BINNENLAND.
FEUILLETON.
Het Eeuwige Leven.
N° 289 Tweedie Blad.
I!"e Jaargang.
„DE EEMLAN DER".
Zaterdag 26 April 1913.
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBU RO.
ABONNEMENTSPRIJS:
3Per 8 maanden voor Amersfoort f l.OO.
LIdem franco per post1.50.
Per week (met gratis verzekering tegon ongelukken) Ö.IO.
fzonderlijke nummers - 0.05.
Dozo Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie-
Advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
Uitgevers: VALKHOFF Co.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Vnn 15 reK.la t O.ÖO.
Flko regel O.IO#
Dienstaanbiedingen 25 cents bij vooruitbot.uliug.
Grooto letters naar plaalsruimto.
Voor handol en bodryt bestaan zoor voordoolige bepalingon
tot het horhaald advortoeren in dit Blad, bij abonnement.
Eeno circulaire, bovattendo do voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Kroniek
door
F. SMIT KLEINE.
Generaal Beijeraiau. Kerkhof-sport.
Zijne gastronomische Doorluchtigheid.
Siaapkajuitcn, Uitgeslapen dames.
H-et zilveren Concertgebouw. Pulohri's
Voorzitter. Gedachten van een schilder
over schilderkunst.
De maalstroom van het hedendaagsclie
leven laat nog sneller de dooden dan de le
venden afdrijven naar de donkere vergetel
heid.
Een sterk geretoucheerde photo op een
zink-clickétje overgebracht en in een of an
der wekelijksch of maaiKlelijkscli prentenboek
voor groole kinderen afgedrukt; een dozijn
courantregelen met een paar wee's en ach's
van de bedroefde redactie et v'lan le tour est
fait, de Nederlandsehe menschkeid is een
prachtexemplaar armer geworden.
Zoo heeft het snelle levenstempo ook nog
een andere sport dan de bekende zeil-,
roei-, ren- en vliegsporten mogelijk gemaakt,
te weten de kerkholsport, waardoor het den
beoefenaars dier niet onverdienstelijke vlug
heidsbeweging gegund is per auto drie be
grafenissen op drie verschillende kerkhoven
in drie uur tijds af te werken met of zonder
s d e e c h.
Ongeveer in deze termen, met een onver
stoorbaar aangezicht, maar met tintelende
oogen vol guitigheid, deed Generaal Beyer-
man mij een jaar geleden op „de Witte" dit
Yerhaal, toen ik de eer genoot met hem in
gesprek te zijn over het 30 jaar geleden door
hem geschreven reisboek over Algiers en
Tunis. Hij was toen adjudant van Z. K. II.
Prins Alexander en vergezelde den Prins op
die Afrikaansche reis.
Bijzonderheden over de wederwaardig
heden op de reis zelve, werden er niet in aan
getroffen daarentegen glansde het gansche
verhaal van vlotte beschrijvingen van lan
den en volkeren uit een onverstoorbaar goed
gehumeurde pen gevloeid. Want Beyerman.
was in schriftuur en gesprek een toonbeeld
van geestig vernuft, dat zich van kwinkslag
op kwinkslag bediende om den hoorder in
een pretligen gedaohlenkring te brengen. Die
zelfde bijzonderheid heeft zijn komedie U i tr
gaan door Glanor bij de talrijke toeschou
wers gewekt. Een van Beyerman afkomstige
anecdotcn was die over den civielen gouver
neur van een Zuidduilscli Vorstendommetje,
bij een galadiner. De jonge Vorst over wien
dien correcten Germaan het toezicht was op
gedragen, had aanleg tót gastronomie. Om
die hebbelijkheid bij zijn vorstelijken pupil
te bedwingen, bedankte zijn toeziende voogd,
na zekere oogenblikken van den maaltijd
voor hem. Een lakei presenteerde een zalm
schotel aan Z. D. H. en de gouverneur voor
kwam zijne doorluchtige graagte, met klem
zeggend: Z. D. H. bedankt." Zoo werd Z. D.
H. een dubbel lijdend object, eerstens doordat
hij afstand moest doen van menigen keur-
schotel; en daarna omdat men tegen zijn zin
voor hem bedankte.
Dezer dagen is te Berlijn een maatschappe
lijke instelling geopend, waarvoor wij wel
spoedig ook ten onzent conccssionnarissen
lullen zien opdagen. Mij althans lokt het
vooruitzicht van het Slaaphuis uitermate
Feitelijk is „Siësta" besterad voer reizigers
die te Berlijn toeven, wachtend van den
eenen nachttrein op den anderen. Doch men
wil ook slaapgelegenheid bieden aan: kan
toor- en zakenmenschen, aan vrouwelijke
ambtenaren, wier woning te ver verwijderd
is van bureaux, fabrieken en magazijnen,
waar zij de kost winnen, om thuis een
„uiltje te knappen".
Siësta is zéér gastvrij. Dames die „winke
len". gaan spoedig over in geeuwerigen of
slaperigen toestand. In een eerste- of tweede
klas slaapkajuit kunnen zij voor 50 of 35
cents per uur lekkertjes uitslapen. Ze zijn
dan opnieuw uitgeslapen bij het doen van
„empleltes".
Met een aandeelen kapitaal van f 15.000 in
aandeeltjes van f 10 hebben zulke inrich
tingen te Amsterdam, Rotterdam, den Iiaag
wel kans van slagen, mits men bij ons, waar
geen nachttreinen bestaan, zorg drage na
's avonds 9 uur niet langer slapers* of slaap
sters in Siësta toe te laten.
„Het Concertgebouw" blinkt sinds den
llden April in zilveren glans. Geen Neder-
landsche muziekminnaar die het fraaie ge
bouw te Amsterdam niet kenl; geen bezoe
ker van de hoofdstad aan den Amsiel, die
niet het plan ter uitbreiding toejuicht. Maar
ook geen met de kunst in zijn vaderland
mêe levend Laaglander, die niet met hooge
fierheid de nationale en internationale Iriom-
fen herdenkt door de beide directeuren van
het orkest: Willem Kes en Willem Mengel
berg in die 25 jaren behaald.
De Haagsche Schildersbent, liet aeloude
Sint Lucas gilde, dat zoo geraimen tijd den
zeeschilder H. W. Mesdag in haar edel ge
nootschap Pulchri Studio lot voorzit
ter had, heeft nu reeds een vijftal jaren in
die functie werkzaam gezien F. P. ter Meu
len, een even begaafd en beschaafd pen&eel-
als penvoerder. Toen het fraaie, welbekende
maandschrift „Eiserier" nog in zijn opkomst
was, in den derden jaargang, heeft Ter
Meulen zijn afstammingsregister gepubli
ceerd en de daarbij belioorende zielskenmer-
ken met zijne voorouders. Hij schreef in
1893 een geestig artikel over zichzelven, over
zijne kunst in toepassing bij hem en de beoor
deeling der schilderkunst in 't algemeen. Dat
artikel vangt aldus aan:
„Ik begin vóór het begin. Mijne moeder
was, zooals zij zelve met ingenomenheid
pla-cht te zeggen: een Kosterskind, d. w. z. zij
stamde van vaders- en moederszijde van
Haarlemsche boekdrukkers af. Vandéar wel
licht het literarisch adertje, dat nu en dan
even bij mij schijnt te willen vloeien. "Van
mijn va der's kant erfde ik zekere neiging tot
stille overdenking met veel liefde voor de
vrije natuur. Mogelijk zou het Ta ine niet
onverschillig zijn geweest te vernemen dat
mijn grootvader eerst een verfwinkel deed
en later een loodwitfabriek dreef en zou hij
aan het een den lust des kleinzoons toe
schrijven om te schilderen, aan het ander de
hebbelijkheid om met dekwit zijne meeste
teekeningen reddeloos te verknoeien."
Ik kan niet beoordeelen wat een zeer ver
dienstelijk kunstschilder als Ter Meulen on
der het „reddeloos verknoeien" van teeke-
ning verstaat, te minder omdat Ter Meulen
dergelijke reddeloos verknoeide teekeningen
wel niet tentoongesteld, noch minder in den
handel zal hebben gebracht, met bet doel ze
in de portefeuille van een of anderen bluffen-
den kunstliefhebber en die evengoed knollen
had kunnen koopen als teekeningen, te doen
belanden, maar ik weet wel dal toen hij in '93
die woorden in Elsevier schreef, liij twin
tig jaar te voren, in de Gids van 73, een
kiuiotthoori© over een schilderij had ver
kondigd, waaraan zijne eigen stukken en tee
keningen hebben beantwoord en op dit oogen-
blik nog beantwoorden. Ze zijn subliem ge
schilderd en vertoonen een zelfstandigen
vorm van poëzie oip een vlak met kleuren
en lijnen, dal een wereld omvat, even goed
als een muziekstuk een tonenspkeer. 2oudt
gij de waarde ervan willen afmeten naar het
onderwerp, dan zoudt ge geen flauw begrip
hebben hoe een schilderij te beoordeelen, en
zou de kunstcriticus ter Meulen u toeroe
pen: „Een schilderij als kunstwerk bezit
waarde alleen in zoover er zichtbaar schoon
aanwezig is, dat in woorden niet is uit te
drukken."
Gij herinnert U Heines Hirlenknabe?
König isl der Hirlenknabe
Grüner Hugel isl sein Tliron,
welnu tallooze van die Hirlenknabe heeft ter
Meulen geschilderd op weg met een kudde
schapen naar de kooi, of die kooi met den
herdershond op wacht, verlatend en bij niet
ééne dier afbeeldingen hetzij paarden,
schapen, honden of mensch-figuren zijn weer
gegeven in een bosch, op een landweg, aan
een' duin, bij een rivier, in lente, zomer, herfst
en winter, of gij ziel dat in de voorstelling
op zichzelve niet de kunstkern ligt, maar
dal de poëzie schuilt in de wijze, waarop de
maker de natuur van licht en lucht, de atmos
feer van hei en duin, de innigheid van land
schap en stroom, van voor- en najaar dichter
Is genaderd door de mengeling zijner linten
op liet doek. Een landschapschilder nuoet de
atmosfeer van zijn ziel op zijn palel welen om
te tooveren lot een kleurengamma, dat tot
de ziei van ziju aanschouwer spreekt, zon
der dat het een of ander romantisch goschie-
denisje zijn landschap behoeft te slol'fceren.
Hij moet het alledaagsclic welen te sublimee-
ren, maar zoodanig dat het toch niet schrijnt
tegen de eisohen der werkelijkheid.
Het,is door Ier Meulen in zijn boekje „Ge
dachten van een Schilder ever Schilderkunst"
O&Gravenkagc, Martinus Nijhoff, 1913), zoo
duidelijk mogelijk gezegd:
„De schilder heeft, tengevolge van voort
durende waarneming der zichtbare natuur,
Rtceds vormen en kleuren voor zijn aandacht.
Als nu eens wat hij ziet zijn schoonheidsge
voel sterk aandoet, zal hij in zijn verbeelding
ccn volkomen harmonisch geheel zien en aan
leiding hebben ontvangen lot hel ontwerpen
van een schilderij. Nu eens zal hij een com
positie maken, die geheel andere voorwerpen
te zien geeft dan in de natuur aanwezig
waren; dan weer zal hij wat in de natuur
voorhanden was, bijna geheel willen volgen.
Maar in beide gevallen tracht hij niet een af
beelding te geven van de natuur, zooals zij
is (wait ook een onmogelijkheid mag genoemd
worden), maar een 'beeld van het visioen, dat
zijn verbeelding aanschouwde.
En nu volgen deze beteekenisvolle woor
den, in een tijd vooral dal het décadentisme
in de nationale en internationale schilders-
wereld aanhangers begint te tellen. „Dat
visioen is zijn ideaal. De natuurlijke vor
men cn kleuren wekten hem tot de schep
ping van dat ideaal en het schilderij is de,
altijd onvolkomen, uitdrukking."
En iels verder legt Rulckri's Voorzitter nog
eens nadruk op zijne kunsttheorie, zeggend:
„De voorstelling is dus een ondergeschikte
zaak, de vorm waarin hij (de schilder) zijn
ideaal zoekt te kleedenDat de genres in
rang zouden verschillen, is louter een liersen-
scliim; liet stilleven staat per se even hoog
als het figuurscliilderij. De kunstwaarde
hangt van andere zaken af; of de schilder ge
voel 'heeft gehad 0111 liet zichtbaar schoon
der natuur op te merken, verbeelding om in
gedachte er een harmonisch geheel in le zien,
studie, oefening, ijver, enz., om de uitdruk
king van dat ideaal zoo volkomen mogelijk le
maken. Naarmate de kunstenaar die hoeda
nigheden bezit, zal hel schilderij hoog kun
nen staan in wezenlijke waarde. De voorstel
ling komt slechts in aanmerking bij de be
paling van de waarde voor den smaak van
dezen of genen en voor de mode van den
dag."
Zijn dergelijke deskundige uitspraken voor
het grijpen in „De Maatstaf der Kunst", in
het tweede opstel „Kunstwaarde" worden aan
de détails van schilderstukken zien en ze be
oordeelen nog andere toegevoegd, die in de
Schoonheidsleer thuis behooren, en waartoe
de lectuur van het standaardwerk van
Töpffër- Reflexions el menus propos
d'un peintre Gcnevois aanleiding gaf.
Als gids bij het zien van schilderijen, is
het werkje van ter Meulen veel waard. Een
voortreffelijk Sint-Lucaszoon heeft over de
poëzie van zijne kunst helder gesproken cn
tevens, onwillekeurig, zijnen Kosters-voor
zaten eer bewezen.
De Staatscourant van Zaterdag 26 April
bevat o.a. de volgende Kon. besluiten:
op verzoek eervol ontslagen ais burgemees
ter van Helmond A. van Hoeck; als burge
meester van Bellingwolde P. L. Dinkla Ezn.;
als directeur en leeraar aan de R. II. B. S.
te 's Hertogenbosch dr. R. J. C. E. Schüngcl;
benoemd tot burgemeester van Uitgeest A.
van Lith;
definitief ontheven van het beheer van het
ontvangkantoor der directe belasting, uitvoer
rechten en accijnzen te Ossendreclit de ont
vanger J. Takken, die lijdelijk is werkzaam
gesteld bij het dep. van financiën;
benoemd lot verificateur der invoerrech
ten cn accijnzen E. II. Hermans, coiimiies-
verificateur te Rotterdam, D. Boven, com
mies-verificateur, die met 1 Juni wordt ver
plaatst van Amsterdam naar Zevenaar en O.
Wolf, commies-verificateur te Rotterdam;
ingetrokken de benoeming van den ont
vanger der invoerrechten cn accijnzen J. van
Lith Azn. te Venlo (station) tot ontvanger te
Dordrecht en is hij benoemd tot ontvanger 3e
kantoor te Rotterdam;
benoemd lot ontvanger 4e kantoor te Rot
terdam A. J. Sonnevylle, ontvanger te Dor
drecht; tot ontvanger le Dordrecht W. C. de
Wijs, ontvanger U Zwijndrccht;
benoemd tot ridder in dc orde van den Ne-
derlandschen Leeuw mr. F. 11. G. van der
Hoeven, voorzitter van de ambachtsschool te
Alkmaar;
benoemd lot administrateur bij de artille
rie-inrichtingen E. Zuidcmu, thans tijdelijk;
eervol ontslagen de kapitein van den staf
der artillerie J. P. Mindcrhoud, werkzaam bij.
de artillerie-inrichtingen en is hij benoemd
tot bedrijXsclief bij die inrichtingen;
oyergeplaalst in rang bij den generalen
staf de kapitein A. A. den Heed, van het le
reg. inf. cn benoemd bij het le rcg. inf. tot
kapitein de le luit. J. A. Huisken, werkzaam
aan de Cadettenschool;
herbenoemd tot burgemeester van Wijk bij
Duurstede D. F. J. van Walscm, tol burge
meester van Kamer ik en Zegveld W. K. J. dc
Koek, secretaris dier gemeenten;
toebekend de ccrc-mcdaiilc der Oranje-
Nassau-ordc in zilver aan S. van Gend,
knegt van dc broederschap zijnde de aloude
Rethorykamer „Trou moet Blijcken" te Haar
lem;
bevorderd tot inspecteur van den arbeid le
klasse W. 11. lil dc Frcmery, te Amsterdam
cn C. J. Ph. Zaalberg, thans inspecteur 2c kl.,
en is eerstgenoemde benoemd tot voorzitter
van de commissie tot onderzoek van het ha
venbedrijf in Amsterdam, met gelijktijdig
eervol ontslag als secretaris (lier commissie;
op verzoek eervol ontslagen als klerk bij
dc Rijksverzekeringsbank mej. A. G. S. W.
Hermsen;
benoemd tot gedelegeerde der Ned.-Indi.
regeering op het in Juni le Londen te hou
den Congres International de la Route J. C.
Voorduin, oud-hoofdingenieur in Indië en II.
Cramer, O.-I. ambtenaar niet verlof, laatste
lijk ingenieur in Indië;
gedetacheerd bij liet departement van ko
loniën dc kapitein van hel Indische leger G.
van Ginkel.
De Kamerverkiezingen.
De centrale vr ijzinnige kiesvèrceniging in
het district Loosduinen heeft in haar algc-
meene vergadering te 's Gravenzandc cundi-
daat gesteld den heer F. M. Knobel
Als 2de cn 3de candidaat werden gesteld
de heeren J. Koert en P. van llock, directeur-
generaal van dan landbouw.
Naar „De Zoomverneemt, heeft de lieer
De Ram een verklaring gctcekend, waarin hij
mededeelt, dat dit de laatste maal is dat luj
zich voor het lidmaatschap der T^vecde
Kamer beschikbaar stelt.
De lieer IL Bos Kzn., vroeger te Wilder-
vank, thans lid van de Provinciale Staten van
Zuid-Holland, lieeft, volgens het N. v. d.
bedankt voor de hem aangeboden candidatuur
voor het district Veendam.
Behalve de namen van de reeds eerder
genoemde candidaten voor liet district Oos
terhout, vinden wij nog den naam van den
heer A. v. d. Kallen, te Breda vermeld.
Verlenging van den stem tijd.
Men meldt ons uit Amsterdam:
In een driestar in dc Standaard wordt ook
aanbevolen de stembus bij de aanslaande
Kamerverkiezingen tot 's avonds 8 uur ge
opend te houden.
Reinig U van de booze treurigheid en gij
zult God loven en allen zullen God loven,
die de treurigheid van zich afwerpen en zich
geheel met blijdschap bekleeden.
£en Roman van Liefde,
'15 door
MARIE CORELLL
Ik zweeg.
„Hij is, natuurlijk, een bijzonder menseh,"
ging de heer Harland voort, „en hij zal zeker
velen ergeren en weinigen behagen. Hij zal
waarschijnlijk niet het gewone lot van bui
tengewone karakters ontgaan. Maar ik ge
loof ik kan wel zeggen, ik ben er zeker
van, dat zijn eerlijkheid boven allen twijfel
verheven is. Hij heeft eigenaardige opinies
over de liefde en het huwelijk nijna even
eigenaardig als het idéé fixe, dat hij er over
loven en dood op na houdt."
Iets kouds scheen een huivering door mijn
bloed te zenden was het een verdwaald
herinneringsfragment uit het verleden, dat
friij een gevoel van pijn gaf? Ik dwong mij-
tot spreken.
\Vat zijn liet voor opinies?" vroeg ik en
terwijl ik in liet maanlicht naar het gelaat
van mijn metgezel opzag, zag ik, dat het een
zonderlinge uitdrukking had. „Niet conven
tioneel denk ik?"
„ConventioneelI Conventie en Santoris zijn
verder dan de polen van elkaar verwijderd!
Neen thij past in 't geheel niet in eemgen
aangenomen code. Hij beschouwt het huwe
lijk als een stilzwijgende erkenning van on
standvastigheid in de liefde en verkaart, dat
wanneer de hartstocht in zijn echtste vorm
liusschen mannen en vrouwen bestond, elke
soort formeele of wettelijke band onnoodig
zou zijn, daar liefde, wanneer het liefde is,
niet verandert, en niet veranderen kan. Maar
het geeft niets over zoo iets met liem te re
detwisten. De liefde, waarin hij gelooft, kun
slechts, indien zc bestaat, ééns in de duizend
jaar voorkomen! Mannen en vrouwen trou-
wen om stoffelijke genoegens, gemak, nood
zakelijkheid of fatsoen, en de wettelijke
band is noodzakelijk terwille van beiden cn
het wereldsch welzijn van de kinderen die
hun geboren worden; maar liefde, die zoo-
wel stoffelijk als transcendentaal is, liefde
die duren zal door een denkbeeldige eeuwig
heid van vooruitgang en daaruit voortvloei
end genot dal is louter een droom ten
hersenschim en hij vergast er zijn hersens
op, alsof het een feit ware. Échter, we
moeten maar geduld met hem liebben hij'
is niet zooals wij."
„Neen!" mompelde ik en stond toen zwij
gend naast hem en aanschouwde de stralen
van de maan, die in golvende lichtschakels
over het water gleden.
„Toen gij trouwdet," zeide ik eindelijk, „was
dat dan niet .uit liefde?"
Hij trok nadenkend aan zijn sigaar.
„Ik weet het eigenlijk niet," antwoordde hij'
na een lange pauze. „Wanneer ik aan ailes
terugdenk, betwijfel ik het haastl Ik trouwde,
zooals de mee sten doen bij impulsie. Ik
zag een aardig gezichtje en hel schoen
mij raadzaam te trouwen maar ik kan
niet zeggen, dat ik eenigen grootcn of alles
beheerschenden hartstocht koesterde voor de
vrouw, die ik koos. Zij was bekoorlijk en be
minnelijk in onzen verlovingstijd als vrouw1
werd ze kurig, twistziek, geneigd tot prui-
len, en zij wijdde zich bijna uitsluitend'
aan de meest alledaagsche dingen van het
leven; toch had ik niets om mij met recht
over te beklagen. Wij leefden vijf jaren sa
men voor haar kind Catherine geboren werd,
en toen stierf zij. Ik kan niot zeggen, dat
haar leven of haar sterven eenigen -caepen,
indruk op mij gemaakt heefll niet, wan-'
neer ik eerlijk ben. Ik geloof niet, dal ik be-1
grip heb van liefde zeker niet van die
liefde, welke Rafel Santori6 als de geheimé
sleutel van het heelal beschouwt."
Instinctmatig richtten zich mijn oogen naar
de „Droom", die voor anker lag. Zij zag er in
het maanlicht als een spookschip uit. Weder
om liep er een koude rilling door mijn ade
ren als een gevoel van geestelijke vrees. InJ
dien ik nu moest verliezen, wait ik vroeger
verloren had! Dit was mijn voornaamste ge
dachte, mijn geheime, groole vrees. Ik be
angstigde er mij over of de geheele vera rat-1
woordelijkheid bij mij berustte. De heer Har-
land legde vriendelijk zijn hand op mijn arm.
„Gij ziet er uit als een bleeke geest In de
stralen der maan," zei de hij, „zoo wit, en
peinzend! Gij zijt vermoeid en ik ben zelf
zuchtig terwijl ik u hier ophoud om met mij
le praten. Ga naar uw hut. Ik kan zien, dal1
ge vol mystieke droomen zijt, en ik vrees dat
Santoris de oorzaak Is, dat ge u er geheel
aan overgeeft. Hij is van denzelfden aard aid
gij geneigd te denken, dat dit leven zooals
wij het zien, slechts een phase is van vele,
die voorbijgegaan zijn cn van vele, die nog
voor ons liggen. Ik wilde, dat ik dat ook ge
looven kon!'
„Dat wilde ik ookl" zeide ik. „Ge zoudt
zeker gelukkiger zijn."
„Zou ik dat?" Hij zuchtte snel. „Ik twijfel
er aan! Indien ik jong en sterk kon zijn ■&ii
vele levens doorleven kon ln diezelfde jeugd
en kracht, dan zou er iets voor te zeggen
zijn maar om oud en ziek te worden, neen!
De Fausllegende is een eeuwige waarheid
Het leven is slechts waard geleefd te worden,
zoolang wij het genieten."
„Uw vriend Santoris geniet hetl" zeide ik.
„Aha! Hier zijn wij het eens! Hij geniet het'
inderdaad en waarom? Omdat hij jong isl
Hoewel hij in jaren bijna even oud is als ik,
is hij feitelijk jong. Dat is liet mysterie aan:
hem! Santoris is bepaald jong jong van-
hart, jong van denken, eerzucht, gevoel en-
gewaarwording en to oh
Hij wachtte en hervalle toen.
„Ik weet ui et, hoe hij l aangelegd heeft,
maar hij vertelde mij lang geleden, dat hef
iemands eigen schuld was, wanneer hij zich
zelf toestond oud le worden. Toen lachte ild
hem uit, maar hij heeft zeer zeker zijn theo-t
rieën in praktijk gebracht. Hij placht te zeg4
gen dat het of je zelf was, of je vrienden, die
je oud maakten. „Je zult zien," zeide hij, „dat
naarmate je ouder word't je familiebetrek-'
kingen, of zij, die voorgeven je goede vrien-'
den te zijn, voornamelijk degenen zijn, diC
er op zullen staan, dat je den last van derf
ouderdom zoekt en op je neemt. Zij zullen j<i
in herinnering brengen, dat je twintig jaar*
geleden dit of dat deed, of dat ze je aj
neer dan dertig jaar kennen of ze zullen
je zeggen, dail je er voor je leeftijd goed uit
ziet, of duizend en een van dergelijke dingen,,
alsof hel een fout of zelfs een misdaad ward
gedurende oen zekeren tijd te leven, Her-
wijl, wanneer je eenvoudig dergelijke alten-*
ties van je afschudde en je eigen weg gmg^
vrijelijk puttend -uit den vooridurenden voor
raad leven cn levenskracht, dien de Natuuil
verstrekt, je al deze wauwelaars over zwakte
cn verval voor den gek zoudt kunnen hou-;
den en je levenskrachten tot hel laatst zoud#
kunnen vernieuwen. Maar om dat te kunncj^
doen moet je een vast doel cn een ovenheer-*
schenden hartstocht in hel leven hebben."
Zooals ik u zeide, lachte ik hem uit, oveif
wat ik zijn „dwaasheid" noemde, maar nu i
wel 't is een geval van: wie 't laatst lacht,
lacht het best."
,-,En gij denkt, dat irlj hot best lacht
vroeg ik.
„Zeer zeker ik kan het niet ontkennen»
Maar het geheim er van gaart mijn bevatting
te boven."
„Ik denk, die van de meeste rnenscken,^
antwoordde ik, „want als wij ons allen jong
en «sterk konden houden, zouden wij alle mid-1
delen, die binnen ons bereik liggen ,ite baat
nemen om dat geluk te grijpen."
„Zouden wij dat?" En zijn wenkbrauwen!
trokken zich nadenkend samen. „Indien wij
't wisten, zouden wij ons dan de noodigej
moeite geven? Wij willen nauwelijks de be4
velen van een dokter gehoorzamen voor onfll
eigen welzijn, zelfs wanneer wij werkelijk
ziek zijn zouden wij dan, wanneer wij
gezond waren, eenigen leefregel willen voil4
gen om gezond te blijven?"
Wordt vervolffd