarde Hester door zijn lognet aan en scheen ieder harer bewegingen te bespieden. Twee andere heeren, in toga's, zetten zich nu en dan neer om dan weer ge- ruischloos te verdwijnen. Niemand scheen veel aandacht aan de zaak te geven, uitge nomen een man in 't rood gekleed met een scherp gelaat en lage schouders, die vlak togenover de prachtige middenfiguur zat en in een boekschreef. Hij hield zijn blik ge vestigd op den spreker. Hij volgde de go- tuigen alsof bij de woorden wilde opvangen, zoodra ze van hun lippen vloeiden. Hij be keek iedere verklaring evenals een man die aan de echtheid van een ontvangen zilver stuk twijfelt. Hij sprak tot niemand op de bank, en niemand uitte een woord tot hem. Nu en dan sprak de kleine in 't rood gekleede man, een scherp, welgekozen woord, een vraag met een beleediging er aan vast. Als hij zijn antwoord had gekregen, hief hij snel zijn oogen op naar de jury-leden om te zien wel ken indruk het op de heeren had gemaakt. Dat was een van haar rechters van het hooggerechtshof, die rustig het geheele werk van de zitting deed. Voor al de overigen was het slechts een eerepost, allen zeer eerbied waardig maar zonder veel meer gewicht in de rechterlijke macht dan de vliegen, die de zoldering van het oude hof verduisterden. Toen de zaakwas geopend werd het steeds duisterder en duisterder in Hester's ziel. De rechter, die sprak, scheen haar met angst te omgorden. Hare handen lagen bevend op de balustrade. Het was alsof ze flauw zou vallen. De bank der jury-leden draaide rond. In een oogwenk waren de rusteloozo oogen, van den kleinen, donkeren, op een vogel gelijkenden man op haar gevestigd. „Een stoel," beval hij aan een onzicht- b&ren wachter. Een oogenblik later ging Hester zitten, en werd er een glas water aan haar lippen gebracht. De getuigen a charge waren in de eerste plaats Sir Sylvanus zelf, die onder den in vloed van sterke1 aaudoéning sprak. Ethel, die haar meest opzichtige japon had aange trokken Claudia, helder en vlekkeloos, van kop tot teen in het jyit, en er zoo rein en onschuldig uitziende, dat het overbodig scheen haar te doen zweren de waarheid te zullen sprekenhet was alsof zij de vleugels van een engel zedig achter haar rug had saamgovouwen. Sir Sylvanus voelde zijn po sitie duidelijk. Hij verzekerde het zichzelf. Slechts het uiterst gevoel van plicht tegen over het algemeen belang had hem tot dezen stap kunneu bewegen. Het was de eerste keer. Ja, dat was waar. Andere dingen had men gemist, maar van geringe waarde. „Neen" (dit in antwoord op de vraag van den vogelachtigen rechter in het rood), „geen van die dingen was in den koffer van de beklaagde gevonden." Er was geen twij fel aan, dat deze robijn bij zijn stel behoor de. Hij had altijd de midden-plaats ingeno men in de doos, die er voor gemaakt was. Hij had hem eenige maanden voor het bal gemist, maar lang nadat Hester naar Lon den was gekomen Hij werd als door den bliksem getroffen, toen hij hem dien avond om den hals der gevangene had gezien. Neen, bij die gelegenheid had hij niets tot Hester Stirling gezegd. Zij was met de her togin van Niddisdale, en hij had begrepen, dat het noch de tijd noch de plaats was ge weest ontroering te verwekken. De rechter stelde een andere vraag. „Viel ze niet op, deze zonderlinge manier van doen om het gestolene te dragen op een plaats, waar het door den eigenaar gezien kon worden Ja, het had den staatsman vreemd toe geschenen. Maar hij had er zich bij neer gelegd, het was volkomen in overeenstem ming met het karakter van de gevangene, dio in de hoogste mate ijdel en weifelend was. Het was van het eerste oogenblik af dui delijk, dat zij het vërhnal verzonnen had, dat zij zich voorgenomen had te vertellen en tot het laatste oogenblik, bet koste wat het wilde vol te houden. Hij was er van verze kerd, dat ïjdelheid en geen winstbejag de aanleiding was geweest. Voor zoover hem bekend was, had de gevangene geen poging gedaan den halssnoer te verkoopen. Nu stond Jim Chetwynd op voor het kruisverhoor. „Zou Sir Sylvanus zoo goed willen zijn, de juiste omstandigheden te noemen, waar in hij in 't bezit kwam van de zes halssnoe ren, met de sloten van robijnen?" „Zeker," antwoordde Sir Sylvanus on middellijk; „zooals de meesten weten, ben ik mijn geheele leven betrokken geweest in den handel in edelgesteenten. Ik nam deze ongeveer vijftien of zestien jaar geleden in ruil van de firma Metzinger en Co., -een firma die niet meer bestaat voor eenige diamanten van waarde." „Misschien bezit gij wel een afschrift van deze onderhandeling." „Ik heb het meegebracht," zei 8ir Syl vanus en stak zijn handen in zijn borstzak. Wordt vfrvulgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1908 | | pagina 1