2
Do Voorzitter. Het is niet <le gewoon
te, dat er gevraagd wordt of de hceren do
benoeming tot lid van een© commissie aan
nemen. Maar ik wil de vraag doeu naar aan
leiding van eene opmerking, dio mij is ge-
maak 1.
De heer Gerritsen. Ik dacht, dat dit
een© stilzwijgende verplichting was, mijn
heer de Voorzitter.
De Voorzitter. Ik meende ook, dat
dit verplicht was. Maar eeuige heeren in mijn
nabijheid koesteren twijfel daaraan.
5. 'Benoeming van een lid van de commissie
va:i bijstand in het beheer van Birkhoven
(vacature C. J. Plomp).
De heer van Esveld wordt benoemd met 1G
stemmen. Op den heer Oosterveen is 1 stem
uitgebracht.
De Voorzitter. Mag ik den heer van
Esveld verzoeken mede te deelen of hij de
benoeming aanvaardt?
De heer van Esveld. Ja, mijnheer d©
.Voorzitter.
G. Benoeming van twee leden van de com
missie van wetgeving (vacatures M. L. Celosse
en C. J. Plomp).
De heer Gerritsen. Kan de benoeming
geschieden op één briefje?
De Voorzitter. Om niet in verwar
ring te komen, verzoek ik de benoemingen
één voor één te doen plaats hebban.
Tot vervulling van de eerste vacature
wordt benoemd de heer Rijkcns met 15 stem
men. De heeren Veis Heyn en Hagedoorn
verkrijgen ieder 1 stem.
Tot vervulling van de tweede vacature
wordt benoemd de heer Rolandus Hagedoorn
met 10 stemmen. Verder zijn uitgebracht 3
stemmen op den heer Jorissen, 3 op den heer
Veis Heyn en 1 op den heer Oosierveen.
De heeren Rijkens en Rolandus Hagedoorn
verklaren de benoeming aan te nemen.
De Voorzitter betuigt dank aan de stem-
opnemers voor de genomen moeite.
7. Voorstel van B. en W. betreffende een
verlof, te verleenen aan den onderwijzer H.
J. ter Beeke, voor liet vervullen van zijn
•nilitieplicht.
Wordt z. h. o. conform besloten-
8. Voorstel van B. en W. betreffende een
verlof, te verleenen aan de onderwijzeres
mej. G. Fortuin van 1—15 April.
Wordt z. b. o. conform besloten.
0. Voorstel van B. en W. betreffende bet
voorstel van den heer B. J. van Bnst in zak©
(le reorganisatie van den geneeskundigen
dienst.
Tegen eene uitnoodiging om eene reorga
nisatie van den gemeentelijken geneeskundi
gen dienst te overwegen bestaat bij B. em W.
geen bezwaar, weshalve zij voorstellen over
eenkomstig het voorstel te besluiten.
De heer van Ens t. Mijnheer de Voorzit
ter, nu op het voorstel, dat in de vorige ver
gadering door mij is ingediend, het advies
van B. en W. is, dat zij tegen eene uitnoodi
ging om eene reorganisatie van den gemeen
telijken geneeskundigen dienst in overweging
te nemen, geen bezwaar hebben en dus ad-
viseeren mijn voorstel aan te nemen, meen
ik, dat geen uitvoerige verdediging van mijn
voorstel noodig is. Ik meen te kunnen vol
staan met eene betrekkelijk korte toelich
ting. Ik wil toelichten waarom ik twee pun
ten genoemd heb waarop bij eene reorgani
satie bijzonder moet worden gelet, en wel
1. de opheffing der scheiding tusschen ge
meente-geneesheer en gemeente heel- en
vroedmeestcr en 2. hel eventueel aanstellen
van een of meer schoolartsen.
Zooals de heeren allen weten, heeft de ge
meente in dienst twee geneesheeren en twee
heel- en vroedmeesters, die te za'men met
twee vroedvrouwen, deai geneeskundigen
dienst vervullen. De gemeente is verdeeld in
twee districten; in ieder district zijn werk
zaam een geneesheer, een heel- en vroed
meestcr en eene vroedvrouw. Nu is die split
sing van zeer ouden datum. Vóór de artsen-
wet van 1865 hadden alle medici eene be
perkt© bevoegdheid. Daarin zal de oorzaak
bestaan hebben, dat door het gemeentebe
stuur een© splitsing is ingevoerd, die paral
lel liep met de bevoegdheid van de medici.
Het gevolg daarvan is, dat de regeling, die
nu bestaat, berust op eene splitsing, die ge
heel verouderd is, want sinds 1865 zijn er
uitsluitend medici gekomen met algemeen©
bevoegdheid. Uit den aard der zaak was het
gewenseht, dat men na 1865 een ruimen over
gangstoestand kreeg ten bate van de perso
nen, die toen den dienst waarnamen. Maar
die overgangstoestand duurt hier bijna eene
halve eeuw en nog steeds wordt hier de ver
ouderde toestand van de splitsing gehand
haafd.
Was de splitsing alleen antiek, dan kon
men er nog vrede mee hebben. 'Maar er be
staan groote bezwaren tegen de splitsing. De
patient moet nu heslissen of hij zal roepen
den geneesheer of den heelmeester. Dat hij
daartoe niet in staat is en zijne omgeving
ook niet, spreekt van zelf. Hij zal herhaalde
lijk mistasten en bij den geneesheer terecht
komen, als hij bij den heelmeester moet zijn
cn omgekeerd bij den heelmeester, als hij de
hulp van den geneesheer noodig heeft. De
beslissing of een geval heelkundige of interne
behandeling eischt, is zelfs voor den medicus
dikwijls moeielijk en niet. dan na observatie
mogelijk. Dat van dezen toestand weinig be
zwaar is ondervonden, hebben wij te danken
aan de goede harmonie, die hier onder de
medici bestaat. De geneesheer doet wat strikt
genomen de heelmeester zou moeten doen
en omgekeerd verleent de heelmeester de
hulp. die eigenlijk dc geneesheer zou moe
ten verleenen. Dal mag echter nooit een re
den zijn om een toestand te handhaven,
waaraan zulke ernstige bezwaren verbonden
zijn. Het ligt op den weg van den raad. de
splitsing op te heffen en de artsen met alge
meens bevoegdheid aan te stellen, om onder
hen den dienst te verdeelen zoodanig als
noodig zal blijken.
Tegen de opheffing der splitsing is mis
schien één argument aan te voeren, dat
steek houdt. Er is één geneesheer in dienst
van de gemeente, die nog eene beperkte be
voegdheid heeft. Dat is echter een bezwaar,
dat gemakkelijk kan worden ondervangen.
Overal, waar een© functie verdwijnt, stelt
men den functionaris op wachtgeld. Nu
meen ik als ik mijne persoonlijke opinie
mag zeggen dat men hier heeft een bij
zonder geval- De betrokken geneesheer is
een" man van hoogen leeftijd; hij heeft de
gemeente trouw gediend, ook in moeielijke
tijden ik herinner b.v. aan de cholera-
epidemie. Ik zou het niet meer dan 'billijk
vinden, hem levenslang een wachtgeld toe
te kennen gelijk aan het volle salaris. Dat is
echter eene bijzaak, die buiten de eigenlijke
reorganisatie staat; ik heb dit alleen als mijn
persoonlijke opinie willen opmerken.
Het tweede punt, waarop mijn voorstel de
aandacht wil vestigen, is het aanstellen van
schoolartsen. Mijnheer de Voorzitter, ik wii
dadelijk opmerken, dat als mijn voorstel
wordt aangenomen, zooals het daar ligt,
daarmede niet wordt beslist of schoolartsen
zullen worden aangesteld of niet. Uit de aan
neming zal alleen volgen, dat B. en W. de
zaak ernstig zullen overwegen. Ik weet niet
of deze kwestie in den raad is behandeld. Ik
weet alleen dat in het archief zich
bevindt een rapport over dez© zaak,
dat door een van de geneesheeren is
uitgebracht. Ook heeft de hier ge
vestigde afdeeling van den Bond van Nc-
derlandsche onderwijzers zich tot den raad
gewend, met een verzoek om schoolartsen
aan te stellen. Daarbij is eene toelichting ge
voegd, di© m. i. lezenswaard: is; ik kan aan
bevelen die met belangstelling na te lezen.
Behalve de twee in mijn voorstel genoem
de punten, zullen er hij de overweging van
deze zaak nog andere punten tor sprak©
kunnen komen. Ik wil thans geen principieel
debat uitlokken, maar wil nog één punt noe
men. Het is m. d. wenschelijk, dat er een
ander systeem gevolgd wordt bij het inroe
pen van de hulp van een medicus der ge
meente. Tot nu toe is het gewoonte, dat
de menschen zich vervoegen aan het bureau
van den burgerlijken stand, om daar het be
kende briefje machtig te worden. Dat men
op die manier meestal een dag en soms lan
ger verloren laat gaan voordat de medische
hulp wordt verkregen, ligt voor de hand.
Ik wil B. en W. op het hart drukken, ook
daaraan hunne aandacht te schenken. Ik
geloof met deze korte toelichting voorloopig
te kunnen volstaan. Tegen dc aanneming
van mijn voorstel kan m. i. geen bezwaar
beslaan, omdat het alleen bedoelt B. en W.
te verzoeken eene reorganisatie van den ge
meentelijken geneeskundigen dienst- in ern
stige overweging te nemen.
De Voorzitter, ik dank dien voorstclte»
voor zijne toelichting. B. en \V. zuilen daar
van gaarne gebruik maken bij de overweging
van het voorstel, dat zij zullen hebben te
doen.
'De heer Ruys. Mijnheer de voorzitter,
over hel eerste gedeelte van het voorstel
wil iK. niet spreken. Maar ten aanzien van.
het tweede gedeelte kan ik de zienswijze
van den voorsteller niet deelen. Ik wil me-
dedeelen waarom ik er tegen hen.
Volgettis mijn linzicht is het de taak 'der
gemeente toezicht 'te houden op de school
en uuet onderwijs, daarentegen op de kinde-
ïen in de eerste plaats de ouders, cn zoo
lang zij onder de hoede van de onderw ij
zers zijn, mag ik van hen verwachten, dal
zij de oudei"s op mogelijke afwijkingen der
kinderen opmerkzaam zullen maken, opdal
die ouders dan hun eigen dokter daarover
kumnen raadplegen, welke beiter over die
afwijking ksun oordcelen, dunkt mij, dan een
schoolarts, omdat zoo een huisdokter diiens
geheel© familie van nabij oneer bekend is.
Daar zoo een aangestelde schoolarts ni©t
overal kan zijn, mag, dunkt mij, een onder
wijzer niet wachten totdat de aangestelde
scaoolarls op die school komt. maar moei
bij. voordat hel le üaat is, de ouders van di©
afwijking verwittigen cn dat geschiedt thans
nog. Bovendien bestaat bij mij de -vrees,
mijnheer de voorzitter, bij luet aanstellen
van oen schoolarts, dat w.„ al verder en.
verder afglijden -lot liet aanstellen van een.
volslagen mcdischen dienst. Eerslt begint
men met schoolvoedcn. solioolkleeden.
schoolartsen en in een plaats van ons land
al met schoolkappers, en wat zijn dc gevol
gen dezer handelwijze? Eene ontwrichting
der maatschappij, hel losrukken der 'kinde
ren van hunne ouders en zoodoende een©
verzwakking van het gezinsverband.
De Voorzitter. Ik moet den geaahlten
spreker verzoeken met zijne -beschouwingen
niet verder voort le gaan. Die komen eersl
te pas bij de behandeling van het voorstel
zelf. Daarom moeten worden afgewacht de
voorstellen, die B. en W. zullen doen -en dan
zal er gelegenheid zijn over dc zaak zelf te
spreien thans zou ©ene discussie daarover
onvruchtbaar zijn.
De lieer R u y s. Mijnheer de voorzitter, ik
meen, dal het niet onjuist kan worden ge
acht, als de vergadering mijn idee over de
zaak boort. Als u 't mij toeslaat, dan ao»