BINNENLAND. FEUILLETON. Het Eeuwige Leven. N° 289 Tweedie Blad. I!"e Jaargang. „DE EEMLAN DER". Zaterdag 26 April 1913. Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBU RO. ABONNEMENTSPRIJS: 3Per 8 maanden voor Amersfoort f l.OO. LIdem franco per post1.50. Per week (met gratis verzekering tegon ongelukken) Ö.IO. fzonderlijke nummers - 0.05. Dozo Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie- Advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. Uitgevers: VALKHOFF Co. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Vnn 15 reK.la t O.ÖO. Flko regel O.IO# Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbot.uliug. Grooto letters naar plaalsruimto. Voor handol en bodryt bestaan zoor voordoolige bepalingon tot het horhaald advortoeren in dit Blad, bij abonnement. Eeno circulaire, bovattendo do voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Kroniek door F. SMIT KLEINE. Generaal Beijeraiau. Kerkhof-sport. Zijne gastronomische Doorluchtigheid. Siaapkajuitcn, Uitgeslapen dames. H-et zilveren Concertgebouw. Pulohri's Voorzitter. Gedachten van een schilder over schilderkunst. De maalstroom van het hedendaagsclie leven laat nog sneller de dooden dan de le venden afdrijven naar de donkere vergetel heid. Een sterk geretoucheerde photo op een zink-clickétje overgebracht en in een of an der wekelijksch of maaiKlelijkscli prentenboek voor groole kinderen afgedrukt; een dozijn courantregelen met een paar wee's en ach's van de bedroefde redactie et v'lan le tour est fait, de Nederlandsehe menschkeid is een prachtexemplaar armer geworden. Zoo heeft het snelle levenstempo ook nog een andere sport dan de bekende zeil-, roei-, ren- en vliegsporten mogelijk gemaakt, te weten de kerkholsport, waardoor het den beoefenaars dier niet onverdienstelijke vlug heidsbeweging gegund is per auto drie be grafenissen op drie verschillende kerkhoven in drie uur tijds af te werken met of zonder s d e e c h. Ongeveer in deze termen, met een onver stoorbaar aangezicht, maar met tintelende oogen vol guitigheid, deed Generaal Beyer- man mij een jaar geleden op „de Witte" dit Yerhaal, toen ik de eer genoot met hem in gesprek te zijn over het 30 jaar geleden door hem geschreven reisboek over Algiers en Tunis. Hij was toen adjudant van Z. K. II. Prins Alexander en vergezelde den Prins op die Afrikaansche reis. Bijzonderheden over de wederwaardig heden op de reis zelve, werden er niet in aan getroffen daarentegen glansde het gansche verhaal van vlotte beschrijvingen van lan den en volkeren uit een onverstoorbaar goed gehumeurde pen gevloeid. Want Beyerman. was in schriftuur en gesprek een toonbeeld van geestig vernuft, dat zich van kwinkslag op kwinkslag bediende om den hoorder in een pretligen gedaohlenkring te brengen. Die zelfde bijzonderheid heeft zijn komedie U i tr gaan door Glanor bij de talrijke toeschou wers gewekt. Een van Beyerman afkomstige anecdotcn was die over den civielen gouver neur van een Zuidduilscli Vorstendommetje, bij een galadiner. De jonge Vorst over wien dien correcten Germaan het toezicht was op gedragen, had aanleg tót gastronomie. Om die hebbelijkheid bij zijn vorstelijken pupil te bedwingen, bedankte zijn toeziende voogd, na zekere oogenblikken van den maaltijd voor hem. Een lakei presenteerde een zalm schotel aan Z. D. H. en de gouverneur voor kwam zijne doorluchtige graagte, met klem zeggend: Z. D. H. bedankt." Zoo werd Z. D. H. een dubbel lijdend object, eerstens doordat hij afstand moest doen van menigen keur- schotel; en daarna omdat men tegen zijn zin voor hem bedankte. Dezer dagen is te Berlijn een maatschappe lijke instelling geopend, waarvoor wij wel spoedig ook ten onzent conccssionnarissen lullen zien opdagen. Mij althans lokt het vooruitzicht van het Slaaphuis uitermate Feitelijk is „Siësta" besterad voer reizigers die te Berlijn toeven, wachtend van den eenen nachttrein op den anderen. Doch men wil ook slaapgelegenheid bieden aan: kan toor- en zakenmenschen, aan vrouwelijke ambtenaren, wier woning te ver verwijderd is van bureaux, fabrieken en magazijnen, waar zij de kost winnen, om thuis een „uiltje te knappen". Siësta is zéér gastvrij. Dames die „winke len". gaan spoedig over in geeuwerigen of slaperigen toestand. In een eerste- of tweede klas slaapkajuit kunnen zij voor 50 of 35 cents per uur lekkertjes uitslapen. Ze zijn dan opnieuw uitgeslapen bij het doen van „empleltes". Met een aandeelen kapitaal van f 15.000 in aandeeltjes van f 10 hebben zulke inrich tingen te Amsterdam, Rotterdam, den Iiaag wel kans van slagen, mits men bij ons, waar geen nachttreinen bestaan, zorg drage na 's avonds 9 uur niet langer slapers* of slaap sters in Siësta toe te laten. „Het Concertgebouw" blinkt sinds den llden April in zilveren glans. Geen Neder- landsche muziekminnaar die het fraaie ge bouw te Amsterdam niet kenl; geen bezoe ker van de hoofdstad aan den Amsiel, die niet het plan ter uitbreiding toejuicht. Maar ook geen met de kunst in zijn vaderland mêe levend Laaglander, die niet met hooge fierheid de nationale en internationale Iriom- fen herdenkt door de beide directeuren van het orkest: Willem Kes en Willem Mengel berg in die 25 jaren behaald. De Haagsche Schildersbent, liet aeloude Sint Lucas gilde, dat zoo geraimen tijd den zeeschilder H. W. Mesdag in haar edel ge nootschap Pulchri Studio lot voorzit ter had, heeft nu reeds een vijftal jaren in die functie werkzaam gezien F. P. ter Meu len, een even begaafd en beschaafd pen&eel- als penvoerder. Toen het fraaie, welbekende maandschrift „Eiserier" nog in zijn opkomst was, in den derden jaargang, heeft Ter Meulen zijn afstammingsregister gepubli ceerd en de daarbij belioorende zielskenmer- ken met zijne voorouders. Hij schreef in 1893 een geestig artikel over zichzelven, over zijne kunst in toepassing bij hem en de beoor deeling der schilderkunst in 't algemeen. Dat artikel vangt aldus aan: „Ik begin vóór het begin. Mijne moeder was, zooals zij zelve met ingenomenheid pla-cht te zeggen: een Kosterskind, d. w. z. zij stamde van vaders- en moederszijde van Haarlemsche boekdrukkers af. Vandéar wel licht het literarisch adertje, dat nu en dan even bij mij schijnt te willen vloeien. "Van mijn va der's kant erfde ik zekere neiging tot stille overdenking met veel liefde voor de vrije natuur. Mogelijk zou het Ta ine niet onverschillig zijn geweest te vernemen dat mijn grootvader eerst een verfwinkel deed en later een loodwitfabriek dreef en zou hij aan het een den lust des kleinzoons toe schrijven om te schilderen, aan het ander de hebbelijkheid om met dekwit zijne meeste teekeningen reddeloos te verknoeien." Ik kan niet beoordeelen wat een zeer ver dienstelijk kunstschilder als Ter Meulen on der het „reddeloos verknoeien" van teeke- ning verstaat, te minder omdat Ter Meulen dergelijke reddeloos verknoeide teekeningen wel niet tentoongesteld, noch minder in den handel zal hebben gebracht, met bet doel ze in de portefeuille van een of anderen bluffen- den kunstliefhebber en die evengoed knollen had kunnen koopen als teekeningen, te doen belanden, maar ik weet wel dal toen hij in '93 die woorden in Elsevier schreef, liij twin tig jaar te voren, in de Gids van 73, een kiuiotthoori© over een schilderij had ver kondigd, waaraan zijne eigen stukken en tee keningen hebben beantwoord en op dit oogen- blik nog beantwoorden. Ze zijn subliem ge schilderd en vertoonen een zelfstandigen vorm van poëzie oip een vlak met kleuren en lijnen, dal een wereld omvat, even goed als een muziekstuk een tonenspkeer. 2oudt gij de waarde ervan willen afmeten naar het onderwerp, dan zoudt ge geen flauw begrip hebben hoe een schilderij te beoordeelen, en zou de kunstcriticus ter Meulen u toeroe pen: „Een schilderij als kunstwerk bezit waarde alleen in zoover er zichtbaar schoon aanwezig is, dat in woorden niet is uit te drukken." Gij herinnert U Heines Hirlenknabe? König isl der Hirlenknabe Grüner Hugel isl sein Tliron, welnu tallooze van die Hirlenknabe heeft ter Meulen geschilderd op weg met een kudde schapen naar de kooi, of die kooi met den herdershond op wacht, verlatend en bij niet ééne dier afbeeldingen hetzij paarden, schapen, honden of mensch-figuren zijn weer gegeven in een bosch, op een landweg, aan een' duin, bij een rivier, in lente, zomer, herfst en winter, of gij ziel dat in de voorstelling op zichzelve niet de kunstkern ligt, maar dal de poëzie schuilt in de wijze, waarop de maker de natuur van licht en lucht, de atmos feer van hei en duin, de innigheid van land schap en stroom, van voor- en najaar dichter Is genaderd door de mengeling zijner linten op liet doek. Een landschapschilder nuoet de atmosfeer van zijn ziel op zijn palel welen om te tooveren lot een kleurengamma, dat tot de ziei van ziju aanschouwer spreekt, zon der dat het een of ander romantisch goschie- denisje zijn landschap behoeft te slol'fceren. Hij moet het alledaagsclic welen te sublimee- ren, maar zoodanig dat het toch niet schrijnt tegen de eisohen der werkelijkheid. Het,is door Ier Meulen in zijn boekje „Ge dachten van een Schilder ever Schilderkunst" O&Gravenkagc, Martinus Nijhoff, 1913), zoo duidelijk mogelijk gezegd: „De schilder heeft, tengevolge van voort durende waarneming der zichtbare natuur, Rtceds vormen en kleuren voor zijn aandacht. Als nu eens wat hij ziet zijn schoonheidsge voel sterk aandoet, zal hij in zijn verbeelding ccn volkomen harmonisch geheel zien en aan leiding hebben ontvangen lot hel ontwerpen van een schilderij. Nu eens zal hij een com positie maken, die geheel andere voorwerpen te zien geeft dan in de natuur aanwezig waren; dan weer zal hij wat in de natuur voorhanden was, bijna geheel willen volgen. Maar in beide gevallen tracht hij niet een af beelding te geven van de natuur, zooals zij is (wait ook een onmogelijkheid mag genoemd worden), maar een 'beeld van het visioen, dat zijn verbeelding aanschouwde. En nu volgen deze beteekenisvolle woor den, in een tijd vooral dal het décadentisme in de nationale en internationale schilders- wereld aanhangers begint te tellen. „Dat visioen is zijn ideaal. De natuurlijke vor men cn kleuren wekten hem tot de schep ping van dat ideaal en het schilderij is de, altijd onvolkomen, uitdrukking." En iels verder legt Rulckri's Voorzitter nog eens nadruk op zijne kunsttheorie, zeggend: „De voorstelling is dus een ondergeschikte zaak, de vorm waarin hij (de schilder) zijn ideaal zoekt te kleedenDat de genres in rang zouden verschillen, is louter een liersen- scliim; liet stilleven staat per se even hoog als het figuurscliilderij. De kunstwaarde hangt van andere zaken af; of de schilder ge voel 'heeft gehad 0111 liet zichtbaar schoon der natuur op te merken, verbeelding om in gedachte er een harmonisch geheel in le zien, studie, oefening, ijver, enz., om de uitdruk king van dat ideaal zoo volkomen mogelijk le maken. Naarmate de kunstenaar die hoeda nigheden bezit, zal hel schilderij hoog kun nen staan in wezenlijke waarde. De voorstel ling komt slechts in aanmerking bij de be paling van de waarde voor den smaak van dezen of genen en voor de mode van den dag." Zijn dergelijke deskundige uitspraken voor het grijpen in „De Maatstaf der Kunst", in het tweede opstel „Kunstwaarde" worden aan de détails van schilderstukken zien en ze be oordeelen nog andere toegevoegd, die in de Schoonheidsleer thuis behooren, en waartoe de lectuur van het standaardwerk van Töpffër- Reflexions el menus propos d'un peintre Gcnevois aanleiding gaf. Als gids bij het zien van schilderijen, is het werkje van ter Meulen veel waard. Een voortreffelijk Sint-Lucaszoon heeft over de poëzie van zijne kunst helder gesproken cn tevens, onwillekeurig, zijnen Kosters-voor zaten eer bewezen. De Staatscourant van Zaterdag 26 April bevat o.a. de volgende Kon. besluiten: op verzoek eervol ontslagen ais burgemees ter van Helmond A. van Hoeck; als burge meester van Bellingwolde P. L. Dinkla Ezn.; als directeur en leeraar aan de R. II. B. S. te 's Hertogenbosch dr. R. J. C. E. Schüngcl; benoemd tot burgemeester van Uitgeest A. van Lith; definitief ontheven van het beheer van het ontvangkantoor der directe belasting, uitvoer rechten en accijnzen te Ossendreclit de ont vanger J. Takken, die lijdelijk is werkzaam gesteld bij het dep. van financiën; benoemd lot verificateur der invoerrech ten cn accijnzen E. II. Hermans, coiimiies- verificateur te Rotterdam, D. Boven, com mies-verificateur, die met 1 Juni wordt ver plaatst van Amsterdam naar Zevenaar en O. Wolf, commies-verificateur te Rotterdam; ingetrokken de benoeming van den ont vanger der invoerrechten cn accijnzen J. van Lith Azn. te Venlo (station) tot ontvanger te Dordrecht en is hij benoemd tot ontvanger 3e kantoor te Rotterdam; benoemd lot ontvanger 4e kantoor te Rot terdam A. J. Sonnevylle, ontvanger te Dor drecht; tot ontvanger le Dordrecht W. C. de Wijs, ontvanger U Zwijndrccht; benoemd tot ridder in dc orde van den Ne- derlandschen Leeuw mr. F. 11. G. van der Hoeven, voorzitter van de ambachtsschool te Alkmaar; benoemd lot administrateur bij de artille rie-inrichtingen E. Zuidcmu, thans tijdelijk; eervol ontslagen de kapitein van den staf der artillerie J. P. Mindcrhoud, werkzaam bij. de artillerie-inrichtingen en is hij benoemd tot bedrijXsclief bij die inrichtingen; oyergeplaalst in rang bij den generalen staf de kapitein A. A. den Heed, van het le reg. inf. cn benoemd bij het le rcg. inf. tot kapitein de le luit. J. A. Huisken, werkzaam aan de Cadettenschool; herbenoemd tot burgemeester van Wijk bij Duurstede D. F. J. van Walscm, tol burge meester van Kamer ik en Zegveld W. K. J. dc Koek, secretaris dier gemeenten; toebekend de ccrc-mcdaiilc der Oranje- Nassau-ordc in zilver aan S. van Gend, knegt van dc broederschap zijnde de aloude Rethorykamer „Trou moet Blijcken" te Haar lem; bevorderd tot inspecteur van den arbeid le klasse W. 11. lil dc Frcmery, te Amsterdam cn C. J. Ph. Zaalberg, thans inspecteur 2c kl., en is eerstgenoemde benoemd tot voorzitter van de commissie tot onderzoek van het ha venbedrijf in Amsterdam, met gelijktijdig eervol ontslag als secretaris (lier commissie; op verzoek eervol ontslagen als klerk bij dc Rijksverzekeringsbank mej. A. G. S. W. Hermsen; benoemd tot gedelegeerde der Ned.-Indi. regeering op het in Juni le Londen te hou den Congres International de la Route J. C. Voorduin, oud-hoofdingenieur in Indië en II. Cramer, O.-I. ambtenaar niet verlof, laatste lijk ingenieur in Indië; gedetacheerd bij liet departement van ko loniën dc kapitein van hel Indische leger G. van Ginkel. De Kamerverkiezingen. De centrale vr ijzinnige kiesvèrceniging in het district Loosduinen heeft in haar algc- meene vergadering te 's Gravenzandc cundi- daat gesteld den heer F. M. Knobel Als 2de cn 3de candidaat werden gesteld de heeren J. Koert en P. van llock, directeur- generaal van dan landbouw. Naar „De Zoomverneemt, heeft de lieer De Ram een verklaring gctcekend, waarin hij mededeelt, dat dit de laatste maal is dat luj zich voor het lidmaatschap der T^vecde Kamer beschikbaar stelt. De lieer IL Bos Kzn., vroeger te Wilder- vank, thans lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland, lieeft, volgens het N. v. d. bedankt voor de hem aangeboden candidatuur voor het district Veendam. Behalve de namen van de reeds eerder genoemde candidaten voor liet district Oos terhout, vinden wij nog den naam van den heer A. v. d. Kallen, te Breda vermeld. Verlenging van den stem tijd. Men meldt ons uit Amsterdam: In een driestar in dc Standaard wordt ook aanbevolen de stembus bij de aanslaande Kamerverkiezingen tot 's avonds 8 uur ge opend te houden. Reinig U van de booze treurigheid en gij zult God loven en allen zullen God loven, die de treurigheid van zich afwerpen en zich geheel met blijdschap bekleeden. £en Roman van Liefde, '15 door MARIE CORELLL Ik zweeg. „Hij is, natuurlijk, een bijzonder menseh," ging de heer Harland voort, „en hij zal zeker velen ergeren en weinigen behagen. Hij zal waarschijnlijk niet het gewone lot van bui tengewone karakters ontgaan. Maar ik ge loof ik kan wel zeggen, ik ben er zeker van, dat zijn eerlijkheid boven allen twijfel verheven is. Hij heeft eigenaardige opinies over de liefde en het huwelijk nijna even eigenaardig als het idéé fixe, dat hij er over loven en dood op na houdt." Iets kouds scheen een huivering door mijn bloed te zenden was het een verdwaald herinneringsfragment uit het verleden, dat friij een gevoel van pijn gaf? Ik dwong mij- tot spreken. \Vat zijn liet voor opinies?" vroeg ik en terwijl ik in liet maanlicht naar het gelaat van mijn metgezel opzag, zag ik, dat het een zonderlinge uitdrukking had. „Niet conven tioneel denk ik?" „ConventioneelI Conventie en Santoris zijn verder dan de polen van elkaar verwijderd! Neen thij past in 't geheel niet in eemgen aangenomen code. Hij beschouwt het huwe lijk als een stilzwijgende erkenning van on standvastigheid in de liefde en verkaart, dat wanneer de hartstocht in zijn echtste vorm liusschen mannen en vrouwen bestond, elke soort formeele of wettelijke band onnoodig zou zijn, daar liefde, wanneer het liefde is, niet verandert, en niet veranderen kan. Maar het geeft niets over zoo iets met liem te re detwisten. De liefde, waarin hij gelooft, kun slechts, indien zc bestaat, ééns in de duizend jaar voorkomen! Mannen en vrouwen trou- wen om stoffelijke genoegens, gemak, nood zakelijkheid of fatsoen, en de wettelijke band is noodzakelijk terwille van beiden cn het wereldsch welzijn van de kinderen die hun geboren worden; maar liefde, die zoo- wel stoffelijk als transcendentaal is, liefde die duren zal door een denkbeeldige eeuwig heid van vooruitgang en daaruit voortvloei end genot dal is louter een droom ten hersenschim en hij vergast er zijn hersens op, alsof het een feit ware. Échter, we moeten maar geduld met hem liebben hij' is niet zooals wij." „Neen!" mompelde ik en stond toen zwij gend naast hem en aanschouwde de stralen van de maan, die in golvende lichtschakels over het water gleden. „Toen gij trouwdet," zeide ik eindelijk, „was dat dan niet .uit liefde?" Hij trok nadenkend aan zijn sigaar. „Ik weet het eigenlijk niet," antwoordde hij' na een lange pauze. „Wanneer ik aan ailes terugdenk, betwijfel ik het haastl Ik trouwde, zooals de mee sten doen bij impulsie. Ik zag een aardig gezichtje en hel schoen mij raadzaam te trouwen maar ik kan niet zeggen, dat ik eenigen grootcn of alles beheerschenden hartstocht koesterde voor de vrouw, die ik koos. Zij was bekoorlijk en be minnelijk in onzen verlovingstijd als vrouw1 werd ze kurig, twistziek, geneigd tot prui- len, en zij wijdde zich bijna uitsluitend' aan de meest alledaagsche dingen van het leven; toch had ik niets om mij met recht over te beklagen. Wij leefden vijf jaren sa men voor haar kind Catherine geboren werd, en toen stierf zij. Ik kan niot zeggen, dat haar leven of haar sterven eenigen -caepen, indruk op mij gemaakt heefll niet, wan-' neer ik eerlijk ben. Ik geloof niet, dal ik be-1 grip heb van liefde zeker niet van die liefde, welke Rafel Santori6 als de geheimé sleutel van het heelal beschouwt." Instinctmatig richtten zich mijn oogen naar de „Droom", die voor anker lag. Zij zag er in het maanlicht als een spookschip uit. Weder om liep er een koude rilling door mijn ade ren als een gevoel van geestelijke vrees. InJ dien ik nu moest verliezen, wait ik vroeger verloren had! Dit was mijn voornaamste ge dachte, mijn geheime, groole vrees. Ik be angstigde er mij over of de geheele vera rat-1 woordelijkheid bij mij berustte. De heer Har- land legde vriendelijk zijn hand op mijn arm. „Gij ziet er uit als een bleeke geest In de stralen der maan," zei de hij, „zoo wit, en peinzend! Gij zijt vermoeid en ik ben zelf zuchtig terwijl ik u hier ophoud om met mij le praten. Ga naar uw hut. Ik kan zien, dal1 ge vol mystieke droomen zijt, en ik vrees dat Santoris de oorzaak Is, dat ge u er geheel aan overgeeft. Hij is van denzelfden aard aid gij geneigd te denken, dat dit leven zooals wij het zien, slechts een phase is van vele, die voorbijgegaan zijn cn van vele, die nog voor ons liggen. Ik wilde, dat ik dat ook ge looven kon!' „Dat wilde ik ookl" zeide ik. „Ge zoudt zeker gelukkiger zijn." „Zou ik dat?" Hij zuchtte snel. „Ik twijfel er aan! Indien ik jong en sterk kon zijn ■&ii vele levens doorleven kon ln diezelfde jeugd en kracht, dan zou er iets voor te zeggen zijn maar om oud en ziek te worden, neen! De Fausllegende is een eeuwige waarheid Het leven is slechts waard geleefd te worden, zoolang wij het genieten." „Uw vriend Santoris geniet hetl" zeide ik. „Aha! Hier zijn wij het eens! Hij geniet het' inderdaad en waarom? Omdat hij jong isl Hoewel hij in jaren bijna even oud is als ik, is hij feitelijk jong. Dat is liet mysterie aan: hem! Santoris is bepaald jong jong van- hart, jong van denken, eerzucht, gevoel en- gewaarwording en to oh Hij wachtte en hervalle toen. „Ik weet ui et, hoe hij l aangelegd heeft, maar hij vertelde mij lang geleden, dat hef iemands eigen schuld was, wanneer hij zich zelf toestond oud le worden. Toen lachte ild hem uit, maar hij heeft zeer zeker zijn theo-t rieën in praktijk gebracht. Hij placht te zeg4 gen dat het of je zelf was, of je vrienden, die je oud maakten. „Je zult zien," zeide hij, „dat naarmate je ouder word't je familiebetrek-' kingen, of zij, die voorgeven je goede vrien-' den te zijn, voornamelijk degenen zijn, diC er op zullen staan, dat je den last van derf ouderdom zoekt en op je neemt. Zij zullen j<i in herinnering brengen, dat je twintig jaar* geleden dit of dat deed, of dat ze je aj neer dan dertig jaar kennen of ze zullen je zeggen, dail je er voor je leeftijd goed uit ziet, of duizend en een van dergelijke dingen,, alsof hel een fout of zelfs een misdaad ward gedurende oen zekeren tijd te leven, Her- wijl, wanneer je eenvoudig dergelijke alten-* ties van je afschudde en je eigen weg gmg^ vrijelijk puttend -uit den vooridurenden voor raad leven cn levenskracht, dien de Natuuil verstrekt, je al deze wauwelaars over zwakte cn verval voor den gek zoudt kunnen hou-; den en je levenskrachten tot hel laatst zoud# kunnen vernieuwen. Maar om dat te kunncj^ doen moet je een vast doel cn een ovenheer-* schenden hartstocht in hel leven hebben." Zooals ik u zeide, lachte ik hem uit, oveif wat ik zijn „dwaasheid" noemde, maar nu i wel 't is een geval van: wie 't laatst lacht, lacht het best." ,-,En gij denkt, dat irlj hot best lacht vroeg ik. „Zeer zeker ik kan het niet ontkennen» Maar het geheim er van gaart mijn bevatting te boven." „Ik denk, die van de meeste rnenscken,^ antwoordde ik, „want als wij ons allen jong en «sterk konden houden, zouden wij alle mid-1 delen, die binnen ons bereik liggen ,ite baat nemen om dat geluk te grijpen." „Zouden wij dat?" En zijn wenkbrauwen! trokken zich nadenkend samen. „Indien wij 't wisten, zouden wij ons dan de noodigej moeite geven? Wij willen nauwelijks de be4 velen van een dokter gehoorzamen voor onfll eigen welzijn, zelfs wanneer wij werkelijk ziek zijn zouden wij dan, wanneer wij gezond waren, eenigen leefregel willen voil4 gen om gezond te blijven?" Wordt vervolffd

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1913 | | pagina 5