S'. 141. Eerste Blad. 7" «laargattig. Zaterdag 14 November 1908. BUITENLAND. FEUILLETON. CINDERELLA. AMERSFOORTSCH DAGBLAD. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem fruneo per post- 1.50. Afzonderlijke nummers- 0.05. Deze Courant versehynt dagelijks, behalvs op Zon- sn Feest dagen. Advertentiönmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 nur 's morgens ojj do Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C°. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f O.BO. Elke regel moor - 0.10. Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 cents bij vooruitbetaling. Groote lettors naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald advorteeren in dit Blad, bg abonnement, lone circulairebevattende de voorwaarden, wordt op muivmmc toegezonden. Politiek Overzicht Oppositie tegen het beleid der Itnlgaarsche regeering. De debatten in de Sobranje kenmerken zich in den laatsten tijd door heftige cri- tiek van nationale zijde op het beleid der regeering geoefend. Todorof, leider der na tionalisten, noemde de naasting der Oost- Rumelische lijn en de onafhankelijkheids verklaring ontijdig, het aannemen van den Tsarentitel door Ferdinand eenvoudigweg een misdaad en vroeg of men den moed zou hebben op deze wijze voort te gaan.. Ter toelichting der heerschende ontstem ming moge een onderhoud dienen, dat Ges jof, de Bulgaarsclie gezant, die geen uitnoo- diging ontving voor het bekende diploma tendiner te Konstantinopelden correspon dent van den Temps te Sofia toestond. Gesjof begon met de erkenning, dat bet doel der Bulgaren in de laatste jaren de on afhankelijkheid geweest was. In zooverre vond de staatsgreep, waarbij de onafhanke lijkheid werd uitgeroepen, toejuiching. Maar een andere zaak was het tijdstip en de wijze waarop die staatsgreep volvoerd was. De onafhankelijkheidsverklaring had in geen geval aan den Bosnisclien staats greep moeten voorafgaan. En wat de wijze betreft, waarop die staatsgreep volvoerd is, hij had moeten uitgaan niet van de regee ring, maar van de nationale vergadering. De Bulgaren hadden eigenlijk moeten han delen, zooals de Kretenzers gedaan hebben. De onafhankelijksverklaring had te meer door de Sobranje moeten geschied zijn, daar niemand beweren kan, dat de jongste alge- meene verkiezingen, die een verpieterende meerderheid gaven aan de thans aan het be wind zijnde democraten, de onafhankelijk heidsverklaring hadden voorbereid. Nooit heeft de onafhankelijkheidsverklaring een punt uitgemaakt van het program der de mocraten en nooit is er in een rede van een der thans aan het bewind zijnde ministers sprake van geweest. Hetzelfde vreemde stilzwijgen heeft de re geering in acht genomen ten opzichte van de bezetting van den spoorweg. Die bezet ting, welke in den vreemde zooveel afkeu ring gevonden heeft, had niet moeten ge schieden onder liet nietige voorwendsel, dat ze noodig was wegens de staking. Daar de regeering de onafhankelijkheidsverklaring in overweging had, had ze den toestand niet door een eigenmachtig optreden in de spoor- wegquaestie moeten vertroebelen De regeering, zoo merkte Gesjof verder op, heeft verlichting van lasten toegezegd. Die verlichting van lasten kunnen we ons na den jongsten staatsgreep natuurlijk %wel als een ijdel droombeeld uit het hoofd zet ten. De nieuwe lasten, die de onafhanke lijkheidsverklaring ons zal opleggen, zullen het tekort op de begrooting doen toenemen. Dat tekort was anders al groot genoeg, te oordeelen naar de verklaringen van den mi nister van financiën, die mededeelde dat het tekort van de laatste vijf jaren 155,289,135 francs bedroeg, daaronder begrepen de bui tengewone uitgaven voor het leger (96,300,000 francs). Voeg daarbij de nieuwe leening, die ons o.a. de middelen moet ver schaffen voor de schadeloosstelling aan Turkije, en ge zult begrijpen, waarom onze ministers zich eerst zoo heftig hebben verzet tegen elke financieele schadeloosstelling aan Turkije. Gij herinnert u de met zooveel ophef uit gesproken woorden van den minister-presi dent ,,Wij hebben de onafhankelijkheid niet geproclameerd, om haar thans voor geld te gaan koopen. Als het nu nog noodig is haar te koopen, dan verkiezen we dat te doen met ons bloed." Deze wóórden werden uitgesproken den 14. October. En drie dagen later, den 17. October, ontving de president der Fransche republiek de verklaring ,,dat de regeering en het Ik van Bulgarije erkenden dat er eenige schadeloosstelling aan Turkije ver schuldigd was." Een zoo snelle zwenking van onze minis ters toont niet alleen gemis aan tact, maar bewijst dat de zaken door de huidige regee ring worden beheerd met een lichtzinnigheid die er niet op berekend is om het presiige van Bulgarije te verlioogen. Maar welke *ook de fouten van onze re geering mogen zijn, wij zullen niet vergeten, dat zij op 't oogenblik onderhandelt in naam van het land en het is onze wensch, dat de regeering zich van haar moeilijke taak in dier voege kwijte, dat aan Bulgarije zoo weinig mogelijk opofferingen worden opge legd. Na den stap der groote mogendheden bij Paprikof beschouwen wij alle gevaar van oorlog als geweken. Ons rest slechts de hoop te uiten, dat Europa, den toestand van onze geldmiddelen in overweging ïemende, aan Turkije den raad zal geven de rekening niet al te zeer op te drijven, 't Is overigens in het belang van Turkije met Bulgarije in goede verhouding te leven. Als Turkije re delijk met ons handelt en onze stamgenoo- ten in de Turksche provincies behandelt zooals Oostenrijk de Slaven behandelt, dan zal het veel doen tol steviging van het con- stitutioneele regeerstelsel, dat door het Bul- gaarsche volk met oprechte vreugde, is be groet. Dultachland» Berlijn, 13 Nov. De rijkskanselier vorst Bülow begeeft zich Maandag naar Kiel, waar hij den Keizer rapport zal uitbrengen. P a r ij s, 1 3 N o v. Volgens een telegram uit Berlijn aan den Temps heeft de minister raad met algemeene stemmen zijn goedkeu ring gehecht aan het exposé dat de rijks kanselier Maandag a. s. den Keizer te Kiel zal voorleggen- Men is hier van meening, dat het ontslag van Bülow het aftreden van het gekeele ministerie ten gevolge zou heb ben. Generaal Löwenslem wordt beschouwd als de eventueele opvo'ger van den rijkskan selier. Volgens de Hamburger Nachrichten, be raadslagen het bureau van de Hamburgsche Bürgerschaft en de besturen van de ver schillende partijen er over, den Senaat op te dragen, uit naam van Hamburg, den Bondsraad mede te deelen, dat ook die stad de persoonlijke inmenging van den Keizer in de ambtelijke staatkunde betreurt en stel lige waarborgen tegen een herhaling ver wacht. Wat dc Rijksdag geweigerd heeft, wil men zoodoende langs den omweg van de bondsstaten aan den Keizer kenbaar maken. Naar aanleiding van de ontnuchtering ei teleurstelling, welke onder de partijen in den Rijksdag waarneembaar zijn, naar aanlei ding van het feit dat de debatten in den Rijksdag geëindigd zijn zonder een gefor muleerde en ondubbelzinnig vastgestelde uit spraak, schrijft de Berlijnsche correspon dent van de Frankfurter Zeitung o. a. „Slechts schijnbaar en naar den vorm is geen resultaat verkregen. Want in de zaak en haren afloop ligt toch een eenstemmig votum der gezamenlijke volksvertegenwoor diging en wel daarover dat de politiek des Keizers onder de verantwoordelijkheid des rijkskanseliers dient te worden gebracht en dat zij door handelingen en uitingen des Keizers niet meer wenscht te worden ge stoord of gehinderd. Dat is de algemeene wil van het volk en zijn vertegenwoordigers. En dat is iets, een resultaat, of zeggen zij, een vooruitgang, waaraan voor weinige weken nauwelijks iemand zou hebben ge loofd". Gelijk men onder de telegrammen in dit nummer kan lezen, gaat de Rijkskanselier Maandag naar Kiel, om met den Keizer een conferentie te houden, welke ongetwijfeld er over beslissen zal of Bülow als werkelijk verantwoordelijk leider der Rijks- en Prui sische politiek kan aanblijven. „Hij zal hierbij kunnen steunen", meent bovenge noemde correspondent, „zoö" al niet op een votum, dan toch op de eenstemmige wensch en meening van den Rijksdag en zeker ook op liet Pruisische ministerie en op de regee ringen der bondsstaten met hunne vorsten. Dat is een sterke positie tegenover een Kei zer, die ongetwijfeld door de beste bedoe lingen gedreven wordt en er niet aan twij felen kan dat hetgeen, wat men nu van hem wenscht, door oprechte liefde tot het rijk en door bezorgdheid voor het welzijn des vader lands ingegeven is". Onder het opschrift „Een laatste woord in een ernstig oogenblik" publiceert de Iion- servative Korrespondenz de volgende mede- deelingMet beklemd gemoed hebben onze partijgenooten zeker de besprekingen in den Rijksdag in de jongste dagen gevolgd. En werkelijk, er stond heel wat op het spel Het was treurig den drager van de keizer lijke macht zoo voor de geheele wereld te zien kritiseeren. Dat heeft Duitschland na zijn wedergeboorte nog niet beleefd en dat kan en mag niet weder voorkomen, "wan neer wij een keizerlijke macht willen behou den, die meer beteekent dan die in het oude Duitsche Rijk. Wij danken God, dat van conservatieve zijde bij vrijmoedige beoordee ling van den toestand, zooals onze sprekers die gaven, toch ook nog een stem van per soonlijke aanhankelijkheid sprak. Waarom heeft ook de rijkskanselier niet nog een woord gesproken? Had hij niet, tenminste waar men te ver ging, den persoon des kei zers kunnen beschermen? Misschien dacht hij, dat het ter wille van het sloteffect psy chologisch beter was, dat de electrische spanning geheel en al werd ontladen, dat de meest onomwonden beoordeeling werd toegelaten, dan dat hij tusschenbeide trad. Het kan zfjn, dat hij deze goede bedoeling had, wij zullen daarom geen steen op hem werpen. Hij moet weten, wat hij thans wil. Maar dat moet dan ook omgezet worden in een daad. Het was reeds geen goed teeken, dat men den Keizer niet ried in deze voor de monarchie zoo moeilijke dagen, in plaats van in vreemde streken, te midden van zijn volk, bij zijn officieele raadslieden te zijn. Ook zulke dingen mogen niet weder voor komen, wanneer wij zullen vertrouwen op een werkelijke verbetering van den toe stand, wanneer wij er zeker van zullen zijn, dat deze raadslieden met kracht en ernst op alles, wat verbetering behoeft, bij den Kei zer zullen aandringen. Wij zullen het ech ter hopen, want wij willen niet moedeloos worden, wij mogen dat niet. Wij willen ho pen, dat het edel en oprecht gemoed van den Keizer het gevaar zal inzien van het geen thans geschied is en tevens dat het anders moet worden en dat geen vlei- of hoftaal hem zal beletten de waarheid te be grijpen, Dan is het mogelijk, dat deze moei lijke dagen het volk en het rijk nog ten zegen zullen strekken." De Köln. Ztg. acht het merkwaardig, dat j de conservatieven, die bij de behandeling I der interpellatie in den Rijksdag slechts de rol van toehoorders vervullen, nu op eens zoo precies weten, waar het op staat. En het blad is van meening, dat ook uit het geen van conservatieve zijde wordt gezegd, blijkt, dat met het gesprokene in den Rijks dag de zaak nog niet uit is. Het was te ver wachten geweest, dat de Rijkskanselier den Rijksdag waarborgen zou hebben gegeven tegen herhaling van het gebeurde, en dat hij den Keizer nauwkeurig verslag zou doen van de opvatting van den Rijksdag. Wel beschouwd schijnt dit ook geheel natuurlijk te zijn, maar er is in het verkeer tusschen Keizer en Kanselier zooveel, dat van zelf spreekt reeds uitgeschakeld, dat men daar van niet veel verwachtingen kan hebben. Bij den Duitschen Rijksdag is een voor stel van de sociaal-democraten ingekomen, de wensclielijkbeid uitsprekende van een grondwetsherziening, waarbij de verant woordelijkheid van den rijkskanselier als volgt geregeld wordtDe rijkskanselier is den Rijksdag voor alle staatkundige hande lingen en verzuimen van den Keizer ver antwoording schuldig en wordt, op verlan gen van den Rijksdag, ontslagen. De Rijks dag kan tegen den rijkskanselier een aan klacht indienen, die voor een staatsgerechts- hof voor het Duitsche rijk behandeld en af gedaan wordt. Het hof bestaat uit 24 leden, die de Rijksdag bij het begin van het wet gevende tijdperk benoemt. De zaak wordt voor 12 van deze rechters behandeld. De rijkskanselier kan onder deze 24 rechters degenen wraken, die hem niet aanstaan, of de 12 door het lot laten aanwijzen. De straf fen zijn verlies van het ambt en blijvende of tijdelijke ongeschiktverklaring tot het be- kleeden van een openbaar ambt. Het recht van gratie mag alleen op voorstel van den Rijksdag uitgeoefend worden. Voor de ge wone rechtbanken kan wegens overschrij ding van de begrooting enz. tegen den rijks kanselier een eisch tot schadeloosstelling in gediend worden. Er is natuurlijk niet de minste kans dat dit voorstel aangenomen wordt. Het centrum verzoekt in een voorstel de verbonden regeeringen eveneens om een wetsontwerp, dat de verantwoordelijkheid van den rijkskanselier en van zijn plaats vervanger nader regelt. Luxemburg. Luxemburg, 13 Nov. Groother togin Maria Anna, tot heden plaatsvervang ster van gioothertog Willem, is in de heden gehouden zitting van de Kamer tot regentes benoemd, daar de groothertog niet in staat is om te regeeren. Frankrijk. P a r ij s, 1 3 N o v. President Fallières seinde aan den Keizer van Duitschland Frankrijk vergeet niet de sympathie aan de Fransche mijnwerkers bij de ramp var. Cour- rières betoond en den heldenmoed van de Westfaalsche mijnwerkers, d'e hunne Fran sche kameraden hulp kwamen brengen. Wij hebben daarom met te dieper ontroering het bericht ontvangen van de vreeselijke ramp in de Radbod-mijn. Van harte deelen wij in uw diepen rouw en ik verzoek Uwe Majesteit mijn oprechte betuigingen van deelneming te willen aanvaarden. Bij de Kamer is het rapport-Gervais in gediend over de oorlogsbegrooting. Onder den titel „De gewapende vrede" vergelijkt de rapporteur de legers en krijgsuitgaven der groote mogendheden. Eenigen tijd geleden, zoo schrijft de heer Gervais, kon men gelooven, dat de pacifis tische denkbeelden de uitgaven voor krijgs toerustingen zouden beperken. Van deze hoop moet men heden afzien. Rusland, Duitsch land, Frankrijk, Oostenrijk, Italië, de Ver. Staten en Japan geven thans tezamen voor den oorlog het ontzaglijke bedrag uit van 5,037,000,000 frs., waarbij de mobilisabele effectieve strijdmacht 31,700,000 man be loopt. Een vergelijking tusschen Frankrijk en Duitschland geeft de volgende cijfers. In Duitschland is de oorlogsbegrooting voor 1908 vastgesteld op 1,067,862,437 frs., waar van 838,037,151 frs. op de gewone begroo ting. De begrooting is 69 millioen hooger dan de vorige. In Frankrijk zijn de oorlogs uitgaven voor 1908 vastgesteld op 742,443,745 frs. Het effectief onder de wapenen is in Duitschland 34,118 officieren en 602,670 man, in Frankrijk 27,310 offieieren en 511,939 man, Duitschland geeft per man ge middeld 1,398, Frankrijk 1,150 frs. uit. Het Fransche effectief nl. dat der jaarlijksche lichting, gaat achteruithet zal in 1912 niet hooger zijn dan 204,000, in 1918 dan 201,000, in 1923 dan 198,000, in 1928 dan 182,000 man. De rapporteur ;s voorstander van den twee jarigen diensttijd. Hij bespreekt ten slotte de hervormingen, die gewenscht zijn om artil lerie en infanterie te brengen op de hoogte der eischen van de moderne oorlogvoering. Nu het incident tusschen Duitschland en Frankrijk als gesloten mag beschouwd wor den, en de beslissing verplaatst is naar het hof van arbitrage in Den Haag, heeft de Matin den oenator d'Estournelles de Con stant, die tweemaal officieel afgevaardigde van de Fransche regeering in Den Haag was, gevraagd hoe dat scheidsgerecht samen gesteld wordt en werkt. Deze was van oordeel, dat nu het politieke incident gesloten is, de technische moeilijk heden eerst recht beginnen met de redactie van het compromis. De beide regeeringen moeten zich nu verstaan over de vaststelling van de wederzij dsche positie en vooral over de grenzen van het vraagstuk, m. a. w. de scherpe definieering van het geschilpunt. Is men hierin eenmaal geslaagd, dan wor den de arbiters op de volgende wijze aange wezen een lijst van personen, waardig ge keurd in ieder land om de functie van scheidsrechter te vervullen, is s?nds de eerste conferentie i n Den Haag opgemaakt, met goedkeuring van alle mogendheden. Ieder der beide belanghebbende mogendheden nu kiest twee arbiters van deze lijst, die op hun beurt een v;jfde kiezen. Bij staking van stemmen, wordt deze vijfde gekozen door een regeering, aangewezen door de beide partijen. DOOR 65 S. R. CROCKETT. Uit h«t Schotsch vertaald DOOR J. P. WESSELINK—VAN ROSSUM. Er volgde een stilte waarin de rechter zijn papieren in orde bracht een adeinlooze stilte te midden waarvan hij begon te spreken. „Dit is een geval," zei hij met snijdende helderheid „dat nooit voor dit hof gebracht had moeten worden. Ik wil het gedrag niet beschrijven van den man, die, zoodra hij een steen ziet, die op een, dien hij in zijn hezit heeft gelijkt en die gedragen wordt door een wees, een pupil, op een bal gege ven door een aanzienlijke vrouw, dadelijk het besluit neemt, "dat zij een dievegge moet zijn en dan zonder verder nadenken haar bij haar terugkomst in het eenige tehuis, dat zij in de stad heeft, laat arresteer on, naar een politiepost laat brengen en vreem delingen borg voor haar laat zijn." „Alles is voorbij behalve het juichen!" 'fluisterde Jim Chetwynd tot den hertog. „Als de jury het mogelijk acht, dat dit ijonge meisje gewaagd heeft de brandkast te jopenen, na in de kamer te zijn gegaan, waar ;Ze niets had te doen; een ketting weg le nemen en dien te dragen in tegenwoordig heid van den eigenaar, dan moet de gevan gene schuldig worden bevonden. Maar dan moeten zij eerst overeenkomen den secreta ris van het gezantshap te wantrouwen, even als de twee bekende deskundigen in Ooster- sche talen. Zij moesten dan verwerpen de duidelijke en heldere getuigenis van Marga ret Tipperlin en van den predikant van het kerspel waar Hester Stirling vroeger woonde. Aan den eenen kant (dien van de verdedi ging) waren klare, niet ernstig weerlegbare feiten, aan den andere alleen boos opzet en toespelingen. De jury was volkomen vrij hiertusschen te kiezen. Indien zij echter tegen de duidelijke bewijzen in kozen, zou hij weten, wat hem te doen stond." Het vogelachtig hoofd knikte tweemaal plechtig tot de twaalf jury-leden, alsof hij wilde zeggen, doe het als gij durft. De twaalf hoofden bogen zich naar elkaar toe. De voorzitter scheen de dubbele rij met een vraag langs te gaan. Het eene hoofd na het andere knikte toestemmend. Plotseling opstaande verhief zicli de voor zitter en stond te wachten op hetgeen de rechter zou vragen. „Zijt gij overeengekomen omtrent uw von nis?" „Ja, mijnheer, dat zijn wij." „Oordeelt gij de gevangene schuldig of on schuldig." „Onschuldig De toejuiching barstte los, overweldigend, niet te onderdrukken. De rechter verhief zich, vertoornd om zich heen ziende. „Stilte, of ik laat de zaal ont ruimen." „Hester Stirling, gij zijt het slachtoffer van een groot onrecht. Gij verlaat dit hof zonder een vlek op uw karakter. Uw advo- caat zal u raad geven hoe verder te hande len, om uw verdere belangen te beveiligen." Stilte heerschte er in de vallei van Kells. Stilte heerschte in de diepe engte van de Darroch vallei. De kleine, witte pastorie van j St. John flikkerde onder den sterrenhemel I tusschen de boomen, die haar overdekten met hun waaiers van zwarte schemering, j Hester stond aan de deur naar het water te zien, dat kabbelend aan haar voet voorbij stroomde. Zij kon den grijzen band juist 1 even zien, die als het ware achteloos door J de weilanden slingerde, evenals een parel- j grijze, zijden ceintuur, die men in haast heeft afgworpen. j Hester droeg in die dagen een bezwaard, klein hart in haar boezem om, en de oogen J die ten tijde van haar moeite droog waren geweest, waren nu menigmaal met tranen gevuld, als zij door niemand werd gezien dan door God en de sterren. Hester was nu vier weken thuis geweest in de pastorie van St. John met Revvie en Megsv. Toch scheen op de een of andere ma nier het oude geluk verdwenenen het nieuwe was nog niet gekomen. Zij dacht echter met teerheid aan al de vrienden die zij in Londen had achtergelaten. „Ik zal hen nooit terugzien", zei ze treu rig. „Ik ben teruggekeerd om mij te verber gen en nu schamen Revvie en Megsy zich I zelfs voor mij, wat moet ik doen wat moet ik doen?" Wat was er echter een vreugde >n de pasto- rie, toen de verloren vogel terugkeerde, een j schooner bloem dan ze ooit binnen haar mu- ren was geweest. Revvie kon baar nauwe lijks uit zijn oog laten gaan, en Megsy nog zwak na haar ziekte, sloop zachtjes naar de kleine zitkamer nu Hester's kamertje - en opende de deur, alleen om zich te over tuigen, dat het meisje er nog was. Het was alles zoo heerlijk rustgevend, en de dorpe lingen, dien eersten Zondag aan de kerk deur hadden zich meer dan vriendelijk ge toond. Hester verheugde zich met een groo te vreugde, dat zij weer terug was gekeerd tot eenvoudige liefde, temidden van eenvou- j dige menschen. Haar hart was echter een beetje treurig over Carus. Hij was zoo goed en teoder in de dagen van beproeving geweest, maar toch na het verhoor, terwij'l zij nog in Londen vertoefden, had hij koud en teruggetrokken geschenen. Zij hadden hun intrek genomen in het Sanders McDougal's Hotel in Port land-Street. Daar had Revvie kamers ge nomen en Hester was er hem gevolgd den avond na haar triomfantelijke vrijspraak. Zij bleven een week in Londen, voordat zij te rugkeerden naar de pastorie in het dal van de Darroch. De voortdurende stroom van voetgangers en rijtuigen langs het strand en over de Thames Bridge depd Revvie uit het bed stap pen om er naar te kijken. „De ziel der menschen door een machti gen wind uit de vier hemelstreken heen en weer gedreven," zoo beschreef hij het in een preek na zijn terugkomst. In die dagen was Hester gelukkig geweest. Empress Gate was' n booze droom. Het ver hoor een nachtmerrie, zelfs het bal ver weg als in een ander bestaan zij zelf veel ouder en wijzer.Zij zag Carus iederen dag en wan delde met hem en Yic in het park. Soms voegden zich Tom en Kipford bij lien. Het scheen toch alsof Carus altijd stil en teruggetrokken was en meer dan eens rees bij Hester de vraag op de lippen of hij on tevreden over haar was. Maar als zij op het punt was te spreken, wilden de woorden niet komen en het geschikte oogenblik ging voor bij. Eindelijk moesten zij afscheid nemen. Vic was reeds naar Homburg vertrokken om de hertogin gezelschap te houden, nu Ilester Revvie niet kon verlaten en een groot verlangen had naar de pastorie om Megsy te verplegen. Nadat Niddisdale zijn taak volbracht had werd hij niet meer ge zien, de nederige, onverklaarbare man die hij was. Maar de drie jongelieden, Tom, Kipford en Carus waren er om afscheid te nemen, zij wachtten Hester's rijtuig op on der den grooten, somberen boog en op het laatste oogenblik voegde Jim Chetwynd zich bij de groep. Koel en alledaagsch als altijd zijn woorden latende vallen als kostbare li keur en ze verzachtende met een zeldzaam voorkomenden glimlach, telkens als hij 't woord tot Hester richtte. Het kwam zoo uit, dat Chetwynd zijn arm door dien van Tom stak op het oogenblik dat de predikant en Kipford in een ernstig i gesprek waren over de laatste mededeeling van het historisch genootschap, waarvan j het is onnoodig het te zeggen, Kipford nu voor het allereerste hoorde. Hester en Carus waren alleen. Een vreemde beklemming greep hen beiden aan. Hester wenschte bij- na, dat zij naar Revvie kon loopen, om zich in zijn gesprek met Kipford te mengen. Wordt vervolgd i

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1908 | | pagina 1