7 Ook hier schijnt men die ondervinding te hebben opgedaan, tenminste dn officieele stukken vind ik met veel lof van de vrijwil lig© 'brandweer melding gemaakt. En de voorsteller van de motie in de vergadering van 23 Februari j.l. waardeert eveneens de diensten door de vrijwillige brandVeer ge presteerd. Ik was dan ook eenigszins teleurgesteld', toen ik ongeveer negen maanden later het voorstel van B. en W. las geen subsidie en materieel meer beschikbaar te «tellen voor eene vrijwillige brandweer, m. a. w. de vrij willige brandweer maar op te dëeken. En dit te meer daar in de notulen der vergadering van B. en^-W. van 3 Sept. 1908 nog staat, dat B. en W. in 't. algemeen niet tegen een vrijwillige brandweer zijn. B. en W. gronden hun voorstel voorna melijk op het feit, dat niet voldaan zou >zijn aan de motie. De steller van de .motie kan ons daar omtrent natuurlijk het best inlichten, maar verVolgens oook zij, die destijds de motie hebben aangenomen. Maar voor zoover ik uit de verschillende stukkeu Ihefb kunnen nagaan, is er wel aan de motie voldaan. In eene gezamenlijke ledenvergadering der heide vereend gin gen, izooals B. en W. die schijnen gewild -te hebben, kan ik heel weinig heil zien. Bovendien kan in het hebben eener vrij willige brandweer een finantieel voordeel gelegen zijn. Het is toch meermalen voor gekomen, dat door het krachtig optreden der Vrijwillige brandweer het nemen van maatregelen door de gemeentelijke brand weer overbodig was geworden, en dus ook aan de .lieden van deze brand'weer niet zulke sommen behoefden te worden uitgekeerd, als het geval zou zijn geweest, wanneer de vrijwillige brandweer niet had gewerkt. In elk geval er is nog een ikern van goed bekend 'staande mannen, die eene vrijwillige brandweer wiillen vortmen en het zal mij genoegen doen mijnheer de Voorzitter, Wan neer onze discussies het gevolg mogen heb ben, dat het 'zwaard van Damocles, dat thans boven de vrijwillige brandweer zweeft, nog niet valt. Maar alvorens die discussies Voort te zet ten, wilde ik een voorstel doen. Er bestaat bij mij de overtuiging, d'at, indien men den opper-bran'dmeester eens de vraag voorlegde, of hij den toestand op het oogenblik, izonder vrijwillige brandweer, veilig zou 'achten, het antwoord daarop ont kennend izou luiden. Is er nu bezwaar, mijnheer de Voorzitter, om, waar het een 'zoo groot belang geldt als de Veiligheid, de zitting Voor eenige oogenblikken te schorsen en den opper- bran'dmeester te verzoeken eVen in ons mid den te willen verschijnen, om op enkele vragen te antwoorden? De heer Plomp. Mijnheer de voorzit ter, liet wil mij voorkomen, dat als men prijs stelt op de meening van den opper- brandmeester, men het 'beste zal doen met dè stukken in zijn handen te stellen voor ad vies. De heer R ij k e n s. Ik ben daar niet tegen en neem dat voorstel over, ofschoon er hij de stukken reeds een advies isik be doel liet. rapport van den opper-brandïnees- ter van den dag na den brand in dë Utree htschestraat. De Voorzitter. Ik kan mij er wel mede vereenigen de stukken nog eens in handen te stellen van den opper-brand'mees- ter, al moet ik er aanstonds bij opmerken, dat reeds al bet mogelijke is gedaan om dë partijen bijeen te brengen tot samenwerking. Helaas i9 dat B. en W. niet mogen geluk ken. Nog altoos zijn er elf ledten Van de eene partij niet aangesloten bij de nieuwe vereeniging. En wij moeten blijven vasthou den aan het principe van den beginne af aangenomen, dat de leden ter be slissing van dë quaestie in vergadering moe ten samenkomen en n i e t de besturen, al vreezen zij op zulk een vergadering on een igheid. De heer R ij k e n s. Ik breng gaarne alle hulde, mijnheer de voorzitter, aan B. en W. voor het vele, dat zij in het belang van de zaak hebben gedaan. De heer Gerritse n. Mijnheer de voorzitter, zou het niet mogelijk zijn, dat B. en W. aan zulk een vergadering van leden zekere leiding geven? Laat men zoo'n ver gadering op eigen krachten bij elkaar ko men, dan worden allerlei persoonlijke quaes- ties op den voorgrond gedrongen, ten koste van de principieele zaak, die dan noodwen dig op den achtergrond verzeild raakt. Is er evenwel op een vergadering- leiding 'te 'bespeuren van B. en W., dan zullen per soonlijke grieven niet zoo licht den doorslag geven, en is er alle hoop, dat dë zaak tot stand komt. De Voorzitter. Het Dagelijkech Be stuur kan bezwaarlijk met de leden verga deren. De 'besturen moeten de zaak in het goede spoor leiden. De heer Veis H e ij n. Als ik de zaak goed bezie, mijnheer de voorzitter, dan is do quaestie nu eigenlijk in een ander sta dium gekomen. De heer Gerritsen vraagt om-een vergadering met B. en W., de heer Rij kens wil den opperbrandineester in de zaak gehoord hebben, en diens advies'weten. De heer van Duinen. Van den voor zitter hebben we zooeven gehoord, dat nog elf leden van de oude vereeniging niet zijn toegetreden tot de nieuwe. Dat is, als ik het wel heb, juist in den geest van den heer Plemp De heer Plomp. O neen, volstrekt niet, wat B. en W. willen is volmaakt m ij n bedoelen. Ik wil niets andere dan de nien- schen tot elkaar brengen en niemand voor trekken. Een andere bedoeling is daarmede volkomen onmogelijk; het eenige wat ik beoog, en wax door B. en W. is getracht te bereiken, is zuiver en alleen de leden tot elkander te brengen tot een gemeen schappelijke bespreking. Alleen op zóó'n bij eenkomst kan blijken wat men wil en niet wil. Het doel van een vrijwillige brand weer moet zijn, om bij voorkomende ge legenheden krachtig mede te werken aan het blusschen van brand dat is iets anders dan een lolletje of comedie-spclen. Dat heeft met brand-blusschen nieis te maken. En als men het mij vraagt, dan wil i k wel bekennen, dat er naar mijn overtuiging een massa kaf schuilt onder het koren. Z. h. s. wordt goedgekeurd het voorstel- Plomp, om advies te vragen aan den opper- brandmees ter. 17. Verkiezing van leden van het stem bureau voor de verkiezing van 2 leden-pa troons voor de Kamer Van Arbeid voor de bouwbedrij ven Tot voorzitter wordt gekozen wethouder Celosse en tot zijn plaatsvervanger wethou der Sanders. Tot leden worden gekozen de heeren A. M. Tromp van Holst en H. W. van Esveld, en tot plaatsvervangers dë hee ren S. J. van Duinen en M. R. N. Ooster veen. 18. Vaststelling 3e aanvullingskohier in komstenbelasting, dienst 1909. Wordt z. h. s. vastgesteld op een bedrag van 858.50. 19. Behandeling van reclames inzake in komstenbelasting, dienst 1909. Wordt z. h. s. goedgekeurd een bedrag van f 33.75 af te schrijven. 20. Verleening van afschrijving wegens vertrek en overlijden terzake van inkomsten belasting, dienst 1908 en 1909. Z. h. s. wordt goedgekeurd af te schrijven resp. 298.25 en 11.50. 21. Vaststelling le aanvullingskohier siraatbelasting, dienst 1909. Z. h. s. wordt goedgekeurd dit kohier vast te stellen op 62.54. 22. Behandeling van reclames inzake straatbelasting, dienst 1909. Z. h. s. wordt goedgekeurd' 30.24A af te schrijven. De Voorzitter. Heeft nog een der leden iets voor de openbare vergadering? De heer Gerritsen. Ja, mijnheer do voorzitter. In een der plaatselijke bladen heb ik gelezen, dat iemand er zich over be klaagt, dat aan den Arnhemschen weg wordt gebouwd op grond, die in het uitbreidings plan der gemeente is aangegeven voor plein- aanleg. Ik zou wel willen vragen of dat) juist is. De heer Sanders. Ik kan daarop ant woorden, dat zulks juist is. Ter geruststel ling zij medegedeeld, dat op het' door den heer Gerritsen bedoelde terrein geen bouw verbod ligt. Alleen die gronden, waarop bouw verbod ligt, mogen niet bebouwd wor den. Op het uitbreidingsplan was het ter rein aangeduid als plein, maar dat wil nog niet zeggen, dat op die plaats derhalve ook een plein behoort te komen. De heer R ij k e n s. Ik hoor tot mijn verbazing, dat men dus ter gemeente-secre tarie voor goede rijksdaalders waardelooze prullen verkoopt. Het uitbreidingsplan wordt daar verkocht en ik heb van iemand vernomen, dat- iemand dat terrein wilde koo- pen, doch het niet deed toen hij zag, dat het geen bouwgrond was. Ik hoorde ook spre ken van een vergissing. Als ik nu maar weet wat het eigenlijk is. Het uitbreidingsplan is toch goedgekeurd door den raad? De heer Sanders. Er is niet de min ste quaestie van een vergissing, en ik her haal, dat op het bedoelde terrein geen bouw- verbod rusfte. Hoe men er toe is gekomen om dien grond aan te geven als plein, kan ik niet verklaren. Het terrein had] geenerlei bepaalde "bestemming en toen er openbare verkooping plaats had, is niemand afgeschrikt voor den koop, al stond de grond 'op de teekening ook als plein aangegeven. Ik vermoed nu, dat de kooper van den grond! inlichtingen heeft ingewonnen omtrent het terrein, wat de persoon, dien dë heer Rij- 'kens op het oog had, verzuimd heeft. De heer Gerritsen. Duidelijk is me de zaak nog niet. Worden dë terreinen, waarop bouwverbod rust, op het uitbrei dingsplan aangegeven? De Voorzitter. Voor ieder bouwver bod moet de raad afzonderlijke bes-luiten ne men. De heer R ij kens. Ik meen toch, dab ook wegen zijn aangegevendaar mag toch niet op gebouwd worden. De Voorzitter. Men mag er alleen niet bonwen, als er een bouwverbod op den grond rust. De heer R ij k e n s. Dan mag men de teekeningen wel veranderen. De heer Sander s. Dat- gaat niet. De heer Jorissen. Ik. geloof, mijn heer de voorzitter, dat de heeren Rijkens en Gerritsen iu de war zijn. Toen het uitbrei dingsplan hier is behandeld, heb ik o.a. ge vraagd of het een wet van Meden en Perzen was, dat op gronden, op het plan aangege ven als plein of weg een bouwverbod zou liggen, m. a. w. of op die terreinen dus niet mocht worden gebouwd. Toen ie mij geantwoord: ieder geval van bouwverbod! zal een afzonderlijk besluit van den raad be hoeven. De heer R ij k e n s. Ik heb gemerkt-, dat er een paar raads-commissiën bestaanoen voor het onderzoek van een werklieden-regle ment en een voor de zaken der Hoogere Bur gerschool. Zijn deze nog diligent? De Voorzitter. Die zijn nog altoos diligent.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1910 | | pagina 11