7
deren moeten voligen. De moeder-o verst
het hoofd van de verpleging in het zieken
huis, heeft niet het recht op eigen gezag
een dergelijk verzoek van de moe dier te wei
geren. Wel was zij verplicht den directeur
te waarschuwen. Wat de moeder deed ging
ook den directeur niet aan. Waar zou het
heen moeten als de directeur van het zie
kenhuis zich bemoeide met de moeders van
de patiënten en haar vroeg: „Hoe staat het
met uw geloof?" De moeders zouden tot
hem zeggen: „Waar bemoeit gij u mee?"
En als de heer Gerritsen zegt: „De heer
Teeling zegt dit, vrouw Kraan dat; de moe
der-overste verklaart anders, dus is het niet
waar wat zij zegt", dan zeg ik: „De moe
der en de heer Teeling zeggen jia, de moe
der-overste zegt neenik vind 'het imperti
nent van den heer Gerritsen eene achtens
waardige vrouw als de moeder-overste voor
een leugenaarster uit te maken".
De heer Kroes. Die woorden onder
schrijf ik, mijnheer de voorzitter.
De heer Jorissen. Dat is schandelijk.
De heer Gerritsen brengt geen bewijs aan
hij brengt niets aan dan een vertelseltje van
vrouw Kraan. Die goede vrouw is in de
vergadering van B. en W. de kluts kwijt
geraakt; zij is overdonderd. Op grond van
wat die vrouw heeft gezegd, te zeggen dat
eene achtenswaardige vrouw als de moeder
overste een leugenaarster is, daar moet men
de heer Gerritsen voor zijn.
Wat de moeder heeft gedaan, ging den
directeur niet aan. Maar wat de kinderen
betreft, dat ging 'hem wel aan. Toen het
verzoek, dat de moeder had gedaan, hem
werd medegedeeld, 'heeft hij terstond ge
zegd: „De moeder moet de kinderen weer
bij zich thuis nemenhet ziekenhuis is
voor zoo iets niet de plaats". 36 uren later
war^n de kinderen uit het ziekenhuis ont
slagen. Dat was jammer voor de kinderen,
want zij waren niet hersteld. Maar de direc
teur heeft het recht en den plicht om voor
de belangen van het ziekenhuis op te komen.
Hij was overtuigd, dat er waarschijnlijk wel
iemand te vinden zou zijn, die van dit ge
val gebruik, of liever misbruik zou maken
om eene verdienstelijke inrichting een klad
aan te wrijven. Er zijn menschen, die daar
in niet kieskeurig zijn en wien ook de
vuilste middelen welkom zijn.
De heer Gerritsen. Mijnheer de
voorzitter, ik vertrouw, dat mij gelegenheid
zal worden gegeven van antwoord te dienen.
De heer Jorissen. Ik heb geen na
men genoemd, mijnheer de voorzitter, maar
past de schoen en wil die heer Gerrit
sen dien aantrekken, mij is dat goed.
Nu ben ik overtuigd, dat de heer Gerritsen
straks, ten minste als hij eerlijk is, niet
verzuimen zal te doen wat hij in de ver
gadering van. 23 Eebruari zeide dat moest
gebeuren. Hij zeide toen: „Is het verhaal
niet waai*, dan moet het weersproken worden,
want dan zou door hetgeen gezegd wordt,
een blaam geworpen worden op het gesticht".
Ik heb aangetoond, dat hetgeen de heer
Gerritsen toen te berde heeft gebracht niet
waar is. Dan is het de plicht van den heer
Gerritsen te erkennen, dat dit bewijs ge
leverd is. Daardoor zal hij bereiken, dat de
blaam wordt weggenomen, die op eene ver
dienstelijke instelling is gelegd. Wat echter
de heer Gerritsen zal doen of niet zal doen,
indirect heeft hij door het onderzoek, dat
hij heeft uitgelokt, bewerkt, dat het bewijs
is geleverd, dat het ziekenhuis in dit geval
vrij staat. Voor dat resultaat moeten wij
den heer Gerritsen dankbaar zijn. In dat op
zicht heeft hij een verdienstelijk werk ver
richt.
Nu nog een paar opmerkingen in het be
lang van den heer Gerritsen zelf. Als hij
in den raad ernstigen arbeid wil verrichten,
dan zal hij goed doen eerst te onderzoeken
aan de bron of de feiten, die hij te berde
wil bi1 enigen, waar zijn, en niet aan ande
ren te vragen wat hij zelf direct moet doen,
want dan gaat de glorie er af. Anders krij
gen wij hier nieuwtjes, die steunen op
praatjes van keukenmeiden en schoonmaak-
tersfantasie uit de derde hand. Ik vind
het niet goed als de burgemeester telkens
een onderzoek moet instellen naar verhalen
uit den mond van dergelijke personen. Hoe
welwillend onze burgemeester ook is, ik
kan mij voorstellen, dat hij den wensch
voelt opkomen de personen, van wie die
verhalen afkomstig te zijn, te zien wandelen
naar de maan en, als 't- niet oneerbiedig is,
den vrager van het onderzoek naar de juist
heid er van er bij. Verder geef ik den heer1
Gerritsen .den raad, zich niet te leenen als
spreekbuis van anderen, want dan loopt hij
gevaar, dat hij, om 't platweg uit te druk
ken, in zijn hemd blijft staan. Het zou mij
mij spijten als het den heer Gerritsen zoo
zou gaan. Of de heer Gerritsen dezen raad
ter harte wil nemen, laat ik daar. Wij zijn
den heer Gerritsen dankbaar, want wij heb
ben door zijn optreden het bewijs kunnen
leveren hoe het bij deze zaak is gegaan in
het ziekenhuis, en voor ieder, die bülijk en
verstandig oordeelt, zal het duidelijk zijn,
dat in het ziekenhuis volkomen correct is
gehandeld.
De heer Gerritsen. Mijnheer de
voorzitter, ik heb eene groote rede van den
heer Jorissen gehoord. Men heeft mij ver
weten dat ik persoonlijk ben geweest. Van
zijn kant is de heer Jorissen dat misschien
ook geweest. Ik wil dat laten rusten; het
is zuiver mijne bedoeling geweest het ge
meentebelang te behartigen. Ik heb gewe
zen op hetgeen noodig is te doen, en ik
neem geen woord daarvan terug. Ik neem
goede trouw aan bij alle partijen, maar de
verklaringen van de moeder en van den
heer Teeling zijn in strijd met die van de
moeder-overste. Ik neem aan, dat de moe*
der-overste niet heeft gelogen, maar uit de
tegenstrijdigheid tusschen de afgelegde ver
klaringen blijkt, dat maatregelen moeten
worden genomen, dat niet meer kan gebeu
ren wat nu is geschied. De geestelijkheid
moet zaoh niet bemoeien met patiënten van
een ander geloof. De heer Jorissen is be
gonnen met te zeggen, dat mijne mededee-
lingen onjuist waren. Maar vrouw Kraan
was niet katholiekzij was in 1894 pro
testant geworden. Dat 'heeft hij vergeten.
De heer Jorissen. Denkt u, dat ik
mij daarmee had te bemoeien?
De heer G e r r i t s en. De zaak blijft
zoo en niet andersik neem geen woord!
terug en handhaaf mijn voorstel. Er is iets
gebeurd wat wij niet mogen en kunnen ge-i
doogen.
De Voorzitter. De heer Gerritsen
handhaaft zijn voorstel om B. en W. op te
dragen aan den directeur van het zieken
huis kennis te geven, dat de raad vertrouwt,
dat maatregelen zullen worden genomen,
opdat in de toekomst dergelijke zaken niet
meer kunnen voorkomen. Ik zal vragen of
dit voorstel wordt ondersteund. Het wordt
niet ondersteund, en ik kan het dus niet in
stemming brengen.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de
vergadering gesloten.
Electrische Drukkerij L. E. BOSCH ZOON.