Dinsdag 29 April 1913.
BUITENLAND.
FEUILLETON.
Het Eeuwige Leven.
N° 291
ABONNEMENTSPRIJS:
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - O.IO.
-Afzonderlijke nummers Ö.05»
Deze Courant versohijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiën gelieve men liefst vóór 11 uur, familie-
advertenties en berichten vóór 2 uur in te zenden.
Dienstaanbiedingen 25 cents bjj vooruitbetaling.
Grooto lottors naar plaatsruimte.
Voor linndol on bedrijf bostaan zoor voordoolige bepalingen
tot het herhaald advortooron in dit Blad, bij abonnoment.
Eene oirculairo, bevattende do voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
Kennisgevingen.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort ma
ken bekend, dat het bureau van den Burgerlijken
Stand op Hemelvaartsdag voor het publiek
geopend zal zjjn des voormiddags van 8A tot 9 uur,
uitsluitend tot het doen van aangUtea van geboorto
of overlijden.
De hiervoor noodige aanvrage moet geschieden aan
bel gemeentehuis, mondeling of schriitclijk, uiterlijk
tusschen 8 en 8j ure des v.s van dien dag.
Amersfoort, den 28. April 1913.
Burgemeester cn Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
J. B. JVERKMAN., v KANDWIJCK.
Sïet Gouden Feest der Wet
op het Middelbaar
Ouderwijs.
De Vereeniging van Leeraren bij het Mid-
dclbaar Onderwijls, die bijna alle bij dit on
derwijs werkzame leeraren omvat, zal den
3en Mei a.s. op feestelijke wijze het vijfjarig
bestaan van de wet op het middelbaar on
derwijs herdenken.
De herdenking zal plaats hebben in den
vorm van een buitengewone algemeene ver
gadering, op genoemden datum des namid
dags te 2i uur in het gebouw; Diligentia in
Den Ilaag le houden. De voornaamste pun
ten der agenda dezer vergadering zullen
worden gevormd door de redevoeringen van
twee „outsiders" van het middelbaar onder
wijs, n.l. de heeren prof. dr. H. Burger, te
Amsterdam, cn dr. D. Bos, lid van de Tweede
Kamer der Stalen-Generaal. Niet alleen door
deze beide redevoeringen, doch ook door de
aanwezigheid van tal van autoriteiten op on
derwijsgebied en van mannen, die op weten
schappelijk gebied vooraan staan, belooft
deze vergadering zeer belangrijk te worden.
Het zij mij vergund hier ter plaatse cenige
woorden te wijden aan de belangrijke ge
beurtenis, die voor de bovengenoemde ver-
eeniging de aanleiding tot deze "fëêsTëliJke
bijeenkomst is geweest.
De wet op het middelbaar onderwijs, ge
geven den 2en Mei 1363, is, het is een alge
meen bekend feit, het werk van minister J.
R. Thorbecke.
Een juiste, nauwkeurige definitie van wat
onder middelbaar onderwijs dient te worden
verstaan, geeft de wet nieter wordt in uit
gedrukt, dat het omvat het onderwijs in de
vakken, die gegeven worden aan de burger
scholen, de hoogere burgerscholen, de land
bouwscholen en de polytechnische school.
Van deze verschillende scholen wil ik in
het onderstaande alleen de hoogere burger
scholen iets uitvoeriger bespreken. De be
stemming, door den vader der wet oorspron
kelijk aan de hoogere burgerscholen gegeven,
heeft hij neergelegd in de volgende bewoor
dingen: het middelbaar onderwijs omvat de
vorming van die talrijke burgerij, welke, het
Jager onderwijs te boven, naar algemeene
kennis, beschaving en voorbereiding voor de
onderscheidene bedrijven der nijvere maat
schappij" tracht"; waaraan nog wordt toege
voegd dat het „de nijvere maatschappij"
niet enkel in hare richting op landbouw, fa-
brieksvlijt of handel, maar in den meest uit-
gebreiden zin genomen, daarbij blijkbaar ora
kennis der tegenwoordige wereld en om toe
passing op economische en technische dien
sten te doen is.
De geschiedenis der hoogere burgerscholen
leert, dat deze scholen niet alleen hebben vol
daan aan datgene, wat Thorbecke zich daar
van had voorgesteld, doch dat zij bovendien
geschikte opleidingsscholen bleken te zijn in
vele gevallen, waai- dit door hem niet bedoeld
en evenmin vermoed werd. Ik herinner
daartoe aan hel feit, dat krachtens de wet
van 26 December 1878 de voorbereiding van
hen, die voor arts of apotheker willen siu-
deeren o.a. aan de hoogere burgerscholen
kan geschieden. In deze wet van 1868 werden
meerdere mogelijkheden aangegeven om zich
voor de bedoelde studiën voor te bereiden;
deze zijn echter in den loop der tijden alle
vervallen; alleen de voorbereiding door de
hoogere burgerscholen is behouden gebleven.
Dat dit oorspronkelijk door Thorbecke in 't
geheel niet werd bedoeld, blijkc uil de na
volgende aanhaling uit de memorie van toe
lichting der wet, waarin wordt gezegd: „Gaat
men dus het onderwerp in zijnen aard, de
sloffe en de bestemming Van het onderwijs
na, dan zal opnieuw blijken, dat daarvoor
bijzondere instellingen, anders ingerigt en
van een andere strekking dan die welke naar
de universiteiten voert, worden vereischt",
alsmede uit de volgende„Voor hen die de
militaire geneeskundige school wenschen le
bezoeken, zal een goed ingerigt gymnasium
dc meest geschikte gelegenheid lot voorberei
ding zijn, evenzeer als voor hen, die hunne
geneeskundige studiën aan een hoogeschool
of aan cén klinische school willen volbren
gen."
Om nog één voorbeeld te noemen zij er op
gewezen, dat sedert eenige jaren het eind
diploma der hoogere burgerschool aan zijn
bezitter den weg -naar de Koninklijke oVIili-
taire Academie en naar het Instituut voor da
Marine opent. -
Het aantal artsen en apothekers, die langs
de hoogere burgerschool de universiteit zijn
binnengeg£*ufi, Is ICgtO. Hunne pTacstalies tij
dens hun verblijf aan de Academie hebben
gemiddeld nooit achtergestaan bij die van
hen, die een anderen opleidingsweg hebben
gevolgdde hoogste, voor deze takken van
wetenschap te bereiken, ambten zijn door
meerderen hunner bereikt, en toch blijft
hunne opleiding aan de hoogere burgerschool
hun gedurende hun ganschen studietijd als
een Kaln's-teeken op het voorhoofd geschre
ven. Zij worden aan de universiteit geduld,
maar in geenen deele als gelijkgerechtigd be
schouwd met diegenen, die langs anderen weg
den tempel der wetenschap zijn binnenge
treden. De oud-hoogere burgerscholier mag
geen academische examens doen, hij doet
staats-cxamensen wat veel ergerlijker is,
de universiteit keurt hem den doctors-titel
niet waardig. Hij moge de bekwaamste en
knapste medicus ter wereld zijn, het behalen
van den doctors-bul is voor hem niet wegge
legd. Wil hij zich deze verwerven, dan dient
hij zich in den vreemde te verschaffen dat
gene, wat zijn eigen vaderland hem, trots al
zijn bekwaamheid en al zijn kundigheden,
niet geven wil.
Reeds van hunne oprichting af hebben de
hoogere "burgerscholen een voortdurende
S3inpathie gevonden hij een groot deel van
hel Nederlandsche volk; het is een niet te
weerleggen feit, dat het middelbaar onderwijs
voor ons volksbestaan in den loop der tijden
bijna even onmisbaar is geworden als het
lager onderwijs. Hiervoor mogen o.a. enkele
cijfers en feiten als bewijs dienen: Er be
staan thans in ons land 49 hoogere burger
scholen nn-t vijfjarigen en 26 met driejarigen
cursus, allen door Rijk of Gemeente opge
richt cn in stand gehouden. Het totaal aan
tal leerlingen der eerstgenoemde scholen be
draagt meer dan 9000, dat der in de tweede
plaats genoemde ruim 3500.
Het aantal jongelieden, dal het eindexamen
der hoogere burgerscholen met vijfjarigen
cursus aflegde, bedroeg in het jaar 1910 het
getal 1317, een cijfer nog in geen enkel jaar
vóór dien bereikt. Opmerkelijk is het, dat
het aantal candidaleri voor het eindexamen
met den loop der jaren van af de oprichting
der hoogere burgerscholen regelmatig toe
neemt,
Na verwerving van het eind-diploma staan
voor de oud-hoogcre burgerscholieren de
meest verschillende wegen open, o.a. de Tech
nische Hoogeschool, de Universiteit voor
arts, apotheker en tandarts, de hoogere land
en tuinbouwschool, de Koninklijke Militaire
Academie en het Instituut voor Marine, amb
tenaars-betrekkingen, het notariaat, handel
en nijverheid, de veeartsenijschool, voor ad-
spirant-landmeter, voor hoogere Indische be
stuursambtenaren, enz. enz.
Uit deze cijfers en feiten moge blijken, dat
hel onderwijs, aan de hoogere burgerscholen
gegeven, door tal van Nederlandsche ouders
voor hunne kinderen wordt verlangd en dat
dit onderwijs voor zijne leerlingen den weg
naar velerlei ambten en beroepen opent.
Als men dit alles bedenkt, dan zal het zeker
bevreemding wekken, wanneer men daar
mede vergelijkt het resultaat, waartoe de
Staatscommissie tot reorganisatie van het
onderwijs, ingesteld bij Koninklijk besluit
van 21 Maart 1903, no. 49, blijkens het door
haar in 1910 uitgebrachte rapport, gekomen
is. In dit rapport wordt o.a. beweerd: „Het
tegenwoordige middelbaar onderwijs kan dus
slechts in zeer beperkten zin algemeen ont
wikkelend worden genoemVlhet is evenzeer
vak-onderwijs, wel niet voor één enkel vak,
maar dan toch voor een groep van vakken".
Hoe groot deze groep van vakken is moge
blijken uit het boven opgesomde lijstje I
Algemeene ontwikkeling is een vage term
en wordt heel vaak als een dik woord en als
een dooddoener gebruikt; doch ik zie onze
artsen, officieren, notarissen en zoovele an
deren toch wel vreemd opkijken, wanneer
hun toegevoegd wordt, dat ze' óf niet alge
meen ontwikkeld óf dit slechts in zeer be
perkten zin zijn, zoo ze hunne voor-oplei
ding „maar" aan een hoogere burgerschool
hebben genoten.
De bedoelde Staatscommissie is tot de con
clusie gekomen, dat de hoogere burgerschool
dient te verdwijnen, om plaats te maken voor
het lyceum; een inrichting, die o.a. van de
hoogere burgerschool daardoor zal verschil
len, dat al hare leerlingen een cursus van
minstens twee jaren in de Latijnsche taal die
nen te volgen.
Het is hier niet de plaats om verder op de
plannen der Staatscommissie in te gaan; ver
meld dient alleen te worden, dat in de krin
gen van de leeraren bij het middelbaar on
derwijs deze plannen hoegenaamd geen weer
klank hebben gevonden.
Het zou een stap achteruit zijn in de ont
wikkeling van ons onderwijs, zoo ooit de
ideeën der Staatscommissie te dezer zake tot
wel mochten worden.
Moge daarvoor ons Nederlandsche volk be
waard worden, en moge het de hoogere bur
gerscholen gegeven zijn nog lange jaren het
hare bij te dragen tot de ontwikkeling, den
bloei en den voorspoed van ons vaderland.
Waar er hier in deze gemeente sedert 1871
een hoogere burgerschool met vijfjarigen cur
sus bestaat, die zich mag beroemen op een
groot aantal oud-leerlingen, thans op de
meest verschillende wijzen in dc maatschap
pij nul tig werkzaam, daar kwam het mij ge-
wenscht voor om ook in de hier ter plaatse
verschijnende bladen de aandacht der lezers
op het Gouden Feest der Wet op het Middel
baar Onderwijs le vestigen.
Dr. P. G. TIDDENS.
Politiek Overzicht
Het raadsel van Skutari.
Zonderlinge berichten zijn er gekomen
over Skutari. De verhalen, die uit Cettinje
zijn verspreid over een nachtelijken aanval,
waarin eenige duizenden belegeraars en be
legerden in een gevecht van man tegen man
het leven hebben gelalen, worden naar het
rijk van dc fabelen verwezen. Zij zijn uitge
broed met de bedoeling de wereld te mislei
den. In werkelijkheid heeft niet wapenge
weld maar list Skutari in handen van de
Montenegrijnen gebracht. Bijna zou die list
nog zijn mislukt, toen Essad Pacha, die door
de belegeraars geheel onkundig was gelaten
van wat er in de buitenwereld omging, van
den door hem als parlementair gezonden
officier vernam, dat de Serven niet meer mee
deden aan het beleg. Maar hij trok van die
wetenschap partij ora zijne voorwaarden
voor de overgave van de vesting in zijn voor
deel te veranderen, en Koning Nikita, die tot
geen prijs zich de gunstige gelegenheid wilde
laten -ontgaan om Skutari in zijne macht le
krijgen, haastte zich om toe tc staan wat
werd verlangd. Zoo heeft Essad Pacha aan
het einde van het beleg van Skutari do stad
verlaten aan het hoofd van een slagvaardig
leger, met geweren en kanonnen uitgerust en
voorzien van de voor do bediening der wa
penen benoodigde munitie. Van zulle eene ca
pitulatie zal men niet gemakkelijk een twee
de voorbeeld vinden.
inlusschen, het zij dan door geweld of door
hst geschied, het feit is, dat Skutari in han
den van de Montenegrijnen is cn dat zij zich
niet gezind toonen het weer prijs te geven.
Dat is in strijd met het besluit van de mo
gendheden, die zijn overeengekomen, dat
Skutari Albaneesch moet worden, en 't er over
eens zijn, dat de overgave van Skutari aan
de Montenegrijnen geen verandering kan
brengen in hun besluit over het lot van dc
stad. De vraag is echter nu, hoe men ge
daan zal krijgen, dat dit besluit wordt nar
gekomen i door minnelijke overreding, door
aanwending van geweld of door schadeloos^
stelling van Montenegro. Staatssecretaris von
Jagow, het hoofd van het Duitsche departe
ment van buitenlandschc zaken, heeft ver
leden Zaterdag in den rijksdag verklaard, dal
Skutari niet Montenegrijnsch mag blijven. Ilij
beeft gezegd, dat Koning Nikita zal worden
uitgenoodigd dc stad te ontruimen; maar hij
heeft zich niet kunnen uitlaten over de maat
regelen, die Europa zal nemen als daaraan
geen gevoig wordt gegeven, en over de vraag
hoe lang de mogendheden geduld zullen oefe
nen hij heeft alleen gezegd, dat daarover zal
zijn te beraadslagen.
Sedert is een gezamenlijke stap van da
mogendheden in Cettinje geschied. Die is be
antwoord door Montenegro met de opmer
king, dat dc drukte van het Paaschfecst
vooralsnog bclétle er aandacht aan tc ge
ven. Dat bescheid is natuurlijk niet anders op
te vatten dan als een uitvlucht. Wat zullen da
mogendheden nu doen? In Wecnen slaat
men een zeer krachtigen toon aan met het
doel om de overige mogendheden tot spoedig
handelen le bewegen.
Wat zal er nu verder gebeuren? Geven de
onthullingen, die zijn gedaan over de omstan
digheden waaronder dc overgave van Skutari
is geschied, misschien den draad aan, waar
langs de oplossing van dit raadsel is tc zoe-
Iten? Er zijn aan den Balkon zoovele verras
sende dingen gebeurd, dat die gedachte niet
zonder meer kan worden afgewezen en dal al
thans de vraag aandacht verdient of bij do
onderhandelingen over de overgave van Sku
tari ook de wensch om voor Albanië eene op
lossing te vinden, eene rol heeft gespeeld. Gis
teren hebben wij als gerucht vermeld, dat
Essad Pacha, de verdediger van Skutari, op
het punt staat zich tot vorst van Albanië te
laten uitroepen. Dit gerucht heeft bevestiging
gevonden in het gisterenavond opgenomcü
bericht van de Daily Mail uit Belgrado, dat
Essad Pacha met zijne uit Skutari afkomstige
troepen Tirana nadert, waar hij zich, volgens
een in Skutari uitgebroed plan, zal laten uit
roepen tot Koning van Albanië. Volgens dc
bijzonderheden, die de Daily Mail over dit
plan mededeelt, zou een der ondcrdeelen daar
van zijn, dat Montenegro tegemoet komt aan
het verlangen der mogendheden, dat Skutari
Albaneesch zal worden; eene gewijzigde grens
regeling zou Montenegro voor dit offer com»
penseeren. De Vossische Zlg. zegt van dit ge
rucht, dat hot veel waarschijnlijkheid vooï
zicli heeft; zij schrijft:
„Essad Pacha is zelf Albanees. Van geloof
is hij mohammedaan. Hij begeeft zich aan het
hoofd van zijne troepenmacht, waarvoor hi)
van de belegeraars vrijen aftocht heeft bedon
gen, naar zijne vaderstad Tirana, die ten
noordwesten van Elbassan ligt. Bij Tirana lig
gen de goederen van Essad Pacha. Hij is een
van de meest gegoede mannen van Albanië}
volgens Alhaneesche begrippen beschikt hij
over een aanzienlijk vermogen en inkomen.
Een Europecsche prins zou als vorst van Aiba»
nië op een onvergelijkelijk grooteren voet
moeten leven dan Essad Pacha, dio nauwelijks
zijne levensbehoeften zou behoeven te veran
deren. Hij is op dit oogenblik de eenige man
in Albanië, die over eene strijdmacht van be»
teekenis, die nog actief is, beschikt. En, wat
van veel gewicht is: hij kan'haar ook betalen.
In werkelijkheid Is Essad Pacha met zijne ge
weren en kanonnen tegenwoordig meester van
Overal waar een grootc geest zijn gedach
ten uitspreekt, daar rijst ook een kruisheu-
vel voor hem op.
Een Roman van Liefde,
47 DOOR
MARIE CORELLL
Ik deed geen moeite te antwoordden. De
Witte zeilen van de „Droom" kwamen steeds
nader over de gladde vlakte van het door de
zon beschenen water en toen het naderde
werd mijn hart warm van dankbaarheid. Het
leven had weer iets blijds! cfe wereld was
niet langer leeg! Het schip leek mij een
schoone gevleugelde geest, die tot mij kwam,
niet de stralende verzekerdheid van hoop en
troost en ik verloor alle vrees, alle droef
heid, alle voorgevoelens, toen het gaandeweg
£net een zwaai naast ons kwam, na den ge-
niakkelijken triomf, die op ons was behaald.
Onze'bemanning verzamelde zich om het wel
kom te heeten en juichte het krachtig toe.
Santoris, die op het dek stond, beantwoord-»
de de groeten, die hem werden gebracht en
Weldra lagen de schepen weer op hun vorige
ankerplaats. Toen de opwinding voorbij was,
Bing ik naar mijn kajuit om wat uit te rus-
Jen, voordat ik mij kleedde voor het diner
ton boord van de „Droom", waartoe wij allen
waren uitgenoodigd; terwijl ik op de sofa
lag le lezen klopte Catherine Ilarland aan
mijn deur en verzocht binnen te moffen ko
men. Ik liet haar dadelijk toe, met een onge
duldige beweging viel zij in een leuningstoel
neer.
„Al dit jachten verveelt mijl" zeide zij
knorrig. „Het amuseert mij niet!"
„Dat spijt mijl" antwoordde ik. „Indien
dat uw gevoelen is, waarom maakt gij er dan
niet dadelijk een einde aan?"
„O, het is een gril van vader!" antwoordde
zij. „En als hij eenmaal iets heeft bepaald is
er geen verwikken aan. Een ding ben ik
echter vast besloten en dat is..,," zij
zweeg en keek mij zonderling aan.
Ik beantwoordde haar blik vragend.
„En dat is
„Zoo ver mogelijk van dat vreeselijk jacht
„De Droom" en zijn eigenaar te gaan!" ant
woordde zij. „Die man is een duivel!"
Ilc lachte. Ik kon het niet helpen, dat ik
lachte. Het oordeel, dat zij had gevormd over
iemand, die zoo ver boven haar stond als
Santoris, vond ik meer belachelijk dan laak
baar. Ik hoor vaak het haastig en dwaas oor
deel van bekrompen en onverstandige perso
nen over mannen en vrouwen van hooge ont
wikkeling en groot, geestelijk vermogen; dat
zij dus niet verheven was boven de gewone
meerderheid, vermaakte mij eerder dan dat
het mij hinderde. Maar mijn lachen maakte
haar eensklaps boos.
„Waarom lacht gij?" woeg zij. „Gij ziet er
precies als een heidin uit in die kanten japon
in uw rustklced en met al uw haar los
om u heen! En uw lach is een heidensche
lachl"
Ik was zoo verbaasd over haar dwaze ma
nier van spreken, dat ik in het eerst geen
woorden kon vinden. Zij keek mij met een
harde uitdrukking ontstemd aan.
„Zoo komt het," vervolgde zij, „dat gij het
leven prettig vindt: Heidenen vonden het al
tijd zoo. Zij maakten pret in de zon en open
lucht en vonden allerhande verontschuldigin
gen voor hun eigen fouten, wanneer zij er
slechts genoegen door hadden. Dat is precies
uw aard. En zij lachten over ernstige zaken,
precies als gij
De spiegel toonde mij mijn eigen beeld en
ik zag dat ik nog glimlachte.
„Lach ik over ernstige dingen?" vroeg ik.
„Lieve juffrouw Harland, ik ben er mij niet
van bewust. Maar ik kan den heer Santoris
niet als een „duivel" beschouwen!"
„Hij is het toch!" Zij knikte nadenkend
met'het hoofd. „En al die dwaze meeningen,
die hij koestert en gij doet het zelfde
zijn duivelsch! Indien gij tot de katholieke
kerk behoordet, zou u niet worden toege
staan, dat gij er zulke slechte theorieën op
nahieldt."
„Gelukkig kan de katholieke kerk de ge
dachten niet controleeren!" antwoordde ik,
„zelfs niet de gedachten haper eigen kinde
ren! En sommige dogma's van de kerk van
Rome zijn godslasterlijker en barbaarscher
dan al het heidendom van de oude wereld.
Zeg mij, welke zijn mijn slechte denkbeel
den?"
„O, Ik weet het niet!" antwoordde zij wei
felend. „Gij gelooft, dat er geen dood is en
dat wij allen onze eigen ziekten en ongeluk
ken maken en ik heb u hooren zeggen, dat de
gedachte van Eeuwige straf dwaasheid is
zoo z^jt gij in opzicht even slecht als vader,
die verzekert dat er in het Heelal niets dan
gas en atomen zijn geen God, in het geheel
niets, gij zijt werkelijk een even groot athe
ist als hij! iDr. Brayle zegt het."
Ik was vlak voor haar gaan staan, maar
nu nam ik mijn liggende houding op de sofa
weer in en keek haar eenigszins minachtend
aan.
,jDr. Brayle zegt het," herhaalde ik, „om de
meening van dr. Brayle behocit men al het
minst van alles te geven! Als gij werkelijk in
duivels gelooft, dan is hij er een voor u!"
„Hoe kunt gij zoo iets zeggen?" riep zij
toornig uit. „Welk recht hebt gij
„Hoe kon hij mij een atheïst noemen?''
vroeg ik, „welk recht heeft hij over mij te
oordeelen?"
De blos verliet haar wangen en vrees spie
gelde zich plotseling in haar oogen.
,4tijk mij zoo niet aan!" zeide zij bijna flui
sterend. Het herinnert mij aan een vreeselij-
ken droom, dien ik heb gehad." Zij wachtte
even, „zal ik hem u vertellen?"
Be knikte onverschillig, maar sloeg haar
toch nieuwsgierig gade. Iets in haar hard ge
laat verried plotseling onwillekeurig ver
trouwen.
„Ik droomde dat ik in het atelier van een
schilder was en zag hoe twee heden stierven,
een man en een vrouw. De man geleek op
Santoris, de vrouw op ut Zij waren doorsto
ken en de vrouw hing aan het lichaam van
den man. Dr. Brayle stond naast mij en keek
er ook naar, maar het tooneel was vreemd
voor mij en de kleeren, welke wij droegen,
waren allen uit vroegeren tijd. Ik zeide tegen
dr. Brayle: „Wij hebben hen gedoodI" en hij
antwoordde; „Ja! Zij zijn beter dood dan le
vend I" Het was een afschuwelijke droonfl;
Het scheen zoo waar. Sinds dien ben ik aittyq
bang geweest voor dien Santoris en voor ui'1
Een oogenblik was ik niet tot spreken it*
6taat! Een herinnering, waaraan lk gcerf
uiting durfde geven, overviel mij, het scheen
te onwaarschijnlijk.
„Ik heb een zenuwaanval gehad," vervolgen
zij huiverend, „en daarom zeg ik, dat dit Ulw
stapje met het jacht mij verveelt Het is een
nachtmerrie voor mij gewordenI"
Ik lag op de sofa en keek haar medelijdend
aan.
„Waarom maakt gij er dan geen eind*
aan?" zeide ik, „of waarom laat gij mij niei
vertreikken? Ik ben het, die u op de een ol(
andere manier onaangenaam ben geweest ecf
ik verzeker u, dat het mijl spijt! Gij en de heeij
Harland zijn heel vriendelijk voor mij go*
wcest en gedurende bijna veertien dagen ben
ik uw gast geweest, dat is meer dan genoed
vacantie, zet mij aan land, waar gij wilt en iN
zal naar huis gaan en u uit den weg blijvem
Kan u dat geruststellen?1'
,Jk weet het niet," zeide zdj' met een korf
kribbig zuchtje. „Alles is zoo vreemd gegaan.'1'
Zij zweeg en keek mij aan. „Ja, gij hc.-t het
gezicht van die vrouw, die ik in mijn droom
zag! en gij hebt mij altijd doen denken aan....1
Ik zuchtte. Zij scheen bevreesd om verder,
te gaan.
„Wiell* zeide ik zoo kalm mogelijk, „gW
voort met hetgeen gij wildet zeggen 1"
Wordt vtrvolffd*