Qooi3 de dJeagd. Tusschen lucht en wafter. (Slot). III. Vijl dagen waren, er nu reeds voorbijge gaan cn nog altijd woedde de storm voort. l)e zee kon onmogelijk bereikt worden, zoo dal niemand op vischvangst uitging. Vau den grootcn voorraad gezouten visch, die in rijen an do zoldering bad gehangen, was nog naar één klein stukje over. Vader en Moeder aten met treurige gezichten bij den haard. Thoralf, die bezig was een pijp te snijden, keek zijn vader plotseling aan en zei: „Vader, hoe zou u het vinden, als wij van honger omkwamen?" „God behoede ons daarvoor, jongen," ant woordde zijn vader. „Alleen als we zelf ons best doen," hernam de jongen ernstig. „We weten niet, hoe lang do storm nog duren kan en het is toch beier er op uit te gaan, nu we nog krachtig cn flink zijn, dan tot later te wachtten, wanneer wij waarschijnlijk door honger verzwakt zullen „Maar wat zou je dan willen doen, Tho ralf?"" vroeg zijn vader somber. „Mjt dit weer op zee gaan, zou al heel roekeloos zijn." „Zeker, maai' we kunnen de Punt op onze ski's bereiken cn daar misschien een paar wilde ganzen schieten. Het is in ieder geval beter dan van honger te sterven." „Laten wo liever wachten,' hernam Si gurd. „Voor vandaag hebben we nog genoeg en morgen is de storm misschien gaan lig- gen." „Zooals u wilt, vader," zei Thoralf eenigs- zins gekwetst, „maai' als u eens uit den schoorsteen wilt 'kijken, zult u zien, dat er nog geen verandering aan de lucht is." Zijn vader antwoordde hier niet op, maar nam een boek en begon le lezen. Al was hij een eenvoudige visscher, hij las heel graag en !:on -zich -gedurende de lange winteravonden geheel in zijn boeken verdiepen. Zijn oudste zoon vond, dat zijn vader er wel wat tc veel in opging, want menig-en keer, als Sigurd er eigenlijk op uit moest gaan, zat deze thuis e lezen. En Thoralf meende, dat dit oorzaak was, dat zij altijd zoo arm bleven. Den volgenden morgen, den zesden nadat ij ingesneeuwd waren, klom Thoralf op zijn bservallepost den schoorsteen cn zag ij lot zijn ontzetting, dat zijn voorspelling itgekomen was. Weliswaar sneeuwde liet iet meer, maar het stormde harder dan ooit n het was verschrikkelijk oud. .Gaat u mee, Vader, of niet? vroeg hij, toen 'ij zich weer in de kamer bevond. „Onze i n tste visch is nu op cn ons laatste brood zal veldra volgen." „Ik ga mee, jongen," antwoordde Sigurd, rwijl hij zijn boek schoorvoetend wegleg de. „Hier is je schapenvacht, Sigurd," zei zijn vrouw. „En liier zijn uw ski's, uw wanten cn uw muts," riep Thoralf, blij, dat zijn vader mee wilde gaan. Als Eskimo's ingepakt en van lange stok- ':en met paardenharen stroppen voorzien, ingen zij wort op hun ski's. De wind blies uii in 't gezicht en dwoDg hen ich in zig- ag-lijnen te bewegen, zooals een schip la- veert in den storm. De Punt lag op ongeveer ?n mijl afstand; doah hoe goed zij de streek iok kenden, tweemaal waren zij uit de goede richting en <ze moesten ieder oogenblik stil staan om weer op adem te komen. Na meer ■'an anderhalf uur bereikten zij de plaats van esiemming, maar tot hun niet geringe ont- teilenis scheen de zee geheel verdwenen tc ■ijn en zagen zij niets dan ijsscliotsen, die :ot fantastische torens en bolwerken opgesta peld waren. Aan alle kanten waren zij door meeuw en ijs omgeven. „We zijn verloren, Thoralf," mompelde zijn vader, nadat zij eenige oogenblikken als ver wij feld naar do ijsbergen hadden gekeken, lie de storm van de pool had aangevoerd; „we hadden evengoed thuis kunnen blijven." „De wind, -die het ijs hierheen heeft ge voerd, kan 'het ook weer weg doen -drijven," antwoordde de zoon, terwijl hij trachtte den moed niet te verliezen. „Ik zie niets levends", merkte Sigurd op, terwijl hij in de richting der zee tuurde. ,,lk ook niet," zei Thoralf „maar als we gaan jagen misschien wel. Ik heb een touw meegebracht en zal de ganzen en meeuwen eens lusschen de rotsen gaan opzoeken." „Ben je gele, jongen?" riep zijn vader ver schrikt uit. „Daartoe geeft ik nooit mijn toe stemming." „Het kan niet anders, Vader", zei de jon gen vastberaden. „Iioudt u hel eene eind van het touw vast, dan bind ik het andere om mijn middel." Na eenig tegenstribbelen gaf Sigurd toe. Hij bond zijn ski's af en stak zijn voet zoo diep in dc sneeuw, totdat liij een stuk rots voelde, bond het touw om zijn middel en strengelde het om zijn handen. Toen hij hiermee klaar was, gaf hij het teeken voor de gevaarlijke onderneming. De Punt, .die zich een heel eind boven de zee verhief, was aan den wind kant met bevroren 6neenw bedekt en aan den anderen kant geheel kaal en naakt. „Ziezoo!" riep Thoralf, „laat me nu maar gaan en vier het touw niet m-eer, als ik er aan ruk." „Vooruit dan maarlr' antwoordde de va der. En langzaam, heel langzaam daalde Tho ralf de rots af, die geen menschelijke voet ooit betreden ad. In zijn hancl had hij een stok met den paardenharen strop cn over zijn schouder hing zijn weitasch. Met wijd ge opende oogen speurde hij in het rond, elke spleet onderzoekend en zijn stok slekend in allo gaten, waar hij dacht, dat wat kon zit ten. Soms dreigde 'een windvlaag hem mee- doegenloos tegen den rotswand te slingeren, doch gelukkig wist hij door middel van zijn &tok een botsing te voorkomen. Eindelijk ont dekte hij een plaats, waar hij hoopte zijn voet neer te kunnen zetten, want het touw striem de hem om het middel, zoodat hij verlangde een oogenblik uit te kunnen rusten. Hij gaf hri sein aan ziin vader en met behulp van zijn stok sprong hij op do vooruitspringende punt. I>eze was hsel smal en glad. Toch ging hij cr op zitten, zoodat zijn boenen bungel den. De storm loeide om kern hoen. Iiij wist, dat hier bij mooi weer veel wilde ganzen en meeuwen te zien waren, doch ook nu kon den zij niet ver weg zijn. Maar wat was dat? Er scheen iets onder hem te bewegen. Ja, daar zat een heele rij ganzen; eenige schenen de elementen tc wil len trolseeren, anderen slaken den kop in de veeren cn velen lagen dood lusschen de rot sen. Thoralf, lie vol vreugde de ganzen gade sloeg, trof één der dieren met den strop en trok hem over het ijs. De gans klepte nog eenige malen met haar vleugels, maar was toen niet meer. Nummer twee onderging het zelfde lot evenals drie, vier en rijf, zonder dat de anderen, die .seheel verdoofd schenen to zijn den honger er zesde echter hat kracht en joeg deren op, die op In alle holen en s] gekwaak en geki met het gebulder ontzettend om aan gens van Hunding, <lie aan den anderen kant au de Punt woonden en hij begreep, dat zij zelfs zonder zijn vader sterk genoeg waren om hem op te halen. De eenige moeilijkheid was nu nog om het touw te grijpen, dat buiten zijn bereik hing. „Zwaai hel -louw 'heen en weer!" riep hij en onmiddellijk slingerde het zoo herig, dat Tho- If het na eenige vrachtelooze pogingen grij pen kon. Het om zijn middel vast te maken en het sein tot optrekken te geven was sledlits het werk van een oogenblik. Dc jongens van Hunding trokken uit alle macht en hij steeg steeds hooger. Op het laatst zag Iiij het blceke gezicht van zijn vader, die -ngstig over den afgrond keek. Maar hij zag nog een ander ge laat, dat van een vrouwvan zijn moeder! Iemand ving hem in de armen op. Er kwam oen vreemde, weldadige duizeligheid over born, zijn oogen waren door tranen verblind uit ...oc Vrmd& beroer- moest eigenlijk zooveel koppen, staarten en vellen hebben, dat ik er het heele bed mee omringen kon, dan bleven de mollen er zeker uit." „Dan moet u bokking koopen, vadert" zei Hendrik, die dol was op een mootje. „Ja jongen, dat zal ik maar doen. Hier heb je een dubbeltje. Je zult -er wel -drie voor krijgen. Ga die maar halen, dan kunnen we ze straks bij het brood eten." Hendrik weg! De winkelier wou hem er een bij geven met een halven kop, maar daar voor vroeg hij een anderen. Och jongen, dat geeft niets. Die is door de haaien gebeten. Dat zijn nog -die slechtste miert", zei de man, maar Hendrik wilde beslist vischjes hebben met volslagen koppen. Iiij lachte, omdat de winkelier de haaien de schuld gaf. Iiij had op een vischsloep, die pas uit zee vas gekomen, die visschers met ging hl) den tuin in. Iiij keek naar den wintó» wijzer op het dak; de wind was ZuidAYcstij Dat moest hij weten, want wie een mol wil vangen, moet hem „tegen den wind in" bch shdpen, anders krijgt de mol hem in do gaA ten cn dan wroert hij niet. Hendrik keek naar 't posteleiubed. "Waar^ achügl De mol was erl Duidelijk zag hij iW twee groote moishocpen van den vorigen da$ en -daarnaast.het begin van een nieuwen! hoop! 't Was al duidelijk te zien: een kleine! verhooging v-an zwarte, vochtige, glimmen-* de aarde. Voorzichtig mul Hij liep, naar den windwijzer kijkend, ecu eindje om, totdat hij in de goede richting} stond. Toen ging hij, terwijl hij de spade met beide handen vasthield, op zijn teenen vooruit. Op eon meter afstand bleef hij staan, slipt kijkend naar de zwarte plek. Als de mol nu eens wou wro-eten! Dan zou hiji snel éénf Thoralf, -die drii geborgen had en en vasthield en os ich van zijn zilpla met zijn volle gew gen. Hij was op h tot ophijschen t< laatste gevangene, uit alle macht aan lager zakte dan had hij stok en g: doch het viel hem dan tegen een vo ter zou slaan. Een hem. Dar hing bi grond! Hij werd duizeli kwam hem te hul inspanning deed I verwachtte nu nie hem optrekken. M het sein niet bea één-, twee-, driem weging in het tou geen sprake. Toen den wakkeren jo hem zou begeven» „Vader!' riep „waarom trekt u Het geluid van het gebulder van antwoord. Nu wi touw omhoog te gelukkig nog bijtij missen. Plotseling van zijn Vader grond. „Het touw zal 1 „Ik heb het aan Thoralf begra Door het slinger het stuk tegen de zoodat zijn levei een dunnen dros een groote kalmt wilde den dood der onder de oc „Ilt zal probeer de -plaats, waar zijn vader roepen „Doe maar g-( jongen. „U kunt j liever wat zakke plek vinden om d opdagen." Zijn vader voli helaas, de vooru bedoeld had, sla' zij.i voet op te kon leder oogen Plotseling kre kracht slingerde de schok slingert rots, waar hij ni Gelukkig was ders liad hij not slaan, welke nu uithouden tolt d zou er misschiei Hij dacht aan Het was nu lie< witte ijstorens, -c den. Om zijn ged. gon hij le lellen, of één der to. tweede ook en gen dacht, idat de stand beroofd ha lijk, dat hij dro sier ven. Nog een die nu allen bew selijk gekraak, T dat het ijs door uren hij hac hoeveel keel schouwspel, dat kend was, dat hi gen den morgen gon te worden, v water onder zich verdwenen in <k opleverend voor ontmoeten» De minuten ik scheen Thoralf, loopen was, sindï Hij kneep zich z te blijven, doch dicht en zijn ho< plotseling schrikt tijd weer weg tc hardnekkigen sv.v- zag hij den dag in het oosten aanbreken. Het licht was nog maar heel flauw, maar den ar men jongen gaf het hoop op redding. Er kwa men tranen in zijn oogen, 'tranen van -dank baarheid, dat het ergste nu voorbij was. Het werd lichter en de wind ging liggen. Plotse ling hoorde Thoralf verscheidene stemmen. Hij probeerde op te zien, doch een vooruit stekende punt belemmerde hem het uitzicht. Weldra echter zag hij een stevig touw naar beneden komen. Met al de kracht, waarover hij beschikken kon beantwoordde hij het ge roep. Daarop klonk er een luid „hoera!" van boven, Hii herkende de stemmen van de ion Raad zoo volledig mogelijk op de hoogte fa» Zg nemen dus dit voorstel over. Ik kan er aan toevoegen, dat het voornemen van B. en W, isde afdeelingen zoo spoedig mogeljjk bijeen te roepenopdat wij in Sep tember, bjj het begiü van den nieuwen cursus, zouden kunnen zeggen, een heel eind verder te zgn. Het voorstel van B. en "W. wordt vor- z-onden naar de afdeelingen. 11°. Voorstel tot uitgifte in erf pacht van terreinon nabij sBirkhoven" aan de V. P. N. tot stichting van een c e n t r a al proeffokstafcion voor pluimveeteelt. jAfd. I, 279]. De heer Van der Wal: Mijnheer de Voorzitter! Ik hob het voorstel om hier een fokstation te vestigen met zeer veel belang stelling ontvangen, en ik meen ook dat de wijze waarop B. en W. dit voorstel doen, zeer te waardeeren is. Maar het bezwaar dat ik ar tegen heb, geldt de plaats die daarvoor is uitgekozen. Wij hebbon op Birkhoven het hótel-peDsion van dien naam, en ik stel mij voor, dat de menschen, dio daar komen, er komen om te rusten. Intusscben, wanneer daar een fokstation in de nabijheid komt, waar misschien een twee a driehonderd hanen wor den gehouden, die 's morgens om vier nnr met htm concert beginnen, dan znllen zij met Gretchon kunnen zeggen„Meine Ruh ist hin." Ik heb zolf een kleine ervaring op dit gebied, doordat in mijn bnurtsohap drie of vier hanen waren, maar 's nachts om twee nnr geven zij elkaar al rendez-vons en om vier uur beginnen aij opnieuw. Wanneer dat fokstation daar dus gevestigd wordt, dan kan men gerust de woorden shótel-pension" doorhalen, want de menschen znllen eenvoudig weg big ven. Maar ik heb nog een ander bezwaar. De gemeente is nl. altijd bezig mooie plekkon te zoeken voor bouw-terrein. En nn meen ik, dat daar aan den hoek van den weg, jnietom en nabij een uitspanningsplaats, een aange wezen plaats is voor bouwterrein. Niet iedereen wil juist in de bosschen wonon. Er zijn ook veel menschen die op een ruim en vrij uitzicht prns stellen, en dat is daar te vinden. En dan is er nog iets. Bjj de terreinen waarop het oog gevallen ie, zgn terreinen die rentegevend zijn, die verhoord worden en waar van ae gemeente inkomsten trekt. Waar nu de gemeente over zooveel terrein heeft te besokikken, daar meen ik, dat er nog wel een ander terrein zal zgn te vinden dat evengoed aan het doel beantwoordt, en voor de gomoente op den duur belangrijk voordeeliger zou zijn. Daarom heb ik de eer hot volgende voorstel in te dienent *De ondergeteekende, ten volle waar- deeronde de pogingen van B. en W. om het fokstation van de V. P..N in Amersfoort gevestigd te krijgen, kan zich eohter met de kenze van het terrein niet vereenigen, en stelt voor, dat B. en W. do stukken terugnemen, en, wat het terrein betreft, met een nieuw voorstel komen". Dit voorstel wordt voldoende ondersteund. De Voorzitter: Voordat ik den anderen heeren hot woord geef, moot ik nog een mede- deeling doeD, die ik zooeven tot mijn spijt verzuimd heb te doen. B. en W. waren in de overtuiging, dat dit terrein geheel vrij was, en dat wij er vrijwel over te disponeeren hadden. Intusschen is gebleken, dat dit niet heelemaal het geval is. Voor oen gedeelte doet dit niet veel ter zake, omdat de huurder toch wanbetaler is. Vervolgens het voorste gedeelte van de wei, van hier komende vóór de bocht van don Booster weg, rechtsdit is Verhaard aan den heer Menrsing, die bereid Is het af te staan tegen f 100.per jaar. Als men bedenkt, dat hij er thans f 50.— huur voor maakt, ziet mon, dat de eigenlijke schade loosstelling f 50.per jaar ie. Voor het achterste gedeelte zou een schadevergoeding van f 670.in eens moeten worden betaald. Deze som lijkt hoog, maar schijnt minder aanzienlijk, wanneer men bedenkt, dat de paohtor er voor ongeveer vierhonderd golden mest op heeft gebracht. Zoodoende ia het bezwaar toch niet zoo heel groot. De beer Veis Hojjn: Mjjnheer de Voor* zifter I De beer Van der Wal heeft vrijwel gezegd, wat ik in het midden had willen brengen. Ik wil beginnen met te zeggen, dat ik het principieel met B. en W. eens ben en gaarne alles steun wat gedaan kan worden tot bevordering van den landbouw en het doel, dat wij hiermede beoogen, omdut ik geloof, dat hiermee een indirect voordeel voor do gemeente zeer nauw verbonden is. Intusschen moet ik het bezwaar van den heor Van der Wal deelen. Ik heb dit terrein ter plaatse opgenomen en mijzelf afgevraagd, of voor een dergelijke in richting met wat goeden wil niet een ander terrein zou zijn te vinden, waar een dergelijk fokstation met den aankleve van dien even goed gehuisvest zon kunnen worden, en waar het doel, dat mon met de oprichting beoogt, volstrekt niet onder zal lijden. Ik hoop, dat B. en W. daartoe een weg zullen kunnen vinden, zoodat niet in de onmiddellijko omge ving van hot hótel-pension-Birkhoven deze in richting zal kunnen komen. De Voorzitter: Ik zou den heeren dit willen antwoorden: Juist toen ik optrad als burgemeester van Amersfoort, werd ik ingeleid in de kwestie van de V. P. N. Een van mijn eerste bezoeken hier was dan ook aan Birk hoven, waar een conferentie plaats had o. a. met den pluimvee-consulent den heer Beaufort. De bezwaren die geopperd werden, golden het eerst don stank en ten tweede de hanen. Doch deze deskandige heeft mjj toen verzekerd, dat men van het hanengekraai geou last zou hebben en de heer Tromp van Holst, die ook deskun dige is op dat gebied, knikt bevestigend. Ik dank hem voor dien steun. Ik ben "een spe cialiteit op dit gebied, maar richt mij naar het oordeel van de deskundigen. De heeren znllen trouwens opgemerkt hebben, dat het logies van de hanen juist achteraf is gezet. Misschien is dat voor den welstand of voor de zedolijkhoid, dat weet ik zoo precies niet. Dan kan ik don heeren mededeelen, dat het niet zoo gemakkelijk zal zijn een goed terrein te vinden. Het tegenwoordige College vond bij zijn optreden oen groote correspondentie daarover en daaruit bloek, dat om oen ander terrein te verkrijgen oen som ran f 30.000. was gemoeid. Nu geven wij dit terrein in erfpacht tegen een jaarlijkschen canon van f 1. en aan het eind van den erfpachtstermijn van dertig jaar, treden wij weer in het bezit van de goederen, die alsdan aanzienlijk in waarde znllen zijn gestegen. Ook is hot wel merk waardig, dat de pachter van Birkhoven togen dit plan geen bezwaar heeft gemaakt. De heor Menrsing wil tegen een geringe schadevergoe ding afstand doen van het stak grond. Waarom zouden wij plus royaliste que leroi moeten zijn Kippen hebben met alle levende wezens dit gemeen, dat zij niet alleen noodig hebben een bepaald klimaat, doch ook een be paalden bodem. Het moet een waterhoudende zandbodem zijn en deze schijnt betrekkelijk zelden voor te komen. Nn zonden B. en W. hot verschrikkelijk jammer vinden, als zij dezo stukken terugkregen en opnieuw moesten gaan zoeken naar een geschikt terrein, om ten slotte het fokstation, dat volgens deskundigen van groot belang is voor Amersfoort, naar elders te zien vertrekken. De heeren zullen zich nog goed herinneren het adres dat wij in de vorige vergadering hebben gestuard aan den Minister van Landbouw, en een van de argumenten, waarop wij vroegen een gecombineerde land bouw- en tuinbouwschool, was juist, dat de leerlingen daarvan gelegenheid zouden hebben, om practische ervaring met den hoendei teelt op te doen. Daarom kan er geen overwegend bezwaar bestaan dit voorstel aan te nemen. De Wethouder R ij kens Mijnheer de Voor zitter, ik zou hieraan nog eon enkele opmer king willen toevoegen B. en W. hobben wel degelijk moeite gedaan om een ander terrein te vindon on hebben met den hoer Beaufort geraadpleegd over hot torroin dat wij hebben aangekocht van Van Manen on Ruitenberg onder Lensden. De heer Beaufort heeft dit terrein ten eenenmale afgekeurd en het schijnt uiterst moeiljjk te zijn een ander terrein te vinden. Ik voor mij zou op het oogenblik geen enkel terrein kunnen aanwijzen waarop een dergeljjke inrichting zou kunnen wordon gevestigd behalve dan het terrein dat B. en W. voorstellen. De Wethouder Van Duinen: Mijnheer de Voorzitter! De heer Van der Wal heeft ons gesproken van de ervaring die hij te dien opzichte had. Mag ik daar mijn eigen ervaring even tegenover stellen Mijn huis in de Lan- gestraat heeft een vrij grooten tuin, grenzende aan een tuin waar niet alleen kippen worden gehouden, maar waar, om zoo te zeggen, bijna een kippenfokkerij is. Ik heb er nooit den geringsten last van ondervonden en ik kan de opinie van den geachten spreker dan ook niet deelen. De heer Vols H e ij n Mijnheer de Voor zitter I Toen ik ter plaatse was, is mij opge valion dat het terrein aan de overzijde van den weg pas in gebruik zal worden genomen wanneer het gedeelte laDgs de Barchman Woij- tierslaan te klein is geworden voor het doel waarvoor het is bestemd. Ik heb mij afge vraagd of het misschien niet mogelijk zou zijn den heelen boel te brongen over den straatweg, over het spoor. Het is mij volstrokt er niet om te doen deze inrichting aohteraf te stoppen. Ik zou het doel heel graag bevor deren, maar is dan het terrein aan het spoor niet geschikt [De Voorzitter: U bedoelt langs den rijweg?] Ja, tusschen het spoor en den rijweg be doel ik. De Voorzitter: Dit terrein is een reserve-terrein, waarover men over twee jaar kan beschikken. De inrichting heeft in het geheel noodig 12 H.A. Het terrein bij Birk hoven is ÖVa H.A. en het andere ODgeveer H.A. WaDneer de heeren de kaart even bokijken zien zij dat dit terrein hier in hun gedachtengang ton opzichte van Birkhoven werkelijk niet veel gunstiger ligt dan het an dere terrein. Men kan wel zeggen,, dat daar eeD weg is, maar dat heeft men hier ook. De heer Van Kalken: Mijnheer de Voorzitterdeze zaak is ook besproken in de Commissie van Bijstand in het beheer van Birkhoven. Naar mijn bescheiden meening is hot van overwegend belanghet proefstation daar te plaatsen en dat blijkt wel hieruit, dat de heer Menrsing, de huurder van het pen sion, er ook wat in ziet. Het indirecte voor deel dat de gemeente er van zal hebben zit hoofdzakelijk in hot bezoek van vreemdelingen, die de inrichting willen beschouwen en het spreekt van zolf, dat een pensionhouder in de nabijheid, daar dfck wèl bij zal varen. Ik ge loof, dat de lasten zeer gering zullen zijn, en de voordeelen grooter. Er is gozocht en her- zocht, maar een oven geschikt stuk grond was niet te vinden. Alle grond is niet geschikt voor dit dool. Ik kan dus geheel meegaan met het voorstel van B. en W. De heer Oosterveen: Mijnheer de Voor zitter I Toen ik dit terrein bezocht, kwam bij mij dezelfde gedachte op als wij de heeren Van der Wal en Veis Heijn hebben hooren niten. Hot terrein is prachtig mooi en zeer geschikt voor bebouwing, maar wij zullen daarmee niet erg opschieten als wij daar die inrichting gaan vestigen. Wij willen heel graag hot proefstation hier hebbenen nu hooren wij van B. en W. dat het uiterst moei lijk is elders een geschikt terrein to vinden. Dat wil ik graag aannemen. Het terrein dat B. en W. voorstellen is prachtig mooi voor dat doel en ik geloof dat wij de V. P. N. mogen feliciteeren wanneer de Raad dit voor stel aanneemthoewel het aan den andereil kant voor den Raad een groote stap is dit te doen. Alles en alles bijeen genomengeloof ik, dat het toch het beste is voor den tijd van dertig jaar daartoe over te gaan. En ik geloof dat het Rijk zoowel als do V. P. N. dergelijke stappen van do gemeente zeer zal waardeeren, hoewel ik aan den anderen kant niet uit het oog verlies, dat het voor ons een heele zaak is. De heer Van der Wal: Mijnheer de Voorzitterna het vóór en tegen gehoord te hebben, ben ik bij mijn meening gebleven. Wat betreft de welwillendheid van den huur der van BirkhoveD, ik geloof werkelijk, dat wanneer de zaak daar gevestigd wordt, dat voor hem geen schade zal zjjn. De heor Meur- noop, oi je ooit ookkingKoppen zlert liggen en breng die eens bij me. Hendrik vond er vier. „Niet genoeg", zei zijn vader, „maar we zullen ze toch gebruiken." Daarop maakte hij met 'de spade iin het paadje naast het posleleinbed een geul en daar legde hij de vier koppen in, een de cimeter van elkaar. Toen maakte hij dte geul weer dicht. „Waarom dool u -dat, vader?" vroeg Hen drik. „Wel, daar (hobben de mollen eon hekel aan, Ze kunnen niet tejzen -do visclilucht. •er op hun leitje staan, 3. Vijf kleine, kleine hoofdjes', die breken zich cr mee .wat d' uitkomst wel zal wezen van 4 8 2, 4. Vijf kleine, kleine handjes*, die krassen op de led, cn gaat het fout, dan fóozali hert tonfiotle óók bib zij hoo het verder moet, 7. Vijf kleuters op een rijtje, die helpen nu elkaar, zoo komt er op hun leitje* de som toch eindlijk klaar! Heriaaitna.'

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1913 | | pagina 10