3 mij zeer toelachen. Maar ik heb de zekere overtuiging, dat de aanneming van dit voor stel zeer te betreuren zou zijn. Men moge zeggen: „Er komt een nieuw gebouw." Maar zeer zeker zou het jammer zijn, als de ge meente zich van dezen grond ontdeed, want daardoor zal de gelegenheid tot uitbreiding van het plantsoen worden afgesneden. Blijft de gemeente in het bezit van den grond aan het Julianaplein, dan zal de mogelijkheid be staan om tot uitbreiding te komen. Men spreekt van de nieuwe rooilijn aan den Leusder weg, die daardoor voor het verkeer zal worden verbeterd. Dat is waar; het is eenc gunstige conditie. Maar die weegt niet tegen het zware offer, dat de gemeente moet brengen, door zich te ontdoen van dezen grond Als de gemeente bezitster blijft van het plantsoen aan het Julianaplein, dan zijn de gebouwtjes, die daar nu nog staan, voor anderen van weinig waarde; de verbouwing daarvan zal zoo geregeld kunnen worden, dat zij niet ontsiert. Ik begrijp niet, dat men. terwijl men zoo lang gewacht heeft om dezen grond te kunnen krijgen, nu voetstoots zich daarvan zal ontdoen. Ik begrijp niet, dat B. en W., die indertijd, toen de heer Salomons voorstelde er een gebouw te zetten, hebben vastgehouden aan 't denkbeeld, om den grond aan te leggen tot plantsoen, nu met dit voor stel zijn gekomen. Dat wilde men niet. Toen meende men, dat het Julianaplein een pret tiger aarzien zou krijgen met een plantsoen. Nu geven B. on W. dat standpunt prijs en zeggen zij: Het zal geen prettiger aanzien krijgen door een plantsoen. Ik geloof, dat als het hcutgewas daar opschiet, de achtergrond nog veel mooier zal worden. In elk geval meer ik, dat men het plantsoen, dat men daar heeft, moei be"houden; ik zou betreuren, als dit mooie plekje grond moest verdwij nen. Ik zal daarom tegen dit voorstel stem men. De heer II araers. Mijnheer de voorzitter, ik kan mij ook niet vereenigen mei de mee ning van B. en W., dat hel aanzien van het Julianaplein zal worden verhoogd, als men ingaat op de ruiling van grond, waarvan hier sprake is. Immers daar is nu een plant soen en wal de heer van Kalken heeft ge zegd, zeg ik en vele burgers hem na, het zou jammer zijn als het plantsoen, dat daar zoo keurig is aangelegd, moest verdwijnen. Wij zullen er op achteruit gaan en voor het plantsoen in de plaats krijgen een gebouw. Zullen wij ook geen last krijgen en zal het geen gevaar opleveren als de aulo's op en neer rijden over hel plein? Men moet reke ning houden met de school, die in de nabii- heid is en die bevolkt is door meer dan 600 leerlingen. Ik heb wel eenig bezwaar, dat het gevaar zal opleveren voor de veiligheid. Daarom heb ik mijne meening hierover wil len kenbaar maken. De heer Plomp. Mijnheer de voorzitter, ook ik ben er een groot voorstander van ge weest om op die plek plantsoen aan te leggen en het spijt mij geducht, dat dit weg zal gaan. Maar zou er niet een bemiddelingsvoor stel mogelijk zijn in dier voege, dat de fabriek een gedeelte van den grond kreeg, terwijl wij terrein hielden voor plantsoen? Met andere woorden: Zou het niet mogelijk zijn, dat men aan het Julianaplein niet kreeg een uitgang voor de fabriek, maar uitstalkasten? Dan zou het gezicht schooner worden en wij be hoefden het plantsoen niet tc verliezen. Het adres, dat door een aantal ingezetenen is ingediend, heeft m. i. wel waarde. Wij heb ben daar een plantsoen gemaakt; dat heeft de plek voor de omwonenden aanlokelijk ge maakt. Hun dat nu weer tc ontnemen, ge tuigt m. i. niet van een juist inzicht. Waar voor zullen wij dat doen? B. en W. zeggen: Voor wegverbetering en om de fabriek hier te houden. Maar ik hecht meer aan het behoud van het plantsoen dan aan den weg, dien B. en W. op het oog hebben. Bovendien het bestaan van de fabriek is niet afhankelijk van deze uitbreiding. Ik ge loof niet, dat dc fabriek staat of valt met de al- of niet-goedkeuring van deze overeen komst. Het beste zou m. i. zijn, dat wij de beslissing over deze zaak aanhielden, en dat wij een nader plan krijgen, waarbjj rekening gehouden is met de belangen en gedeeltelijk verkregen rechten van de omwonenden en waarbij het belang van de fabriek niet zoozeer op den voorgrond is gesteld. Indien men niet van die meening mocht zijn, dan zou het toch wenschelijk zijn, eene wijziging te brengen in het contract. Het boetesysteem, dat daarin is opgenomen, kan goed zijn, maar alleen men zeker is, dat het effect zal sorteeren. Ik meen niet, dat het in dit geval veel waarde kan hebben. Wij han delen hier met eene naamlooze vennoot schap. Het bestaan daarvan is onzeker. Wan- zij vervalt, dan is het lichaam vervallen, waarlegen wij in rechten kunnen agceren. En al ware dat niet zoo, dan geloof ik toch nog niet, dat de clausule, waarbij de ver plichtingen overgaan op de opvolgers in den eigendom, ten volle toepasselijk is; het zou kunnen zijn, dat dit een recht is, waar wij geen verhaal op hebben. Eindelijk zou m. i. in het besluit moeten worden opgenomen cenc clausule, dat deze ruiling geschiedt om de fabriek tc verbeteren en dat die verbetering lot stand moet worden gebracht binnen een zekeren, zeer korten tijd. Ik zou uitdrukke lijk in het besluit willen zetten, dat deze rui ling geschiedt ten behoeve der verbetering van de fabriek, en dan zou ik het boetestelsel willen laten vervallen en in plaats daarvan de ontbindende voorwaarde opnemen. De heer J o r i s s e n. Mijnheer de voorzit ter, het voorstel zooals het ons is voorgelegd, heeft mij niet de overtuiging gegeven, dat het in 't belang van de gemeente is er op in te gaan. Ik kan niet vinden, dat de verbeterin gen, die B. en W. aangeven voor de gemeente, zoo groot zijn om goed te maken, dat een plantsoen, dat wij met veel moeite gekregen hebben, wordt prijs gegeven. Ik voel echter iets voor het denkbeeld om de beslissing over de zaak aan te houden. Misschien is er eene betere oplossing te vinden, en dan zou ik niet graag een geschikten middenweg willen af snijden. Wanneer dus de heer Plomp een voorstel doet tot uitstel van de beslissing, dan zal ik dat ondersteunen. Zooals de zaak nu voorligt, zal ik er tegen stemmen. De heer Oosterrecn. Mijnheer de voor zitter, ik voor mij ben zéér ingenomen met het voorstel van B. en W. Ik heb den toesitand opgenomen. Als wij de fabriek krijgen met het front aan hot Julianaplein, dan loopen wij niet het gevaar, dat de fabriek zal verdwij nen; zij blijft bestaan. Alleen het kleine plantsoen, dat daar nu is, zal verdwijnen. Als dat gebeurt en wij krijgen aan de voorzijde eene winkelgalerij, dan zal dat aan het Julia naplein en aan de geheele omgeving een royaal en flink aanzien geven. Door het maken van het Julianaplein is de toestand daar ter plaatse zéér veel verbeterd. B. en W. zijn van meening, dat door de voorgestelde bebouwing de welstand tfcr plaatse zal winnen. Ik geloof ook, dat dit zoo is. De Arnhcmsche weg zal reeds dadelijk ruimer worden. En in de toekomst zal het mogelijk zijn den Leusderweg breeder ie maken. Die is nu niet zoo heel breed. Met hel oog op al die dingen moeten wij dit voorstel met beide handen aannemen. Er wordt in het adres van dc omwonenden gesproken van een fabrieksgebouw en gezegd, dat men daar zal krijgen een onoogelijk gezicht. Ik geloof, dat dit niet aangeeft den toestand zooals hij zal worden. Er zal komen een schoon gebouw en de kleine huisjes, die nu het plein ontsie ren, zullen verdwijnen. Daarom moeten wij de beslissing niet uitstellen en ook niet in gaan op het idee van den heer Plomp om in de plaats van de geheele 300 M'. plantsoen, slechts de helft af te staan. Het is beter het stuk grond in zijn geheel af te staan. De heer van Esveld. Mijnheer dc voor zitter, toen indertijd de grond gekocht werd om het Julianaplein aan tc leggen, stond de gedachte op den voorgrond, dat men zou trachten het terrein, dat niet bcnoodigd was voor plein, te verkoopen om er huizen te bou wen. Nu is echter gebleken, dat het plein zoo groot is geworden, dat de hoek grond, die overschoot, ongeschikt was om er wonin gen te bouwen. Er kon nog wel eene woning staan, maar die zou onmiddellijk tegen de fabriek aankomen; niemand zal trek hebben om daar een mooi woonhuis te zetten. Wan neer nu de gemeente er goed geld van kan maken f 6 per M2. is een aardige prijs dan moeten wij niet dc gelegenheid voor bij laten gaan om van dezen grond af te ko men. Behalve hel voordeel van den grondver- koop is nog een enorm voordeel de verbree ding van den Leusder weg, die hierdoor wordt verkregen. Alleen reeds op dien grond moeten wij niet deze gunstige gelegenheid laten voor bijgaan, die niet meer zal terugkomen. Wanneer de fabrikant de gemeente niet meer noodig heeft, dan zal dc gemeente nooit meer daar grond kunnen krijgen anders dan legen groote offers. Ik acht het daarom van groot belang voor de gemeente om in te gaan op deze transactie. Men spreekt van op offering van het plantsoen. Och, het is een onnoozel plantsoentje; mooi vind ik het vol strekt niet. Wil de gemeente het Julianaplein versieren, laat zij het dan flink met lantaarns verplichten; dat zal beter voldoen dan dit plantsoentje. De streek zal door het nieuwe gebouw zeer zeker verfraaien, al is het dan ook op eene andere manier. De ondertceke- naars van het adres, die niet op dc hoogte zijn, zeggen: „Er komt eene fabriek", maar wij, die de teekening gezien hebben, weten, dat het gebouw eene mooie afsluiting van het plein wordt en dat het fabrieksgebouw daar achter komt te liggen. liet gezicht wordt veel fraaier dan het nu is. Nu heb ik nog hooren spreken van verkregen rechten. Ik weet niet, waarin die zitten. Ja, wij hebben een plant soentje gekregen met hoornen er in, die geen tijd hebben gehad om uit te groeien. Maar geen enkel inwoner wordt in zijn recht ver kort. Als de zaak tot stand is gekomen, zal ieder zeggen, dat liet daar veel mooier ge worden is. Wij moeten haar daarom niet uit stellen, maar dadelijk beslissen. De heer van Kalken. Mijnheer de voor zitter, ik betreur, dat er leden zijn, die willen marchandeeren om het park, dat wij daar nu hebben, over te doen. Toen de aankoop van het terrein hier behandeld werd, is er juist gezegd, dat de aankoop zeer goed zou zijn voor de gemeente; daardoor nam men de kans weg van concurrentie van den heer Eysink. Dat heeft men toen gewikt en ge wogen, en daarop is crediet gegeven om den grond te koopen en daarop te krijgen een mooi plantsoen. Wanneer toen een der leden, die er voorstanders van zijn om den grond van de hand te doen, had gezegd: „Wij weten, dat de heer Eysink wil bouwen; laat ons met hem in overleg treden", dan had dat raison gehad. Maar nu, nadat de gemeente den grond gekocht heeft en er een plantsoen op heeft aangelegd, te komen met een voorstel om zich weer van den grond te ontdoen en te zeggen: „Wij zouden het prettig vinden, dat daar een gebouw kwam", dat begrijp ik niet. Ik herhaal, als de gemeente er nog grond bij kon krijgen om het plantsoen uit te breiden en aan te leggen tot een soort park, dan zou ik een van de eersten zijn die er voor was. Ik zou zeggen: „Als de gemeen te dat kan krijgen, laat ons dat bevorderen". Maar laat ons niet een plantsoen, dat bestaat en dat mooi is, afbreken om er een gebouw te doen verrijzen. De heer R ij k e n s. Mijnheer de voorzit ter, de heer van Kalken spreekt van een park. Dat vind ik wel wat euphemistisch gespro ken. Ik vind dat plantsoen juist goed genoeg om een urinoir te verbergen. Het is, naar

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1910 | | pagina 7