w. 187.
7"* Jaargang.
Dinsdag 10 November 1908.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
CINDERELLA.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS:
P«r 3 nuandsn voor Amersfoortf l.OO.
Idsm franao por post- l.SO.
Afiondsrlgks nummers- 0.05.
Dom Oouvont rorsohtjnt dogoltjksbehalve op Zon* on Poost-
dsgon.
AdrortontiCnmododoolingon enz.gelieve men réór 11 uur
'a morgens b| do Uitgevers in te zonden.
Uitgevers: VALKH OFF C°.
Utrechtschestraat I. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIÉN:
Van 1—5 regels f O.OO.
Elke regel moer - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 cent* bij vooruitbetaling.
Grooto letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad, bfj abonnement. Bene
oirculairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Kennisgeving.
De BnrgemeesteT <ler gemeente Amersfoort
Ibrengt, ingevolge mededeeling van. den Burge
meester van Doorn, d.d. 3 November 1908, 110.
145/22, ter kennis van belanghebbenden, dat
zich in die gemeente een geval van scliapen-
sdnirft heeft voorgedaan.
Amersfoort, 9 November 1908.
De Burgemeester voornoemd
WUIJTIERS.
Politiek Overzicht
Waarborgen voor de toekomst.
Zelden heeft Duitschland met zulk een
gespannen verwachting de oogen gericht ge
houden op den Rijksdag als thans. De dag
van heden zal daarom voor Duitschland, als
constitutioneele staat, van verstrekkende be-
teekenis zijn. De verwachtingen zijn hoog
gespannen. „Men verlangt en mag ook ver
langen aldus de Köln. Ztg. dat het dit
maal niet bij allerlei woorden en redeneerin
gen blijft, doch dat het op handen zijnde
debat duidelijk de bedoeling doet kennen om,
voor zoover het althans aan het volk en zijne
grondwettelijke vertegenwoordiging ligt, een
keerpunt aan te brengen. Bijna algemeen
wordt de eisch gesteld, dat er waarborgen
zullen worden gegeven dat het volk niet
verder schade lijdt door eene regeermethode,
welke deels aan de verantwoordelijkheid is
onttrokken, deels leemten en gebreken heeft
getoond waaraan een einde moet worden ge
maakt. Er zal bovendien op de wijze waarop
in Duitschland de Kroon in het beheer der
zaken ingrijpt, in allen eerbied eene kritiek
te oefenen zijn, welke aan den ernst van den
toestand beantwoordt en de meeningen van
breede kringen weergeeft. Maar de waarborg
welke voor de toekomst wenschelijk is, moet
voor alles effect hebben, en hiertoe is het
noodig dat geen waarborgen worden geëischt
welke krachtens hunnen aard op den duur
van geen belang zullen zijn. Wij meenen
daarom dat het eenerzij ds wel is waar nood
zakelijk is den Keizer te zeggen waarom
zijne houding wordt misprezen, anderzijds
valt er echter rekening mede te houden, dat
eene eigenaardigheid, die haar grond vindt
in temperament en persoonlijken aanleg,
nooit grondig kan en zal veranderen. Wij
moeten de persoonlijkheid van den heerscher
nemen, zooals zij is en daar het monarchale
beginsel in den Duitschen staatsvorm eene
rustige en toenemende ontwikkeling vooron
derstelt, zoo is er voor te zorgen dat de mo
narchale gevoelens nog niet meer geschokt
worden dan tot heden helaas het geval is.
Deze beide noodzakelijkheden tot één te ma
ken is thans meer dan ooit(de plicht van ge
wetensvolle volksvertegenwoordigers
„Naast woorden zijn ook daden te ver
langen. Wat nu echter in deze richting moet
geschieden, daarover heerscht allerwege on
klaarheid. Volgens het gebruik eindigen de
interpellaties in den Duitschen Rijksdag
niet met eene stemming, er wordt dus niet,
zooals in parlementair regeerde landen,
door middel van cijfers vastgesteld of
de regeering nog het vertrouwen der
volksvertegenwoording heeft. Zulks blijft
achterwege, omdat volgens de Rijks
grondwet het recht om ministers te ontslaan
en te benoemen aan den Keizer is voorbe-
hooden. Maar het heet dat men in partij -
kringen de gedachte met zich draagt (in
middels al weer opgegeven) een adres
aan de Kroon voor te stellen, waarin
de meeningen en bezwaren der meerderheid
worden weergegeven. Tegen zulk een adres,
dat werkelijk een novum in onze parlemen
taire geschiedenis zou vormen, ware op" zich
zelf niets in te brengen, in 't bijzonder dan
niet wanneer het eventueel door het presi
dium van den Rijksdag persoonlijk kon wor
den overhandigd en verdedigd. Maar breede
kringen zullen met ons van meening zijn,
dat met de van de tribune uitgesproken re
devoeringen bij de debatten en met de zins
wendingen van een adres de actie van het
parlement zich niet is uitgeput."
„Te overwegen ware of niet de in
stelling va i eene permanente commissie voor
buitenlandsche aangelegenheden ernstig in
beraad ware te nemen, eene commissie wel
ke, zuiver gehandhaafd, een instelling van
vertrouwen zou worden, welke de bemidde
ling tusschen volk en regeering op zich zou
nemen. Uit haar zouden natuurlijk de rede
naars worden gekozen, die in plenum
de buitenlandsche aangelegenheden zouden
te behandelen hebben. De regeering zou in
haar een lichaam vinden, hetwelk haar in
kritieke omstandigheden door vertrouwelijke
uiteenzetting zou hebben te adviseeren en dat
een deel der verantwoordelijkheid van haar
afwentelde en ook den Keizer, als eenigen
grondwettelijken leider der buitenlandsche
politiek, eenigszins ontlastte. Voorzeker zou
zulk eene commissie ook het controlemiddel
op de regeering en een vermeerdering van
de macht der volksvertegenwoordiging vor
men."
Aldus het denkbeeld van de Kölnische.
Denkt het blad heusch dat Keizer en regee
ring, gesteld dat deze met de instelling eener
als boven omschreven commissie genoegen
nam, zich eventueel aan zulk een college
van dwarskijkers zouden storen?
„Dat het anders worden moet, tjilpen de
mussohen van de daken" zegt de Vossische
Zeitung „hoe het anders worden moet
wenscht men van den Rijksdag te hooren.
Iedereen verlangt, en met recht, dat de
volksvertegenwoordiging hare plicht doe, en
niet alleen het verleden onbeschroomd be-
spreke, maar ook voor de toekomst waar
borgen stelt. Ministerieele verantwoordelijk
heid voor Pruisen en voor het geheele rijk?
Daartoe is het zeker al lang tijd. Maar of
zulk een wettelijke maatregel op het onder
havige geval van toepassing is, is minstens
twijfelachtig. Overgang naar het parlemen
taire regeerstelsel Het verdient opmerking
dat reeds vrij-conservatieve politici als Frei-
herr von Zedhtz daarmede verzoend beginnen
te raken, ofschoon deze ook gelooft dat de
partij-versnippering in Duitschland voor
eerst een onoverkomelijke hinderpaal zal
zijn. Wel, werd het met het parlementarisme
ernst, het partijwezen zou spoedig eene in
grijpende wijziging ondergaan. Eéne instel
ling echter, welke in Engeland met het par
lementarisme nauw is verbonden, schijnt na-
volgenswaard en gepast; schijnt ook nood
zakelijk om, hoe steeds ook geregeerd worde,
eenheid in de leiding der politiek mogelijk
te maken en te verzekeren."
„De heer von Zedlitz heeft erover geklaagd
dat de Keizer als prins in de byzantijnsche
atmosfeer van Potsdam is opgevoedde om
gang met officieren van voorname garde
regimenten heeft zijne autocratische neigin
gen aangewakkerd, het zou nuttig zijn dat
troonopvolgers hunne opleiding bij linie
regimenten in de provincie kregen. Of daar
mede veel zou worden verbeterd? Of Pots
dam, of Breslau, of Stettin, wat komt het
er op aan? Waar een troonopvolger vertoeft
is een hof en wanneer in oude tijden de recht-
spreuk gold „Stadslucht maakt vrij" dan
geldt heden de ervaringsspreuk „Hoflucht
maakt onvrij". De personen zijn beslissend
die een. kroonprins of een monarch omrin
gen, waar hij zich ook moge ophouden. En
daarom is het voor een staatsman van groote
beteekenis dat de beslissende invloed op de
samenstelling van den hofstaat tot zijn res
sort behoort. Dat heeft men in Engeland
sinds vele menschenleeftijden ingezien en men
heeft ernaar gehandeld. De eerste minister
is daar vertrouwensman van het parlement
en van het volk. Hij is jegens hen voor de
leiding der zaken verantwoordelijk. Dien
tengevolge is het zijn recht en zijn plicht
ervoor te zorgen dat zijn politiek niet door
onverantwoordelijke raadgevers worde ge
kruist, niet door doen of laten van de om
geving van den heerscher worde benadeeld.
Hij duldt in de nabijheid van den troon
niemand die niet met de regeering eenstem
mig is, die ongunstig op den drager der
kroon kan influenceeren, hetzij dat hij hem
aan de tegenpartij mocht willen dienstbaar
maken, zij het dat hij hem sterkt in de voor
stelling dat de wil des Konings hoogste wet
moet blijven.
„Men heeft sinds twintig jaren dikwijls ge
vraagd of er dan aan het hof niemand is die
er den Keizer vrijmoedig opmerkzaam op
maakt welken indruk menige van zijn mani
festaties heeft gemaakt, die hem te rechter
tijd het bedenkelijke van voorgenomen stap
pen duidelijk maakt, die hem bij verant
woordelijke gesprekken met personen jegens
wie hij zijn hart uitstort, even eerbiedig als
gewetensvol waarschuwt." (Hoe stelt de Vos
sische zich dit voor? Een oppasser voor
den Keizer?) „Aan zulke raadslieden en
waarschuwers heeft het helaas vaak ont
broken, anders ware veel wat geschied is
niet gebeurd. En daarom is het een der ge
wichtigste en dringendste verplichtingen
eener verantwoordelijke regeering eene vol
komen omvorming van den hofstaat te be
werken, opdat de Keizer overal opheldering
erover verkrijgen kan welke eischen de
politiek van zijn ministers op ieder willekeu-
rig oogenblik stelt. Ware de Keizer door
personen, die deze roeping indachtig waren,
op High cliffe-castle omringd geweest, het
artikel in de Daily Telegraph zou niet zijn
verschenen."
DulttchlancL
De Rijksregeering staat niet alleen voor
de invoering van nieuwe belastingen, ook in
Pruisen worden maatregelen genomen, om
de belastingschroef nog wat vaster aan te
draaien. Een der voorstellen, door de Prui
sische regeering ingediend, is de invoering
eener belasting van industrieele en kandels-
maatschapijen. Voor groote maatschap
pijen is de belasting zeer belangrijk. De Bo-
chumer gietstaal-maatschappij berekent, dat
zij voor die belasting jaarlijks 500,000 tot
600,000 Mrk. zal moeten betalen, de Laura-
hütte 380,000 tot 400,000 Mrk., waarbij
voor ieder dier maatschappijen nog komt de
rijksbelasting op gas en electrisch licht, die
op 120,000 tot 150,000 Mark wordt geschat.
De gevolgen hier vap doen zich reeds ge
voelen. Maatschappijen, die voornamelijk of
uitsluitend in het buitenland werken, drei
gen nu reeds den zetel der maatschappij te
zullen verplaatsen. De „Deutsche Ueberseei-
sche Electrizitats-Gesellschaft" heeft haar
zetel van Berlijn naar Hamburg verplaatst,
de „Electrische Licht- und Kraft-Anlagen
Act.-Gesellsch." eveneens.
Dit is voor Pruisen een kwaad ding, te
meer daar het voorbeeld allicht navolging
zou kunnen vinden.
Stuttgart, 9 Nov. De Schwabische
Merkur verneemt, dat het ministerie van oor
log te Berlijn officieel het luchtschip no. 1
van Zeppelin heeft overgenomen.
Hst Casablanca-inciden^
B e r 1 ij n, 9 Nov. De Nordd. Allgein.
Zeit. bevat de volgende mededeelingOp
het einde van October had de Duitsche
staatssecretaris v. Schön aan den Franschen
ambassadeur Cambon een officieele uiteen
zetting doen toekomen van het gebeurde te
Casablanca, met het verzoek ook de Fran-
sche memore daarover te willen zenden. Uit
het Zaterdag bij het ministerie van buiten
landsche zaken ontvangen rapport van den
commissaris van politie Bordé blijkt, dat er
een belangrijk verschil is tusschen de Duit
sche en de Fransche voorstelling der zaak.
De feitelijke toedracht van het incident heeft
dus nadere opheldering noodig, hetzij door
een onderzoek door de regeeringen van bei
de landen of wel door een scheidsgerecht.
P a r ij s, 9 Nov. Volgens hedenmiddag
uit Berlijn ontvangen inlichtingen is er
flinke voortgang gekomen in de onderhande
lingen. Duitschland zou thans geneigd zijn
er in toe te stemmen, om het 'ncident van
Casablanca wat de feiten betreft aan het oor
deel van een scheidsgerecht te onderwerpen.
P a r ij s 10 Nov. Volgens een tele
gram uit Berlijn aan de Echo de Paris heeft
de minister van buitenlandsche zaken het
incident voor geëindigd verklaard. De ge
troffen formule zou aldus luiden, dat de
Fransche en de Duitsche regeering het in
cident betreurende, gezien de tegenstrijdige
lezingen in de respectievelijke rapporten,
het incident bij gemeenschappelijke overeen
komst voor het hof van arbitrage in Den
Haag brengen, dat dan eene volledige en
quête zal instellen.
Engeland.
Londen, 9 November. Aan het
Lord Mayor's banket een toost beantwoor
dende, zeide Mc. Kenna, dat de vloot nim
mer sterker geweest is dan op het huidige
oogenblik. De taak om liet overwicht der
vloot te handhaven is zwaar, inaar wij heb
ben die suprematie thans en zullen haar ten
allen tijde bewaren.
Asquith, een toost op de ministers beant
woordende, maakte melding van de heer-
schende slapte op handelsgebiedhij zeide
kenteekenen te zien, die er op wezen dat
die slapte niet lang zal duren. Hij voorzag,
dat de vrede in de wereld gehandhaafd zou
worden. Hij betuigde de sympathie van de
geheele natie met Turkije, waar het vrijheid
en een grondwettelijke regeering had inge
steld
Met betrekking tot Bulgarije, Bosnië en
Herzegowinn heeft de Engelsche regeering
een duidelijke houding aangenomen. De re
geering heeft zich gesteld op het standpunt
van de op de conferentie van 1871 tusschen
de mogendheden verkregen overeenkomst.
Internationale verdragen kunnen niet gewij
zigd worden door een der partijen zonder
toestemming van de overige betrokken par
tijen. Wij houden het er voor, dat dit in zich
sluit wijziging van het tractaat van Berlijn,
dat voorzag in hetgeen geschied is en dat om
wijzigingen aan te brengen, die van kracht
zijn, eerst de toestemming der mogendhe
den, Turkije daaronder begrepen, moet wor
den verkregen. Ondergeschikt aan dit be
langrijke beginsel wenschen wij alles te doen
wat wij kunnen om een algemeene over
eenkomst te bevorderen. De Engelsche re
geering heeft geen voorkeur voor, geen voor
oordeel tegen een denkbeeld van regeling.
Er is nimmer een schijn van grond ge
weest voor het denkbeeld, dat wij gekant
zijn tegen rechtstreeksche onderhandelidgen
tusscheu Oostenrijk, Turkije en Bulgarije,
maar de overeenkomst moet worden gecon
trasigneerd door de overige partijen. Turkije
het meest benadeeld zijnde, moet een rege
ling hebben, die overeenkomt met zijn eer
en belang. Maar Turkije moet eerst met
zichzelf te rade gaan en dan de voorwaar
den voorstellen. Mochten Oostenrijk of Bul
garije tot een rechtstreeksche oplossing ko
men, dan zou de weg voor een algemeene
regeling geëffend zijn. De gevoelens zijn zeer
geprikkeld in de Balkanstatenwij doen
wat wij kunnen tot verzoening, tot vermin
dering der opgewondenheid en om geen voed
sel te geven aan verwachtingen, welke zou
den zijn opgewekt. Ik ben blijde het te zeg
gen en het is een groote voldoening voor
ons, dat beraadslagingen met Iswolski heb
ben aangetoond, dat Rusland en Groot-Brit-
tannië de Oostersche kwestie van hetzelfde
standpunt beschouwen. Rusland heeft een
groote gematigheid aan den dag gelegd ten
aanzien van de woelingen in Tabris. Enge
land en Rusland drongen er bij den
Sjah op aan den Perzischen opstande
lingen amnestie te verleenen. Wij wen9chen
niet Europa in groepen verdeeld te zijn. Wij
loven in volledige sympathie met Frankrijk,
maar zijn even oprecht met Duitschland en
Italië. Wij nemen een geheel belangelooze
stelling in en vragen niets voor ons zelf.
Alleen wenschen wij te handhaven het pu
blieke recht van Europa, een rechtvaardige
behandeling voor Turkije eu een zoodanige
schikking, dat de weg geopend wordt voor
vrijheid en een goed bewind aldaar.
Betreffende de Engelsch-Duitsche betrek
kingen zeide Asquith, dat het onmogelijk
was te vergeten de door den Keizer afge
legde nadrukkelijke verklaringen toen hij
verleden jaar onze gast was, dat het over-
hecrschende doel van zijn politiek is den
vrede in Europa en de goede betrekkingen
tusschen Engeland en Duitschland te hand
haven. Het is deze geest, welke ons leidt
bij alle onderhandelingen in zake de tegen
woordige moei elij kb eden in de Europeesche
politiek. Indien, zooals wij gelooven, de an
dere mogendheden dezelfde bedoelingen heb
ben, dan zullen de wolken, die op het oogen
blik den hemel der Balkanlanden en elders
verduisteren, wel over trekken, zonder
stormen en dc atmosfeer zal gezuiverd zijn
van achterdocht en wantrouwen. Er moest
geen sprake zijn van isoleering of vijandige
groepeering tusschen mogendheden, die de
bewakers zijn van de beschaving en den
vrede in de wereld, terwijl niets ons er toe
zal brengen onze verbintenissen te kort te
doen of ontrouw te zijn, zelfs voor een oogen
blik, aan bestaande vriendschapsbanden. Wij
zullen geen hand weigeren, die ons in goe
den wil en goede trouw wordt toegestoken.
Asquith eindigde aldusOns besluit om
het onbetwistbare overwicht met onze vloot
te behouden, zooals elke buitenlandsche
mogendheid weet, heeft geen agressieve be
doeling, maar op den meest eenvoudigen
plicht te vervullen door het rijk en zijn han-
DOOS
82 8. R. CROCKETT.
Vit hft Sohottfh ftrtfuld
Doom
J. F. WBSSELINK—VAN ROS3UM.
Het is voor een leek niet mogelijk de
volgorde van alle verhooren te beschrijven.
Dat van Hester onderscheidde zich niet door
sensatie-wekkende voorvallen, ofschoon de
getuigen en vrienden der veroordeelde een
eigenaardig schouwspel opleverden, terwijl
zij 6tonden te wachten om voor den rechter
te worden geroepen. Daar was in de eerste
plaats de hertog van Niddisdale, lang en
barsch, een man van de heide en de wou
den. Hij sprak vrij met monsieur Saucy,
zijn ouden dansmeester, op het gewone ter-
icin van oude kennisschap en wederzijdsche
genegenheid. Vic stond naast Carus, haar
partij aangevende door halstarrig te weige
ren haar zusters te herkennen, telkens als
die arm aan arm voorbijgingen.
„Ik heb er voor gezorgd, dat Hester er
zoo goed mogelijk uitziet," zei Vic in ver
trouwen tot Carus, „en als dat niet even
veel voor haar doet bij twaalf verstandige
juryleden, als de listen van Jim Chetwynd
wel dan zeg ik, dat het land zijn onder
gang tegemoet gaat."
Het oude gerechtshof zag er op dien na
jaarsmorgen somber en naargeestig uit. Het
hof, dat van geen lange vacantie wist, hield
zitting en Hester, die in de bank der be
schuldigden stond dorst geruinien tijd haar
oogen niet op te heffen.
Met duidelijke stem sprak zij echter haar
„onschuld" uit; waarna de advocaat van den
aanklager de zaak opende.
Eindelijk verzamelde Hester moed om
naar Revvie uit te zien. Zoo verzekerde zij
zichzelf tenminste. Zij. zag hem. Hij glim
lachte rustig, daarna ving ze Vic's blik op.
Vic knikte bemoedigend. Toen volgde Carus.
Hij knikte noch glimlachtemaar van dat
oogenblik af was zij zich bewust van een
zekeren, zeer bepaalden steun, die, hoe de
dingen ook mochten gaan, haar nooit ontno
men zou worden. Zij wist, dat zijn oogen
geen oogenblik van haar gelaat zouden af
gewend worden. Zij wist, dat hij er zijn ge
heele ziel op gezet had haar te helpen en
te sterken op dezen voor haar zoo smarte
lijker. dag. Zij dankte God voor deze goede
vrienden en vatte weer moed.
Het duurde een poos, voordat zij naar de
bank kon zien waar een rij van gedaanten
zaten even schitterend als de goden op den
Olympus. In het midden was een soort troon
en daarop lag, wftnt zitten kon men het
niet noemen een gestalte gekleed in
hermelijn, blauw en goud. Een ketting om
gaf zijn bals en boven zijn hoofd hing een
zwaard tegen een kleed van scharlaken. Deze
schitterende figuur scheen in hét minst geen
aandacht te schenken aan den aanklager.
Hij hield iets in de hand, dat er uitzag als
een groot, officieel document (het was in
werkelijkheid het laatste nummer van de
Times). Hij staarde Hester door zijn lognet
aan en scheen ieder harer bewegingen te
bespieden. Twee andere heeren, in toga's,
zetten zich nu en dan neer om dan weer ge-
ruischloos te verdwijnen. Niemand scheen
veel aandacht aan de zaak te geven, uitge
nomen een man in 't rood gekleed met een
scherp gelaat en lage schouders, die vlak
togenover de prachtige middenfiguur zat en
in een boekschreef. Hij hield zijn blik ge
vestigd op den spreker. Hij volgde de go-
tuigen alsof bij de woorden wilde opvangen,
zoodra ze van hun lippen vloeiden. Hij be
keek iedere verklaring evenals een man die
aan de echtheid van een ontvangen zilver
stuk twijfelt.
Hij sprak tot niemand op de bank, en
niemand uitte een woord tot hem. Nu en dan
sprak de kleine in 't rood gekleede man, een
scherp, welgekozen woord, een vraag met
een beleediging er aan vast. Als hij zijn
antwoord had gekregen, hief hij snel zijn
oogen op naar de jury-leden om te zien wel
ken indruk het op de heeren had gemaakt.
Dat was een van haar rechters van het
hooggerechtshof, die rustig het geheele werk
van de zitting deed. Voor al de overigen was
het slechts een eerepost, allen zeer eerbied
waardig maar zonder veel meer gewicht in
de rechterlijke macht dan de vliegen, die de
zoldering van het oude hof verduisterden.
Toen de zaakwas geopend werd het steeds
duisterder en duisterder in Hester's ziel. De
rechter, die sprak, scheen haar met angst
te omgorden. Hare handen lagen bevend op
de balustrade. Het was alsof ze flauw zou
vallen. De bank der jury-leden draaide
rond. In een oogwenk waren de rusteloozo
oogen, van den kleinen, donkeren, op een
vogel gelijkenden man op haar gevestigd.
„Een stoel," beval hij aan een onzicht-
b&ren wachter. Een oogenblik later ging
Hester zitten, en werd er een glas water aan
haar lippen gebracht.
De getuigen a charge waren in de eerste
plaats Sir Sylvanus zelf, die onder den in
vloed van sterke1 aaudoéning sprak. Ethel,
die haar meest opzichtige japon had aange
trokken Claudia, helder en vlekkeloos, van
kop tot teen in het jyit, en er zoo rein en
onschuldig uitziende, dat het overbodig
scheen haar te doen zweren de waarheid te
zullen sprekenhet was alsof zij de vleugels
van een engel zedig achter haar rug had
saamgovouwen. Sir Sylvanus voelde zijn po
sitie duidelijk. Hij verzekerde het zichzelf.
Slechts het uiterst gevoel van plicht tegen
over het algemeen belang had hem tot dezen
stap kunneu bewegen. Het was de eerste
keer. Ja, dat was waar. Andere dingen had
men gemist, maar van geringe waarde.
„Neen" (dit in antwoord op de vraag van
den vogelachtigen rechter in het rood),
„geen van die dingen was in den koffer van
de beklaagde gevonden." Er was geen twij
fel aan, dat deze robijn bij zijn stel behoor
de. Hij had altijd de midden-plaats ingeno
men in de doos, die er voor gemaakt was.
Hij had hem eenige maanden voor het bal
gemist, maar lang nadat Hester naar Lon
den was gekomen Hij werd als door den
bliksem getroffen, toen hij hem dien avond
om den hals der gevangene had gezien.
Neen, bij die gelegenheid had hij niets tot
Hester Stirling gezegd. Zij was met de her
togin van Niddisdale, en hij had begrepen,
dat het noch de tijd noch de plaats was ge
weest ontroering te verwekken. De rechter
stelde een andere vraag. „Viel ze niet op,
deze zonderlinge manier van doen om het
gestolene te dragen op een plaats, waar het
door den eigenaar gezien kon worden
Ja, het had den staatsman vreemd toe
geschenen. Maar hij had er zich bij neer
gelegd, het was volkomen in overeenstem
ming met het karakter van de gevangene,
dio in de hoogste mate ijdel en weifelend
was.
Het was van het eerste oogenblik af dui
delijk, dat zij het vërhnal verzonnen had,
dat zij zich voorgenomen had te vertellen en
tot het laatste oogenblik, bet koste wat het
wilde vol te houden. Hij was er van verze
kerd, dat ïjdelheid en geen winstbejag de
aanleiding was geweest. Voor zoover hem
bekend was, had de gevangene geen poging
gedaan den halssnoer te verkoopen.
Nu stond Jim Chetwynd op voor het
kruisverhoor.
„Zou Sir Sylvanus zoo goed willen zijn,
de juiste omstandigheden te noemen, waar
in hij in 't bezit kwam van de zes halssnoe
ren, met de sloten van robijnen?"
„Zeker," antwoordde Sir Sylvanus on
middellijk; „zooals de meesten weten, ben
ik mijn geheele leven betrokken geweest in
den handel in edelgesteenten. Ik nam deze
ongeveer vijftien of zestien jaar geleden in
ruil van de firma Metzinger en Co., -een
firma die niet meer bestaat voor eenige
diamanten van waarde."
„Misschien bezit gij wel een afschrift van
deze onderhandeling."
„Ik heb het meegebracht," zei 8ir Syl
vanus en stak zijn handen in zijn borstzak.
Wordt vfrvulgd.