sr. 15©. Maandag 23 November 1908. "buitenlandT FEUILLETON. CINDERELLA. 7"" Jnurgantt. AMERSFOORTSCH DAGBLAD. ABONNEMENTSPRIJS: Par 3 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem franeo per post - 1.50. Afzonderlijke nummers- 0.05. Deze Courant veraehljnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest dagen. Advertenti&nmededeelingon enz.gelieve men vóór 11 uur 's morgens bg de Uitgevers in te zenden. Uitgevers: VALKHOFF C°. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIHlf: Van 15 regels f Elke regel meer - O.l#. Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 «ents b| voerfcitbetulag. Qroote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voovdeelige bepaling** iet het herhaald adverteercn in dit Blad, b| abonnememl Bate circulairebevattende de voorwaarden, werdt op aan vraag toegezonden. Kennisgeving. De Burgemeester der gemeente Amersfoort brengt, ter voldoening aan de aanschrijving van den Commissaris der Koningin in de provincie Utrecht, d.d. 18 November 1908, 4e afdeeling no. (538-5/4402, ter 'kennis van belnnghe'bbenden dat in de gemeenten Veenendaal en Amerongen een geval vart schapenstihiurft. is voorgekomen. Amersfoort, den 21. November 1908. De Burgemeester voornoemd WUIJT1ERS. Politiek Overzicht I>e Duitsche belastingplannen. Vorst Bülow heeft' aan het einde der vorige week in den Rijksdag eene belangrijke rede gehouden, welke men in een onzer vorige nummers heeft kunnen lezen. Hij heeft daar mede een schitterende inleiding geleverd tot de financieele hervormingen. Wil dat ook zeggen dat hij zijn gehoor overtuigd en de goedkeuring der belastingvoorstellen verge makkelijkt heeft1? Dat is eene andere vraag. De financieele toestand, niet alleen die van het rijk, doch ook die van de bonds staten en van de gemeenten is zeer zeker moeilijk. Volgens de stukken aan de Rijks dagleden verstrekt hebben van 1900 tot 1908 de uitgaven de ontvangsten met twee mil liard overtroffen. Het jaar 1908 toont een tekort van bijna 400 millioen mark. De hulp bronnen om crediet te verkrijgen hebben zich buitensporig vermenigvuldigd. De staatsschuld is voortdurend grooter gewor den. Indien men deze schuld bijeen neemt, die der afzonderlijke staten en die der ge meenten, komt men Aot de geduchte som van 24 milliarden mark. Deze last drukt te zwaarder daar de depressie in handel eu nijverheid algemeen is. Het Is dus eene bij zonder delicate zaak aan de belastingbetalen- den nieuwe lasten op te leggen. Deze lasten, lang door het ministerie van financiën overwogen, komen in het regee- rings-ontwerp op acht n;euwe of gewijzigde belastingen neer het brandewijn-monopolie, de bierbelasting, de wijn- en de tabaksbelas ting, de belasting op licht (gas eu electrici- teit), de advertentie- en de publiciteitsbelas- ting, de succiessiebelasting, herziening der matriculaire bijdragen der bondsstaten voor het rijksbudget. Het noemen van deze ver schillende belastingen is al voldoende om de mate van impopulariteit te begrijpen welke zij kunnen opwekken en den weerstand, dien ze van de belastingschuldigen zullen onder vinden. Het is misschien omdat hij dit zelf ook maar al te goed begrepen heeft dat de kan selier zich heeft laten gaan in een prachtig en oen algemeen gehouden betoog over de plichten die op Duitschland rusten en bijzonderheden van het hervormingsplan niet nader heeft besproken Dit heeft de staats secretaris von Sydow opgeknapt. De rijks kanselier beeft eene redevoering gehouden vol voorbeelden en vindingrijke gezichtspun ten en voorts zijne medeburgers eenige waar heden te slikken gegeven, waarover deze eens kunnen nadenken. Vorst Bülow heeft hun verweten slecht de proef van een plotselingen rijkdom te hebben doorstaan. Zij die liet Berlijn van een 15 a 20 jaren her hebben gekend en het na 1900 hebben teruggezien, hebben kunnen constateeren hoe deze stad, voor heen van een streng en koel aspect, eene plaats van vermaak is geworden rumoe riger wellicht dan Parijs of St. Petersburg. De kanselier heeft cint'elijk Frankrijk ge prezen om zijns spaarzamen aard en het aan liet Duitsciie volk voorgehouden. Maar wat helpen voorbeelden, zelfs levende, tegen de macht der gewoonte en de eischen van na tionale neigingen? Ziedaar Duitschland dus uitgenoodigd zui nigheid te betrachten ten einde zijne belas tingen te kunnen betalen. De predikatie van den kanselier is zonder eenige geestdrift door de pers ontvangen, en zooals wij reeds heb ben medegedeeld laat liet z:ch voorspellen dat de doorvoering er van een scherpen strijd zal kosten. Er zijn natuurlijk ook in Duitsch land partijen en organen, welke -an meening zijn dat de ware zuinigheid bestaat in be perking der kosten voor leger en vloot, be- zuigingen waaraan de ïijksregeering ver moedelijk wel niet zal denkende socialis ten verlangen volstrekt niet dat Duitschland een land van bankiers en renteniers zal wor den en meenen dat de theorie van den kan selier niet alleen zou uitloopen op vermin dering van consumptie maar ook van de pro ductie en dientengevolge op verdroging van een bron .an het nationale leven. De Vos- sische Zeitung nam den raad tot spaarzaam heid aan maar bracht ze zonder omwegen over op den Keizer en het hof, vermanende dat men een weinig den eenvoud van Kei zer Wilhelm I zou navolgen. Do Germania meende dat Bülow niemand overtuigd beeft. „Het is" zegt dit blad, „het centrum dat altijd bezuinigingen heeft gepredikt en daar om heeft men het altijd beschuldigd geen nationale partij te zijn". Resumeerende ge nieten de hervormingsvoorstellen geen war me ontvangst,. Trouwens zeer natuurlijk waar het totaal der gevraagde belastingen het hal ve milliard overschrijf. Maa*- niemand in den Rijksdag ontveinst zich dat goed- of kwaadschiks, dit smartegeld zal moeten wor den opgebracht Dtdtachland. De uitnoodiging van het gemeentebestuur eu den raad van Berlijn aan den Keizer tot deelname aan de viering van het 100-jarige bestaan der Pruisische gemeentewet, was reeds voor eenige weken gedaan en ook de toezegging der Keizers was reeds geruimen tijd gevolgd, alzoo vóór de politieke gebeur tenissen, welke de laatste weken het onder werp der gesprekken zijn geweest, zoodat in het houden dezer rede niets opzettelijks was. Toch: W'lhelm II met zijn gezin en hof stoet en de hooggeplaatsten der regeering van rijk en bondsstaten op het Berlijnsche raadhuis ter gedachtenisviering van de door Stein tot stand gebrachte bevrijding der ste den van de ©verheidsvoogdij, zulks is na de voorvallen uit den laatsten tijd oen poli tieke gebeurtenis en als zoodanig, als een uitvloeisel van den ommekeer die op 17 Nov. heeft plaats gegrepen, wordt het beschouwd en gevoeld. Het zal bovendien de aandacht hebben ge trokken dat de Keizer de rede, waarmede hij de toespraak van den opperburgemeester Kirschner beantwoordde, niet heeft geïm proviseerd of van een zelf opgesteld manus cript heeft voorgelezentoen Z. M. voor het redenaarsgestoelte trad, overhandigde de rijkskanselier hem met een buiging, op de manier als dit bij de troonrede in de Witte zaal pleegt te geschieden, het manuscript der redevoering, welke de Keizer vervolgens voorlas. De Keizer, de man van het vrije woord, die anders bij zulke gelegenheden licht in een verhoogde geestesstemming komt en aan vroegere of toekomstige heldenfeiten denkt, en in zijne redenaarspathos over de grenzen van Oost en West zweeft, heeft een toespraak v.orgelezen, welke zich streng aan het onderwerp der plechtigheid houdt en met den rijkskanselier was overeengekomen. De Keizer sprak als volgtGeachte Heer Opperburgemeester! Het was mij een bij zondere vreugde door uwe uitnoodiging de gedegenheid te verkrijgen om aan de gedach tenisvoering van het honderdjarige bestaan der door Freiherr von Stein gegrondveste gemeentewet, deel te nemen en onder de burgers mijner hoofdstad en residentie te vertocv.A. Met. uwe woorden over de betee- kenis van deze gemeentewet stem ik ten volle in. Het met de verleening van zelfbestuur door mijn voorvader aan zijn volk geschon ken bewijs van vertrouwen en het daaraan verbonden beroep op de geestelijke en zede lijke; kracht der burgerij hebben rijke vruch ten doen rijpen. „Echt goud wordt zuiver in het vuur." Het echte goud der Duitsche trouw en flinkheid, welke de burgerij der Pruisische steden bezielen, is in het vuur van den bevrijdingsoorlog gelouterd en ge durende honderd jaren van ernstigen en of fervaardigen arbeid ten bate van het heil der gemeenschap behouden gebleven. Deze erkentenis verschaft mij het ver trouwen, dat de Pruisische steden en onder lie vooraan mijne hoofd- en residentiestad, ook ir. de toekomst de groote plichten, ver bonden aan den vooruitgang van staat en gemeente, trouw, gewetensvol en krachtig zullen vervullen. En verder koester ik het vasti vertrouwen, dat de band van trouw en toegenegenheid, welke in ons vaderland va:i ouds Koning en burgerij, vorst en volk zoo nauw verbindt, zich steeds als onver breekbaar zal doen kennen. Wanneer naar dwoorden van het Pruisenlied niet im mer de zon helder kan stralen, en er ook droeve dagen moeten zijn, zoo moeten toch opkomende wolken hunne schaduwen nooit scheidende tusschen mij en mijn volk wevpen. Ter herinnering aan de feestelijk heid van heden en als teeken van mijn wel- w'llendheid, heb ik aan de' stad Berlijn mijn portret geschonken, dat u later zal gewor den.. God zegene mijn hoofdstad en resi dentie Berlijn 1" Deze rede, in welker laatste gedeelte men etn duidelijke zinspeling bemerkt op de pas 'achter ons liggende gebeurtenissen, werd met levendigen bijval ontvangen. Burge meester Reicke schetste hierna de denkbeel den, welke tot de uitvaardiging der gemeen tewet hadden aanleiding gegeven. Evenals de opperburgemeester koos ook burgemeester Reicke als uitgang eit kern punt van zijn betoog den zin u;t het eerste ontwerp der gemeentewet: „Vertrouwen veredelt den mensch, eeuwige voogdijschap belet zijne ontwikkeling Tot het heden overgaande, liet deze rede naar het voorts aan critiek op den geest der bureaucratie niet ontbreken. Nadat een lied van het koor de plechtig heid had besloten, bleven de hooge bezoe kers nog eenige oogenblikken met de ste delijke autoriteiten in vertrouwelijk gesprek gewisseld. Het was 15 jaar geleden, sinds de Duit sciie Keizer het raadhuis te Berlijn had bezocht. Bo Keizer heeft aan de verschillende bur gemeesters der hoofdstad hooge onderschei dingen verleend. Van verschillende zijden was verwacht, dat op de keizerlijke mededeeling in den Reichsanzeiger ook een mededeeling in de zitting van den Rijksdag zou volgen. Dat zou, zooals de Voss. Ztg. mededeelt, ook w rkelijk zijn geschied, maar de president had na zijn bespreking met prins Von Bü low de voorwaarde gesteld, dat de Rijksdag emvoudig kennis zou nemen van de verkla ring, zonder daaraan een debat te verbin den. De sociaal-democraten nu hadden naar het schijnt, deze voorwaarde niet willen aan nemen, maar verklaard, dat zij het voorstel zouden doen om de verklaring in discussie te brengen. En dat zou dan de reden zijn, dat de mededeeling achterwege bleef. De Nordd. Allg. Ztg. ontleent eenige cij fers aan de marine-begrooting voor 1909. De gewone uitgaven bedragen 290,547,000 mark, zijnde 37,448,000 mark meer dan ver leden jaar. De buitengewone uitgaven 39,924,000 mark, zijnde 23,778,000 mark meer dan verleden jaar. De voor scheepsbouw en bewapeningen voorziene som is 219,760,000 mark, zijnde 48,450,000 mark meer dan verleden jaar. In de zitting van den Pruisischen Land dag is behandeld eene interpellatie van den afgevaardigde Brust over de ontzettende ramp der Radbodmijn. De interpellatie luidde „Is de koninklijke regeering in staat over de oorzaken van de mijnramp in Westfalen in den nacht tusschen 11 en 12 November mededeelingen te doen? Welke voorschriften en maatregelen denkt de regeering te tref fen, opdat dergelijke rampen in de toe komst voorkomen worden?" Delbrück, minister voor handel en in dustrie, verklaarde dat hij het eerste deel der interpellatie nog niet op voldoende wijze kon beantwoorden. Resumeerende zegt, na een lang betoog, de minister met het oog op het laatste deel der interpellatie, dat de verantwoordelijk heid van hem, die de exploitatie leidt, uit gebreid moet worden en dat zij, die dezen vei ant woordelij ken persoon iets te bevelen hebben, voor hun bevelen ook de verant woordelijkheid moeten dragen. Ook het verantwoordelijkheidsgevoel der arbeiders wenscht de minister aangekweekt zien. Ten slotte sprak hij over de overal geuite begeerte naar een Rijksmijnbouwwetgeving in dien geest, dat Pruisen ook zonder dat zijn plicht zou doen, en hij eindigde: Ik heb de overtuiging, dat bij het uitbreiden der Pruisische wetgeving op den arbeid de veiligheid van bedrijf verzekerd zal wor den, en dat ook de verhoudingen tusschen arbeiders en mijn-directie verbeterd zullen worden. ..Ik heb de overtuiging, dat wanneer onze mijnbouwdirecties deze voorschriften goed naleven, dit een goed middel zal zijn om g:ooten, braven en voor tref felij ken lagen des volks, die op dwaalwegen zijn, weder de gedachte aan het vaderland voor oogen te houden." Nu is ook een Fransche ballon, met een kolonel, een kapitein en een luitenant in I Duitschland, nl. te Hagen, neergedaald. De boeren waren zeer behulpzaam en de officieren van het district ontvftigen hun j Fransche wapenbroeders met de grootste har telijkheid. Na den regen van Duitsche ballons, waar over men klaagt, was trouwens een tegen bezoek niet minder dan een staaltje van hoffelijkheid. Intusschen hebben de legerautoriteiten in Duitschland maatregelen genomen om het neerkomen van Duitsche ballons in Frank rijk, dat sommige menschen daar zenuwach tig begon te maken de Echo de Paris heeft onlangs zelf een lijstje van zulke gevallen samengesteld zooveel mogelijk te voor komen PrankftJk» P a r ij s 2 2 N o v Het Zweedsche ko ningspaar kwam om 3 uur 30 min. onder toejuiching aan en werd plechtig ontvan gen door den president der republiek, de mi nisters en burgerlijke en militaire autori teiten. Par ij s 22 Nov. Heden ontving de koning van Zweden om zes uur het corps diplomatiquehij onderhield zich achter eenvolgens eenige oogenblikken met dë on derscheidene gezanten, hij wisselde eenige woorden met den Nederlandschen gezant en met de vertegenwoordigers der overige lan den. De president der republiek bood heden avond een intiem diner aan ter eere van de Zweedsche souveréinen. P a r ij s, 2 1 N o v. Men meldt dat Bam berger, de administrateur van de Banque de Paris et des Pays-Bas, is overleden. De prefectuur der Marine te Toulon heeft telegrafisch bericht gekregen, dat de krui ser Condé Vrijdagochtend ter reede van Ajaccio aan den grond is geraakt. Wegens het slechte weder is men er tot dusver niet in geslaagd het schip weder vlot to krijgen. De Condé, de Jules Ferry, het slagschip Charles Martel en de torpedoflotille hadden Donderdagnacht manoeuvres ondernomen ter hoogte van de lies Sanguinaires. Het weder was stormachtig en de nacht donker. De schepen stoomden met bedekte lichten dicht langs de Corsikaansche kust toen eens klaps de Condé in een hagelbui en een storm vlaag letterlijk op het strand werd geblazen. Pogingen door de Jules Ferry en de Char les Martel om het schip af te sleepen zijn mislukt, niettegenstaande de kolenvoorraad en een aantal kanonnen in lichters, uit Ajaccio ontboden, waren overgeladen. De Condé is een gewapende kruiser met een waterverplaatsing van 10,014 ton en van vrij recenten datum. Het liep in 1902 van stapel tegen den kostenden prijs van 22,000,000 francs. In spanning ziet men in Frankrijk den afloop van dit ongeval tegemoet. xUen ziet niet gaarne uitbreiding gegeven aan de ram penserie Couronne, Jan Bart, Lutin, Ho- che, Sully, Jena, die iedereen versch in het geheugen liggen. Het Paris-Journal bespreekt deze nieuwe catastrope en merkt op dat een zee-oorlog boven al deze ongevallen in vredestijd, te verkiezen zou zijn, daar men er dan ten minste een geldig excuus voor zou hebben, hetwelk men snedig noemen kan. Engeland. - Londen, 21 Nov. De gebroeders Asscher en twee heeren Levy hebben heden- namiddag drie uur de verzameling Cullinan- diamanten op Windsor Castle aan den Ko ning afgedragen. De heer Asscher bood ook DOOR 70 S. R. CROCKETT. Uit het Schotsch vertaald DOOR J,. P. WBB8ELINK-VAN ROSSUM. Het was werkelijk een plaats om uit ver wikkelingen te komen, en de beteekenis der dingen te begrijpen. In de pastorie had zij veel dingen gehad die haar bezig hielden, voornamelijk wat zij in de toekomst zou doenen hoe Re wie te bevrijden van den last (zooals zij meende) die'haar gezelschap hem bezorgde. Maar hier op de hooge'Rig van Bennanbrack zou zij tijd tot nadenken hebben, en door nadenken zou uitkomst ko men, en het gezicht op een duidelijken weg voor haar voeten om te betreden. Daardoor dacht zij het eerst aan Carus. In de ure van haar zorg had zij zich tot hem gewend en hij had echt getrouw het verbond van oude vriendschap gehouden. Ja bijna te goed, want zijn oogen hadden meer gezegd, dan zijn woorden hadden bevestigd. Maar Hester was blij, ja zij was blij, dat hij niet aan haar dacht. Maar zo kon alleen niet verdragen, dat hij om Ethel Torphichan Stirling zou geven. Ja, zij \tfas dankbaar, dat hij niet meer naar Empress Gate zou gaan. Maar verder was hij vrij. Hij kon niets voor haar zijn, voor deze arme, te schande j moge zijn, of hij zou niet over liefde gespro gemaakte Hester Stirh'ng. Hij was de zoon ken hebben dan van een lord. Eeps zou hij een groot man j zijn. Hij was knap o heel knap en hij moet iemand trouwen die hem waar dig is een voorname dame, iemand met geld en naam en schoonheid, geen arme, kleine huisonderwijzeres zooals zooals juffrouw Martin. „Kom in huis, meisje," klonk de stem van Megsy uit de keuken, blijf daar niet staan om een ziekte op te doen van de koude. Wat toch geen tranen? Stil stil, (Hes ter had ïïaas'tig haar werkschort aan de oogen gebracht), dit dient nergens toe. Geen leed zal mijn kleine meisje genaken, zoolang j Megsy Tipperlin nog strompelt over de aarde." Zoo met haar gelieele eerlijke ziel ont vlamd over het onrecht, dat gedaan was, en met vrouwelijk doorgronden van het hart van .Maar hij deed het niet, Megsy, werkelijk hij deed het niet," viel Hester levendig in. „Het is alles mijn dwaasheid. Maar al de anderen waren zoo afschuwelijk, en hij wel, hij was groot en vriendelijk en o zoo verschillend. Ik kon het niet helpen, Meg sy. Wat zal ik doen wat zal ik doen?" „Is het iemand in Londen, meisje?" „Neen ja, hij is in Londen, Megsy. Tenminste dat denk ik. „Vertel het mij, vertel het aan Megsy lief meisje. Megsv die je lief heeft, veel meer lief heeft dan haar eigen ziel!" „Ik kan het niet, ik kan het niet. Er is niets te vertellen." Maar het snikken hield aan en Hester verborg haar gelaat dieper tegen den liefdevollen schouder van haar eer ste en eenige verzorgster. Megsy streelde haar met haar door werken geharde hand, - - i-i i die zacht leek als satijn, gevoerd als zn nu een, die weinig meer dan een kind was, om- 1 ,r i 1 - - - was door liefde. Maar toen de snikken min der talrijk maar sterker werden, brak de ringde Megsy Hester met de grootste oplet tendheid, en bracht haar naar bed alsof zij werkelijk opnieuw het kleine meisje was, dat zij haar altij'd noemde. En toon de ruwe oude, Schotsche vrouw zich voorover boog om haar lieveling goeden nacht te kussen, wierp Hester plotseling haar armen om haar hals en fluisterde haar onder hartstochtelijke snikken in het oor maar toorn der oude vrouw plotseling los. „Stil, Megsy. Neen neen je begrijpt liet niet. Hij sprak geen woord. Het is zijn schuld niet. Het is alles de mijne. Ik beeld- de het mij alles in. Juist omdat hij vriende lijk was toen iedereen wreed was. Het komt I alles door _mijn eigen dwaashe'd. Maar, o Megsy, ik ben zoo ongelukkig!" „O, Megsy, ik heb hem lief ik heb hem Toen sprak Megsy geruimen tijd niets. l»ef. Hij moet nooit aan mij denken, of ver moeden, dat ik hem zoo lief heb. Maai' ik kan het niet helpen, Megsy. Ik schaam mij zoo. Ik kan het niet helpen. Hij bracht er mij toe." „Meisje, meisje, stil dan, spreek zoo niet. Hij is geen achtingswaardige man, wie hij Zij zat met Hesters hand in de hare en een arm om haar hals. Zij sloeg haar meisje scherp gade, zij bewoog haar hand met die deolnemcnde aanrakingen, die meer dan al les een vrouwenhart stillen als het zich tot uitbarsting verheft en als de fonteinen van do grooto diepte overvloeien, Eindelijk sprak zij „Meisjelief, heb je ooit van je eigen moeder gehoord?" Hester huiverde een weinig in de koeste rende armen. Zij richtte zich op haar elle boog op, terwijl de tranen nog vrijelijk vie len langs haar sneeuwwit gelaat. „Neen, Megsy", zeide zij, „tenminste niets dan wat tante Torphichan mij voor de voeten wierp, als zij boos was." „Geef daar niet om, lieveling," zei Meg sy sussend. ,,ïk die alles van het begin tot het einde heb geweten, doe er oen eed op, dat er geen schande was. Ik zal je de ge- schiednis van je moeder vertellen. Je lijkt op haar, meisje, zoo erg, dat mijn hart be wogen is voor je. Tk was nooit voornemens je het verhaal te doen. Maar nu moet ik het het dringt nu terwille van de dooden i en terwille van het hart vol liefde dat ze je als erfenis achter hebben gelaten!" j Weer zweeg Megsy een poos, alsof zij overwoog waar te beginnen. S „Je herinnert je je moeder niet, meisje, en dus kan je niet weten, hoe zij was, toen ik haar het eerst zag. Je lijkt op haar wat je trekken betreft, maar je hebt de Stirling oogen en 't Stirling haar. Je bent ook heel wat langer geworden, evenals de Stirlings. j Maar je moeder, David's vrouw, ik zie haar nu, een wezentje zoo bevallig, als een vlinder fladderend van bToem tot bloem haar haar, blond als goud, omgaf haar ge laat, haar oogen flonkerend van een inner lijk licht "half van liefde en half van on deugd. Hester Stirling (die Hester Greyson was geweest) was een verschijning, die een oud hart jong maakte. Ja, Hester heette zij, je werd naar haar genoemd, waartoe je ook alle recht had. Zij was de dochler van een ouden, onbeduiden-/ den dwaas van een Engelschman, die naar Dumfern kwam om dansen te leeren aan de zoons en dochters van de burgers en land bouwers. Simon Greyson was zijn naam een groote man in het pochen over hetgeen hij kon doen, en over den grooten man, die hij geweest was voordat zijn tegenspoeden kwamen. Welke die waren geweest, vertelde hij nan niemandmaar daar hij den meesten tijd in herbergen doorbracht was het gemak kelijk te gissen. In zijn vrije oogenblikken verzamelde hij een gezelschap tooneelspelers, de hemel weet waar vandaan, en reisde hij door de streek „de vloek van Schotland", en dergelijke stukken opvoerende! Maar Hester Greyson denk eens welk een beweging er kwam onder de jongelui van Galloway, toen zij voor het eerst in hun midden verscheen, haar oogen schitter den van ondeugd en jeugd. Maar onschuldig en onbedorven, in veiligheid gehouden door den zwerm van haar bewonderaars, was er geen lieftalliger meisje in de drie konink rijken. Haar roem verspreidde zich snel, en velen kwamen van verre om haar te zien. Velen dronken met haar ouden, versuften vagebond van een vader, om gevraagd te worden, mede te gaan naar de woning, die zij zoo opgewekt maakte, want zij had den ouden, nietswaardigen deugniet lief, en aan bad hem als een heilige omdat zij nog niemand anders had ontmoet om lief te heb ben. En haar hart kon daar niet buiten, zooals jij, mijn meisje precies zooals jij. God helpe alle liefhebbende harten. Zij zijn het, die hulp noodig bobben 1 Wordt vervol §U

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1908 | | pagina 1