sr. 15©.
Maandag 23 November 1908.
"buitenlandT
FEUILLETON.
CINDERELLA.
7"" Jnurgantt.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS:
Par 3 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franeo per post - 1.50.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Deze Courant veraehljnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertenti&nmededeelingon enz.gelieve men vóór 11 uur
's morgens bg de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIHlf:
Van 15 regels f
Elke regel meer - O.l#.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 «ents b| voerfcitbetulag.
Qroote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voovdeelige bepaling** iet
het herhaald adverteercn in dit Blad, b| abonnememl Bate
circulairebevattende de voorwaarden, werdt op aan vraag
toegezonden.
Kennisgeving.
De Burgemeester der gemeente Amersfoort
brengt, ter voldoening aan de aanschrijving van
den Commissaris der Koningin in de provincie
Utrecht, d.d. 18 November 1908, 4e afdeeling
no. (538-5/4402, ter 'kennis van belnnghe'bbenden
dat in de gemeenten Veenendaal en Amerongen
een geval vart schapenstihiurft. is voorgekomen.
Amersfoort, den 21. November 1908.
De Burgemeester voornoemd
WUIJT1ERS.
Politiek Overzicht
I>e Duitsche belastingplannen.
Vorst Bülow heeft' aan het einde der vorige
week in den Rijksdag eene belangrijke rede
gehouden, welke men in een onzer vorige
nummers heeft kunnen lezen. Hij heeft daar
mede een schitterende inleiding geleverd tot
de financieele hervormingen. Wil dat ook
zeggen dat hij zijn gehoor overtuigd en de
goedkeuring der belastingvoorstellen verge
makkelijkt heeft1? Dat is eene andere vraag.
De financieele toestand, niet alleen die van
het rijk, doch ook die van de bonds
staten en van de gemeenten is zeer zeker
moeilijk. Volgens de stukken aan de Rijks
dagleden verstrekt hebben van 1900 tot 1908
de uitgaven de ontvangsten met twee mil
liard overtroffen. Het jaar 1908 toont een
tekort van bijna 400 millioen mark. De hulp
bronnen om crediet te verkrijgen hebben
zich buitensporig vermenigvuldigd. De
staatsschuld is voortdurend grooter gewor
den. Indien men deze schuld bijeen neemt,
die der afzonderlijke staten en die der ge
meenten, komt men Aot de geduchte som
van 24 milliarden mark. Deze last drukt te
zwaarder daar de depressie in handel eu
nijverheid algemeen is. Het Is dus eene bij
zonder delicate zaak aan de belastingbetalen-
den nieuwe lasten op te leggen.
Deze lasten, lang door het ministerie van
financiën overwogen, komen in het regee-
rings-ontwerp op acht n;euwe of gewijzigde
belastingen neer het brandewijn-monopolie,
de bierbelasting, de wijn- en de tabaksbelas
ting, de belasting op licht (gas eu electrici-
teit), de advertentie- en de publiciteitsbelas-
ting, de succiessiebelasting, herziening der
matriculaire bijdragen der bondsstaten voor
het rijksbudget. Het noemen van deze ver
schillende belastingen is al voldoende om de
mate van impopulariteit te begrijpen welke
zij kunnen opwekken en den weerstand, dien
ze van de belastingschuldigen zullen onder
vinden.
Het is misschien omdat hij dit zelf ook
maar al te goed begrepen heeft dat de kan
selier zich heeft laten gaan in een prachtig
en oen algemeen gehouden betoog over de
plichten die op Duitschland rusten en
bijzonderheden van het hervormingsplan niet
nader heeft besproken Dit heeft de staats
secretaris von Sydow opgeknapt. De rijks
kanselier beeft eene redevoering gehouden
vol voorbeelden en vindingrijke gezichtspun
ten en voorts zijne medeburgers eenige waar
heden te slikken gegeven, waarover deze
eens kunnen nadenken.
Vorst Bülow heeft hun verweten slecht
de proef van een plotselingen rijkdom te
hebben doorstaan. Zij die liet Berlijn van
een 15 a 20 jaren her hebben gekend en
het na 1900 hebben teruggezien, hebben
kunnen constateeren hoe deze stad, voor
heen van een streng en koel aspect,
eene plaats van vermaak is geworden rumoe
riger wellicht dan Parijs of St. Petersburg.
De kanselier heeft cint'elijk Frankrijk ge
prezen om zijns spaarzamen aard en het aan
liet Duitsciie volk voorgehouden. Maar wat
helpen voorbeelden, zelfs levende, tegen de
macht der gewoonte en de eischen van na
tionale neigingen?
Ziedaar Duitschland dus uitgenoodigd zui
nigheid te betrachten ten einde zijne belas
tingen te kunnen betalen. De predikatie van
den kanselier is zonder eenige geestdrift door
de pers ontvangen, en zooals wij reeds heb
ben medegedeeld laat liet z:ch voorspellen
dat de doorvoering er van een scherpen strijd
zal kosten. Er zijn natuurlijk ook in Duitsch
land partijen en organen, welke -an meening
zijn dat de ware zuinigheid bestaat in be
perking der kosten voor leger en vloot, be-
zuigingen waaraan de ïijksregeering ver
moedelijk wel niet zal denkende socialis
ten verlangen volstrekt niet dat Duitschland
een land van bankiers en renteniers zal wor
den en meenen dat de theorie van den kan
selier niet alleen zou uitloopen op vermin
dering van consumptie maar ook van de pro
ductie en dientengevolge op verdroging van
een bron .an het nationale leven. De Vos-
sische Zeitung nam den raad tot spaarzaam
heid aan maar bracht ze zonder omwegen
over op den Keizer en het hof, vermanende
dat men een weinig den eenvoud van Kei
zer Wilhelm I zou navolgen. Do Germania
meende dat Bülow niemand overtuigd beeft.
„Het is" zegt dit blad, „het centrum dat
altijd bezuinigingen heeft gepredikt en daar
om heeft men het altijd beschuldigd geen
nationale partij te zijn". Resumeerende ge
nieten de hervormingsvoorstellen geen war
me ontvangst,. Trouwens zeer natuurlijk waar
het totaal der gevraagde belastingen het hal
ve milliard overschrijf. Maa*- niemand in
den Rijksdag ontveinst zich dat goed- of
kwaadschiks, dit smartegeld zal moeten wor
den opgebracht
Dtdtachland.
De uitnoodiging van het gemeentebestuur
eu den raad van Berlijn aan den Keizer tot
deelname aan de viering van het 100-jarige
bestaan der Pruisische gemeentewet, was
reeds voor eenige weken gedaan en ook de
toezegging der Keizers was reeds geruimen
tijd gevolgd, alzoo vóór de politieke gebeur
tenissen, welke de laatste weken het onder
werp der gesprekken zijn geweest, zoodat in
het houden dezer rede niets opzettelijks was.
Toch: W'lhelm II met zijn gezin en hof
stoet en de hooggeplaatsten der regeering
van rijk en bondsstaten op het Berlijnsche
raadhuis ter gedachtenisviering van de door
Stein tot stand gebrachte bevrijding der ste
den van de ©verheidsvoogdij, zulks is na
de voorvallen uit den laatsten tijd oen poli
tieke gebeurtenis en als zoodanig, als een
uitvloeisel van den ommekeer die op 17 Nov.
heeft plaats gegrepen, wordt het beschouwd
en gevoeld.
Het zal bovendien de aandacht hebben ge
trokken dat de Keizer de rede, waarmede hij
de toespraak van den opperburgemeester
Kirschner beantwoordde, niet heeft geïm
proviseerd of van een zelf opgesteld manus
cript heeft voorgelezentoen Z. M. voor
het redenaarsgestoelte trad, overhandigde de
rijkskanselier hem met een buiging, op de
manier als dit bij de troonrede in de Witte
zaal pleegt te geschieden, het manuscript der
redevoering, welke de Keizer vervolgens
voorlas. De Keizer, de man van het vrije
woord, die anders bij zulke gelegenheden
licht in een verhoogde geestesstemming komt
en aan vroegere of toekomstige heldenfeiten
denkt, en in zijne redenaarspathos over de
grenzen van Oost en West zweeft, heeft een
toespraak v.orgelezen, welke zich streng aan
het onderwerp der plechtigheid houdt en
met den rijkskanselier was overeengekomen.
De Keizer sprak als volgtGeachte Heer
Opperburgemeester! Het was mij een bij
zondere vreugde door uwe uitnoodiging de
gedegenheid te verkrijgen om aan de gedach
tenisvoering van het honderdjarige bestaan
der door Freiherr von Stein gegrondveste
gemeentewet, deel te nemen en onder de
burgers mijner hoofdstad en residentie te
vertocv.A. Met. uwe woorden over de betee-
kenis van deze gemeentewet stem ik ten volle
in. Het met de verleening van zelfbestuur
door mijn voorvader aan zijn volk geschon
ken bewijs van vertrouwen en het daaraan
verbonden beroep op de geestelijke en zede
lijke; kracht der burgerij hebben rijke vruch
ten doen rijpen. „Echt goud wordt zuiver in
het vuur." Het echte goud der Duitsche
trouw en flinkheid, welke de burgerij der
Pruisische steden bezielen, is in het vuur
van den bevrijdingsoorlog gelouterd en ge
durende honderd jaren van ernstigen en of
fervaardigen arbeid ten bate van het heil
der gemeenschap behouden gebleven.
Deze erkentenis verschaft mij het ver
trouwen, dat de Pruisische steden en onder
lie vooraan mijne hoofd- en residentiestad,
ook ir. de toekomst de groote plichten, ver
bonden aan den vooruitgang van staat en
gemeente, trouw, gewetensvol en krachtig
zullen vervullen. En verder koester ik het
vasti vertrouwen, dat de band van trouw
en toegenegenheid, welke in ons vaderland
va:i ouds Koning en burgerij, vorst en volk
zoo nauw verbindt, zich steeds als onver
breekbaar zal doen kennen. Wanneer naar
dwoorden van het Pruisenlied niet im
mer de zon helder kan stralen, en er ook
droeve dagen moeten zijn, zoo moeten toch
opkomende wolken hunne schaduwen
nooit scheidende tusschen mij en mijn volk
wevpen. Ter herinnering aan de feestelijk
heid van heden en als teeken van mijn wel-
w'llendheid, heb ik aan de' stad Berlijn mijn
portret geschonken, dat u later zal gewor
den.. God zegene mijn hoofdstad en resi
dentie Berlijn 1"
Deze rede, in welker laatste gedeelte men
etn duidelijke zinspeling bemerkt op de pas
'achter ons liggende gebeurtenissen, werd
met levendigen bijval ontvangen. Burge
meester Reicke schetste hierna de denkbeel
den, welke tot de uitvaardiging der gemeen
tewet hadden aanleiding gegeven.
Evenals de opperburgemeester koos ook
burgemeester Reicke als uitgang eit kern
punt van zijn betoog den zin u;t het eerste
ontwerp der gemeentewet: „Vertrouwen
veredelt den mensch, eeuwige voogdijschap
belet zijne ontwikkeling
Tot het heden overgaande, liet deze rede
naar het voorts aan critiek op den geest
der bureaucratie niet ontbreken.
Nadat een lied van het koor de plechtig
heid had besloten, bleven de hooge bezoe
kers nog eenige oogenblikken met de ste
delijke autoriteiten in vertrouwelijk gesprek
gewisseld.
Het was 15 jaar geleden, sinds de Duit
sciie Keizer het raadhuis te Berlijn had
bezocht.
Bo Keizer heeft aan de verschillende bur
gemeesters der hoofdstad hooge onderschei
dingen verleend.
Van verschillende zijden was verwacht,
dat op de keizerlijke mededeeling in den
Reichsanzeiger ook een mededeeling in de
zitting van den Rijksdag zou volgen. Dat
zou, zooals de Voss. Ztg. mededeelt, ook
w rkelijk zijn geschied, maar de president
had na zijn bespreking met prins Von Bü
low de voorwaarde gesteld, dat de Rijksdag
emvoudig kennis zou nemen van de verkla
ring, zonder daaraan een debat te verbin
den. De sociaal-democraten nu hadden naar
het schijnt, deze voorwaarde niet willen aan
nemen, maar verklaard, dat zij het voorstel
zouden doen om de verklaring in discussie
te brengen. En dat zou dan de reden zijn,
dat de mededeeling achterwege bleef.
De Nordd. Allg. Ztg. ontleent eenige cij
fers aan de marine-begrooting voor 1909.
De gewone uitgaven bedragen 290,547,000
mark, zijnde 37,448,000 mark meer dan ver
leden jaar.
De buitengewone uitgaven 39,924,000
mark, zijnde 23,778,000 mark meer dan
verleden jaar.
De voor scheepsbouw en bewapeningen
voorziene som is 219,760,000 mark, zijnde
48,450,000 mark meer dan verleden jaar.
In de zitting van den Pruisischen Land
dag is behandeld eene interpellatie van den
afgevaardigde Brust over de ontzettende
ramp der Radbodmijn.
De interpellatie luidde
„Is de koninklijke regeering in staat over
de oorzaken van de mijnramp in Westfalen
in den nacht tusschen 11 en 12 November
mededeelingen te doen? Welke voorschriften
en maatregelen denkt de regeering te tref
fen, opdat dergelijke rampen in de toe
komst voorkomen worden?"
Delbrück, minister voor handel en in
dustrie, verklaarde dat hij het eerste deel
der interpellatie nog niet op voldoende wijze
kon beantwoorden.
Resumeerende zegt, na een lang betoog,
de minister met het oog op het laatste deel
der interpellatie, dat de verantwoordelijk
heid van hem, die de exploitatie leidt, uit
gebreid moet worden en dat zij, die dezen
vei ant woordelij ken persoon iets te bevelen
hebben, voor hun bevelen ook de verant
woordelijkheid moeten dragen.
Ook het verantwoordelijkheidsgevoel der
arbeiders wenscht de minister aangekweekt
zien.
Ten slotte sprak hij over de overal geuite
begeerte naar een Rijksmijnbouwwetgeving
in dien geest, dat Pruisen ook zonder dat
zijn plicht zou doen, en hij eindigde: Ik
heb de overtuiging, dat bij het uitbreiden
der Pruisische wetgeving op den arbeid de
veiligheid van bedrijf verzekerd zal wor
den, en dat ook de verhoudingen tusschen
arbeiders en mijn-directie verbeterd zullen
worden.
..Ik heb de overtuiging, dat wanneer onze
mijnbouwdirecties deze voorschriften goed
naleven, dit een goed middel zal zijn om
g:ooten, braven en voor tref felij ken lagen
des volks, die op dwaalwegen zijn, weder de
gedachte aan het vaderland voor oogen te
houden."
Nu is ook een Fransche ballon, met een
kolonel, een kapitein en een luitenant in
I Duitschland, nl. te Hagen, neergedaald.
De boeren waren zeer behulpzaam en de
officieren van het district ontvftigen hun
j Fransche wapenbroeders met de grootste har
telijkheid.
Na den regen van Duitsche ballons, waar
over men klaagt, was trouwens een tegen
bezoek niet minder dan een staaltje van
hoffelijkheid.
Intusschen hebben de legerautoriteiten in
Duitschland maatregelen genomen om het
neerkomen van Duitsche ballons in Frank
rijk, dat sommige menschen daar zenuwach
tig begon te maken de Echo de Paris heeft
onlangs zelf een lijstje van zulke gevallen
samengesteld zooveel mogelijk te voor
komen
PrankftJk»
P a r ij s 2 2 N o v Het Zweedsche ko
ningspaar kwam om 3 uur 30 min. onder
toejuiching aan en werd plechtig ontvan
gen door den president der republiek, de mi
nisters en burgerlijke en militaire autori
teiten.
Par ij s 22 Nov. Heden ontving de
koning van Zweden om zes uur het corps
diplomatiquehij onderhield zich achter
eenvolgens eenige oogenblikken met dë on
derscheidene gezanten, hij wisselde eenige
woorden met den Nederlandschen gezant en
met de vertegenwoordigers der overige lan
den.
De president der republiek bood heden
avond een intiem diner aan ter eere van de
Zweedsche souveréinen.
P a r ij s, 2 1 N o v. Men meldt dat Bam
berger, de administrateur van de Banque de
Paris et des Pays-Bas, is overleden.
De prefectuur der Marine te Toulon heeft
telegrafisch bericht gekregen, dat de krui
ser Condé Vrijdagochtend ter reede van
Ajaccio aan den grond is geraakt. Wegens
het slechte weder is men er tot dusver niet
in geslaagd het schip weder vlot to krijgen.
De Condé, de Jules Ferry, het slagschip
Charles Martel en de torpedoflotille hadden
Donderdagnacht manoeuvres ondernomen
ter hoogte van de lies Sanguinaires. Het
weder was stormachtig en de nacht donker.
De schepen stoomden met bedekte lichten
dicht langs de Corsikaansche kust toen eens
klaps de Condé in een hagelbui en een storm
vlaag letterlijk op het strand werd geblazen.
Pogingen door de Jules Ferry en de Char
les Martel om het schip af te sleepen zijn
mislukt, niettegenstaande de kolenvoorraad
en een aantal kanonnen in lichters, uit
Ajaccio ontboden, waren overgeladen.
De Condé is een gewapende kruiser met
een waterverplaatsing van 10,014 ton en van
vrij recenten datum. Het liep in 1902 van
stapel tegen den kostenden prijs van
22,000,000 francs.
In spanning ziet men in Frankrijk den
afloop van dit ongeval tegemoet. xUen ziet
niet gaarne uitbreiding gegeven aan de ram
penserie Couronne, Jan Bart, Lutin, Ho-
che, Sully, Jena, die iedereen versch in
het geheugen liggen.
Het Paris-Journal bespreekt deze nieuwe
catastrope en merkt op dat een zee-oorlog
boven al deze ongevallen in vredestijd, te
verkiezen zou zijn, daar men er dan ten
minste een geldig excuus voor zou hebben,
hetwelk men snedig noemen kan.
Engeland. -
Londen, 21 Nov. De gebroeders
Asscher en twee heeren Levy hebben heden-
namiddag drie uur de verzameling Cullinan-
diamanten op Windsor Castle aan den Ko
ning afgedragen. De heer Asscher bood ook
DOOR
70 S. R. CROCKETT.
Uit het Schotsch vertaald
DOOR
J,. P. WBB8ELINK-VAN ROSSUM.
Het was werkelijk een plaats om uit ver
wikkelingen te komen, en de beteekenis der
dingen te begrijpen. In de pastorie had zij
veel dingen gehad die haar bezig hielden,
voornamelijk wat zij in de toekomst zou
doenen hoe Re wie te bevrijden van den
last (zooals zij meende) die'haar gezelschap
hem bezorgde. Maar hier op de hooge'Rig
van Bennanbrack zou zij tijd tot nadenken
hebben, en door nadenken zou uitkomst ko
men, en het gezicht op een duidelijken weg
voor haar voeten om te betreden.
Daardoor dacht zij het eerst aan Carus.
In de ure van haar zorg had zij zich tot hem
gewend en hij had echt getrouw het verbond
van oude vriendschap gehouden. Ja bijna te
goed, want zijn oogen hadden meer gezegd,
dan zijn woorden hadden bevestigd. Maar
Hester was blij, ja zij was blij, dat hij
niet aan haar dacht. Maar zo kon alleen niet
verdragen, dat hij om Ethel Torphichan
Stirling zou geven. Ja, zij \tfas dankbaar,
dat hij niet meer naar Empress Gate zou
gaan. Maar verder was hij vrij. Hij kon niets
voor haar zijn, voor deze arme, te schande j moge zijn, of hij zou niet over liefde gespro
gemaakte Hester Stirh'ng. Hij was de zoon ken hebben dan
van een lord. Eeps zou hij een groot man j
zijn. Hij was knap o heel knap en
hij moet iemand trouwen die hem waar
dig is een voorname dame, iemand met
geld en naam en schoonheid, geen arme,
kleine huisonderwijzeres zooals zooals
juffrouw Martin.
„Kom in huis, meisje," klonk de stem
van Megsy uit de keuken, blijf daar niet
staan om een ziekte op te doen van de koude.
Wat toch geen tranen? Stil stil, (Hes
ter had ïïaas'tig haar werkschort aan de oogen
gebracht), dit dient nergens toe. Geen leed
zal mijn kleine meisje genaken, zoolang j
Megsy Tipperlin nog strompelt over de
aarde."
Zoo met haar gelieele eerlijke ziel ont
vlamd over het onrecht, dat gedaan was, en
met vrouwelijk doorgronden van het hart van
.Maar hij deed het niet, Megsy, werkelijk
hij deed het niet," viel Hester levendig in.
„Het is alles mijn dwaasheid. Maar al de
anderen waren zoo afschuwelijk, en hij
wel, hij was groot en vriendelijk en o zoo
verschillend. Ik kon het niet helpen, Meg
sy. Wat zal ik doen wat zal ik doen?"
„Is het iemand in Londen, meisje?"
„Neen ja, hij is in Londen, Megsy.
Tenminste dat denk ik.
„Vertel het mij, vertel het aan Megsy lief
meisje. Megsv die je lief heeft, veel meer
lief heeft dan haar eigen ziel!"
„Ik kan het niet, ik kan het niet. Er is
niets te vertellen." Maar het snikken hield
aan en Hester verborg haar gelaat dieper
tegen den liefdevollen schouder van haar eer
ste en eenige verzorgster. Megsy streelde
haar met haar door werken geharde hand,
- - i-i i die zacht leek als satijn, gevoerd als zn nu
een, die weinig meer dan een kind was, om- 1 ,r i 1
- - - was door liefde. Maar toen de snikken min
der talrijk maar sterker werden, brak de
ringde Megsy Hester met de grootste oplet
tendheid, en bracht haar naar bed alsof zij
werkelijk opnieuw het kleine meisje was, dat
zij haar altij'd noemde. En toon de ruwe
oude, Schotsche vrouw zich voorover boog
om haar lieveling goeden nacht te kussen,
wierp Hester plotseling haar armen om haar
hals en fluisterde haar onder hartstochtelijke
snikken in het oor
maar
toorn der oude vrouw plotseling los.
„Stil, Megsy. Neen neen je begrijpt
liet niet. Hij sprak geen woord. Het is zijn
schuld niet. Het is alles de mijne. Ik beeld-
de het mij alles in. Juist omdat hij vriende
lijk was toen iedereen wreed was. Het komt
I alles door _mijn eigen dwaashe'd. Maar, o
Megsy, ik ben zoo ongelukkig!"
„O, Megsy, ik heb hem lief ik heb hem Toen sprak Megsy geruimen tijd niets.
l»ef. Hij moet nooit aan mij denken, of ver
moeden, dat ik hem zoo lief heb. Maai' ik
kan het niet helpen, Megsy. Ik schaam mij
zoo. Ik kan het niet helpen. Hij bracht er
mij toe."
„Meisje, meisje, stil dan, spreek zoo niet.
Hij is geen achtingswaardige man, wie hij
Zij zat met Hesters hand in de hare en een
arm om haar hals. Zij sloeg haar meisje
scherp gade, zij bewoog haar hand met die
deolnemcnde aanrakingen, die meer dan al
les een vrouwenhart stillen als het zich tot
uitbarsting verheft en als de fonteinen van
do grooto diepte overvloeien,
Eindelijk sprak zij „Meisjelief, heb je
ooit van je eigen moeder gehoord?"
Hester huiverde een weinig in de koeste
rende armen. Zij richtte zich op haar elle
boog op, terwijl de tranen nog vrijelijk vie
len langs haar sneeuwwit gelaat.
„Neen, Megsy", zeide zij, „tenminste
niets dan wat tante Torphichan mij voor de
voeten wierp, als zij boos was."
„Geef daar niet om, lieveling," zei Meg
sy sussend. ,,ïk die alles van het begin tot
het einde heb geweten, doe er oen eed op,
dat er geen schande was. Ik zal je de ge-
schiednis van je moeder vertellen. Je lijkt
op haar, meisje, zoo erg, dat mijn hart be
wogen is voor je. Tk was nooit voornemens
je het verhaal te doen. Maar nu moet ik
het het dringt nu terwille van de dooden
i en terwille van het hart vol liefde dat
ze je als erfenis achter hebben gelaten!"
j Weer zweeg Megsy een poos, alsof zij
overwoog waar te beginnen.
S „Je herinnert je je moeder niet, meisje,
en dus kan je niet weten, hoe zij was, toen
ik haar het eerst zag. Je lijkt op haar wat
je trekken betreft, maar je hebt de Stirling
oogen en 't Stirling haar. Je bent ook heel
wat langer geworden, evenals de Stirlings.
j Maar je moeder, David's vrouw, ik zie haar
nu, een wezentje zoo bevallig, als een
vlinder fladderend van bToem tot bloem
haar haar, blond als goud, omgaf haar ge
laat, haar oogen flonkerend van een inner
lijk licht "half van liefde en half van on
deugd. Hester Stirling (die Hester Greyson
was geweest) was een verschijning, die een
oud hart jong maakte.
Ja, Hester heette zij, je werd naar haar
genoemd, waartoe je ook alle recht had. Zij
was de dochler van een ouden, onbeduiden-/
den dwaas van een Engelschman, die naar
Dumfern kwam om dansen te leeren aan
de zoons en dochters van de burgers en land
bouwers. Simon Greyson was zijn naam
een groote man in het pochen over hetgeen
hij kon doen, en over den grooten man, die
hij geweest was voordat zijn tegenspoeden
kwamen. Welke die waren geweest, vertelde
hij nan niemandmaar daar hij den meesten
tijd in herbergen doorbracht was het gemak
kelijk te gissen. In zijn vrije oogenblikken
verzamelde hij een gezelschap tooneelspelers,
de hemel weet waar vandaan, en reisde hij
door de streek „de vloek van Schotland",
en dergelijke stukken opvoerende!
Maar Hester Greyson denk eens welk
een beweging er kwam onder de jongelui van
Galloway, toen zij voor het eerst in hun
midden verscheen, haar oogen schitter
den van ondeugd en jeugd. Maar onschuldig
en onbedorven, in veiligheid gehouden door
den zwerm van haar bewonderaars, was er
geen lieftalliger meisje in de drie konink
rijken. Haar roem verspreidde zich snel, en
velen kwamen van verre om haar te zien.
Velen dronken met haar ouden, versuften
vagebond van een vader, om gevraagd te
worden, mede te gaan naar de woning, die
zij zoo opgewekt maakte, want zij had den
ouden, nietswaardigen deugniet lief, en aan
bad hem als een heilige omdat zij nog
niemand anders had ontmoet om lief te heb
ben. En haar hart kon daar niet buiten,
zooals jij, mijn meisje precies zooals jij.
God helpe alle liefhebbende harten. Zij zijn
het, die hulp noodig bobben 1
Wordt vervol §U