I'. 202.
7"* Jaargangt
Vrijdag 15 Januari 1909.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
De Motorboot.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post1.50.
Afzonderlijke nummers0.05.
Deze Courant veraohijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
AdvertentiSnmededeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur
's morgens bij de Uitgevers in te zenden.
Uitgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regels f 0.50.
Elke regel meer - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 eents b(j vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen iet
het herhaald adverteeren in dit Blad, bjj abonnement. Eene
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Kennisgevingen.
Burgemeester en Wethouders, van Amersfoort
dbeu te weten, dat de Raad dier gemeente in
zijne openbare vergadering van! 12 Januari 1909
tot leden van de commissie van bijstand in het
beheer van liet landgoed BLrkhoven benoemd
heeft de heeren
Herm. Kroes.
A. M. Tromp van Holst.
A. H. vani Kalken
C. J. Plomp.
Amersfoort, 13 Januari 1009.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Secretaris, De Burgemeester,
J. G. STENFERT KROESE. WÜIJTIERS.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort
brengen ter kennis van belanghebbenden1, dat
ten bureel© van den Inspecteur van het Bouw
en Woningtoezicht, gevestigd in liet Raadhuis,
gratis verkrijgbaar zijn1:
Formulieren, waarop zij hun verzoek om
te bouwen moeten indienen.
Amersfoort, 14 Januari 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
De Secretaris, De Burgemeester,
JG STEN FERT KROESEWU IJ TIERS.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Amersfoort brengen ter algemeen© kennis, dial
bij Koninklijk Besluit van 1909, no. 90, inge
volge de Hinderwet, aan den Raad van Admi
nistratie der Hollandeche IJzeren Spoorweg
maatschappij te Amsterdam, vergunning is ver
leend tot de uitbreiding der alhier gevestigde
wagen werkplaats niet
a. eene nieuwe smederij;
b. een droogoven voor hout;
e. een werkplaats voor liou tbewerking
d. ©en werkplaats voor het uitvoeren van
kleine herstellingen aan voertuigen;
e. een nieuwe Ivoutloods, op de terreinen der
HolLandsohe IJzeren Spoorwegmaatschappij al
hier, kadastraal bekend gemeente Amersfoort,
sectie D, no. 2913.
Amersfoort, den 14. Januari 1909.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,,
De Secretaris. N)e Burgemeester,
JGSTENFEIRT KROESE. WUI JTIERS.
Politiek Overzicht.
Hei Oostenrijkscli-Turksche accoord.
De nadere berichten, die over de aan
neming door Turkije van de geldelijke scha
devergoeding, welke Oostenrijk-Hongarije
heeft aangeboden voor Bosnië en Herzego-
wina, zijn ontvangen, bevestigen, dat daar
mee de eerste en gewichtigste stap, om tot
overeenstemming te komen, is gedaan. Wel
wordt uit Konstantinopel er nadruk op ge
legd, dat met de aanneming van de mil-
lioen Turksche ponden nog slechts eene prin-
eipieele basis verkregen is voor verdere on
derhandelingen en dat over de verdere pun
ten eerst nog gesproken moet worden. Maar
als men het hoofdpunt van het geschil tot
eene geldkwestie heeft gemaakt, dan kan,
als die geregeld is, er geen twijfel over zijn,
dat de geheele regeling zoo goed als klaar is
en dat men verder nog slechts met formali
teiten heeft te doen. Dat blijkt ook uit het
exposé van Kiamil Pacha in liet Turksche
parlement, waarin de Oostenrijksch-Hon-
gaarsche voorstellen gekenschetst worden als
bijna overeenkomende met het Turksche ge
zichtspunt.
De Temps zet in een zakelijk gesteld ar
tikel uiteen, waarom het noodig was voor
de oplossing van de crisis, dat Oostenrijk
en Turkije tot elkaar kwamen, al is de ge
heele oplossing daarmee nog niet verkregen.
Het was niet alleen de doelmatigste weg, dat
dr kabinetten van Weenen en Konstantinopel
door eene rechtstreeksche onderhandeling
het met elkaar eens trachtten te worden over
de kwestie van Bosnië en Herzegowina, maai
de geschiedenis zelve van de verdragen,
waarvan die twee provinciën het onderwerp
waren, gaf dien weg aan. „Het eerste
verdrag is de conventie van Reichstadt, in
Juli 1876 overeengekomen tusschen de Kei
zers van Oostenrijk en Rusland en den 15en
Januari 1877 onderteekeud. Bij deze over
eenkomst beloofde Oostenrijk aan Rusland,
dat het onzijdig zou blijven gedurende den
oorlog. -Rusland daartegenover onttrok zijne
belangstelling, ten bate van Oostenrijk, aan
Bosnië, Herzegowina en zelfs het geheele
westelijke Balkangebied. Achttien maanden
later, op het congres van Berlijn, stelde lord
Beaconsfield, dien de vrees voor het Rus
sische gevaar ontvankelijk maakte voor alle
inblazingen van Bismarck, voor dat de beide
provinciën „zonder elementen van een goed
bestuur" werden overgegeven aan het bestuur
van een „naburigen, krachtigen en bij de
handhaving van den vrede belang hebbenden
staat". Vorst Bismarck viel hem aanstonds
bij; hij verklaarde: „Het is niet alleen een
Oostenrijksch-Hongaarsch belang, maar een
algemeene plicht". Italië trachtte te protes
teeren, maar dat was te vergeefs. Gortscha-
kow, door de verbintenissen van Reichstadt
gebonden, kon slechts berusten. De zaak was
uitgemaakt, ondanks de wanhopige pogingen
van de Turksche gevolmachtigden om een
pleitbezorger te vinden.
De eenige voldoening, die zij ver
wierven was dat een geheim artikel
werd opgesteld (13 Juli 1878) onder
teekend door de vertegenwoordigers van
Oostenrijk-Hongarije en Turkije. Het con
gres had gezegd: „De beide provin
ciën zullen bezet en bestuurd worden door
Oostenrijk", zonder eenige omschrijving.
Het geheime artikel hield in, dat de souve-
reiniteitsrechten van den sultan door het feit
der bezetting niet zouden worden gedeerd
dat die bezetting voorloöpig zou zijn en dat
terstond ria liet congres men zich tusschen
Weenen en Konstantinopel zou verstaan over
de bijzonderheden. Art. 25 van het Berlijn
sche verdrag voorzag zijnerzijds, betreffende
het sandjak Novibazar een rec'htstreeksch
overleg tusschen Oostenrijk en Turkije, dat
in het volgende jaar. plaats had.
Het is overeenkomstig de bepalingen van
1878, verduidelijkt in 1879, dat Oostenrijk
en Turkije met hun béiden het Bosnische
vraagstuk hebben geregeld, voordat dit aan
het onderzoek van de mogendheden werd on
derworpen. De waarborgen, die Turkije kon
inroepen tegen den nieuwen staat van zaken,
kwamen voort niet uit het Berlijnsche ver
drag, waarvan de tekst uiterst vaag was,
maar uit het geheime artikel van 13 Juli
1878, dat eene belofte registreerde niet van
Europa, maar van Oostenrijk alleen. En
Oostenrijk moest zijnerzijds, om zich van
zijne verbintenissen te bevrijden, zich aller
eerst wenden niet tot de mogendheden, maar
tot de Porte, omdat het geheime artikel aan
zijne bezetting beperkingen oplegde, die men
verzuimd had in te schrijven in het verdrag
van Berlijn. Baron Aehrenthal zou er mis
schien voordeel bij gehad hebben die onder
handeling te voereneenerzijds het sandjak
eerst te ontruimen na het sluiten van de
overeenkomst, anderzijds zich vrijgeviger te
toonen in financieel opzicht en de veiligheid,
die hij behoefde om zich vrij tot Europa te
wenden, vlug en ruim te betalen. Hij zou
zonder twijfel zoo den boycot vermeden heb
ben, die veel aan zijn land heeft gekost. Hoe
dit zij, het accoord is gesloten, en daarop
komt het aan.
Oostenrijk heeft, door zich vrij te maken
van de Turksche bezwaren, het moeielijkste
gedeelte gewonnen, want, sterk door de toe
stemming van Turkije en door de onduide
lijkheid van het Berlijnsche verdrag, kan het
nu met oen troef meer in de hand Europa
vragen dit accoord te registreeren. Die aan
do beginselen van de Londensche conferentie
van 1871 gegeven voldoening zal het vol
strekt geen schade doen, en zij zal aan Rus
land aangenaam zijn, dat, daar het den oor
log niet wil beginnen, klaarblijkelijk slechts
concessiën van vorm kan vragen. Turkije
zou zijnerzijds thans slecht geïnspireerd
zijn, als het zich tegenover de Bulgaren veel
eischender toonde dan tegenover Oostenrijk.
Men zou niet begrijpen, dat, nu het geschip
perd heeft op den aard en op het bedrag van
de schadevergoeding, die het in Weenen heeft
gevraagd, het onhandelbaar zou zijn te Sofia
op een juridisch identiek terrein. Het is dus
niet vermetel te hopen, dat het Turksch-
Bulgaarsch accoord spoedig zal volgen op
het Oostenrijksch-Turksche accoord. Het is
to wenschen, dat het zoo zal zijn. Want het
zou onvoorzichtig zijn het voorjaar te laten
komen zonder voor het Bulgaarsche volk en
voor Ferdinand I de oplo-sing te hebben ver
zekerd, die zij sinds drie maanden met
klimmende spanning verwachten.
Dan zouden nog te regelen blijven de Ser-
visch-Montenegrijnsche kwestie, de Kreta-
kwestie en de Europeesche kwestie. Die vra
gen zijn moeielijk, maar niet onoplosbaar, als
Europa tot eenstemmigheid komt om aan de
belanghebbenden in Weenen en Petersburg,
in Belgrado en Ceitinpe, in Konstantinopel
en Athene, koelbloedigheid en gematigdheid
aan te raden."
Frankrijk,
De Fransche regeering is van plan de
Fransche patentwet van 1844 zoo te wijzigen,
dat een patent, in Frankrijk verkregen, ver
valt, wanneer de uitvinding niet binnen de
drie jaar na de aanvrage in Frankrijk of zijn
koloniën i:. bedrijf wordt gebracht, of zij
drie jaren achtereen daarin niet in bedrijf
is gebracht, tenzij er rechtmatige verklaring
voor het verzuim bestaat. Ook zal het ko
men te vervallen, als blijkt, dat de uitvin
ding voor het overwegende deel buiten het
Fransche gebied, of dat ze niet voldoende
binnen dat gebied wordt bedreven. Binnen
kort zal een wetsontwerp met die strekking
bij de Kamers worden ingediend. De wet
van 1844 eischt ook wel toepassing van de
uitvinding in Frankrijk, maar haar .bepalin
gen ten deze zijn te rekbaar bevonden.
P a r ij s, 14 Jan. De Senaat heeft
Antonin Dubost tot voorzitter herkozen.
In de Kamer aanvaardde Brisson het
voorzitterschap met eene toespraak, waarin
hij gewaagde van de ramp, die Italië ge
troffen heeft en van het algemeene gevoel
van solidariteit, dat bij die gelegenheid in
de gaijsche wereld tot uiting kwam. .Zijne
verklaring, dat de menschhcid zich bewust
Wordt van hare moreele eenheid onder een
hevigen schok, werd door de linkerzijde
langdurig toegejuicht, evenals de hulde
die hij daarna bracht aan de ingeboren
edelmoedigheid van Frankrijk.
De Kamer besteedde verder haren tijd
aan de vaststelling van hare agenda.
De zitting van morgen blijft bestemd
voor de interpellatiën over Marokko. Minis
ter Barthou verzocht de Kamer, namens de
regeering Woensdag eene vergadering te
houden tot behandeling van het wetsont
werp op de concessie voor de mijnen van
Ouenza. Hij verklaarde„Bij afwezigheid
van mijn ambtgenoot voor landbouw, wien
dit ontwerp meer in het bijzonder aangaat,
moet ik er op aandringen, dat de.Kamer
het ontwerp Woensdag in behandeling
neemt."
Dit voorstel werd verworpen met 772 te
gen 205 stemmen.
De heer Barthou zeide daarna, dat de
regeering overtuigd blijft van de urgentie
der behandeling van het Ouenza-ontwerp.
Hij verzocht de Kamer derhalve te bepalen,
dat liet ontwerp zal worden behandeld on
middellijk na aanneming van het wets
ontwerp op de inkomstenbelasting. (Ver
schillende leden riepen „Maandag".) Minis
ter Barthou antwoordde: „Neen, Maandag
niet, want dat zou beschouwd kunnen wor
den als een manoeuvre tegen de wet op de
inkomstenbelasting. Het is de eerste maal,
dat ik een debat zie uitstellen, waarbij de
persoon van den gouverneur-generaal van
Algerië en de verantwoordelijkheid van de
regeering betrokken zijn". (Weder wordt ge
roepen „Maandag!") Minister Barthou
handhaafde zijn tweede voorstel om het
Ouenza-ontwerp te behandelen na aanneming
van het wetsontwerp op de inkomstenbelas
ting.
De gouverneur van Algerie, Jonnart,
drong er op aan, dat de Kamer een dichtbij
gelegen datum van behandeling zou vast
stellen.
De minister van financiën Caillaux ver
klaarde, dat, daar de zitting van Donderdag
besteed moet worden aan de behandeling van
de inkomstenbelasting, de regeering haar
voorstel handhaaft om het Ouenza-ontwerp
te behandelen terstond na de aanneming van
de wet op de inkomstenbelasting. Bij de
stemming werd dit aangenomen met 303
tegen 244 stemmen.
Italië.
Genua, 14 Jan. Generaal Stefan
Canzio, de schoonzoon van Garibaldi, is ern
stig ziek. Hij werd heden bezocht door den
Franschen staatsman Léon Bourgeois.
Tweede telegram. Generaal Can
zio is heden nacht om kwart na elf over
leden.
Oostenrijk.
Weenen, 14 Jan. De Zeit spreekt
tegen, dat de kosten van de gedeeltelijke
mobilisatie in Oostenrijk een bedrag van
500 millioen kronen hebben bereikt. Z.j zijn
niet hooger geworden dan 200 millioen.
In den landdag van Neder-Oostenrijk
deed de afgevaardigde Silberer een aanval
op de censuur, die in de schouwburgen Ber
rie beschermde tegen eene onschuldige be
spotting, terwijl de Keizer van Oostenrijk
in Servie allerschandelijkst uitgescholden
wordt. Onder de bijvalsbetuigingen van
zijno christelijk-social geestverwanten,
noemde de spreker den Koning van Servie
een „gemeenen moordenaar" en den kroon
prins een „schurftigen snotjongen".
De landniaarschalk riep der spreker hier
voor tot de orde en constateerde, dat deze
uitdrukkingen eene schending van het vol
kenrecht beteekenen, die don- allen in den
landdag ten diepste betreurd werd.
RMfaad.
Petersburg, 14 Jan. Vice-admi-
raal Rosjdjestwenski is heden morgen ge
storven
De Balkancrisis.
Nu voor de schikking tusschen Oosten
rijk en Turkije de weg geëffend is, blijft de
Servische kwestie nog open. Uit Weenen
wordt aan de Frankf. Ztg. bericht, dat Oos
tenrijk bereid is, ondanks alle Servische
uitdagingen, ook hier tegemoetkoming te
toonen door een gunstig handelsverdrag en
door eene spoorwegverbinding, maar op
Oostenrijkscli gebied. De correspondent
schrijft: „Deze concessiën zouden econo
misch van hooge waarde zijn voor Servië,
dat goed zal doen daarop in te gaan. Het
zou eene vruchtelooze hoop zijn, als men
in Servië meende eenigen afstand van ge
bied van Oostenrijk te krijgen of door een
onbezonnen streek te kunnen afdwingen.
De te Belgrado verschijnende Politika
schrijft over de onderhandelingen tusschen
Turkije en Oostenrijk-HongarijeDe sym
pathie, die Turkije tegenwoordig in de ge
heele beschaafde wereld geniet, zal ver
dwijnen, wanneer Turkije het bekende
aanbod van Oostenrijk-Hongarije aanneemt.
Dezelfde beschaafde wereld, die thans de ont
wikkeling der hervorming van Turkije on
dersteunt, zou ontzet staan, te meer omdat
de koopprijs zou moeten betaald worden
door de verkochte landen Bosnië en Herze
gowina in dier voege, dat de eene heer aan
den ander een stuk goed verkoopt, waarvan
de slaaf den prijs betaalt. Wij gelooven niet,
dat Turkije in liet aanbod zal toestemmen.
Voor 60 millioen francs verkoopt geen land
zijne waardigheid, zijne eer en zijn gebied.
Indien echter de Turken in strijd met het
gezond verstand en het eergevoel toch moe
ten toestemmen in dezen schandelijken han
del, dan zullen wij niet toestemmen. Ja, wij
Serven geven daartoe niet onze toestemming
wij zullen niet toegeven, dat ons bloed, ons
volk verkocht wordt. Oostenrijk kan ons niet
door geld koopen, niet door oorlog ver
schrikken voordat het Bosnië neemt, moet
het ons allen te zamen ombrengen, hetgeen
het niet vermag, omdat niemand in staat is
een volk te overwinnen, dat bereid is te ster
ven. Bosnië zal een Oostenrijkscli kerkhof
zijn.
Konstantinopel, 14 Jan. De
Servetefunum verneemt uit authentieke
bron, dat de ministerraad Zondag de grond
slagen zal bespreken van eene overeenkomst
met Oostenrijk. Op den vriendschappelijken
raad van de mogendheden zal men trach
ten de zaak te regelen in overeenstemming
met de belangen en de waardigheid van de
Porte. Voorts zullen compensation voor
Bulgarije worden vastgesteld. Nadat de beide
regeeringen tot overeenstemming zijn geko
men, zal men de mogendheden verzoeken,
zoo spoedig mogelijk het ijdstip van het
bijeenkomen der conferentie te bepalen.
Markies Pallaricini heeft zich met Kiamil
Pacha en met Tewfik Pacha onderhouden
over de bijzondere punten van le regeling.
Hij heeft ook met de Porte gesproken over
het lossen en laden van de Oostenrijksche
schepen. De Porte beloofde, dat zij daar
over bevelen zou uitvaardigen, en liet de
hoop doorschemeren, dat de boycot weldra
geëindigd zou zijn.
Naar het EngeUch
VAN
C. N. EN W. M. WILLIAMSON.
In het eerst schenen de inlichtingen van
den rugerigenaar ons slechts eene oeleediging
te meer toe. Hoe durfde hij ons uitleggen
wat hij ons tegen wil ,en dank noodzaakte te
zien? Maar eindelijk begon zelfs Phyllis te
lachen en haar kuiltjes zijn ten opzichte van
haar humeur wat een regenboog voor on
weersbuien is als zij zich eenmaal ver-
toonen, zijn de donderslagen voorbij.
„Het is mij alsof ik exemplaren van heel
Holland heb gezien en jdat wij gereed staan
naar onze vreedzame woning terug te kee-
ren," zeide zij, nadat wij door lange winkel
straten, langs schaduwrijke kanalen, veel
kleurige miniatuurhuisjes tusschen bloemen
tuinen, vijvers met bloemeneilandjes, groote
parken en plechtig draaiende windmolens
gekomen waren en in de verte weiden met
witte en zwarte koeien hadden bewonderd.
,,Wij konden best weer naar huis gaan en
met kennis van zaken over Holland meepra
ten."
Ik sloeg geen acht op die woorden en
eindelijk hielden wij tot onze verlichting stil
voor een ouderwetsch, laaggebouwd hotel,
dicht bij een park. Voor zoover wij konden
oordeelen lag het mijlen ver van alles af
maar wij waren te dankbaar voor het voor
recht uit te mogen stappen, om critiek uit
te oefenen. Het huis zag er zoo stil en orden
telijk uit, dat dit Plpl goed de^d en zonder
tegenstribbelen liet zij toe, dat men onze
bagage van den bak nam.
Toen het aankwam op betalen, bleek het
dat onze koetsier ons niet uit louter edel
moedigheid met alle geheimen van Rotter
dam had bekend" gemaakt. Wij zagen ons ge
noodzaakt te scheiden van bijna alle door
ons aan boord voor Engelsch geld ingewis
selde guldens en Phyllis zag ze met wan
hoop gaan.
„Op die manier zullen wij spoedig in het
Armenhuis zijn", zuchtte zij.
„Als het zoover met ons komt, kunnen
wij in verschillende plaatsen met onze boot
aanleggen en -aalmoezen gaan vragen," ei-
de ik.
Alles wel beschouwd had de „Rug" toch
eenige methode in zijn waanzin want toen
wij Paasma's adres aan den portier toonden,
bleek het dat de man slechts tien minuten
loopens van het logement woonde. Wij wei
gerden bedaard kamers te bespreken voor
dat onze plannen zouden vastgesteld zijn en
onze bagage bleef in de vestibule, terwijl wij
thee en naar Hollandsche gewoonte geroos
terd brood nuttigden in een tuin, -dien wij
met een schilpad deelden.
Herhaaldelijk, sedert ik Phyllis overhaal
de tot dien tocht, hadden wij op half onbe
stemde wijze bepaald, wat wij bij onze aan
komst te Rotterdam zouden doen. Het pro
gramma scheen op een afstand eenvoudig
genoeg wij willen er heengaan, onze boot
afhalen en er mede wegvarenmaar toen
wij ons inderdaad op weg begaven, met een
kleinen hoteljongen tot gids, om ons eigen
dom in bezit te nemen, ontzonk zelfs mij
den moed en gevoelde ik, dat „er iets ging
gebeuren."
De tien minuten loopens groeiden tot
twintig aan en toen zagen wij een pont over
eene breede, snelvlietende bruine rivier. Wij
gingen hiermede naar een kleinen inham
der rivier, waar een of twee kleine plezier
jachten en andere vaartuigen bijeen lagen.
„Kijk eens!" riep ik met eene plotselinge
opwelling van ontroering uit, „daar is zij!"
„Wie?" riep Phyllis opschrikkend.
„Iemand, dien wij kennen?"
„Onze boot, domoor, de Lorelei. Jij denkt
waarschijnlijk dat zij „de witte Olifant"
moest heeten."
Ja, daar lag zij, met den naam Lorelei in
gouden letters op haar achtersteven geschil
derd, die schoone sirene, die ons de Noord
zee had overgelokt en in plaats van over
dekt te zijn of er gehavend uit te zien, na
een langen winter veronachtzaamd te zijn
geworden, scheen zij geheel en al gereed,
wanneer wij maar wilden, een kruistocht te
beginnen.
Hare fraaie witte kleedij zag er fonkel
nieuw uit. Wij behoefden niet te vreezen
dat zij eerst nog zou moeten worden opge
schilderd of hersteld. Een keurige looper
van kokosnoot lag over haar voor- en achter
dek uitgespreid de koperen leuning blonk
ons tegen de vensters der overdekte kajuit
waren glansrijker dan de Koh-i-noor, den
dag, waarop ik hem in den Tower was gaan
bekijken rieten leuningstoelen met kussens
van rose, blauwe en gele zijde stonden op
dek, als noodigden zij ons uit plaats te ne
men. Er was ook een tafeltje te zien, dat
geknipt scheen voor een theetafel. Het was
waarlijk ongeloofelijk.
„01 Nell, welk een mooie boot!" Die
woorden van bewondering ontsnapten Phyl
lis tegen wil en dank. „Het blijft daarom
even gewaagd van ons op reis te zijn gegaan
en ik begrijp nog niet, waardat op uitloo-
pen moet; maar... maar het ziet er uit of
wij genoegen zullen hebben. Stel je voor,
thee te drinken op ons eigen dek. Ze ziet
er bijna uit als een jachtWat zou Lady
Hutchinson wel .zeggen, als zij ons in die
stoelen zag zitten? Zij zou zeker eene maand
lang beleefd tegenover mij wezen."
Lady Hutchinson is Phil's eenige adel
lijke klant. Ilaar echtgenoot was vroeger
kruidenier. Zij dicht sentiinentoele verzen
en haar begrip van waardigheid is haar se
cretaris af te snauwen. Maar ik kon voor
het oogenblik mijne gedachten niet bij haar
bepalenik was slechts een en al bewonde
ring voor zulk een voortreffelijk bootbe
waarder als Jan Paasma.
„Plichtgetrouw" was een te koud woord
voor hem Het was bijna een jaar geleden
sedert kolonel Noble de Lorelei het laatst
had gebruikt en wij hadden *niet geschreven,
dat wij haar kwamen opeischen en toch lag
zij daar en fête voor onze ontvangst. Mis
schien 'had onze lieve oude vriend bevel ach
tergelaten haar altijd gereed te houden
dat zou juist iets voor hem wezen In elk
geval zouden wij het spoedig weten, want
mijnheer Paasma bewoonde een klein groen
huisje, vlak bij die dwergachtige kade. Wij
zagen zijn naam op de deur «taanwant hij
lioudt er ook een winkel op na, van aller-
lei onbeschrijfelijke dingen voor het ééne
smalle, maar blinkende venster dingen
I alleen voor zeelieden geschikt.
Wij wisten niet beter of hij moest aan
boord van de boot zijn, die een paar meter
van den wal lag vastgemeerd, nrnar wij vin
den het gepaster den heer Paasma onder
zijn dak op te zoeken.
Wij begaven ons dus naar zijn woning en
rolden bijna over een dik kind, dat den
vloer van den winkel opdweilde.
„Wat 'n gekke tijd van den dag elf
uur om schoon te mAken," mompelde
Phil, die bijna gevallen was. Ik vond het
ookmaar wij waren nog slechts een paar
uur in Holland. Wij 'begrepen nog niet goed
helt betrekkelijke gewicht van zekere alle-
daagsche dingen, in de oogen eener Hol
landsche vrouw.
Wij staarden verwijtend naar het dikke
kind, als wilden wij zeggen, „waarom
dweil je den vloer niet op een geschikter
uur?" En zij keek ons aan, als wilde zij ons
vragen „voor den drommel, wat beteekent
het toch, hier te komen binnenstormen en
mij in mijn werk te storen?"
Maar met vijandige blikken kwamen wij
niet verder, ik zette dus mijn trots maar op
zijde en vroeg haar naar baar baas.
„Boot," antwoordde liet logge schepsel.
„Boot", en zij wees naar de kade. Wij
maakten daaruit op, dat de bewaker op zijn
post was en keerden terug naar de Lorelei,
om zijn naam uit te galmen, in het eerst
zonder gevolgmaar na verscheidene
krampachtige pogingen,' werd een blauw zij
den gordijntje voor een der 'kajuitavensLers
weggeschoven en vertoonde zich voor de
opening, eenklein, oud, bruin gelaat met
een franje van baar om de kind, een gelaat
als een okkernoot, met een paar sluwe,
glinsterende oogen en een pijp in een hoek
van den mond. Toen mijnheer Paasma daar
na op dek verscheen, bleek zijne gestalte
geheel en al bij zijn gelaat te passen. Hij
zag er uit als een 'kaboutermannetje, maar
moest toch de bewaarder van de boot zijn.
Wurdt vervolgd.