Qool3 (k «|Jca§d. Vrienden voor het Leven. HOOFDSTUK XVII. Seppi als model. Evenals de meeste genieën beschikte Cola slechts over een geringe mate geduld, en toch had' hij dit hard noodiig, vóór hij er in slaagde vrij goed te illustreeren. Hij had een levendige fantasie en een vaardige hand, doch deze moesten getcm- peerd worden, wilden rij hem bij zijn nieuwe kunst van nut zijn. Met moeite slechts daal de h^ van de heerlijke figuren die hij zich voorgesteld had le schilderen af tot de eenvoudige voorstellingen in een kinder boek. Dikwijls slingerde hij zijn teekening door de kamer en wilde hij liever van ge brek omkomen, dan zich zelf met zulk ver achtelijk werk te kwellen. Doch ate Cola dan Seppi's smalle ge zichtje zag, terwijl de jongen de teekening zwijgend opraapte, werd hij dadelijk kalmei en schaamde hij zich. Sinds die vertrouwelijke wandeling met Kerstmis schenen de vriendschapsbanden tusschen Cola en Archy nog hechter te zijn geworden. Archy kwam nu dikwijls bij Cola oploopen en de jonge schilder vertelde dan van al zijn doen en laten. Soms zei hij gek- scheerend, dat Archy nog eindigen zou met een concurrent van hem te worden, zooveel belang begon deze in de kunst te stellen. Wat den jeugdigen schilder zelf betrof, hij bleef ijverig schilderen en gunde zich geen enkele ontspanning. Hij studeerde anatomie en leekende nauwkeurig het nien-schelijk ge raamte. Vol toewijding legde hij zich toe op dat ééne groote doel, dat hij steeds voor oogen had. Het was soms grappig om be zien tot welke hulpmiddelen Cola zijn toevlucht nam. Op zekeren avond liep Archy bij hem op en vond 'hem voor den ezel, dien hij zelf voor Cola gemaakt had. Seppi, die mot een laken gedrapeerd was, troonde in een verheven houding od de tafel en hield de kaars boven rijn Hoofd, zoodoende de dubbele rol van model en kandelaber vervullend. Archy glimlachte onwillekeurig bij het zien van den schilder en zijn model; doch de eerste was 100 verdiept in zijn werk. dat hij slechts knikte en „dag Arcliy" zei. Seppi keek dood ernstig, uit vrees door eeni-ge verandering in zijn gelaat, zijn meester dien hij voor den grootsten schilder hield te ontstem men Archy zag over den schouder van zijn vriend heen de studies, die deze voor een schilderij maakte, welke hij voortdurend voor oogen had. Seppi poseerde voor de verschillende personen en was steeds weer op andere wijze gedrapeerd. Hij maakte zich heel nuttig en zijn rol was verre van ge makkelijk. „Ik schiet goed op", zei Cola, „en zal spoe dig met de schilderij kunnen beginnen, als de dagen langer worden en de Academie ge sloten is. Ga alsjeblieft even uit het licht, Archy, want ik moet diit nog afmaken. Mis schien krijg ik nooit weer zulke mooie plooien. Blijf stil zitten, Seppi 1" En voort ging de houtskool over het pa pier, terwijl Archy naar de vlugge hand van zijn vriend zat te kijken. „Hoe gaat het met het illustreeren, Cola7* vroeg hij even later. „O, praat er alsjeblieft niet over 1" ant woordde de ander. ,,Ik heb eiken avond tot diep in den nacht zitten werken en hoop nu wat rust tc hebben." Op hetzelfde oogenblik werd er echter aan de deur geklopt en een pakje binnen ge bracht van den uitgever, voor wien Cola werkte. Het bevatte een boek „De Twee Schoentjes", dat hij illustreeren moest. Michel Angelo kon het niet met meer ver- witwaardiging hebben neergelegd dan Cola Monti dit deed „Dat is wel wat erg, vindt je ook niet, Archy? Als ik geheel vervuld ben van mijn ichilderij en mijn tijd zoo noodig heb om de figuren uit te werken, plotseling deze ver velende illustraties te moeten maken. Ik zal den uitgever schrijven, dat ik het niet meer doe. Ik zou wel eens willen weten wat voor onzin hij me nu weer stuurt om te illustree ren. Dit is al het derde kinderboek't is een vernedering voor een kunstenaar''T Archy voelde eerst neiging te lachen, docb toon hij zag. hoe terneergeslagen zijn vriend was, hield hij zich in. 3este Cola", begon hij, ,,'t is heelemaal geen vernedering. Het komt er niet op aan w a t je doet, maar hoe je het doet. Ik zou je aanraden deze bestelling aan te nemen en haar zoo goed mogelijk uit te voeren." „Onzin! Dat werk kan een ander ook." „Dat ben ik niet met je eens. Je kunt je talent ook in die illustraties leggen. Je vriend Michel Angelo zou met een stuk houtskool en een muur grootoer werk hebben kunnen maken dan sommige hedendaagsche artiesten met el>?n doek en een grooten voor raad verf. Probeer eens of jij op jouw ma- tiiet niet hetzelfde kunt doen. Wees een Mi chel Angelo in het illustreeren." Cola mnest nu toch lachen. „Bravo, Archy t Kj beurt iemand altijd op n „En jij 'bewaart mij er voor, Cola, een geldverdienende machine te worden door mij de hoogere dingen in het leven te doen tien. Mijn vervelend vak zou nog vervelender tijn, als ik jou niet tot vriend hadl Maar kom. we laten den armen Seppi maar in zijn moeilijke houding zitten. Eindig nu je stu pes, Cola, en laten we eens zien, hoe je Je kunst in „De Twee Schoentjes" kunt leg gen. v HOOFDSTUK XVHI. Donkere tijden. Met al Cola'8 goede plannen voor zijn schilderij schoot hij toch maar weinig op. $ommige dagen werkte hij hard, doch dan kwamen er weer tijden, dat rijn werk bitter Geinig vorderde. Er gingen zelfs dagen voor bij, dat hij er in het gebed niet aan werlcte, dagen, van groote moedeloosheid en. zonder tenig zelfvertrouwen. Do datum, waarop zdjp. schilderij voor de tentoonstelling klaar, moest fijn, naderde boe langer hoe meen Cola was bijna wanhopend bij de gedach te, dat zijn werk niet af zou rijn en Archy ried hem aan het voor dit jaar maar op te geven. Al werkte Cola ook nog zoo hard, hij zou rijn schilderij toch niet op tijd af krijgen. ,,Maar zij moetaf!" riep Cola uit. „Het koste wat het will'* Archy schudde net hoofd. ,3cste Cola, je zei, dat je nog twee drie weken noodig zou hebben en Je hebt nog maar tien dagen vóór den dag der inzending." „Maar ik kan er twintig van maken, als ik 's nachts doorwerk. Dwarsboom mij nu niet, Archy, als je werkelijk om mij geeft!" smeek te Cola. „De schilderij moet klaar zijn, of ik ral krankzinnig worden." En zij kwam klaar. Dag en nacht werkte Cola. zich slechts één of twee uren nachtrust gunnend en nauwelijks ecnig voedsel tot zich nemend. In zijn koortsachtige overspanning scheen het, alsof zijn krachten verdubbeld werdenhij schilderde, zooals hij nog nooit te voren gedaan had. Archy kwam iederen avond, niet om te praten, doch om rustig bij Cola te zitten, als deze schiHerde en hem nu en dan aan te moedigen. Archv was in de wolken over de schilderij, van dag lot dag werd zij mooier. De eerste Maandag in April kwam en Cola had nog slechts vier-en-twin tig uur den tijd, toen maar twaalf meer! Seppi stond bij het onaangeroerde middagmaal, zijn schitteren de. donkere oogen vulden zich onophoude lijk met tranen. Hij durfde zelfs niet te spre ken tegen zijn jongen meester, die met een verwilderden blik nog steeds zat te schilde ren. De klok sloeg zes, toen Cola met bevend* hand de laatste streek aan zijn schilderij deed en ou een stoel neerzonk „Zoo zal Hel wel gaan, denk ik; ik zal er in ieder geval geen oneer mee inkggen." „Neen, zeker niet, beste ColaHet is een prachtig schilderij", zei Archy, die Juist bin nen was gekomen. „Maar ga nu wat eten „Nee. nee, ik kan niet eten. We zouden dan misschien net te laat komen en de Aca demie reeds geslopen vinden. Seppi! Laten we onmiddellijk in rijtuig er heen gaan." Archy zag, dat tegenstand Cola nog meer zou opwinden en stapte daarom met hem in eer. rijtuig. Den geheelen weg sprak Cola geen rnkcl woord hij zat doodstil met zijn schilderij in zijn armen. Archy bood aan het voor lrm vast te houden. Doch hij wees dit met een lichte hoofdbeweging van de hand. Eindelijk stond Cola zijn schat af <n keek daarbij als een moeder, die afscheid van haar kind neemt. Toen viel hij bewus teloos in de armen van zijn vriend. Dien nacht had Cola Monti ijlende koort sen. (Slot volgt). chend «tonden re bij het einde van de gang te hijgen en te proesten. „Totie, Totie Trésep!" *t Klonk als een be vel en ademloos stonden de verschrikte meis jes te wadhten op de directrice, die geroe pen had. Met ritselende rokken en driftigen loop (kwam ze aan; stren* kijkende en zoe kende, totdat ze vlak voor Totie staan bleef. „Totie Trésep, hoe kun je je zoo opwinden, je weet, hoe vatlbaar je bent; voel nu die kleur eens, en moet je nu zoo in de buiten lucht? Dan geeft het ook niet veel, of je va der je al iederen dag met het rijtuig naar school zendt en je zooveel mogelijk spaart, je 's middags thuis houdt en laat rusten. Ga nu maar een oogenblik in de spreekkamer zitten, dan kan je daar wat uitblazen en daarna naar huis gaan." Totie keek 'bedrukt; dat eeuwige oppassen ook altijd, je kon nooit eens mee doen met de anderen. Tof ie» De bel had geluid, en met veel lawaai wa ren ze naar binnen gekomen. Stoeiend en gooiend met (boekentasschen. 'n Rumoer en een kabaal voor zes. Maar toen de onderwijzeres het lokaal in kwam, bedaarde het leven wat, nadat zij de leerlingen tot de orde geroepen had. Net en Lies giebelden nog zoo even tegen elkaar. Cor bond -haar haarlint, dat er met het stoeien afgevallen was, om haar vlecht. Anderen zochten haar boeken al vast bij elkaar en de les zou beginnen. Aardrijkskunde hadden ze. Een .groote landkaart hing op het bord. Totie zat er met groote oogen op te turen. Bang voor de beurt, die zij straks krijgen zou, en wetende, dat ze haar les niet al te best kende. Maar alvorens de juffrouw haar vragen stelde, ging de deur open en trad de direc trice het lokaal binnen. Beleefd stonden de meisjes allen even op, om daarna zoo ge- rulschloos mogelijk weer plaats te nemen. Doodelijke stilte was er nu ineens in de klas. „Wat zal er nu gebeuren?" fluisterde Lies Jet in het oor. „Weet ik het!" „Sst, sst!" Monk het gebiedend van de di rectrices lippen. .^Meisjes!" zoo verhief ze haar stem, „de volgende week zal de dans-cursus weer be ginnen; vragen jullie dus thuis of je er aan deel mag nemen en breng me vóór a s. Vrij dag het antwoord. Je weet, de les is iederen Woensdagmiddag van half vier tot vijf uur." Even sprak de directrice nog met de leera- res en vertrok toen uit de klas. Nauwelijks had zij de deur achter zich toe getrokken, of de storm brak opnieuw los. „O juffrouw, de volgende week weer dans les, heerlijk gewoon." ,,/Hiè juffrouw, u moet oolc eens komen kij ken. het is altijd zóó leuk!" „Bep, jij komt todh ook?" Nou, we hadden eigenlijk nu al wel het antwoord kunnen geven, wij weten allemaal wel, dat we mogen, wat zeg jij Toob?" „De meeslen wel, denk ik." Het klonk zóó •bedenkelijk uit Totie's mond, dat Bep dade lijk vroeg: „wie denk je, dat dan niet mag?" Totie lachte even en zei toen, om er maar over heen te praten: „no-u wie niet mogen". „Bah, (hoe flauwI" riep Lous hard door de klas. ,/Niuv meisjes, bepraat diat alles na school tijd maar, nu opgelet. Totie, vertel jij me eens hoe je op de kortst mogelijke manier van Baarn naar Den Haag kunt gaan en met welke lijn?" Totie bedacht zich, maar voor ze nog met haar antwoord klaar was, slak Lous baar vinger omhoog en riep: „mot de auto". Algemeen gelach „Nee, nee, nu opgelet, meisjes! Lous, als je je niet kalm kunt houden, moet je maar nablliven om vier uur." „Hè juffrouw was u vroeger dan nooit eens opgewonden, als er wat leuks in (hef vooruitzicht was?" sprak Lous op een tgrappige manier de juffrouw tegen. „In elk geval, nu is het uit!" en de Juf frouw zette daarbij zoo'n streng gezicht, dat d« les nu niet eraist begon. Wat waren ze blij, toen eindelijk de bel weer luidde, als teoken van: „naar huis gaan". Weer vroolijk en blij en uitgelaten liepen se die klas uit Lous en Bep deden als voorproef de pas des p&tlneurs in de gang. Totie, aangestoken door do geestdrift van de anderen, walste er dapper op los met Liea, i die het heelemaal niet kon. Gierend en fe* Aan de koffietafel vertelde Totie opge wonden over de naderende dansles. „Moes, het is Woensdag al!" „Ja maar, kindj-elicf, mank je nu geen illu sies, je weet toch wel dat je er nu niet heen kan gaan, nu je zoo hoest telkens." „O. maar dat zal wol over gaan, heusch, ik zal Woensdag wel beter zijn." „Nu, zoodra vader thuis komt, zullen we het hem vragen; eet nu maar gauw je bo terham op en ga dan rusten." Maar toen vader thuis kwam en er over de dansles werd gesproken, zette hi| een be denkelijk gezicht: „Nee. vrouwtje, daar zul len we nog eens 'n nachtje over slapen; dót kan ik je zoo in eens niet zeggen." „Kom, vadertje, dansen is gezond en het is mijn lust en mijn leven." „Ja. ja alles goed en wel„ maar gezond heid boven alles." „Nou maar dansen is toch ook gezond." „Kom,, kom, malligheid, nis je 's middags niet naar school kan gaan omdat je te moe hent cn rusten moet, kan je natuurlijk niet gaan dansen, dat begrijp je nu toch ook wel; maar zooals ik zeg: wc zullen er nog eens over denken." Totie liep langzaam de trap op en dacht aldoor maar aan die dansles. De broertjes van Bep zouden ook wel komen en die groote broer van Lous, die kon zoo heerlijk walsen. Het zou toch heusch zonde zijn, als ze niet gaan mocht. Dat lamme hoesten ook altijd. Hoe was ze er ook weer aan gekomen? O ia, van den zomer lmd ze kou gevat en het ging maar niet over. Vad'er had haar nog naar Noordwijk gestuurd, omdat de zee lucht haar misschien goed zou doen, maar dat was toen niet veel geweest, en al was het zoo heel erg nu niet. deze koude dagen en mist waren er niet goed voor en vader, die dokter was, had haar maar liever thuis gehouden. Doch Totie had zóó gevraagd, of ze dan alleen toch nog 's morgens naar school mocht gaan, zoo-dat vader dat nog had toe gestaan. Het was ook zoo vervelend om zoo achter te komen met de lessen. En nu lag ze buiten op hel plat in het zon netje op een lange rieten stoel. En onwille keurig dacht ze aan de school. Wat voor les sen hadden ze nu? O, ja, „Fransch" en dan „zingen". Nu, dat laatste kon haar niet veel schelen; ze hield niet van zingen, maar dat Fransch vond ze toch wel jammer. Ze waren er -pas aan begonnen en ze vond het zoo heerlijk! Op zoo'n prebtigen manier leerden ze het: net zooals je alles ook deed, bijvoor beeld zóó: je stond van je bank op, liep de klas door naar de deur je strekte je hand uit naar den knop, draaide den knop om, deed de deur open, en stapte over den drem pel de gang in, de gang door, de trap op, en zoo voorts. En terwijl je dari alles zoo deedt, moest je het in het Fransch opnoemen. Ze vonden het allemaal heerlijk, die Fransche lessen. Totie lag er nog eens goed over na te denken, en zij was er zóó in verdiept, dat ze niet eens bemerkte, dat iemand de kamer inkwam, bloemen ln een vaas zette en er daarna mee naar het plat kwam. „Totie, deze bloemen zijn van Truusje de Veer, en beterschap met het hoesten." „Van Truusje? Wat aardig, bracht zij ze zelf?" „Neen, het dienstmeisje -bracht ze daarnet." „Hè, zet ze maar dicht bij me, wat ruiken die rozen nog lekker", en Totie rook er tel kens aan. Rika, de meid, ging weer weg, en Totie lag weer alleen. Ze dacht er over na, hoe lief het toch was van Truusje. Hoe zou zij op het idéé gekomen zijn? En wat kwa men die bloemen juist on een goed oogenblik, net nu zij zich zoo ontevreden gevoelde! Daar kwam moeder binnen. „Nou, nou, die Truusje de Veer heeft jou maar verwend, wat een zeldzaam mooie ro zen nog in dezen laten tijd, kind1, kind, wat wordt je bedorven!" „Vreeselijk lief van Truusje, hè? Ik dacht, dat zij ze zelf gebracht had; ze rijdt 's mid dags immers altijd *n poosje om?" „Ja, meestal wel, maar ze is niet zoo goed den laatsten tijd." „Todh naar, hè moeder, als je nooit loopen mag." „Ja Toos, dat is nog erger dan hoesten." „Ja", klonk het een beetje benauwd, maar even daarna: „Moeder, mag ik straks even naar Truus gaan, ik zou haar graag zelf gaan bedanken, en het ls nog mooi, zacht weer van middag." „Ja, over een half uur mag je gaan, maar denk er aan, je mantel om hoor, al woont ze hier zoo dicht bij!" „Ja moes, hè, heerlijk, dat ik nog even gaan mag." „En om vier uur thuis hoor, want dan be gint het al te misten, Toos," en mevrouw Trésep verbet die kamer. Om drie uur st-apte Totie naar Truus toe. -De meM deed' open en zei haar, dat Truusje in de serre lag. V-roolijk ging nu Totie daar heen. Ze vond haar vriendinnetje uitgestrekt liggen op een gematekeflijke sofa, met een plaid over -haar beentjes. Met een opgeruimd gezicht keek ze op, toen ze Totie bin Den zag stappen. „Wat, mag je toah uit?" „Ja, ik mocht .even bij je komen, maar om vier our moet ik thuis zijn." „Hè, kom dan gauw gezellig btj me zitten en vertel me alles van school, ik ben er nu zoo'n tijd niet geweest," en ze wees: op baar beentje*. „Ze willen niet mee, Toos!" «Nou, Idat cal wel gauw weer bete*, ycr* den, «prak Toos er over heen. Zo vond he* altlfd zoo naar, dat haar vriendinnetje zoo zwak was en «oma weken achtereen niet op school kon komen en erge pijn had. Ze moest ook altijd in een wagentje gere den worden, want loopen kon ze nooit. Op sohool werd ze altijd in de -bank getild; en ze kon «rooit meedoen met spelletjes in den tuin en het speelkwartier. Zc hoorde altijd bij de toeschouwers, dus bij de onderwijzeressen, want alle kinderen speelden mee. ,/Kijk, Totie, vader heeft gisteren dit hond je voor mij meegebracht uit Amsterdam; vindt je het geen schat? Hij kent zulke aar dige kunstjes; ik zal moeder straks vragen, of ze wat brood wil geven, dan kun je F-idel zien opzitten; dat idoet hij toch zoo leuk." Totie dacht: wat naar is het, als je alles vragen moet en het niet eens zelf gauw krij gen kunt. Manr zc vergat het weer spoedig, want Truus keek zoo tevreden, net of ze het niet voelde. Even daarna vertelde ze van de poppen, die een Tante aangekleed had. „O, Toos, en jc moet die jurken eens rien, de één is al mooier dan de ander. Wil je even bellen, dan zal Moeder wel zoo meteen ko men. Met idriemaal bellen komt Moeder al tijd. Totie stond op, belde driemaal en even daarna kKvam Truusjè's Moeder binnen. „Zeker om dc poppen, Trukie, ik heb ze al van boven meegenomen. Antje vertelde me, dial Toos er was. Hier zijn ze. Wel To. wat zeg je er wel van, zijn ze niet mooi?" en mevrouw gaf ieder meisje een pop in de ar men. Ik zal even het koffertje halen, en dan zul Ie eens wat zien, hè Truuk?" „Nou En toen dc koffer openging, slaakte Totie een kreet van verrassing. Lichte blauwe jnr- ken, en rose en witte, en alles even mooi en elegant. „Kiik, Toos en ze kunnen ook tiweo jongens zijn. Zie je wel, hier rijm twee matrozenpak jes, met mutsjes er bij. Leuk hè? en di't zijn de Jurken voor als ze naar het bal gaan; voel je wel, heelemaal van zij, schattig, vindt ie niet?" „O. prachtig, en deze rch-oentjes, wat snoe zig zijn die; en daar rtfog een paar? en daar weer een paar?" „Ja, natuurlijk, deze zwarte zijn voor daags, de witte voor als ze naar het -bal gaan en deze -goudlceren schoentjes voor op de dansles." „Van dansles gesproken", viel mevrouw de Veer in de rede: „ga je er ook weer heen van liet jaar, Totie?" Totie kreeg een kleur en langzaam zed ze: „Ja ik weet t niet, misschien; ik zou wel erg graag gaan, ik hou er zoovéél van, maar, nu Ik zoo hoest, vindt vader het beter van (niet, (maar Ik hoop maar, dat ik nog gaan ma-g, het is zoo dol om te dansen en alle meisjes op school gaan." „Niet allemaal", merkte mevrouw op en ze iknikte Truusje eens toe, wat zeg jij Truuk?" „iNee, niet allemaal ik ben er al drie jaar niet -geweest, -maar och, als hel nu niet kan, kan het ndet", cn ze streelde zacht haaT nieuwe hondje, „wat zeg jij, Fidel, dan maar niet" Totie was verrast. Hoe was het mogelijk, dat Truus er zóó over dacht. Truus, die nooit meer zou kunnen dansen, nooit, want ze bad verlamde (beentjes. En wat moest ze al niet veel missen! Nooit dansen, neen maar nooit loopen, dat was nog veel erger. Noodt je aelf met iets ook maar tc kunnen helpen, alles moeten vragen. Alles, alios. Vreeseiljk todh! En boe lief was rij er der. Onwillekeurig keek ze naar Truus opf wat blij zag zij er uit- Zou ze het roo na ai* niet vinden? Ja, döt rou het zijn, want wist immers niet goed w t ze miste. Zo had nl zoo lang zoo gelegen roet die kt beentjes. Ze was er stellig nnn gewoon go- raakt. En in de vaste overtuiging dat hof voor Truusje niet zoo naar was als voor haatf zei ze ineens: „Ja, voor mij is het veel naar» der om nlel te gaan, want ik ben op sohool e»n hoor er aMoor over spreken; jij bent nriel op school, wat merk je er nu van?" O, had ze het maar niet gezegd, want wn< gebeurde er? Truus, die zooeven zoo ver rukt gekeken had cn zoo blij scheen, viel achterover in de zachte kussens en bedekte haar gezichtje met befde handjes en snikte „O moesje, moesje, voor mij is het toch veel erger, want ik stn o v e r a 1 buiten, lk kan nnoit met iets meedoen en Totie mag alleeq dit jaar niet mee dansen, maar ik nooit! Hoe kan «e zoo iets zeggen I" Wat had Totie gedaan I Nu Ineens voedde ze het duidelijk. Trun» was oneindig veel ongelukkiger, want al bad ze prachtig speelgoed eu een aardig hondje, wat gaf dat alles, als je nooit -meer loopen kcvnf IIoc wreed was ze geweest om dat zoo te zeggen; wat speet bet haar. Iloe zou zo dat aan Truusje zeggen? Hulpeloos keek ze nanr Truusjes's inoeder, alsof ze zeggen wou: „helpt u me todlil" En ziooals alleen een moeder dat kan, nam mevixrow Trésep de beide meisjes bij do hand en zei op zoo'n vriendelijken toonx „Kijk eens hier, kinderen, het is voor jullie beiden naar, dat je niet -gaan kunt. maar dat Idgt niet aan ons om daar over te oor- dcclcn. Onze plicht is om het lecdl dat ons is opgelegd, zoo gord mogelijk te dragen. Als Truusje -nu eenmaal moet liggen, welnu, wat helpt het, of je er al over klaagt; het ls naar genoeg, zoowel voor haar nis voor haar vader en mij, maar nu is het het beste om er zoo -tevreden mo^eliik onder te zijn. En hoe meer je die tevredenheid zoekt, hoe meer jo haar steeds zult vinden. Draagt het leed met opgeruimdheid en je zult er je bet best bij berin den, en dan zijn er nog genoeg dingen in je leven, die je prettig zult vinden. Maar maakt elkaar niet ongelukkig door bet steeds te zeggen en te denken, dat het voor je zelf het ergste is. En nu meisjes, speel nu nog wat samen. Kom Truus, laat Fi'del de nieuwe kunstjes eens vertonnen, hier heb Je brood en roggebrood. Toos, nu moei je eens zien, boe leuk hij dat doet," en mevrouw verliet Idc kamer, wel wetende dat dit het beste was. Toos strekte haar hand naar Truus uit en fluisterde zacht: „Truuske, vergeef me, wat Ik daar straks tegen jc zei. maar ik weet nu. dat ik een voorbeeld aan je nemen zal, want jij bent altijd zoo lief en vroolijk. terwijl ik dadelijk boos ben ate me Iets wordt gewei gerd; maar ik zal er nu beter voor zorgen. Ik «a-1 meer aan jon denken, Truusje, ver geef je het van straks?" En Trams sloeg haar armpjes om hn vriendinnetje heen en fluisterde haar iets - Zo hadden echter geen van belden meer zin om te spelen, en na een hartelijk ofsehedd ging Totie naar -huls. En zoowel thuis als op schooi hield clj zich flink. Niemand begreep, waar Totie die kalmé gelatenheid op eens van daan haalde, maar Totie zelf ja Totie zelf had het best 'begrepen en ze streefde er naar te worden zooals Trunsje, die altiid zoo tevreden was. GO. VAN HEEMSKERCK—OÜKER, Om «e kleuren. Van alle» wat. In een vol glas geldstukken werpen, zonder dat heft overloopt. Neem een wijnglas, doch zorg ervoor, dat het goed omgedroogd is. Zet het nu zoo, dat het goed recht staat en giet het zóó vol met water, dat het bijna overloopt. Nu kunt gij er nog verscheiden geldstukken inwerpen» zonder dat or één druppel overloopt. Kies daartoe dunne geldstukjes, b.v. dubbeltjes, zet ze dicht tegen den rand van het glas en laat ze er op die wijze langzaam inglijden. Het water zal een kleine hoogte in het raidden van het glas vormen, maar niet overloopen. Het Standbeeld. Dit te een aardig spelletje voor meisjes. Eén hunner gait op een stoel staan, en elk van hot gezelschap beveelt haar een bizon- dere houding aan te nemen, of de een of an dere beweging met handen of voeten te ma ken De oene beveelt haar de oogen hemel waarts te riabten, een ander om het hoofd buigen, een derde om de houding van B'sna op de Jacht aan te nemen, enz. Het beeld moet aan al die bevelen gehoorzamere totdat eindelijk een medelijdende vriei-^1 haar toeroept t „ik beveel u, om op den grstod te springen" Om bij een worp met drie dobbel* steenen het getal van eiken steen te raden. Laat de oogen van den eersten dobbélr» steen dubbel nemen, vijf daarbij toBen en did som met vijf vermenigvuldigen. Laat e*. daarop het getal oogen van den tweeden steen bijvoegen, die som met tien vermeng vuldigen en eindelijk het getal oogen van derf derden steen erbij tellen. Laat je dan hei geheete bedrag der hierdoor verkregen «onf opgeven, trek er 250 af en in het overblijvend! verschil zult ge do cijfers der drtt $teen£S( voor Je hebben.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1913 | | pagina 7