BIJVOEGSEL GRAVIN EN VROUW, HET TESTAMENT WEEKBLAD Amersfoort en Omstreken Discussie over de onteigeningswet voor den spoorweg Amersfoort—Nijmegen. ADVERTENTIËN. Een nieuwe Historische Roman: behoorende bij het voor van ZATERDAG 13 MAART 1878. STATEN-GENERAAL. Wegens bet groote belang, dat onze ge meente bij deze spoorwegverbinding heeft, en omdat de tijd ons ontbreekt, om voor het verschijnen van ons blad het Bijblad der Staatscourant te raadplegen, ontlee- uen wij aan het Vaderland het volgende uitvoerige en duidelijke verslag. De heer Geertsema erkent de noodzake lijkheid eener nieuwe verbinding van Am sterdam en Zuid-Duitschland, maar hij heeft bezwaar tegen de richting van dezen weg. Zijn doel is niet tegen de wet van 1875 te veageeren; maar al is de rich ting langs Rhenen en binnen de Grebbe- linie bij die wet aangenomen, daardoor is men niet gebonden aan een overbrugging van den Rijn te Rhenen. Die overbrug ging zou toch niet zijn in 't algemeen be lang; spr. wijst op den korten afstand van deze overbrugging van die bij Rosande; op het gevaar voor belemmering van de scheepvaart bij ijsgang, waardoor moei lijkheden met het buitenland zijn te vree zen en op den toestand onzer financiën, die zulke belangrijke uitgaven niet schij nen toe te laten. Spr. vestigt bovendien de aandacht op het groote belang, om Wageningen, dat op het gebied van handel en landbouw zulke groote vorderingen maaktin 't spoorwegnet op te nemen. Stelt spr. daartegenover het belang eener overbrug ging bij Rhenen, dan komt hem het voor deel der richting langs Wageningen on ontwijfelbaar voor; de kosten zullen wei nig meer bedragen; de weg is slechts drie kilometer naar en het denkbeeld van den kortsten weg is reeds langs opgegeven. Het defensiebelang moet niet meer worden geteld; de Grebbelinie-verdedi- ging is door alle deskundigen opgegeven. Spr. waardeert het in den Min., dat hij niet terstond het ontwerp-Heemskerk heeft gewijzigd, maar hij hoopt toch, dat de Min. nog in 't algemeen belang aan den sterken aandrang der belanghebben den zal toegeven. Spr. is geneigd mee te werken, om aan Amsterdam verbeterde waterwegen naar den Rijn en naar Rot terdam te geven; men vraagt voor Am sterdam ook de vrije vaart op 't Noordzee kanaal; maar dan denke men ook om de belangen van handel en nijverheid van kleinere plaatsen, De heer Heydenrijk verheugt er zich in, dat de heer Geertsema de bestaande wet wil uitvoeren; daarmee was in strijd 't slot zijner rede eene speculatie op de welwillendheid van Amsterdam en 't ope nen van 't vooruitzicht op waterwegen en de vrije vaart, om 't verwerpen der lijn Amersfoort te verzoeken doch spr. neemt akte van des heeren Geertsema's eerbied voor de wet. Spr. stelt voorop, dat er bij den spoorweg AmersfoortNijme gen van overrompeling geen sprake is ge weest en dat de richting Rhenen is voor gesteld, ondersteund door de voornaamste deskundigen op het gebied der defensie. Nu heet het, dat de Kamer niet heeft beslist dat de overbrugging zal plaats hebben. Droomt spr.? Hij herinnert aan al de verschillende redevoeringen, die over dit punt en daarover alleen in 1875 zijn gehouden; en aan de beide spoorwegbegrootingen, waarbij, na dis cussie en na bestrijding, posten voor de overbrugging zijn uitgetrokken. De wet heeft uitspraak gedaan en zonder wijzi ging der wet is dit niet te veranderen. Dat de lijn Amersfoort-Rhenen-Nijrae- gen de kortste verbinding is (korter zelfs dan Barneveld-Rosande) wordt door nie mand meer betwist. Spr. hoopt dan ook, dat de Kamer nog wil de overbrugging bij Rhenen. De heer Veningh Meinesz zegt, dat in 1875 overbrugging bij Rhenen is bedoeld. Daaromtrent vereenigt hij zich volkomen met hetgeen de heer Heydenrijck heeft gezegd. Spr. doet inzonderheid uitkomen, dat er spoedig gehandeld moet worden, na 21/,- jaar staat de groote reus de spoor weg Antwerpen-Gladbach gereed onze groote handelssteden eene belangrijke concurrentie aan te doen; de groote uitga ven, aan de kanaalwerken besteed, moeten voor 'Amsterdam, voor Zaandam en voor geheel Noord-Holland vruchtbaar worden gemaakt door doelmatige verbindingen; ook de aanstaande overneming der lijn Emmerik-Oberhausen vordert een spoe dige aansluiting onzer groote handelsste den. Anneming der richting van den heer Geertsema zou veel tijd doen verloren gaan; en ook de kosten zouden niet min der groot worden; de brug bij Rhenen zou wel vervallen, maar er zou een andere over het aan te leggen kanaal moeten wor den gebouwd; de lijn zou kostbare terrei nen doorsnijden en kostbare kunstwerken zouden in de lijn Amersfoort-Rhenen- Wageningen noodig zijn. Spr. zal in 't be lang des lands vóór 't ontwerp stem men, zonder gehoor te geven aan het be roep op de welwillendheid en aan de be reidwilligheid om latere werken aan Am sterdam te geven. De heer Stieltjes bestrijd de bezwaren, door den heer Geertsema tegen de over brugging bij Rhenen aangevoerd. Zulke overbruggingen hebben nog nooit ergens gevaar of belemmering opgeleverd, indien ze voldoende overspanningen hebben. En wat de defensie aangaat blijft spr. de Grebbelinie van groot belang achten; de brug te Rhenen zal die linie in verbin ding brengen met de Betuwe, door deze richting kan de Reg. belangrijke sommen minder besteden aan de inundatiën en werken van de Grebbelinie die er gemak kelijker verdedigbaar door wordt dan de Utrechtsche linie. De toestand van 1875 is onveranderd en de wet van 1875 moet geheel worden uitgevoerd of geheel herzien worden. Wordt dit ontwerp dan ook verworpen, dan zal spr. tegen de beide volgende ont werpen stemmen en den Min. aanraden de werken aan de spoorwegen die reeds in aanleg zijn, te staken. De heer Van den Berch van Heemstede wijst op de veranderde omstandigheden sedert 1875, met 't oog op onze financien. Hij zal tegen het uitvoeren van deze wer ken stemmen en wenscht de wet van 1875 onuitgevoerd te laten evenals bv. ook de wet tot oprichting van een Paleis der Na tie onuitgevoerd blijft tot onze schat kist in beter toestand is. De heer V. van der Loeft zou, indien het hier de beslissing gold over de lijn zelf, vóór de richting BarneveldRosande stemmen. Maar sedert 1875 ligt er een wet, die door de Kamer moet worden op gevolgd. Toch is er een punt niet opge helderd. De heer Heydenrijck verklaarde bij 't doen van zijn voorstel, dat hij niet overname de formule van het ontwerp- Kappeyne een spoorweg van Amers foort in aansluiting met den spoorweg TielEist om de richting niet te prae- judicieeren. W at bedoelde de heer Heyden rijck daarmee? In de richting, Kappeyne moest de overbrugging bij Rhenen toch juist plaats hebben. De beer Heydenrijck verklaart, dat zijn bedoeling alleen is geweest niets te prae- judicieeren, omdat de exploitatie had kun nen vorderen, dat een afzonderlijke lijn AmersfoortNijmegen zonder aanslui ting met TielEist, ware aangelegd, De heer Stieltjes verduidelijkt nader de bedoeling, die destijds bij de voorstellers heeft voorgezeten. De heer Yeningh Meinesz voegt ook zijn opheldering bij die der vorige sprekers en weerlegt het betoog van den heer v. d. Berch. De Minister van Waterstaat doet uitko men, dat de Reg. zich stipt aan de wet van 1875 houden moet zoolang deze niet is gewijzigd. De Reg. acht die wijziging harerzijds niet noodig. De toestand van handel en nijverheid vordert de uitvoering der wet van 1875 en de veranderde toestand onzer financiën mag daarentegen geen beletsel zijn. Er is geen enkele reden om de wet van 1875 te wijzigen; tegen overbrugging bij Rhenen zal de Rijnvaartcommissie zeker geen be zwaar maken; en dat die overbrugging in 1875 is bedoeld, daaromtrent kan geen twijfel bestaan; de Reg. hecht ook aan die richting in 't belang der defensie. De Min. hoopt dan ook, dat de Kamer zal medewerken tot een spoedige uitvoe ring der wet van 1875, in 't belang van de hoofdstad en van 't land in 't algemeen. De heer Geertsema houdt zijn bewering vol, dat in 1875 niet is besloten tot de overbrugging bij Rhenen, en handhaaft zijn bezwaren daartegen, met wederleg ging van het defensie-belang, door den heer Stieltjes verdedigd. De heer Gratama heeft vroeger voorge steld de lijn Amsterdam'Nijmegen te doen vervallen. En aangezien de lijn met twee stemmen meerderheid werd aange nomen, is bewezen, dat het denkbeeld, door spr. voorgestaan, bij velen ingang vond. Men beroept zich op de hier gevoer de discussiën, maar dit gaat uit een rechts kundig oogpunt niet op; de deliberatiën der Tweede Kamer geven geen voldoende uitlegging aan de bedoeling der wet. De Min. zegt ooker staat in de wet langs" Rhenen, dit staat er wel vijfmalen in bij andere plaatsen; ait slangs" beteekent daar geen overbrugging. Waarom dan hier wel Na repliek van den Minister worden de algemeene beraadslagingen gesloten. Bij het eenig art. wijst de heer Bastert er op, dat er te Amersfoort thans twee stations zullen komen; hij vreest, dat er geen behoorlijke aansluiting zal worden verkregen, tenzij de Centraal Spoorweg maatschappij haar eigen station zal verla ten, wat wel niet denkbaar is. Ook de overgang van den Rhynspoorweg bij de Haar keurt spr, af; men verkrijgt daardoor slechts een gebrekkige verbinding met meerdere kosten. Spr. vraagt de verzekering, dat de Reg. ijvert voor een gemeenschappelijk station te Amersfoort en de belofte, dat de Reg. omtrent het tweede punt in overleg zal treden met de Rijnspoorwegmaatschap pij over een aansluiting bij Maarsbergen met een gemeenschappelijk station. De Minister verklaart, dat een station ook hem aangenamer ware geweest; er zal thans echter een gemeenschappelijk stati on komen dicht in de nabijheid van den Centraalspoorweg, waarvan de verschil lende maatschappijen zeker wel gebruik zullen maken. De ontworpen kruisweg aan de Haar wordt door de deskundigen als de veiligste aanbevolen; kruisingen ge lijkvloers acht men èn gevaarlijk, èn veel kostbaarder. De verbinding op dat punt, met een étage-station is geenszins gebrek kig; in 't buitenland heeft men bijna overal dergelijke verhoogde kruispunten. De Min. kan dus de verlangde belofte niet geven. De heer Bastert stelt, nu de Min. zijn bezwaren niet heeft opgelost, twee amen dementen voor, strekkende, om lo. niet alleen de Oosterspoorweg, maarde Ooster en Centraalspoorwegen in S-vormige rich ting ten Oosten" te Amersfoort te doen opnemen in de lijn en 2o. de richting van de lijn te veranderen, zoodat ze slangs Leusden, Maarn, westwaarts van Wouden berg naar het station Maasbergen van den Ned. Rhijnspoorweg en aldaar ombuigen de," zal loopen. De Minister bestrijdt de amend. Het opnemen van een nieuwe gemeente in ;t ontwerp zou noodig maken, dat de stukken daar ter visie werden gelegd. Dit ontwerp zou dan verworpen en een nieuw voorstel ingediend moeten worden. De heer Bastert beroept zich ten deze op een antecedent door Thorbecke verde digd, op grond dat de wetgever zichzelf mag dispenseeren. Hij brengt voorts een wijziging in zijn amend. De heer Röell bestrijdt ook des Min. en meent, dat de wet aneen de ter-visie-legging in alle gemeenten be doelt, nadat de onteigening bij de wet is vastgesteld. De heer Veningh Meinesz betwist de juistheid van deze opvatting. De ter-visie- legging beoogt z. i. hethooren van belang hebbenden vóór de vaststelling der ont eigening. Hij bestrijdt echter 't amende ment tegen de kruising aan de Haar; het geldt hier een internationale spoorweglyn. waarbij men niet op locale belangen moet letten. De Min. bestrijdt nader de amend., ook op grond van de onteigeningswet en van de Grondwet, voor zooveel het recht der ingezetenen betreft. De heer Van der Loeff zet nader de juistheid van het betoog des heeren Röell uiteen. Er is eerst ter-visie-legging in de gemeenten, waar vermoedelijk de spoor weg zal komen; en later in die gemeenten, waar onteigening zal plaats hebben. Spr. vindiceert dus voor de vergadering vrij heid van handelen. Ging 'sMin. bewering op, dan zou de Kamer steeds gebonden zijn aan die gemeentenwaar de Reg. had goedgevonden de stukken ter visie te leg- gen- Na repliek des Ministers, die zijn ziens wijze handhaaft, wordt het eerste amend, verworpen met 58 tegen 9 stem men. Vóór stemden de heeren: Bredius, Bastert, Gevers, Vader, Patijn, v. Kerk wijk, Zijlker, v. Naamen en Gratama. Het tweede amend, wordt mede ver worpen met 54 tegen 13 stemmen. Vóór stemden de heeren: v. Eek, v. Kerkwijk, v. Naamen. De Beaufort, Bas tert, Dijckmeester, Gevers, v. d. Berch, v. Tiephoven Wintgens Schimmelpen- ninck, Vader en Patijn. Het eenig art. wordt goedgekeurd en het wetsontwerp aangenomen met 53 te gen 14 stemmen. Tegen stemden de heeren: Sandberg, Rombach, Sickesz, Geertsema, Gevers, v. d. Berch, Wintgens, Schimmelpenninck, Patijn, v. Kerkwijk, Zylker, Van Naamen, Gratama en de Voorzitter. Uitgaaf van A. M. SLOTHOUWER te Amersfoort. bladzijden uit een veel bewogen leven, DOOR JULIA. Schrijfster van GESCHEIDEN" enz. Twee deelen. Prijs f 4, De Redactie van het Lectuurblad bij de Dames-Modegids zegt hiervan: Julia geeft ons een boeiend verbaal van eene episode uit het veelbewogen leven van Jakoba van Beieren. Vrees geen opsomming van hare vele huwelijken of een relaas van haar avontuurlijken tocht naar Enge land. Wij vinden de jonge gravin voorgesteld op eene wijze, welke uitnemend geschikt is om haar en haar tijd beter te leeren kennen, 't Is niet de wufte, ijdele vrouw, welke zoo menig geschiedschrijver ons aftee- i kent, maar eene vorstin bezield met edele gevoelens, die door het drijven van baatzuchtige edelen genood zaakt wordt het zwaard op te vatten tot een strijd voor hare rechten. Een verhaal over Jakoba van Beieren zonder iets van hare huwelijken, zegt of denkt mogelijk deze of gene dame. Stel u gerust lieve lezeres, er komt wel een hu welijk op til, maar doch koop en lees het werk zelve. Het verdient dit ten volle. Het boeit van de eerste tot de laatste bladzijde en kan menigeen beter inzicht geven van die periode onzer geschiedenis dan men op school heeft kunnen verkrijgen. Ook de uitgever verdiend een woord van lof: de letterdruk is flink en helder, 't pa pier goed, de geheele uitvoering keurig. VAN Druk van G. W. Boonstra, te Barneveld.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1878 | | pagina 5