ÜS°, 149. TweedefBlad 9de. Jaarsrang. Woensdag 26 October 1910. KOLONIËN. BINNENLAND. FEUILLETON. HANZE A TEN. AMERSFOORTSCH DAGBLAD. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Amersfoortf 1.00. Idem franco per post- 1.50. Afzonderlijke nummers- 0.05. Dezo Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feest dagen. Advertontiënmedodeelingen enz.gelieve men vóór 11 uur 's morgens bjj do Uitgevers in te zenden. Uilgevers: VALKHOFF C°. Utrechtschestraat 1. Intercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER AD VERTEN TI EN: Van 15 regels f 0.50. Elke regel meer - 0.10. Dienstaanbiedingen en aanvragen 35 cents bij vooruitbetaling. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad, bij abonnement. Eeno circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. OOST - IN DIE. ..Een geniale greep". De Javasche Ct. beval een besluit, waarbij de resident van Cheribon wordt uitgenoodigd, een „Commissie voor Kandanghauer" te benoemen, met de hoofdplaats Indramajoe tit zetel en met op dracht: lo. aan de landbouwende bevolking van het Land Kandanghauer op billijke voorwaarden stoffelijke hulp te verschaften voor haar beroepen, en bedrij ven en ondersteuning in tijden van stilstand van verdiensten; 2o. de bereiding voor de Europeesche markt tot superieure rijst van de op genoemd land geteeld wordende padi daadwerkelijk te bestendigen en te bevorderen, zoomede haar tusschenkomst te ver kenen voor het in den handel brengen van dat product voor rekening van rechthebbenden; 3o. te trachten hel daarheen te leiden, dat het kapitaal, benoodigd voor de sub lo. en 2o. om schreven doeleinden, gaandeweg wordt bijeenge- biacht door de belanghebbende landbouwers zei ven. De bedoeling van dezen maatregel is, na den overgang van het land aan den Staat, maatregelen te treffen om den goeden naam, dien de daar ge teelde rijst op de Europeesche markt heeft, in stand te houden. Verder strekt het besluit om: Mcergenocmden resident te machtigen om aan de voormelde commissie de beschikking te geven: lo. over de padi, reeds aangekocht of alsnog aan te koopen ten laste van het bedrag van f 45.000, waarover hij ingevolge het besluit van 13 Juli 1910 no. 1 kan beschikken voor den aankoop van 16.000 pikols padi; 2o. naar gelang van de behoefte, over een be drag van ten hoogste f 355.000 (drie honderd vijf en vijftig duizend gulden); een en ander om te dienen tot werkkapitaal voor haar verrichtingen, daaronder begrepen het bezoldigen van administratief personeel en het be strijden van alle beheer en verdere kosten; De Ja va-Dode roemt dit besluit als „een geniale greep". Werden op Kandanghauer dadelijk toe standen ingevoerd, als op overig Java bestaan, werd de bevolking economisch geheel aan zich zelf over gelaten, dan zou men haar, daar valt niet aan te twijfelen, al zeer spoedig van de bereidingswijze, welke haar rijst zulk een goeden naam bezorgde, zien terugkomen om tot een gemakkelijker over te gaan. Wat voor haar, ten aanzien van het ge deelte van het product, dat in haar handen blijft, een aanzienlijk nadeel zou bcleekenen en ook het gouvernement dat, in welken vorm het ook belas ting moge willen heffen, voor de inkomsten, die liet van zijn nieuwe bezitting trekken zal, van den landbouw der bevolking afhankelijk is, ver lies zou beduiden. Een zeer schrandere oplossing schrijft het blad verder is thans gevonden, welke in het thans gepubliceerd besluit is belichaamd. Dc Staat zelf zal in de plaats treden van den ondernemer, maar diens economische potentie wordt overgedragen aan een commissie, die als zoodanig optreedt, ten aanzien van het verleenen van voorschotten, het drang oefenen op de bevol king, opdat deze haar product op de gewenschte wijze zou blijven bereiden, diens plaats vervult. Aan die commissie wordt ten behoeve van het door haar te betrachten doel de beschikking gege ven over een kapitaal van 3£ ton, waarover zij een matige rente aan den Staat heeft uit te kee- ren. Niet enkel echter zal zij zorg hebben te dragen voor de instandhouding van dc goede qualiteit van het product, maar tevens zal zij haar bemiddeling aan de bevolking hebben te verleenen voor het in den handel brengen van het product, voor reke ning van belanghebbenden. De voordeden, welke tot dusver grootendeels den landheer-opkooper ten goede kwamen, zullen thans, door de zorg der commissie, aan de land bouwers zeiven worden verzekerd. Ten slotte ligt het in de bedoeling, dat de com missie haar rol niet zou bestendigen. Zij moet trachten zich zelf overbodig te maken. Brand' in het s.s. „Koningin W i 1 h 1 m i n a". Volgens hel „Soer. Hbl." hebben er een brand in de bunkers en levens een ontploffing aan boord van het stoom schip „Koningin Wilhclmina" plaats gehad. Toen dit stoomschip op reis was van Batavia naar Soerabaja. Van een der schepelingen vernam het blad, dat slechts korten lijd, nadat de „Koningin Wilhelmina" de haven van Batavia verlaten had, een der machinisten lot de minder aan gename ontdekking kwam, dat de kolen in een der bunkers aan het broeien waren. Da delijk werd deze bunker zorgvuldig afgeslo ten, terwijl op last van den eersten machinist en den kapitein het diepste stilzwijgen werd bewaard over het geval. Op de reede van Semarang merkte men, dat liet broeien in plaats van af-, was toege nomen, doch dat er geen onmiddellijk ge vaar bestond. Totdat Woensdagmorgen omstreeks 6 uur met een hevigen slag de deksel van den bunker omhoog vlogen. Onmiddellijk waren de gangen met rook gevuld, wat de conster natie nog vergrootte. Er werd last gegeven om de booten gereed te maken, zoo die noodig mochten blijken, wat gelukkig niet het geval was. Daar juisl liet dek geslobberd werd, kon den onmiddellijk de slangen, die hiervoor ge bruikt worden, als brandslangen dienst doen, en begon men den rookenden kolendamp door de bunktrgalen te bespuiten. De passa giers werden gewaarschuwd, doch hielden zich vrij kalm. Ondertusschen had de be manning dc drie gewonden, nl. twee koks en een stoker, waarvan er twee door het wegge slagen bunkerluik zware hoofdwonden had den opgeloopen, verbonden. Toen het schip te Soerabaja aankwam, werd om de stoomspuit van het marine-eta blissement geseind, die echter slechts weinig hulp behoefde te verleenen. Dc zwaar ge wonden werden naar het hospitaal overge bracht. Kameroverzicht. Tweede Kauier. In de vergadering van Dinsdag zijn dc ge loofsbrieven van den heer van Best, nieuw gekozen lid voor Eindhoven, welke gesteld worden in handen eener commissie ter onder zoek. Hierna werd de beraadslaging over de bak kerswet voortgezet. De heer E 1 h o r s t zette, er op wijzende dat het particulier initiatief heeft gefaald, de practische uitvoerbaarheid dezer wet en het sociaal belang ervan. Vanwaar nu de actie tegen dit wetsont werp? Omdat het in Italië zoo slecht is ge gaan, zegt men. Maar in Italië is de wet nimmer uitgevoerd. Voor het middenstandsbedrijf zal de afschaffing van den nachtarbeid niet schadelijk zijndat is spr.'s vaste overtuiging De geheele industrie zal zich bij de wet neerleggen. In den beginne zal het de bak kersgezellen wat vreemd vallen zioh bij den nieuwen toestand aan te passen, maar wel dra zal hij de zegenrijke gevolgen er van on dervinden. Er zijn in ons land 15000 bakke rijen waarvan 54 met doorloopenden nacht arbeid. Maar hebben die het nu zoo druk dat deze doorloopendc arbeid noodig is. Spreker gelooft het niet. Duurder zal het brood in geen geval worden; eerder goedkooper door minder gebruik van kunst licht. Wel zal de afschaffing eenig bezwaar mee brengen voor het groot bedrijf, maar dat be zwaar is te overwinnen. Wat de controle aangaat wijst spr. er op, dat bij zijne bakkerij (hij is bakker) nooit als zijn huis, maar als zijn werkplaats heeft beschouwd, die wel degelijk aan con trole onderworpen is. Er is dus geen sprake van inmenging van Staatswege in het hui selijk leven, gelijk hier beweerd werd. Deze wet zal zoowel patroon als gezel vrij maken en daarom hoopt spr. van harte dat dit ont werp zal worden aangenomen. De heer De Klerk wijst er op, dat dit ontwerp nog toelaat vijf nachten om 4 uur e.n den zesden om 2 uur in de nacht te be ginnen, terwijl nog driemaal in het jaar al- geheele nachtarbeid mag verricht worden. Er is dus geen sprake van afschaffing van nachtarbeid in dit wetsontwerp. Dan moet men verder gaan. Het amendement-Borgesius (6 nachten ar beiden in 3 weken) beveelt Spr. aan. Gelijk het ontwerp thans voorstelt zal de nacht te kort worden en toch het doel niet worden be reikt. Zelfs al werd het brood wal duurder, dan zou Spr. dal nog zoo erg niet vinden, waar het 't belang van duizenden arbeiders geldt. Dit ontwerp zal echter niet aan duizen den vrouwen hun man, aan duizenden kin deren hun vader 's nachts teruggeven. Dat zal alleen kunnen geschieden, wanneer het aanvangsuur bijvoorbeeld op 6 uur wordt be paald en in dc wet wordt vastgelegd. Dit ont werp, zooals het daar ligt, schaft den nacht arbeid niet af en het is de vraag nog of de arbeider door dit ontwerp nog in niet slech ter conditie komt. Wil men goed werk doen, dan moet de arbeidsduur in de wet worden vastgelegd. Dat zou een verstandige wetgeving zijn. Het drie-ploegen-stelsel (amendement-Borgesius), wordt door Spr. mede-onderteekenaar van dat amendement aanbevolen. De heer Ankerman meent, dat reeds duidelijk gebleken is, hoe ontzettend moeie- lijk de materie is, welke hier moet worden behandeld. Spr. brengt hulde aan den mi nister voor de moeielijke taak welke hij aan vaard heeft en hij hoopt dat het hem gege ven moge zijn, deze wet in hot Staatsblad te brengen. Toch meent hij, dal men zeer voorzichtig moet zijn in het betreden van een weg, waarover zooveel verschil van ge voelen bestaat. Naar Spr. meening moet ge streefd worden naar eene natuurlijke, ge zonde ontwikkeling van het bedrijf, met zoo veel mogelijke vrijlating van het bedrijf. Wanneer de minister in dit opzicht on handelbaar is, en niet uit het ontwerp wil nemen wat in strijd is met de anli-revol. en christelijke rechtsbeginselen, zou het voor Spr. moeielijk worden zijn stem aan het ontwerp te geven. Wat het grootbedrijf aangaat is het voor Spr. de vraag of de Overheid wel tus- schenbeide mag komen en bedrijfsleider mag worden, waardoor de groot-industrie „lij der" zou worden. Waar de minister zelf tccgeeft dat het grootbedrijf nadeel wordt toegebracht en dus onrecht geschiedt, daar is Spr. huiverig zijn stem aan het ontwerp te geven. Wat zal verder het gevolg zijn van de on veranderde aanneming van dit ontwerp? Dat het initiatief en de energie van het kleinbe drijf wordt gedood. Op het platteland en dit wordt niet ge noeg ingezien is het bakkersbedrijf geheel anders ingericht dan in de groote steden. Gaat op liet platteland een bakkersgezel* trou wen, dan gaat hij een eigen zaak beginnen en met dit wetsontwerp zal hij daarin geen bestaan vinden. En toch zijn de beste brood- bedrijven op die manier begonnen. Het doet goed aan, dat de geheele Kamer eene beperking van Zondags- en nacht arbeid wil. Spr. is een onverdeeld voorstan der van Zondagsrust. De rede van den heer Schaper stelt Spr. verre boven die van den heer Passtoors, die met ruwe hand wil ingrijpen in het groot bedrijf en daardoor in strijd komt met zijn eigen en met de christelijke rechtsbeginselen. Daarom staat de rede van den heer Schaper zooveel hooger. Ten slotte geeft Spr. den Minister in over weging de bakkersraden uit het ontwerp te lichten. Spr. hoopt dat het den Minister gegeven moge zijn het ontwerp eenigszins gewijzigd in behouden haven te brengen. De heer Bos zet hal standpunt der \i-jZ. democraten uiteen ten aanzien van de ar- beidsvrijheid en betoogt dat men door aan den eencn kant de vrijheid te beperken, de vrijheid van een ander aantast. Dat is niet te ontgaan, maar de vraag moet zijn: wat eischt het algemeen belang. Het algemeen belang zal moeten primee ren. Spr. waarschuwt echter voor overdrij ving en het grooter maken van moeilijkhe den. Is het 's Ministers voornemen in zijn arbeidswet alle nachtarbeid te verbie den, dan zal men moeten komen tot vermindering van arbeidsduur en verhoo- ging van loon. Het technische gedeelte *an het bedrijf zal in verband daarmede zoo spoe dig mogelijk worden verbeterd, hetgeen kan geschieden omdat nu reeds in het middel- bedrijf gebruik wordt gemaakt van kleine motoren en machines. Door zich bij uit ont werp uitsluitend met den nachtarbeid be?ig te houden, heeft de Minister de moei2lijkh.ï- den vergroot, want men moet niet voorbij zien, dat het niet alleen gaal om den nacht arbeid, maar ook om den lang voorgezetten arbeidstijd bij dag. Op het platteland werkt zoo'n bakkerspatroon soms zoo oninensche- lijk lang, dat hij niet alleen zijn energie ver liest, maar suf wordt. En wordt 'iet amen dement betreffende het drie ploegcnstelsel aangenomen, dan wordt het voor Je kleine bakkerijen onmogelijk te concurreren met het grootbedrijf. Het bakkersbedrijf bc-eeft moeielijke dagen door de concurre ï'ic n ct het grootbedrijf, maar ook omdat te veel bakkerijen zijn in verhouding tot dc be volking. Een tweede moeielijkhcid voor de kleine bakkerijen is ook gelegen in de duurdere grondstoffen en in de voortdurende stijging der loonen. Daarom moet men voorzichtig zijn met het verstoren der onderlinge oon- currentie-voorwaarden. Wat de bedoeling van het ontwerp aan gaat, wijst spr. er op, dat men ten onrechte in dit ontwerp ziet eene verbetering v.n hel klein-bedrijf. Dat is het niet en dat is ook 's ministers bedoeling niet geweest. Niet het groot-kapitaal maakt de groote onderne ming, maar de ondernemingsgeest maakt het groote kapitaal. Door dit ontwerp nu zal krachtige middenstand ontstaan. Wil zich de middenstand krachtig ont wikkelen, dan moet het klein-bedrijf verdwij nen en door dit ontwerp wordt een gedeelte van het kleinbedrijf op verkeerde wijze ge protegeerd. De bakkersraden keurt spr. af. Men kan die niet gebruiken als inwendige bedrijfs- politie. Met de bakkersraden er in, is het ontwerp voor spr. onaannemelijk. De heer T y d e m a n sluit zich aan bij het betoog van zijn geestverwant De Beaufort ook ten opzichte van de Bakkersraden. Beter en veiliger ware 't voor den Min. de Bakkersra den los te laten en zich te bepalen tot de bestaande colleges, die den toets van de practijk hebben doorstaan en proefondervin delijk bruikbaar gebleken zijn. De nachtarbeid is tot hoofdpunt gemaakt in dit ontwgrp, maar de nachtarbeid is de hoofd zaak niet. Is nachtarbeid, niet te lang en in een goed ingericht lokaal, nu zoo schade lijk? Spr. denkt aan papier- en suikerfabrie ken, courantendrukkerijen, verkeersmiddelen enz. enz. en vraagt zich af: moet daar nu overal de nachtarbeid verboden worden? Weinig of geen klachten heeft spreker over dien nachtarbeid gehoord. En hoe staat het nu met de gezondheid van de bakkers? Ook hier wordt weer van weers zijden overdreven. De statistieken zeggen Spr. zeer weinig. Zij geven cijfers, maar ver der niets. Zij zwijgen over alle bijomstan digheden. Herhaalde malen is hier gesproken over het versche kadetje. Spr. wil zijn versch brood gaarne opofferen in het belang van de bakkersgezellen, maar dat het publiek er niet zoo over denkt, blijkt wel uit de con currentie. Het is een volksgewoonte, welke niets af keurenswaardigs heeft, een gewoonte waar- in men niet ruw mag ingrijpen. Spr. komt op voor de vrijheid van den bakker om zijn be drijf te regelen, niet slecht maar goed te regelen. niet meer met zulk een wetgeving, die het grootbedrijf desorganiseert en niet rekening houdt met de veelvormigheid van het be drijf en nieuwe misstanden in het leven roept. De heer Lohman is ingenomen met het deel van dit wetsontwerp, maar niet met de wijze waarop men het wil bereiken. De vrijheid van het bedrijf heeft ons land groot gemaakt en betere toestan den in het leven geroepen. Spreker wil wel eene regeling in het algemeen belang, eene regeling bijvoorbeeld welke den arbei der beschermt tegen overmacht van den pa troon, maar geen regeling zooals hier wordt voorgesteld. Waarom nu juist voor bakkers de nachtarbeid zoo ongezond zoude zijn be grijpt spreker neit. Er" zijn tal van personen, die 's nachts werken en over dag slapen. Een bepaling van den arbeidsduur voor dc gezel len is veel beter dan hetgeen hier wordt voor gesteld. Ook Spreker keurt de bakkersraden af. Het werk, dat men colleges wil opdragen, kan men beter laten doen door de Raden van Beroep. Met klem komt spreker er tegen op, dat de wetgever zich zal gaan bemoeien met het huiselijk leven van den bakker. Het spijt spreker dat hij niet inct het ontwerp kan meegaan, te meer omdat deze minister zich zooveel moeite voor deze zaak heeft gegeven. Spreker vraagt zich af of de discussie den minister geen gelegenheid biedt om het ontwerp nog eens te herzien, alvorens wordt overgegaan tot de behande ling der artikelen. Woensdag 11 uur is de minister aan het woord. 78 DOOR RUD;OLF HERZOG. Iiij onderdrukte de lichte verwondering, die in zijn oogen te lezen moest zijn, en ging kalm zitten. „Je wilt mij alleen spreken, Bramberg? Hier ben ik." „Wat zal ik je zeggen, Twerslenjc neemt mij zeker wel niet kwalijk, dat ik stoornis breng in jc gewoonte." „Jc stoort me in 'l minst niet. Maakt me vrouw 't goed." „Daarvan zul je je later persoonlijk kun nen overtuigen. Wil je een sigaar?Ik zou je gaarne eens over zaken willen spre ken." „Over zaken?" vroeg Twersten verwon derd. „Waarom kom je dan niet bij mij op het kantoor? Maar daar heb je zeker je re den voor, en daar jc nu eenmaal dit ge sprek bij je thuis schijnt te willen houden, moet ik wel aannemen, dat het een zaak be treft, die voor ons beiden van veel belang is." „Kort en goed, ik heb geld noodig, Twers ten." Twersten leunde plotseling achterover in zijn stoel. Zijn gezicht nam een strakke uit drukking aan en zijn oogen bleven voort durend op Bramberg gevestigd. „Heb je geld noodig?" „Dat heb ik al gezegd. En nu voeg ik er nog bij: dadelijk!" „Waarom zeg je dat aan m ij?" „Waarom? Dat is ook een vraag. Zeker niet om een vroolijk praatje met je te hou den." „Danzul je me wat meer moeten ver tellen. Ik ben geheel oor." „Ach, wat duivels! Zeg me liever of je me uit de klem wilt helpen." Geen spier bewoog in het gezicht van Twersten. Slechts even flikkerde er iets in zijn oog. „Jc hebt wel een vreemden loon om een verzoek te doen, Bramberg!" „Toon? Verzoek? Ik begrijp jc niet. Ik zou denken, dc eene hand wasclil de andere." „Nu is de beurt aan mij om je niet te be grijpen." „Ach, werkelijk? Nu laten wij hier dan maar niet op door gaan. Wil je me helpen, ja of neen?" „Voorloopig," antwoordde Twersten, bedaard, „wil ik het niét. Ik ben je bankier niet." „Neen," zcide Bramberg met een spottend lachje, „mijn bankier ben je niet." „Mag ik vragen waarom je daarbij lacht? Ik kan niets belachelijks in mijn antwoord vinden," „Neem mij niet kwalijk," hernam Bram berg losweg, terwijl hij den blik van zijn gast ontweek. „Goed. Ik neem 't jc niet kwalijk. En als ik zooeven zeidc: Voorloopig wil ik 't niet, dan wil dat onder menschen van zaken zooveel zeggen, dat ik eerst inzage moet heb ben van don toestand en dat ik verder, zoo veel de omstandigheden zulks meebrengen, goede waarborgen moet hebben." Bramberg zette zijn hand onder zijn kin. Oplettend keek hij zijn overbuur aan. „Inzage? En waarborgen? Heb ik jou daarom gevraagd, toen je bij mij bent ge komen?" Op het voorhoofd van Twerslen zwol langzaam een blauwe ader. Zijn neusvleu gels trilden. „Je schijnt bij voorkeur in raadsels te spreken, Bramberg. Wanneer heb je mij ooit in je huis gezien om iets voor mijzelf te vragen?" „Voor je zelf iets te vragen? Neen, dat niet, want jij bent iemand, die nooit iets voor je zelf vraagt, maar alleen altijd i ts éischt! „MeneerBramberg?" Beide woorden werden langgerekt gezegd, als zou er een gevaarlijke uitbarsting volgen. Wederom was hel Bramberg, die terug- weck. „Waarom maak je je zoo kwaad, Twers ten? Ik wou, dal men dat van mij ook kon zeggen. Op den keper beschouwd, is 't zoo'n slechte eigenschap niet. Maar als je 't lie ver hebt, laten wij ons dan strikt bij de zaak houden." „Goed, maar haast je wat. Ik heb nog an dere dingen aan m'n hoofd." „Lieve hemel, m'n vrouw zal er niet van doodgaan, als ze nog een beetje moet wach ten. En jij bent de onstuimige jaren toch ook te boven." Twersten was van zijn stoel opgesprongen. Hoog opgericht stond hij voor den heer des huizes en hij sloeg zoo heftig met de ha d op dc tafel, dat Bramberg werkelijk ontstel de. „Nu, zeg nu maar kortweg wat je van mij verlangt. Wat wil je?" In zijn oogen fonkel de toorn. Bedwongen toorn, omdat hij het recht miste dien hier te uiten. Zijn stem klonk snijdend scherp. „Men zou werkelijk bang voor jc worden, Twersten! Kun je dan niet meer tegen een aardigheid? Ik wilde alleen maar te kennen geven, dat bij den innigen vriendschapsband, die lusschen jou cn mijn vrouw beslaat, ik, als de verliezende partij, toch wel aanspraak mag maken op een vriendelijker bejege ning." Twersten had zijn zelfbeheersching terug gekregen. Die man was geen partner voor hem. Dal was geen Hamburger koopman. Alleen maar de zoon van een Hamburger koopman. En voor dat soort menschen had hij weinig achting. „Ik zou jc opmerking ook niet anders heb ben opgevat, Bramberg. Hoewel de bejege ning, die jc verwacht, toch evenredig moet zijn aan hetgeen je zelf doel. Ik wil aanne men, dat je de aangelegenheden van jc zaak en van iels anders is hier geen sprake eenigszins zorgeloos hebt behandeld. Daar om zal ik nog verder naar je luisteren." Hij ging weer zitten en achtte het niet meer noodig den ander in het oog te hou den. „Ik heb dadelijk honderd tachtigduizend gulden noodig," zeide Bramberg op zakelij- ken toon. „Mijn eigen vermogen is uitge put. Mijn leven is af cn toe wat duur ge weest, en verliezen op de Beurs hebben het overige gedaan. Jc kunt niet gclooven, hoe snel een paar millioen door de vingers gaan, als men nu eenmaal ineer pleizier heeft in geld verteren dan in geld verdienen. Dit geld heb ik dadelijk noodig. Wat ik later noodig zal hebben om de zaak gezond te maken „Dat ook nog?" „Ja, maar dat is maar voor den vorm. De vloot alleen vertegenwoordigt reeds een reusachtig vermogen." „Ja, maar voor jou alleen dan, wanneer zij eventueel onder den hamer zou komen." „Oho! Dat is en blijft toch productief ka pitaal!" „In jouw hand? Welk voordeel zou je daar dan van trekken? Maar ik geef toe, liet is een zeker onderpand. Trouwens alleen nog maar, als jij niet de eenige bent, die het recht hebt er over te beschikken. Je hebt namelijk maar door te gaan met de zaak te beheeren zooals je dit in den laatsten tijd gedaan hebt, en al je drijvend materieel wordt niet meer dan dood kapitaal. Voel je zelf niet, Bramberg, welke groote verant woordelijkheid tegenover de firma je door je handelwijze van den laatsten tijd op je laadt? Ik ontzeg je hot recht, uitgaande van een moreel koopmansstand punt, om gelden uit dc zaak te laten overschrijven op je eigen rekening louter voor genoegen. Een zóó oude en aanzienlijke firma heeft ernstige plichten." „Als jij je wilt ontwerpen," zeide Bramberg spoUend, „als de bewaker en verdediger van de traditie van het huis Bramberg en Co., don zul jc mij ook wel de middelen willen verschaffen om den glans van die tra ditie te bewaren. Want. mooie woorden al leen baten hier niet veel." Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1910 | | pagina 1