Qool3 (k «|Jca§d.
Vrienden voor het Leven.
HOOFDSTUK XVII.
Seppi als model.
Evenals de meeste genieën beschikte Cola
slechts over een geringe mate geduld, en
toch had' hij dit hard noodiig, vóór hij er in
slaagde vrij goed te illustreeren.
Hij had een levendige fantasie en een
vaardige hand, doch deze moesten getcm-
peerd worden, wilden rij hem bij zijn nieuwe
kunst van nut zijn. Met moeite slechts daal
de h^ van de heerlijke figuren die hij
zich voorgesteld had le schilderen af tot
de eenvoudige voorstellingen in een kinder
boek. Dikwijls slingerde hij zijn teekening
door de kamer en wilde hij liever van ge
brek omkomen, dan zich zelf met zulk ver
achtelijk werk te kwellen.
Doch ate Cola dan Seppi's smalle ge
zichtje zag, terwijl de jongen de teekening
zwijgend opraapte, werd hij dadelijk kalmei
en schaamde hij zich.
Sinds die vertrouwelijke wandeling met
Kerstmis schenen de vriendschapsbanden
tusschen Cola en Archy nog hechter te zijn
geworden. Archy kwam nu dikwijls bij Cola
oploopen en de jonge schilder vertelde dan
van al zijn doen en laten. Soms zei hij gek-
scheerend, dat Archy nog eindigen zou met
een concurrent van hem te worden, zooveel
belang begon deze in de kunst te stellen.
Wat den jeugdigen schilder zelf betrof, hij
bleef ijverig schilderen en gunde zich geen
enkele ontspanning. Hij studeerde anatomie
en leekende nauwkeurig het nien-schelijk ge
raamte. Vol toewijding legde hij zich toe
op dat ééne groote doel, dat hij steeds voor
oogen had.
Het was soms grappig om be zien tot
welke hulpmiddelen Cola zijn toevlucht nam.
Op zekeren avond liep Archy bij hem op en
vond 'hem voor den ezel, dien hij zelf voor
Cola gemaakt had. Seppi, die mot een laken
gedrapeerd was, troonde in een verheven
houding od de tafel en hield de kaars boven
rijn Hoofd, zoodoende de dubbele rol van
model en kandelaber vervullend. Archy
glimlachte onwillekeurig bij het zien van den
schilder en zijn model; doch de eerste was
100 verdiept in zijn werk. dat hij slechts
knikte en „dag Arcliy" zei. Seppi keek dood
ernstig, uit vrees door eeni-ge verandering in
zijn gelaat, zijn meester dien hij voor
den grootsten schilder hield te ontstem
men
Archy zag over den schouder van zijn
vriend heen de studies, die deze voor een
schilderij maakte, welke hij voortdurend
voor oogen had. Seppi poseerde voor de
verschillende personen en was steeds weer
op andere wijze gedrapeerd. Hij maakte zich
heel nuttig en zijn rol was verre van ge
makkelijk.
„Ik schiet goed op", zei Cola, „en zal spoe
dig met de schilderij kunnen beginnen, als
de dagen langer worden en de Academie ge
sloten is. Ga alsjeblieft even uit het licht,
Archy, want ik moet diit nog afmaken. Mis
schien krijg ik nooit weer zulke mooie
plooien. Blijf stil zitten, Seppi 1"
En voort ging de houtskool over het pa
pier, terwijl Archy naar de vlugge hand van
zijn vriend zat te kijken.
„Hoe gaat het met het illustreeren, Cola7*
vroeg hij even later.
„O, praat er alsjeblieft niet over 1" ant
woordde de ander. ,,Ik heb eiken avond tot
diep in den nacht zitten werken en hoop nu
wat rust tc hebben."
Op hetzelfde oogenblik werd er echter aan
de deur geklopt en een pakje binnen ge
bracht van den uitgever, voor wien Cola
werkte. Het bevatte een boek „De Twee
Schoentjes", dat hij illustreeren moest.
Michel Angelo kon het niet met meer ver-
witwaardiging hebben neergelegd dan Cola
Monti dit deed
„Dat is wel wat erg, vindt je ook niet,
Archy? Als ik geheel vervuld ben van mijn
ichilderij en mijn tijd zoo noodig heb om
de figuren uit te werken, plotseling deze ver
velende illustraties te moeten maken. Ik zal
den uitgever schrijven, dat ik het niet meer
doe. Ik zou wel eens willen weten wat voor
onzin hij me nu weer stuurt om te illustree
ren. Dit is al het derde kinderboek't is een
vernedering voor een kunstenaar''T
Archy voelde eerst neiging te lachen, docb
toon hij zag. hoe terneergeslagen zijn vriend
was, hield hij zich in.
3este Cola", begon hij, ,,'t is heelemaal
geen vernedering. Het komt er niet op aan
w a t je doet, maar hoe je het doet. Ik
zou je aanraden deze bestelling aan te nemen
en haar zoo goed mogelijk uit te voeren."
„Onzin! Dat werk kan een ander ook."
„Dat ben ik niet met je eens. Je kunt je
talent ook in die illustraties leggen. Je
vriend Michel Angelo zou met een stuk
houtskool en een muur grootoer werk hebben
kunnen maken dan sommige hedendaagsche
artiesten met el>?n doek en een grooten voor
raad verf. Probeer eens of jij op jouw ma-
tiiet niet hetzelfde kunt doen. Wees een Mi
chel Angelo in het illustreeren."
Cola mnest nu toch lachen. „Bravo, Archy t
Kj beurt iemand altijd op n
„En jij 'bewaart mij er voor, Cola, een
geldverdienende machine te worden door
mij de hoogere dingen in het leven te doen
tien. Mijn vervelend vak zou nog vervelender
tijn, als ik jou niet tot vriend hadl Maar
kom. we laten den armen Seppi maar in zijn
moeilijke houding zitten. Eindig nu je stu
pes, Cola, en laten we eens zien, hoe je Je
kunst in „De Twee Schoentjes" kunt leg
gen. v
HOOFDSTUK XVHI.
Donkere tijden.
Met al Cola'8 goede plannen voor zijn
schilderij schoot hij toch maar weinig op.
$ommige dagen werkte hij hard, doch dan
kwamen er weer tijden, dat rijn werk bitter
Geinig vorderde. Er gingen zelfs dagen voor
bij, dat hij er in het gebed niet aan werlcte,
dagen, van groote moedeloosheid en. zonder
tenig zelfvertrouwen.
Do datum, waarop zdjp. schilderij voor de
tentoonstelling klaar, moest fijn, naderde
boe langer hoe meen
Cola was bijna wanhopend bij de gedach
te, dat zijn werk niet af zou rijn en Archy
ried hem aan het voor dit jaar maar op te
geven. Al werkte Cola ook nog zoo hard,
hij zou rijn schilderij toch niet op tijd af
krijgen.
,,Maar zij moetaf!" riep Cola uit. „Het
koste wat het will'*
Archy schudde net hoofd. ,3cste Cola, je
zei, dat je nog twee drie weken noodig zou
hebben en Je hebt nog maar tien dagen vóór
den dag der inzending."
„Maar ik kan er twintig van maken, als ik
's nachts doorwerk. Dwarsboom mij nu niet,
Archy, als je werkelijk om mij geeft!" smeek
te Cola. „De schilderij moet klaar zijn, of ik
ral krankzinnig worden."
En zij kwam klaar. Dag en nacht werkte
Cola. zich slechts één of twee uren nachtrust
gunnend en nauwelijks ecnig voedsel tot zich
nemend. In zijn koortsachtige overspanning
scheen het, alsof zijn krachten verdubbeld
werdenhij schilderde, zooals hij nog nooit
te voren gedaan had. Archy kwam iederen
avond, niet om te praten, doch om rustig
bij Cola te zitten, als deze schiHerde en hem
nu en dan aan te moedigen. Archv was in de
wolken over de schilderij, van dag lot dag
werd zij mooier.
De eerste Maandag in April kwam en Cola
had nog slechts vier-en-twin tig uur den tijd,
toen maar twaalf meer! Seppi stond bij het
onaangeroerde middagmaal, zijn schitteren
de. donkere oogen vulden zich onophoude
lijk met tranen. Hij durfde zelfs niet te spre
ken tegen zijn jongen meester, die met een
verwilderden blik nog steeds zat te schilde
ren.
De klok sloeg zes, toen Cola met bevend*
hand de laatste streek aan zijn schilderij deed
en ou een stoel neerzonk
„Zoo zal Hel wel gaan, denk ik; ik zal er
in ieder geval geen oneer mee inkggen."
„Neen, zeker niet, beste ColaHet is een
prachtig schilderij", zei Archy, die Juist bin
nen was gekomen. „Maar ga nu wat eten
„Nee. nee, ik kan niet eten. We zouden
dan misschien net te laat komen en de Aca
demie reeds geslopen vinden. Seppi! Laten
we onmiddellijk in rijtuig er heen gaan."
Archy zag, dat tegenstand Cola nog meer
zou opwinden en stapte daarom met hem in
eer. rijtuig. Den geheelen weg sprak Cola
geen rnkcl woord hij zat doodstil met zijn
schilderij in zijn armen. Archy bood aan het
voor lrm vast te houden. Doch hij wees
dit met een lichte hoofdbeweging van de
hand. Eindelijk stond Cola zijn schat af <n
keek daarbij als een moeder, die afscheid
van haar kind neemt. Toen viel hij bewus
teloos in de armen van zijn vriend.
Dien nacht had Cola Monti ijlende koort
sen.
(Slot volgt).
chend «tonden re bij het einde van de gang
te hijgen en te proesten.
„Totie, Totie Trésep!" *t Klonk als een be
vel en ademloos stonden de verschrikte meis
jes te wadhten op de directrice, die geroe
pen had. Met ritselende rokken en driftigen
loop (kwam ze aan; stren* kijkende en zoe
kende, totdat ze vlak voor Totie staan bleef.
„Totie Trésep, hoe kun je je zoo opwinden,
je weet, hoe vatlbaar je bent; voel nu die
kleur eens, en moet je nu zoo in de buiten
lucht? Dan geeft het ook niet veel, of je va
der je al iederen dag met het rijtuig naar
school zendt en je zooveel mogelijk spaart,
je 's middags thuis houdt en laat rusten. Ga
nu maar een oogenblik in de spreekkamer
zitten, dan kan je daar wat uitblazen en
daarna naar huis gaan."
Totie keek 'bedrukt; dat eeuwige oppassen
ook altijd, je kon nooit eens mee doen met
de anderen.
Tof ie»
De bel had geluid, en met veel lawaai wa
ren ze naar binnen gekomen. Stoeiend en
gooiend met (boekentasschen. 'n Rumoer en
een kabaal voor zes.
Maar toen de onderwijzeres het lokaal in
kwam, bedaarde het leven wat, nadat zij de
leerlingen tot de orde geroepen had. Net en
Lies giebelden nog zoo even tegen elkaar.
Cor bond -haar haarlint, dat er met het stoeien
afgevallen was, om haar vlecht. Anderen
zochten haar boeken al vast bij elkaar en de
les zou beginnen. Aardrijkskunde hadden ze.
Een .groote landkaart hing op het bord.
Totie zat er met groote oogen op te turen.
Bang voor de beurt, die zij straks krijgen
zou, en wetende, dat ze haar les niet al te
best kende.
Maar alvorens de juffrouw haar vragen
stelde, ging de deur open en trad de direc
trice het lokaal binnen. Beleefd stonden de
meisjes allen even op, om daarna zoo ge-
rulschloos mogelijk weer plaats te nemen.
Doodelijke stilte was er nu ineens in de klas.
„Wat zal er nu gebeuren?" fluisterde Lies
Jet in het oor.
„Weet ik het!"
„Sst, sst!" Monk het gebiedend van de di
rectrices lippen.
.^Meisjes!" zoo verhief ze haar stem, „de
volgende week zal de dans-cursus weer be
ginnen; vragen jullie dus thuis of je er aan
deel mag nemen en breng me vóór a s. Vrij
dag het antwoord. Je weet, de les is iederen
Woensdagmiddag van half vier tot vijf uur."
Even sprak de directrice nog met de leera-
res en vertrok toen uit de klas. Nauwelijks
had zij de deur achter zich toe getrokken,
of de storm brak opnieuw los.
„O juffrouw, de volgende week weer dans
les, heerlijk gewoon."
,,/Hiè juffrouw, u moet oolc eens komen kij
ken. het is altijd zóó leuk!"
„Bep, jij komt todh ook?"
Nou, we hadden eigenlijk nu al wel het
antwoord kunnen geven, wij weten allemaal
wel, dat we mogen, wat zeg jij Toob?"
„De meeslen wel, denk ik." Het klonk zóó
•bedenkelijk uit Totie's mond, dat Bep dade
lijk vroeg: „wie denk je, dat dan niet mag?"
Totie lachte even en zei toen, om er maar
over heen te praten: „no-u wie niet mogen".
„Bah, (hoe flauwI" riep Lous hard door de
klas.
,/Niuv meisjes, bepraat diat alles na school
tijd maar, nu opgelet. Totie, vertel jij me
eens hoe je op de kortst mogelijke manier
van Baarn naar Den Haag kunt gaan en met
welke lijn?"
Totie bedacht zich, maar voor ze nog met
haar antwoord klaar was, slak Lous baar
vinger omhoog en riep: „mot de auto".
Algemeen gelach
„Nee, nee, nu opgelet, meisjes! Lous, als
je je niet kalm kunt houden, moet je maar
nablliven om vier uur."
„Hè juffrouw was u vroeger dan
nooit eens opgewonden, als er wat leuks in
(hef vooruitzicht was?" sprak Lous op een
tgrappige manier de juffrouw tegen.
„In elk geval, nu is het uit!" en de Juf
frouw zette daarbij zoo'n streng gezicht, dat
d« les nu niet eraist begon.
Wat waren ze blij, toen eindelijk de bel
weer luidde, als teoken van: „naar huis
gaan". Weer vroolijk en blij en uitgelaten
liepen se die klas uit Lous en Bep deden als
voorproef de pas des p&tlneurs in de gang.
Totie, aangestoken door do geestdrift van de
anderen, walste er dapper op los met Liea,
i die het heelemaal niet kon. Gierend en fe*
Aan de koffietafel vertelde Totie opge
wonden over de naderende dansles.
„Moes, het is Woensdag al!"
„Ja maar, kindj-elicf, mank je nu geen illu
sies, je weet toch wel dat je er nu niet heen
kan gaan, nu je zoo hoest telkens."
„O. maar dat zal wol over gaan, heusch,
ik zal Woensdag wel beter zijn."
„Nu, zoodra vader thuis komt, zullen we
het hem vragen; eet nu maar gauw je bo
terham op en ga dan rusten."
Maar toen vader thuis kwam en er over
de dansles werd gesproken, zette hi| een be
denkelijk gezicht: „Nee. vrouwtje, daar zul
len we nog eens 'n nachtje over slapen; dót
kan ik je zoo in eens niet zeggen."
„Kom, vadertje, dansen is gezond en het
is mijn lust en mijn leven."
„Ja. ja alles goed en wel„ maar gezond
heid boven alles."
„Nou maar dansen is toch ook gezond."
„Kom,, kom, malligheid, nis je 's middags
niet naar school kan gaan omdat je te moe
hent cn rusten moet, kan je natuurlijk niet
gaan dansen, dat begrijp je nu toch ook wel;
maar zooals ik zeg: wc zullen er nog eens
over denken."
Totie liep langzaam de trap op en dacht
aldoor maar aan die dansles. De broertjes
van Bep zouden ook wel komen en die
groote broer van Lous, die kon zoo heerlijk
walsen. Het zou toch heusch zonde zijn, als
ze niet gaan mocht. Dat lamme hoesten ook
altijd. Hoe was ze er ook weer aan gekomen?
O ia, van den zomer lmd ze kou gevat en
het ging maar niet over. Vad'er had haar
nog naar Noordwijk gestuurd, omdat de zee
lucht haar misschien goed zou doen, maar
dat was toen niet veel geweest, en al was
het zoo heel erg nu niet. deze koude dagen
en mist waren er niet goed voor en vader,
die dokter was, had haar maar liever thuis
gehouden. Doch Totie had zóó gevraagd, of
ze dan alleen toch nog 's morgens naar school
mocht gaan, zoo-dat vader dat nog had toe
gestaan. Het was ook zoo vervelend om zoo
achter te komen met de lessen.
En nu lag ze buiten op hel plat in het zon
netje op een lange rieten stoel. En onwille
keurig dacht ze aan de school. Wat voor les
sen hadden ze nu? O, ja, „Fransch" en dan
„zingen". Nu, dat laatste kon haar niet veel
schelen; ze hield niet van zingen, maar dat
Fransch vond ze toch wel jammer. Ze waren
er -pas aan begonnen en ze vond het zoo
heerlijk! Op zoo'n prebtigen manier leerden
ze het: net zooals je alles ook deed, bijvoor
beeld zóó: je stond van je bank op, liep de
klas door naar de deur je strekte je hand
uit naar den knop, draaide den knop om,
deed de deur open, en stapte over den drem
pel de gang in, de gang door, de trap op, en
zoo voorts. En terwijl je dari alles zoo deedt,
moest je het in het Fransch opnoemen. Ze
vonden het allemaal heerlijk, die Fransche
lessen. Totie lag er nog eens goed over na te
denken, en zij was er zóó in verdiept, dat
ze niet eens bemerkte, dat iemand de kamer
inkwam, bloemen ln een vaas zette en er
daarna mee naar het plat kwam.
„Totie, deze bloemen zijn van Truusje de
Veer, en beterschap met het hoesten."
„Van Truusje? Wat aardig, bracht zij ze
zelf?"
„Neen, het dienstmeisje -bracht ze daarnet."
„Hè, zet ze maar dicht bij me, wat ruiken
die rozen nog lekker", en Totie rook er tel
kens aan. Rika, de meid, ging weer weg, en
Totie lag weer alleen. Ze dacht er over na,
hoe lief het toch was van Truusje. Hoe zou
zij op het idéé gekomen zijn? En wat kwa
men die bloemen juist on een goed oogenblik,
net nu zij zich zoo ontevreden gevoelde!
Daar kwam moeder binnen.
„Nou, nou, die Truusje de Veer heeft jou
maar verwend, wat een zeldzaam mooie ro
zen nog in dezen laten tijd, kind1, kind, wat
wordt je bedorven!"
„Vreeselijk lief van Truusje, hè? Ik dacht,
dat zij ze zelf gebracht had; ze rijdt 's mid
dags immers altijd *n poosje om?"
„Ja, meestal wel, maar ze is niet zoo goed
den laatsten tijd."
„Todh naar, hè moeder, als je nooit loopen
mag."
„Ja Toos, dat is nog erger dan hoesten."
„Ja", klonk het een beetje benauwd, maar
even daarna: „Moeder, mag ik straks even
naar Truus gaan, ik zou haar graag zelf gaan
bedanken, en het ls nog mooi, zacht weer
van middag."
„Ja, over een half uur mag je gaan, maar
denk er aan, je mantel om hoor, al woont
ze hier zoo dicht bij!"
„Ja moes, hè, heerlijk, dat ik nog even gaan
mag."
„En om vier uur thuis hoor, want dan be
gint het al te misten, Toos," en mevrouw
Trésep verbet die kamer.
Om drie uur st-apte Totie naar Truus toe.
-De meM deed' open en zei haar, dat Truusje
in de serre lag.
V-roolijk ging nu Totie daar heen. Ze vond
haar vriendinnetje uitgestrekt liggen op een
gematekeflijke sofa, met een plaid over -haar
beentjes. Met een opgeruimd gezicht keek ze
op, toen ze Totie bin Den zag stappen.
„Wat, mag je toah uit?"
„Ja, ik mocht .even bij je komen, maar om
vier our moet ik thuis zijn."
„Hè, kom dan gauw gezellig btj me zitten
en vertel me alles van school, ik ben er nu
zoo'n tijd niet geweest," en ze wees: op baar
beentje*. „Ze willen niet mee, Toos!"
«Nou, Idat cal wel gauw weer bete*, ycr*
den, «prak Toos er over heen. Zo vond he*
altlfd zoo naar, dat haar vriendinnetje zoo
zwak was en «oma weken achtereen niet op
school kon komen en erge pijn had.
Ze moest ook altijd in een wagentje gere
den worden, want loopen kon ze nooit. Op
sohool werd ze altijd in de -bank getild; en ze
kon «rooit meedoen met spelletjes in den tuin
en het speelkwartier. Zc hoorde altijd bij de
toeschouwers, dus bij de onderwijzeressen,
want alle kinderen speelden mee.
,/Kijk, Totie, vader heeft gisteren dit hond
je voor mij meegebracht uit Amsterdam;
vindt je het geen schat? Hij kent zulke aar
dige kunstjes; ik zal moeder straks vragen,
of ze wat brood wil geven, dan kun je F-idel
zien opzitten; dat idoet hij toch zoo leuk."
Totie dacht: wat naar is het, als je alles
vragen moet en het niet eens zelf gauw krij
gen kunt. Manr zc vergat het weer spoedig,
want Truus keek zoo tevreden, net of ze het
niet voelde.
Even daarna vertelde ze van de poppen,
die een Tante aangekleed had.
„O, Toos, en jc moet die jurken eens rien,
de één is al mooier dan de ander. Wil je even
bellen, dan zal Moeder wel zoo meteen ko
men. Met idriemaal bellen komt Moeder al
tijd. Totie stond op, belde driemaal en even
daarna kKvam Truusjè's Moeder binnen.
„Zeker om dc poppen, Trukie, ik heb ze al
van boven meegenomen. Antje vertelde me,
dial Toos er was. Hier zijn ze. Wel To. wat
zeg je er wel van, zijn ze niet mooi?" en
mevrouw gaf ieder meisje een pop in de ar
men. Ik zal even het koffertje halen, en dan
zul Ie eens wat zien, hè Truuk?"
„Nou
En toen dc koffer openging, slaakte Totie
een kreet van verrassing. Lichte blauwe jnr-
ken, en rose en witte, en alles even mooi en
elegant.
„Kiik, Toos en ze kunnen ook tiweo jongens
zijn. Zie je wel, hier rijm twee matrozenpak
jes, met mutsjes er bij. Leuk hè? en di't zijn
de Jurken voor als ze naar het bal gaan;
voel je wel, heelemaal van zij, schattig, vindt
ie niet?"
„O. prachtig, en deze rch-oentjes, wat snoe
zig zijn die; en daar rtfog een paar? en daar
weer een paar?"
„Ja, natuurlijk, deze zwarte zijn voor
daags, de witte voor als ze naar het -bal gaan
en deze -goudlceren schoentjes voor op de
dansles."
„Van dansles gesproken", viel mevrouw de
Veer in de rede: „ga je er ook weer heen
van liet jaar, Totie?"
Totie kreeg een kleur en langzaam zed ze:
„Ja ik weet t niet, misschien; ik
zou wel erg graag gaan, ik hou er zoovéél
van, maar, nu Ik zoo hoest, vindt vader het
beter van (niet, (maar Ik hoop maar, dat ik
nog gaan ma-g, het is zoo dol om te dansen
en alle meisjes op school gaan."
„Niet allemaal", merkte mevrouw op en
ze iknikte Truusje eens toe, wat zeg jij
Truuk?"
„iNee, niet allemaal ik ben er al drie
jaar niet -geweest, -maar och, als hel nu niet
kan, kan het ndet", cn ze streelde zacht haaT
nieuwe hondje, „wat zeg jij, Fidel, dan maar
niet"
Totie was verrast. Hoe was het mogelijk,
dat Truus er zóó over dacht. Truus, die
nooit meer zou kunnen dansen, nooit,
want ze bad verlamde (beentjes. En wat
moest ze al niet veel missen! Nooit dansen,
neen maar nooit loopen, dat was nog veel
erger. Noodt je aelf met iets ook maar tc
kunnen helpen, alles moeten vragen. Alles,
alios.
Vreeseiljk todh! En boe lief was rij er
der. Onwillekeurig keek ze naar Truus opf
wat blij zag zij er uit- Zou ze het roo na ai*
niet vinden? Ja, döt rou het zijn, want
wist immers niet goed w t ze miste. Zo
had nl zoo lang zoo gelegen roet die kt
beentjes. Ze was er stellig nnn gewoon go-
raakt. En in de vaste overtuiging dat hof
voor Truusje niet zoo naar was als voor haatf
zei ze ineens: „Ja, voor mij is het veel naar»
der om nlel te gaan, want ik ben op sohool
e»n hoor er aMoor over spreken; jij bent
nriel op school, wat merk je er nu van?"
O, had ze het maar niet gezegd, want wn<
gebeurde er? Truus, die zooeven zoo ver
rukt gekeken had cn zoo blij scheen, viel
achterover in de zachte kussens en bedekte
haar gezichtje met befde handjes en snikte
„O moesje, moesje, voor mij is het toch veel
erger, want ik stn o v e r a 1 buiten, lk kan
nnoit met iets meedoen en Totie mag alleeq
dit jaar niet mee dansen, maar ik nooit!
Hoe kan «e zoo iets zeggen I"
Wat had Totie gedaan I
Nu Ineens voedde ze het duidelijk. Trun»
was oneindig veel ongelukkiger, want al bad
ze prachtig speelgoed eu een aardig hondje,
wat gaf dat alles, als je nooit -meer loopen
kcvnf IIoc wreed was ze geweest om dat zoo
te zeggen; wat speet bet haar. Iloe zou zo
dat aan Truusje zeggen? Hulpeloos keek ze
nanr Truusjes's inoeder, alsof ze zeggen wou:
„helpt u me todlil"
En ziooals alleen een moeder dat kan, nam
mevixrow Trésep de beide meisjes bij do
hand en zei op zoo'n vriendelijken toonx
„Kijk eens hier, kinderen, het is voor jullie
beiden naar, dat je niet -gaan kunt. maar
dat Idgt niet aan ons om daar over te oor-
dcclcn. Onze plicht is om het lecdl dat ons
is opgelegd, zoo gord mogelijk te dragen.
Als Truusje -nu eenmaal moet liggen, welnu,
wat helpt het, of je er al over klaagt; het ls
naar genoeg, zoowel voor haar nis voor haar
vader en mij, maar nu is het het beste om
er zoo -tevreden mo^eliik onder te zijn. En
hoe meer je die tevredenheid zoekt, hoe
meer jo haar steeds zult vinden. Draagt het
leed met opgeruimdheid en je zult er je bet
best bij berin den, en dan zijn er nog genoeg
dingen in je leven, die je prettig zult vinden.
Maar maakt elkaar niet ongelukkig door bet
steeds te zeggen en te denken, dat het voor
je zelf het ergste is. En nu meisjes, speel nu
nog wat samen. Kom Truus, laat Fi'del de
nieuwe kunstjes eens vertonnen, hier heb
Je brood en roggebrood. Toos, nu moei je
eens zien, boe leuk hij dat doet," en mevrouw
verliet Idc kamer, wel wetende dat dit het
beste was.
Toos strekte haar hand naar Truus uit en
fluisterde zacht: „Truuske, vergeef me, wat
Ik daar straks tegen jc zei. maar ik weet nu.
dat ik een voorbeeld aan je nemen zal, want
jij bent altijd zoo lief en vroolijk. terwijl ik
dadelijk boos ben ate me Iets wordt gewei
gerd; maar ik zal er nu beter voor zorgen.
Ik «a-1 meer aan jon denken, Truusje, ver
geef je het van straks?"
En Trams sloeg haar armpjes om hn
vriendinnetje heen en fluisterde haar iets -
Zo hadden echter geen van belden meer
zin om te spelen, en na een hartelijk ofsehedd
ging Totie naar -huls.
En zoowel thuis als op schooi hield clj
zich flink. Niemand begreep, waar Totie die
kalmé gelatenheid op eens van daan haalde,
maar Totie zelf ja Totie zelf had het best
'begrepen en ze streefde er naar te worden
zooals Trunsje, die altiid zoo tevreden was.
GO. VAN HEEMSKERCK—OÜKER,
Om «e kleuren.
Van alle» wat.
In een vol glas geldstukken werpen,
zonder dat heft overloopt.
Neem een wijnglas, doch zorg ervoor, dat
het goed omgedroogd is. Zet het nu zoo, dat
het goed recht staat en giet het zóó vol met
water, dat het bijna overloopt. Nu kunt gij
er nog verscheiden geldstukken inwerpen»
zonder dat or één druppel overloopt. Kies
daartoe dunne geldstukjes, b.v. dubbeltjes, zet
ze dicht tegen den rand van het glas en laat
ze er op die wijze langzaam inglijden. Het
water zal een kleine hoogte in het raidden
van het glas vormen, maar niet overloopen.
Het Standbeeld.
Dit te een aardig spelletje voor meisjes.
Eén hunner gait op een stoel staan, en elk
van hot gezelschap beveelt haar een bizon-
dere houding aan te nemen, of de een of an
dere beweging met handen of voeten te ma
ken De oene beveelt haar de oogen hemel
waarts te riabten, een ander om het hoofd
buigen, een derde om de houding van B'sna
op de Jacht aan te nemen, enz. Het
beeld moet aan al die bevelen gehoorzamere
totdat eindelijk een medelijdende vriei-^1
haar toeroept t „ik beveel u, om op den grstod
te springen"
Om bij een worp met drie dobbel*
steenen het getal van eiken
steen te raden.
Laat de oogen van den eersten dobbélr»
steen dubbel nemen, vijf daarbij toBen en did
som met vijf vermenigvuldigen. Laat e*.
daarop het getal oogen van den tweeden
steen bijvoegen, die som met tien vermeng
vuldigen en eindelijk het getal oogen van derf
derden steen erbij tellen. Laat je dan hei
geheete bedrag der hierdoor verkregen «onf
opgeven, trek er 250 af en in het overblijvend!
verschil zult ge do cijfers der drtt $teen£S(
voor Je hebben.