ÜS°, 149. TweedefBlad
9de. Jaarsrang.
Woensdag 26 October 1910.
KOLONIËN.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
HANZE A TEN.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Amersfoortf 1.00.
Idem franco per post- 1.50.
Afzonderlijke nummers- 0.05.
Dezo Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest
dagen.
Advertontiënmedodeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur
's morgens bjj do Uitgevers in te zenden.
Uilgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER AD VERTEN TI EN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel meer - 0.10.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 cents bij vooruitbetaling.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad, bij abonnement. Eeno
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
OOST - IN DIE.
..Een geniale greep".
De Javasche Ct. beval een besluit, waarbij de
resident van Cheribon wordt uitgenoodigd, een
„Commissie voor Kandanghauer" te benoemen, met
de hoofdplaats Indramajoe tit zetel en met op
dracht:
lo. aan de landbouwende bevolking van het Land
Kandanghauer op billijke voorwaarden stoffelijke
hulp te verschaften voor haar beroepen, en bedrij
ven en ondersteuning in tijden van stilstand van
verdiensten;
2o. de bereiding voor de Europeesche markt tot
superieure rijst van de op genoemd land geteeld
wordende padi daadwerkelijk te bestendigen en
te bevorderen, zoomede haar tusschenkomst te ver
kenen voor het in den handel brengen van dat
product voor rekening van rechthebbenden;
3o. te trachten hel daarheen te leiden, dat het
kapitaal, benoodigd voor de sub lo. en 2o. om
schreven doeleinden, gaandeweg wordt bijeenge-
biacht door de belanghebbende landbouwers zei
ven.
De bedoeling van dezen maatregel is, na den
overgang van het land aan den Staat, maatregelen
te treffen om den goeden naam, dien de daar ge
teelde rijst op de Europeesche markt heeft, in
stand te houden.
Verder strekt het besluit om:
Mcergenocmden resident te machtigen om aan
de voormelde commissie de beschikking te geven:
lo. over de padi, reeds aangekocht of alsnog
aan te koopen ten laste van het bedrag van f 45.000,
waarover hij ingevolge het besluit van 13 Juli 1910
no. 1 kan beschikken voor den aankoop van 16.000
pikols padi;
2o. naar gelang van de behoefte, over een be
drag van ten hoogste f 355.000 (drie honderd vijf
en vijftig duizend gulden);
een en ander om te dienen tot werkkapitaal
voor haar verrichtingen, daaronder begrepen het
bezoldigen van administratief personeel en het be
strijden van alle beheer en verdere kosten;
De Ja va-Dode roemt dit besluit als „een geniale
greep". Werden op Kandanghauer dadelijk toe
standen ingevoerd, als op overig Java bestaan, werd
de bevolking economisch geheel aan zich zelf over
gelaten, dan zou men haar, daar valt niet aan te
twijfelen, al zeer spoedig van de bereidingswijze,
welke haar rijst zulk een goeden naam bezorgde,
zien terugkomen om tot een gemakkelijker over
te gaan. Wat voor haar, ten aanzien van het ge
deelte van het product, dat in haar handen blijft,
een aanzienlijk nadeel zou bcleekenen en ook het
gouvernement dat, in welken vorm het ook belas
ting moge willen heffen, voor de inkomsten, die
liet van zijn nieuwe bezitting trekken zal, van
den landbouw der bevolking afhankelijk is, ver
lies zou beduiden.
Een zeer schrandere oplossing schrijft het
blad verder is thans gevonden, welke in het
thans gepubliceerd besluit is belichaamd.
Dc Staat zelf zal in de plaats treden van den
ondernemer, maar diens economische potentie
wordt overgedragen aan een commissie, die als
zoodanig optreedt, ten aanzien van het verleenen
van voorschotten, het drang oefenen op de bevol
king, opdat deze haar product op de gewenschte
wijze zou blijven bereiden, diens plaats vervult.
Aan die commissie wordt ten behoeve van het
door haar te betrachten doel de beschikking gege
ven over een kapitaal van 3£ ton, waarover zij
een matige rente aan den Staat heeft uit te kee-
ren.
Niet enkel echter zal zij zorg hebben te dragen
voor de instandhouding van dc goede qualiteit van
het product, maar tevens zal zij haar bemiddeling
aan de bevolking hebben te verleenen voor het in
den handel brengen van het product, voor reke
ning van belanghebbenden.
De voordeden, welke tot dusver grootendeels
den landheer-opkooper ten goede kwamen, zullen
thans, door de zorg der commissie, aan de land
bouwers zeiven worden verzekerd.
Ten slotte ligt het in de bedoeling, dat de com
missie haar rol niet zou bestendigen. Zij moet
trachten zich zelf overbodig te maken.
Brand' in het s.s. „Koningin
W i 1 h 1 m i n a". Volgens hel „Soer. Hbl."
hebben er een brand in de bunkers en levens
een ontploffing aan boord van het stoom
schip „Koningin Wilhclmina" plaats gehad.
Toen dit stoomschip op reis was van Batavia
naar Soerabaja.
Van een der schepelingen vernam het blad,
dat slechts korten lijd, nadat de „Koningin
Wilhelmina" de haven van Batavia verlaten
had, een der machinisten lot de minder aan
gename ontdekking kwam, dat de kolen in
een der bunkers aan het broeien waren. Da
delijk werd deze bunker zorgvuldig afgeslo
ten, terwijl op last van den eersten machinist
en den kapitein het diepste stilzwijgen werd
bewaard over het geval.
Op de reede van Semarang merkte men,
dat liet broeien in plaats van af-, was toege
nomen, doch dat er geen onmiddellijk ge
vaar bestond.
Totdat Woensdagmorgen omstreeks 6 uur
met een hevigen slag de deksel van den
bunker omhoog vlogen. Onmiddellijk waren
de gangen met rook gevuld, wat de conster
natie nog vergrootte.
Er werd last gegeven om de booten gereed
te maken, zoo die noodig mochten blijken,
wat gelukkig niet het geval was.
Daar juisl liet dek geslobberd werd, kon
den onmiddellijk de slangen, die hiervoor ge
bruikt worden, als brandslangen dienst doen,
en begon men den rookenden kolendamp
door de bunktrgalen te bespuiten. De passa
giers werden gewaarschuwd, doch hielden
zich vrij kalm. Ondertusschen had de be
manning dc drie gewonden, nl. twee koks en
een stoker, waarvan er twee door het wegge
slagen bunkerluik zware hoofdwonden had
den opgeloopen, verbonden.
Toen het schip te Soerabaja aankwam,
werd om de stoomspuit van het marine-eta
blissement geseind, die echter slechts weinig
hulp behoefde te verleenen. Dc zwaar ge
wonden werden naar het hospitaal overge
bracht.
Kameroverzicht.
Tweede Kauier.
In de vergadering van Dinsdag zijn dc ge
loofsbrieven van den heer van Best, nieuw
gekozen lid voor Eindhoven, welke gesteld
worden in handen eener commissie ter onder
zoek.
Hierna werd de beraadslaging over de bak
kerswet voortgezet.
De heer E 1 h o r s t zette, er op wijzende
dat het particulier initiatief heeft gefaald, de
practische uitvoerbaarheid dezer wet en het
sociaal belang ervan.
Vanwaar nu de actie tegen dit wetsont
werp? Omdat het in Italië zoo slecht is ge
gaan, zegt men. Maar in Italië is de wet
nimmer uitgevoerd.
Voor het middenstandsbedrijf zal de
afschaffing van den nachtarbeid niet
schadelijk zijndat is spr.'s vaste overtuiging
De geheele industrie zal zich bij de wet
neerleggen. In den beginne zal het de bak
kersgezellen wat vreemd vallen zioh bij den
nieuwen toestand aan te passen, maar wel
dra zal hij de zegenrijke gevolgen er van on
dervinden. Er zijn in ons land 15000 bakke
rijen waarvan 54 met doorloopenden nacht
arbeid. Maar hebben die het nu zoo druk
dat deze doorloopendc arbeid noodig is.
Spreker gelooft het niet. Duurder zal
het brood in geen geval worden; eerder
goedkooper door minder gebruik van kunst
licht.
Wel zal de afschaffing eenig bezwaar mee
brengen voor het groot bedrijf, maar dat be
zwaar is te overwinnen.
Wat de controle aangaat wijst spr. er
op, dat bij zijne bakkerij (hij is bakker)
nooit als zijn huis, maar als zijn werkplaats
heeft beschouwd, die wel degelijk aan con
trole onderworpen is. Er is dus geen sprake
van inmenging van Staatswege in het hui
selijk leven, gelijk hier beweerd werd. Deze
wet zal zoowel patroon als gezel vrij maken
en daarom hoopt spr. van harte dat dit ont
werp zal worden aangenomen.
De heer De Klerk wijst er op, dat dit
ontwerp nog toelaat vijf nachten om 4 uur
e.n den zesden om 2 uur in de nacht te be
ginnen, terwijl nog driemaal in het jaar al-
geheele nachtarbeid mag verricht worden. Er
is dus geen sprake van afschaffing van
nachtarbeid in dit wetsontwerp. Dan moet
men verder gaan.
Het amendement-Borgesius (6 nachten ar
beiden in 3 weken) beveelt Spr. aan. Gelijk
het ontwerp thans voorstelt zal de nacht te
kort worden en toch het doel niet worden be
reikt.
Zelfs al werd het brood wal duurder, dan
zou Spr. dal nog zoo erg niet vinden, waar
het 't belang van duizenden arbeiders geldt.
Dit ontwerp zal echter niet aan duizen
den vrouwen hun man, aan duizenden kin
deren hun vader 's nachts teruggeven. Dat
zal alleen kunnen geschieden, wanneer het
aanvangsuur bijvoorbeeld op 6 uur wordt be
paald en in dc wet wordt vastgelegd. Dit ont
werp, zooals het daar ligt, schaft den nacht
arbeid niet af en het is de vraag nog of de
arbeider door dit ontwerp nog in niet slech
ter conditie komt.
Wil men goed werk doen, dan moet de
arbeidsduur in de wet worden vastgelegd.
Dat zou een verstandige wetgeving zijn. Het
drie-ploegen-stelsel (amendement-Borgesius),
wordt door Spr. mede-onderteekenaar
van dat amendement aanbevolen.
De heer Ankerman meent, dat reeds
duidelijk gebleken is, hoe ontzettend moeie-
lijk de materie is, welke hier moet worden
behandeld. Spr. brengt hulde aan den mi
nister voor de moeielijke taak welke hij aan
vaard heeft en hij hoopt dat het hem gege
ven moge zijn, deze wet in hot Staatsblad
te brengen. Toch meent hij, dal men zeer
voorzichtig moet zijn in het betreden van
een weg, waarover zooveel verschil van ge
voelen bestaat. Naar Spr. meening moet ge
streefd worden naar eene natuurlijke, ge
zonde ontwikkeling van het bedrijf, met zoo
veel mogelijke vrijlating van het bedrijf.
Wanneer de minister in dit opzicht on
handelbaar is, en niet uit het ontwerp wil
nemen wat in strijd is met de anli-revol.
en christelijke rechtsbeginselen, zou het voor
Spr. moeielijk worden zijn stem aan het
ontwerp te geven.
Wat het grootbedrijf aangaat is het
voor Spr. de vraag of de Overheid wel tus-
schenbeide mag komen en bedrijfsleider mag
worden, waardoor de groot-industrie „lij
der" zou worden. Waar de minister zelf
tccgeeft dat het grootbedrijf nadeel wordt
toegebracht en dus onrecht geschiedt, daar
is Spr. huiverig zijn stem aan het ontwerp
te geven.
Wat zal verder het gevolg zijn van de on
veranderde aanneming van dit ontwerp? Dat
het initiatief en de energie van het kleinbe
drijf wordt gedood.
Op het platteland en dit wordt niet ge
noeg ingezien is het bakkersbedrijf geheel
anders ingericht dan in de groote steden.
Gaat op liet platteland een bakkersgezel* trou
wen, dan gaat hij een eigen zaak beginnen
en met dit wetsontwerp zal hij daarin geen
bestaan vinden. En toch zijn de beste brood-
bedrijven op die manier begonnen.
Het doet goed aan, dat de geheele
Kamer eene beperking van Zondags- en nacht
arbeid wil. Spr. is een onverdeeld voorstan
der van Zondagsrust.
De rede van den heer Schaper stelt Spr.
verre boven die van den heer Passtoors, die
met ruwe hand wil ingrijpen in het groot
bedrijf en daardoor in strijd komt met zijn
eigen en met de christelijke rechtsbeginselen.
Daarom staat de rede van den heer Schaper
zooveel hooger.
Ten slotte geeft Spr. den Minister in over
weging de bakkersraden uit het ontwerp te
lichten.
Spr. hoopt dat het den Minister gegeven
moge zijn het ontwerp eenigszins gewijzigd
in behouden haven te brengen.
De heer Bos zet hal standpunt der \i-jZ.
democraten uiteen ten aanzien van de ar-
beidsvrijheid en betoogt dat men door aan
den eencn kant de vrijheid te beperken, de
vrijheid van een ander aantast. Dat is niet
te ontgaan, maar de vraag moet zijn: wat
eischt het algemeen belang.
Het algemeen belang zal moeten primee
ren. Spr. waarschuwt echter voor overdrij
ving en het grooter maken van moeilijkhe
den.
Is het 's Ministers voornemen in zijn
arbeidswet alle nachtarbeid te verbie
den, dan zal men moeten komen tot
vermindering van arbeidsduur en verhoo-
ging van loon. Het technische gedeelte *an
het bedrijf zal in verband daarmede zoo spoe
dig mogelijk worden verbeterd, hetgeen kan
geschieden omdat nu reeds in het middel-
bedrijf gebruik wordt gemaakt van kleine
motoren en machines. Door zich bij uit ont
werp uitsluitend met den nachtarbeid be?ig
te houden, heeft de Minister de moei2lijkh.ï-
den vergroot, want men moet niet voorbij
zien, dat het niet alleen gaal om den nacht
arbeid, maar ook om den lang voorgezetten
arbeidstijd bij dag. Op het platteland werkt
zoo'n bakkerspatroon soms zoo oninensche-
lijk lang, dat hij niet alleen zijn energie ver
liest, maar suf wordt. En wordt 'iet amen
dement betreffende het drie ploegcnstelsel
aangenomen, dan wordt het voor Je kleine
bakkerijen onmogelijk te concurreren met
het grootbedrijf. Het bakkersbedrijf bc-eeft
moeielijke dagen door de concurre ï'ic n ct
het grootbedrijf, maar ook omdat te
veel bakkerijen zijn in verhouding tot dc be
volking.
Een tweede moeielijkhcid voor de kleine
bakkerijen is ook gelegen in de duurdere
grondstoffen en in de voortdurende stijging
der loonen. Daarom moet men voorzichtig
zijn met het verstoren der onderlinge oon-
currentie-voorwaarden.
Wat de bedoeling van het ontwerp aan
gaat, wijst spr. er op, dat men ten onrechte
in dit ontwerp ziet eene verbetering v.n
hel klein-bedrijf. Dat is het niet en dat is
ook 's ministers bedoeling niet geweest. Niet
het groot-kapitaal maakt de groote onderne
ming, maar de ondernemingsgeest maakt het
groote kapitaal. Door dit ontwerp nu zal
krachtige middenstand ontstaan.
Wil zich de middenstand krachtig ont
wikkelen, dan moet het klein-bedrijf verdwij
nen en door dit ontwerp wordt een gedeelte
van het kleinbedrijf op verkeerde wijze ge
protegeerd.
De bakkersraden keurt spr. af. Men kan
die niet gebruiken als inwendige bedrijfs-
politie. Met de bakkersraden er in, is het
ontwerp voor spr. onaannemelijk.
De heer T y d e m a n sluit zich aan bij het
betoog van zijn geestverwant De Beaufort ook
ten opzichte van de Bakkersraden. Beter en
veiliger ware 't voor den Min. de Bakkersra
den los te laten en zich te bepalen tot de
bestaande colleges, die den toets van de
practijk hebben doorstaan en proefondervin
delijk bruikbaar gebleken zijn.
De nachtarbeid is tot hoofdpunt gemaakt in
dit ontwgrp, maar de nachtarbeid is de hoofd
zaak niet. Is nachtarbeid, niet te lang en in
een goed ingericht lokaal, nu zoo schade
lijk? Spr. denkt aan papier- en suikerfabrie
ken, courantendrukkerijen, verkeersmiddelen
enz. enz. en vraagt zich af: moet daar nu
overal de nachtarbeid verboden worden?
Weinig of geen klachten heeft spreker over
dien nachtarbeid gehoord.
En hoe staat het nu met de gezondheid van
de bakkers? Ook hier wordt weer van weers
zijden overdreven. De statistieken zeggen
Spr. zeer weinig. Zij geven cijfers, maar ver
der niets. Zij zwijgen over alle bijomstan
digheden.
Herhaalde malen is hier gesproken over
het versche kadetje. Spr. wil zijn versch
brood gaarne opofferen in het belang van
de bakkersgezellen, maar dat het publiek er
niet zoo over denkt, blijkt wel uit de con
currentie.
Het is een volksgewoonte, welke niets af
keurenswaardigs heeft, een gewoonte waar-
in men niet ruw mag ingrijpen. Spr. komt op
voor de vrijheid van den bakker om zijn be
drijf te regelen, niet slecht maar goed te
regelen.
niet meer met zulk een wetgeving, die het
grootbedrijf desorganiseert en niet rekening
houdt met de veelvormigheid van het be
drijf en nieuwe misstanden in het leven
roept.
De heer Lohman is ingenomen met het
deel van dit wetsontwerp, maar niet met de
wijze waarop men het wil bereiken.
De vrijheid van het bedrijf heeft ons
land groot gemaakt en betere toestan
den in het leven geroepen. Spreker wil
wel eene regeling in het algemeen belang,
eene regeling bijvoorbeeld welke den arbei
der beschermt tegen overmacht van den pa
troon, maar geen regeling zooals hier wordt
voorgesteld. Waarom nu juist voor bakkers
de nachtarbeid zoo ongezond zoude zijn be
grijpt spreker neit. Er" zijn tal van personen,
die 's nachts werken en over dag slapen. Een
bepaling van den arbeidsduur voor dc gezel
len is veel beter dan hetgeen hier wordt voor
gesteld. Ook Spreker keurt de bakkersraden
af. Het werk, dat men colleges wil opdragen,
kan men beter laten doen door de Raden van
Beroep. Met klem komt spreker er tegen op,
dat de wetgever zich zal gaan bemoeien met
het huiselijk leven van den bakker.
Het spijt spreker dat hij niet inct het
ontwerp kan meegaan, te meer omdat deze
minister zich zooveel moeite voor deze zaak
heeft gegeven. Spreker vraagt zich af of de
discussie den minister geen gelegenheid
biedt om het ontwerp nog eens te herzien,
alvorens wordt overgegaan tot de behande
ling der artikelen.
Woensdag 11 uur is de minister aan het
woord.
78 DOOR
RUD;OLF HERZOG.
Iiij onderdrukte de lichte verwondering,
die in zijn oogen te lezen moest zijn, en
ging kalm zitten.
„Je wilt mij alleen spreken, Bramberg?
Hier ben ik."
„Wat zal ik je zeggen, Twerslenjc
neemt mij zeker wel niet kwalijk, dat ik
stoornis breng in jc gewoonte."
„Jc stoort me in 'l minst niet. Maakt me
vrouw 't goed."
„Daarvan zul je je later persoonlijk kun
nen overtuigen. Wil je een sigaar?Ik
zou je gaarne eens over zaken willen spre
ken."
„Over zaken?" vroeg Twersten verwon
derd. „Waarom kom je dan niet bij mij op
het kantoor? Maar daar heb je zeker je re
den voor, en daar jc nu eenmaal dit ge
sprek bij je thuis schijnt te willen houden,
moet ik wel aannemen, dat het een zaak be
treft, die voor ons beiden van veel belang
is."
„Kort en goed, ik heb geld noodig, Twers
ten."
Twersten leunde plotseling achterover in
zijn stoel. Zijn gezicht nam een strakke uit
drukking aan en zijn oogen bleven voort
durend op Bramberg gevestigd.
„Heb je geld noodig?"
„Dat heb ik al gezegd. En nu voeg ik er
nog bij: dadelijk!"
„Waarom zeg je dat aan m ij?"
„Waarom? Dat is ook een vraag. Zeker
niet om een vroolijk praatje met je te hou
den."
„Danzul je me wat meer moeten ver
tellen. Ik ben geheel oor."
„Ach, wat duivels! Zeg me liever of je me
uit de klem wilt helpen."
Geen spier bewoog in het gezicht van
Twersten. Slechts even flikkerde er iets in
zijn oog.
„Jc hebt wel een vreemden loon om een
verzoek te doen, Bramberg!"
„Toon? Verzoek? Ik begrijp jc niet. Ik zou
denken, dc eene hand wasclil de andere."
„Nu is de beurt aan mij om je niet te be
grijpen."
„Ach, werkelijk? Nu laten wij hier dan
maar niet op door gaan. Wil je me helpen,
ja of neen?"
„Voorloopig," antwoordde Twersten,
bedaard, „wil ik het niét. Ik ben je bankier
niet."
„Neen," zcide Bramberg met een spottend
lachje, „mijn bankier ben je niet."
„Mag ik vragen waarom je daarbij lacht?
Ik kan niets belachelijks in mijn antwoord
vinden,"
„Neem mij niet kwalijk," hernam Bram
berg losweg, terwijl hij den blik van zijn
gast ontweek.
„Goed. Ik neem 't jc niet kwalijk. En als
ik zooeven zeidc: Voorloopig wil ik 't
niet, dan wil dat onder menschen van zaken
zooveel zeggen, dat ik eerst inzage moet heb
ben van don toestand en dat ik verder, zoo
veel de omstandigheden zulks meebrengen,
goede waarborgen moet hebben."
Bramberg zette zijn hand onder zijn kin.
Oplettend keek hij zijn overbuur aan.
„Inzage? En waarborgen? Heb ik jou
daarom gevraagd, toen je bij mij bent ge
komen?"
Op het voorhoofd van Twerslen zwol
langzaam een blauwe ader. Zijn neusvleu
gels trilden.
„Je schijnt bij voorkeur in raadsels te
spreken, Bramberg. Wanneer heb je mij
ooit in je huis gezien om iets voor mijzelf
te vragen?"
„Voor je zelf iets te vragen? Neen, dat
niet, want jij bent iemand, die nooit iets voor
je zelf vraagt, maar alleen altijd i ts
éischt!
„MeneerBramberg?"
Beide woorden werden langgerekt gezegd,
als zou er een gevaarlijke uitbarsting volgen.
Wederom was hel Bramberg, die terug-
weck.
„Waarom maak je je zoo kwaad, Twers
ten? Ik wou, dal men dat van mij ook kon
zeggen. Op den keper beschouwd, is 't zoo'n
slechte eigenschap niet. Maar als je 't lie
ver hebt, laten wij ons dan strikt bij de zaak
houden."
„Goed, maar haast je wat. Ik heb nog an
dere dingen aan m'n hoofd."
„Lieve hemel, m'n vrouw zal er niet van
doodgaan, als ze nog een beetje moet wach
ten. En jij bent de onstuimige jaren toch
ook te boven."
Twersten was van zijn stoel opgesprongen.
Hoog opgericht stond hij voor den heer des
huizes en hij sloeg zoo heftig met de ha d
op dc tafel, dat Bramberg werkelijk ontstel
de.
„Nu, zeg nu maar kortweg wat je van mij
verlangt. Wat wil je?" In zijn oogen fonkel
de toorn. Bedwongen toorn, omdat hij het
recht miste dien hier te uiten. Zijn stem
klonk snijdend scherp.
„Men zou werkelijk bang voor jc worden,
Twersten! Kun je dan niet meer tegen een
aardigheid? Ik wilde alleen maar te kennen
geven, dat bij den innigen vriendschapsband,
die lusschen jou cn mijn vrouw beslaat, ik,
als de verliezende partij, toch wel aanspraak
mag maken op een vriendelijker bejege
ning."
Twersten had zijn zelfbeheersching terug
gekregen. Die man was geen partner voor
hem. Dal was geen Hamburger koopman.
Alleen maar de zoon van een Hamburger
koopman. En voor dat soort menschen had
hij weinig achting.
„Ik zou jc opmerking ook niet anders heb
ben opgevat, Bramberg. Hoewel de bejege
ning, die jc verwacht, toch evenredig moet
zijn aan hetgeen je zelf doel. Ik wil aanne
men, dat je de aangelegenheden van jc zaak
en van iels anders is hier geen sprake
eenigszins zorgeloos hebt behandeld. Daar
om zal ik nog verder naar je luisteren."
Hij ging weer zitten en achtte het niet
meer noodig den ander in het oog te hou
den.
„Ik heb dadelijk honderd tachtigduizend
gulden noodig," zeide Bramberg op zakelij-
ken toon. „Mijn eigen vermogen is uitge
put. Mijn leven is af cn toe wat duur ge
weest, en verliezen op de Beurs hebben het
overige gedaan. Jc kunt niet gclooven, hoe
snel een paar millioen door de vingers gaan,
als men nu eenmaal ineer pleizier heeft in
geld verteren dan in geld verdienen. Dit
geld heb ik dadelijk noodig. Wat ik later
noodig zal hebben om de zaak gezond te
maken
„Dat ook nog?"
„Ja, maar dat is maar voor den vorm. De
vloot alleen vertegenwoordigt reeds een
reusachtig vermogen."
„Ja, maar voor jou alleen dan, wanneer zij
eventueel onder den hamer zou komen."
„Oho! Dat is en blijft toch productief ka
pitaal!"
„In jouw hand? Welk voordeel zou je
daar dan van trekken? Maar ik geef toe, liet
is een zeker onderpand. Trouwens alleen
nog maar, als jij niet de eenige bent, die het
recht hebt er over te beschikken. Je hebt
namelijk maar door te gaan met de zaak te
beheeren zooals je dit in den laatsten tijd
gedaan hebt, en al je drijvend materieel
wordt niet meer dan dood kapitaal. Voel
je zelf niet, Bramberg, welke groote verant
woordelijkheid tegenover de firma je door
je handelwijze van den laatsten tijd op je
laadt? Ik ontzeg je hot recht, uitgaande van
een moreel koopmansstand punt, om gelden
uit dc zaak te laten overschrijven op je eigen
rekening louter voor genoegen. Een zóó
oude en aanzienlijke firma heeft ernstige
plichten."
„Als jij je wilt ontwerpen," zeide Bramberg
spoUend, „als de bewaker en verdediger
van de traditie van het huis Bramberg en
Co., don zul jc mij ook wel de middelen
willen verschaffen om den glans van die tra
ditie te bewaren. Want. mooie woorden al
leen baten hier niet veel."
Wordt vervolgd.