dooi3 de dJeüj Tassschen lucht en water. (Slot). III. Vijf dagen waren er nu reeds voorbijge gaan en nog altijd woc-dde de storm voort De zee kon onmogelijk bereikt worden, zoo dat niemand op vischvangst uitging. Vau den •rooien voorraad gezouten visch, die in rijen an de zoldering had gehangen, was nog aaar één klein stukje over. Vader en Moedor alen met treurige gezichten bij den haard, fhoralf, die bezig was een pijp te snijden, keek zijn vader plotseling aan en zei: „Vader, hoe zou u hot vinden, als wij van honger omkwamen?" „God behoede ons daarvoor, jongen," ant woordde zijn vader. „Alleen als we zelf ons best doen," hernam dé jongen ernstig. „We welen niet, hoe lang de storm nog duren kan en het is toch beter er op uit tc gaan, nu we nog krachtig en flink zijn, dan tot later te wachtten, wanneer wij waarschijnlijk door honger verzwakt zullen zijn." „Maar wat zou je dan willen doen, Tho ralf?" vroeg zijn vader somber. „M.t dit weer op zee gaan, zou al heel roekeloos zijn. „Zeker, maar we kunnen de Punt op onze ski's bereiken en daar misschien een paar wilde ganzen schieten. Het is in ieder geval beter dan van honger te sterven." La ten we liever wachten,' hernam Si gurd. „Voor vandaag hebben we nog genoeg en morgen is de storm misschien, gaan lig- gen." „Zooals u wilt, vader," zei Thoralf «enigs zins gekwetst, „maai' als u eens uit den schoorsteen wilt 'kijken, zult u zien, dat er nog geen verandering aan de lucht is." Zijn vader antwoordde hier niet op, maar nam een boek en begon te lezen. Al was hij een eenvoudige visscher, hij las heel graag en Icon zich gedurende de lange winteravonden geheel in zijn boeken verdiepen. Zijn oudste zoon vond, dat zijn vader er wel wat te veel in opging, want menig.en keer, als Sigurd er igenlijk op uit moest gaan, zat deze thuis !e lezen. En Thoralf meende, dat dit oorzaak was, dat zij altijd zoo arm bleven. Den volgenden morgen, den zesden nadat rij ingesneeuwd waren, klom Thoralf op zijn bservatiepost den schoorsteen en zag j tot zijn ontzetting, dat zijn voorspelling itgekomen was. Weliswaar sneeuwde het iet meer, maar het stormde harder dan ooit a het was verschrikkelijk oud. „Gaat u mee, Vader, of niet? vroeg hij, toen ':j zich weer in de kamer bevond. „Onze ulste visch is nu op cn ons laatste brood zal vcklra volgen." „Ik ga mee, jongen," antwoordde Sigurd, rwijl hij zijn boek schoorvoetend wegleg- le. „Hier is je schapenvacht. Sigurd," zei 2ijn vrouw. „En hier zijn uw ski's, uw wanten cn uw muls," riep Thoralf, blij, dat zijn vader mee wilde gaan. Als Eskimo's ingepakt cn van lange stolc- ':en met paardenharen stroppen voorzien, ringen zij voort op hun ski's. De wind blies lu 11 in 't gezicht en dwong hen ich in zig- ng-lijnen te bewegen, zooals een schip la- eert in den storm. De Punt lag op ongeveer •cn mijl afstand; dooh hoe goed zij de streek iok kenden, tweemaal waren zij uit de goede richting en ze moesten ieder oogenblik sstil- riaan om weer op adem te komen. Na meer 'Un anderhalf uur bereikten zij de plaats van estemming, maar tot hun niet geringe ont- lellenis scheen de zee geheel verdwenen tc ijn en zagen zij niets dan ijsscholsen, die lot fantastische torens en bolwerken opgesla- )cld waren. Aan alle kanten waren zij door meeuw en ijs omgeven, „We zijn verloren, Thoralf," mompelde zijn vader, nadat zij eenige oogenblikken als ver- wijfeld naar de ijsbergen hadden gekeken, .lie de storm van de pool had aangevoerd; „we hadden evengoed thuis kunnen blijven." „De wind, die het ijs hierheen heeft ge voerd, kan het ook weer weg doen drijven," antwoordde de zoon, terwijl hij -trachtte den moed niot te verliezen. „Ik zie niets levends", merkte Sigurd op, terwijl hij in de richt'ng der zee tuurde. „Ik ook niet," zei Thoralf „maar als we gaan jagen misschien wel. Ik heb een touw meegebracht en zal de ganzen en meeuwen eens lusschen de rotsen gaan opzoeken." „Ben je gele, jongen?" riep zijn varier ver schrikt uit. „Daartoe geelt ik nooit mijn toe stemming." „Het kan niet anders, Vader", zei de jon gen vastberaden. „Houdt u het eene eind se]ij,^ gekraak, Ti van het touw vast, dan bind ik het andere om <]at het ijs door i zijn stok sprong hij op de vooruitspringende punt. I>ese was heel smal en glad. Toch ging hij cr op zitten, zoodat zijn beenen bungel den. De storm loeide om hem heen. Hij wist, dat hier bij mooi weer veel wilde ganzen en meeuwen te zien waren, doch ook nu kon den zij niet ver weg zijn. Maar wat was dal? Er schoen iets onder hem te bewegen. Ja, daar zat een hcele rij ganzen; eenige schenen de elementen tc wil len trolseercn, anderen staken den kop in do veeren en velen lagen dood lusschen de rot sen. Thoralf, lie vol vreugde de ganzen gade sloeg, trof tin der dieren met den strop cn. trok hem over het ijs. De gans klepte nog eenige malen met haar vleugels, maar was toen niet meer. Nummer twee onderging het zelfde lot evenals drie, vier en vijf, zonder dat de anderen, die geheel verdoofd schenen to zijn gens van Hunding, die aan den anderen kant nu do Punt woonden en hij begreep, dat zij zelfs zonder zijn vader sterk genoeg waren om hem op te halen. De eenige moeilijkheid was nu nog om het touw te grijpen, dat builen zijn bereik hing. „Zwaai hel touw heen en weert" riep hij en onmiddellijk slingerde het zoo hevig, dat Tho- if hot na eenige vruchtclooze pogingen grij pen kon. Het om zijn middel vast te maken en liet sein tot optrekken te geven was slechts het werk van een oogenblik. De jongens van Hunding trokken uit alle macht en hij steeg steeds hooger. Op het laatst zag hij het blecke gezicht van zijn vader, die „ngstig over den afgrond keek. Maar 'hij zag nog een ander ge laal, dat van een vrouwvan zijn moedert Iemand ving hem in de armen op. Er kwam een vreemde, weldadigo duizeligheid over hem, zijn oogen waren door tranen verblind stroop Vtii .was Tia1r kouds heroer- moest eigenlijk zooveel koppen, staarten en vellen hebben, dat ik er het heele bed mee omringen kon, dan bleven de mollen er zeker uit." „Dan moet u bokking koopen, vader 1" zei Hendrik, die dol was op een mootje. „Ja jongen, dat zal ik maar doen. Hier heb je een dubbeltje. Je zult er wel drie voor krijgen. Ga die maar halen, dan kunnen we ze straks bij het birood eten." Hendrik weg! De winkelier wou hem er een bij geven met een halven kop, maar daar voor woeg bij een anderen. Och jongen, dat geeft niets. Die is door de haaien gebeten. Dat zijn nog -de slechtste niot", zei de man, maar Hendrik wilde beslist vischjes hebben met volslagen koppen. Iiij lachte, omdat de winkelier de haaieni de sohuld gaf. Hij had op een vischsloep, die pas uit zee was gekomen, de visschers met ging hij den tuin in. Hij keek naar den windi» wijzer op het dak; de wind was Zuidl-Wieab Dat moest hij weten, want wie een mol wU| vangen, moet hem „tegen den wind in" bcM sluipen, anders krijgt de mol hem in de ga.^ ten en dan wroet hij niet. Hendrik keek naar 't postëleinbed. Waar* adhtigl De mol was erl Duidelijk zag hij def twiea groote molshoopen van den vorigen dai$ en daarnaast.het begin van een nieuwen! hoop! 't Was al duidelijk te zien: een kleirta' verhooging van zwarte, vochtige, glimmen-* de aarde. Voorzichtig nu! Hij liep, naar den windwijzer kijkend, eeu eindje om, totdat hij in de goede richting stond. Toen ,ging hij, terwijl hij de spade met beide handen vasthield, op zijn teenen; vooruit. Op een meter afstand bleef hij staai* stipt kijkend naar de zwarte plek. Als de mol nu eens wou wroeten! Dan zou hij snol éénf den honger zesde echter ha kracht en joeg deren op, die op In alle holen en s gekwaak en gek met het gebulder ontzettend om aar Thoralf, die dri geborgen had en cn vasthield en o^ ich van zijn zilpla met zijn volle gev gen. Hij was op ih tot ophijschen t laatste gevangene, uit alle macht aan lager zakte dan had liij stok en g doch het viel hem dan tegen een vo ter zou slaan. Eer hem. Dar hing lui grond! Hij werd duizel kwam hem te hul inspanning deed 1 verwachtte nu ni( hem optrekken. M het sein niet bea één-, twee-, driem weging in het tou geen sprake. Toer. den wakkeren jo hem zou begeven, „Vader!" riep „waarom trekt u Het geluid van het gebulder van antwoord. Nu wi touw omhoog te gelukkig nog bijtij missen. Plotseling van zijn Vader grond. „Het touw zal „Ik heb het aan Thoralf begrei Door het slinger het stuk tegen -de zoodat zijn leve een dunnen drar een groote kalmt wilde den dood der onder de oc „Ik zal probeer de plaats, waar zijn vader roeper „Doe maar g< jongen. „U kunt liever wat zakke plek vinden om i opdagen." Zijn vader vob helaas, de vooru bedoeld had, sta' zijn voet op te kon leder oogen Plotseling lcre kracht slingerde de schok slingert rots, waar hij ni Gelukkig was ders had hij not staan, welke nu uithouden tert: d zou cr misschiei Hij daoht aan Het was nu hen witte ijstorens, d den. Om zijn ged gon hij tc tellen, of één der to: tweede ook er gen dacht, dat de stand beroofd ha lijk, dat hij dro sterven. Nog een die nu allen bew mijn middel." Na eenig tegenstribbelen gaf Sigurd toe. Hij bond zijn ski's af en stak zijn voet zoo diep in de sneeuw, totdat hij een stuk rots voelde, bond het touw om zijn middel en strengelde het om zijn handen. Toen hij hiermee klaar was, gaf hij het teéken voor de gevaarlijke onderneming. De Punt, die zich een heel eind boven de zee verhief, was aan den wind kant met bevroren sneeuw bedekt en aan den anderen kant geheel kaal en naakt. „Ziezoo!" riep Thoralf, „laat me nu maar gaan en vier het touw niet meer, als ik er aan ruik." „Vooruit dan raaarl" antwoordde de va der. En langzaam, heel langzaam daalde Tho ralf de rots af, die geen menschelijke voet ooit betreden ad, In zijn hand had hij een stok met den paardenharen strop cn over zijn schouder hing zijn weilasch. Met wijd ge opende oogen speurde hij in het rond, elke spleet onderzoekend en zijn stok stekend in alle gaten, waar hij -dacht, dat wat kon zit ten. Soms dreigde een windvlaag hem mee- doogenloos tegen den rotswand te slingeren, doch gelukkig" wist hij door middel van zijn Stok een botsing te voorkomen. Eindelijk ont dekte hij een plaats, waar hij hoopte zijn voet neer te kunnen zetten, want het touw striem de hem om het middel, zoodat hij verlangde een oogenblik uit te kunnen rusten. Hij gaf het 6cin aan ziia vader en met behulp van tÉWfl' Gferrïfseiï wer3 medegedeeld, dat de kos ten van dit terrein voor de Gemeente 17 cent per M.' was, (ik laat deze berekening voor 'den heer Gerritsen). Op dien maatstaf af gaande, zullen wij dus, zooals ik reeds zeide, een stevige reserve krijgen, maar de kosten ■.van de leening van den weg kalmpjes uit de 'gewone inkomsten laten betalen, omdat vol gens deze verordening de gelden, of wel de .winsten, niet tot de gewone huishoudelijke .uitgaven zullen mogen gebruikt worden. De gevolgen zijn dus, dat op dergelijke wij ze noodzakelijke werken zullen moeten blij- yen rusten of niet kunnen worden uitgevoerd. Op deze gronden, Mijnheer de Voorzitter, Üen ik verplicht, tegen de aangeboden balans te stemmen. j De Voorzitter: U hebt verschillende bezwaren geopperd tegen het grondbedrijf, 6peciaal tegen de voorgestelde balans. B. en i5V. zijn daarbij van dit idee uitgegaan, dat .wij de zaak zoo kalm mogelijk moesten op zetten. "Wij kunnen natuurlijk dit terrein op eene hoogere waarde taxeeren en tegen die getaxeerde waarde inbrengen, maar wat hebt u daaraan? Alleen is de gemeente dan zooveel rijker, maar het komt ten slotte neer op een verschil in boeking. Ik kan niet begrij pen, dat u daarom principieel bezwaar hebt iegen deze balans, die trouwens jaarlijks .vastgesteld wordt door den Raad. In art. 4 staat: „Voor het grondbedrijf wordt telken jare een afzonderlijke begrooting opgemaakt, .welke als bijlage aan de Gemeentebegrooting .wordt toegevoegd, terwijl de rekening van )iet Grondbedrijf als bijlage aan de Gemeen d-rekening toegevoegd wordt. De artikelen 203 en 219 der Gemeentewet zijn op de be grooting en de rekening van het Grondbedrijf van toepassing. Te gelijk met de rekening van ontvangsten en uitgaven leggen B. en \V. telken jare aan den Raad over een balans, wmst- en verliesrekening, voorzien van de noodige toelichting. De Raad stelt de begroo ting en de rekening van inkomsten en uitga ven, alsmede de balans, winst- en verliesre kening vóór of tegelijk met de Gemeente-be grooting en rekening vast. Wat krijgt de Raad daardoor dus? Een zeer goede gelegenheid ,om bij het sectic-onderzoek van dc begroo ting de zaak kalm te beschouwen en de noo- dige inlichtingen te vragen »aan B. en W. Het doel is juist helderheid te verschaffen. De heer Van Achterbergh sprak straks van een •berekening van den grond van den heer In- f'dewey. Die zal wel in het voordeel zijn van de Gemeente, maar wanneer wij niet bij -bezit afzonderlijk aanteekening houden van de kosten van rioleering, bestrating enz., dan zullen wij nooit weten, of wij op een bepaal den post winst behalen. Juist omdat wij kla ren wijn willen schenken moeten wij het zoo inrichten. In de toelichting op art. 15, die betrekking heeft op „Birkhoven", hebben wij gezegd: dat de waarde van den grond voor bouwterrein bestemd, beheerscht wordt door de omgeving. ',Wij moeten een gedeelte der verkoopprijzen .van den heer Indeweij als reserve houden voor het terrein van „Birkhoven", en dat zul len wij ook doen bij de terreinen onder Leus den, waarvan wij den aankoop voorstellen. Wat betreft art. 13, daarin wordt gezegd: „Het in het vorig lid bedoelde fonds en c!.\t, bedoeld in art. 8, tweede lid, wordt belegd op de wijze, door den Raad tc bepalen." Men is het cr vrijwel over eens, dat men met grond- verkoop geen direct voordeel mag behalen. Dit is natuurlijk een groot voordeel, want daardoor zijn wij in de gelegenheid onze za ken met kalm overleg af te wikkelen zonder men inzicht hebben. Ik meen, 'dat B. cn W. niet het minste bezwaar zullen hebben den Raad geregeld inzage te geven in de boeken, en niet het minst ter wille van het grondbe drijf zijn B. en W. gekomen met het voorstel tot instelling van een Commissie van finan ciën. Ik geloof, dat wij in dit opzicht volko men accoord gaan. Dc beer Van Achterbergh: Mijnheer de Voorzitter, mag ik nog even antwoorden? U begint met uw aanhef, dat ik alleen spreek over de balans. Dat is in zooverre waar, dat u mij den pas hebt afgesneden, door te zeg gen: wij komen later met een algemcene re geling; welnu ik zal daarop wachten. Wij hebben al meer over deze kwestie gesproken en dan wordt men natuurlijk in het ongelijk gesteld, cn daarom wil ik deze zaak nu in het publiek behandelen. Dat is nogal glad! U zegt: als wij het terrein van 2% H.A. zouden in brengen voor f 170.000, dan zou daartegenover toch behandelen zooals ieder particulier ze zou opzetten. De Voorzitter: Wij kunnen deze dis cussie nu toch wel beëindigen, wij komen steeds tot herhalingen. De heer Veis II e y n: Mijnheer de Voor zitter! Ik geloof, dat de heer Van Achterbergh toch wel mag waardeeren, dat B. en W. de zaak op zoon soliede basis hebben opgezet, en ik geloof dan ook, dat de discussie die hier gevoerd is de Gemeente het vertrouwen zal geven, dat het grondbedrijf zoo soliede moge lijk is opgezet op een basis die uitzicht geeft op zulke prachtige resultaten als de heer Van Achterbergh nu al meent te zien. De heer Van Achterbergh: Mijnheer de Voorzitter, nu moet ik toch nog even ant woorden. De heer Veis Heyn zegt: wij mogen dankbaar zijn, dal de zaak zoo soliede is op gezet. Maar ik vind dat juist geen soliditeit! Wanneer deze zaak goed was opgezet, dan staan f 70.000. Maar dat is abuis, want het moesten wij de gronden eerst laten taxeeren. terrein mag niet hooger worden ingebracht dan tegen dc schuld die er op drukt, en er staat geen leening meer op dat terrein. Wij krijgen dit terrein voor f4000 zonder leening. U zegt: wij zouden dan f 166.000 meer bezit krijgen, maar de bedoeling is, dat wij zullen krijgen een zuivere rekening na vijf jaar. U zegt: de balans is zuiver na te zien ieder jaar, maar dat kan u niet en dat kan niemand. Eerst als de waarde getaxeerd is, kunnen wij zien hoeveel wij zijn vooruitgegaan, en dat krijgen wij volgens deze verordening pas over tien jaar. De Voorzitter: Op fiet oogenblik ziet u op de balans dezen post van f 77.000. Dat is een sluitpost en hoe hooger men links den post bezittingen stelt, des te hooger wordt de sluitpost rechts. B. en W. zijn in overeen stemming met de Commissie voor het grond bedrijf van meening: laten wij de zaak zoo veilig mogelijk aanleggen. U zeide, dat er vlak in de buurt terrein was van f2.50 of in ieder geval van meer dan hier staat. Ik geef toe, dat de hier opgegeven waarde zeer laag is. De heer Van Achterbergh: Mijnheer dc Voorzitter, ik had minstens verwacht, dat u den prijs zoudt stellen waartegen n op 28 Januari hebt voorgesteld het terrein te koo pen van mevrouw Roos-Vlasman, dat is tegen f 1.20. Ik heb het voorbeeld genoemd van f2.50, maar die kwestie is nog in behande ling. De Voorzitter: Wij zeggen (in de lijn ieder van art' "^c ree(*s aan de Gemeente toebe- l van h°orendc gronden -worden ingebracht tegen de waarde, zooals die door den Raad onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, bij het in werking treden van deze verordening zal Dat behoeven dan niet de hoogste markten te zijn, maar wanneer een stuk f 100.000 waard is, dan moet het niet voor f4000 wor den ingebracht. De Gemeente heeft er geen voor- of nadeel bij, maar wanneer het pu bliek een oordeel moet vellen, dan moeten wij ook met zuivere cijfers komen, en noch B. cn W. noch wie dan ook zal in staat zijn met de balans in handen te zeggen: dit zijn nu de zuivere verdiensten. Wij hebben geen zuive re officicclc gegevens. Als u dit stuk nu in openbare veiling brengt dan brengt het geen f 1000 maar f50.000 op. De Voorzitter: Het is juist onze bedoe ling er goed boek van te houden en zoo vei lig mogelijk in zee te gaan. Daarom willen wij vooruit een boekhouding aanleggen, en als men dan later den grond hooger waar deert, dan blij let het dat de Gemeente veilig slaat. Dc lieer Veis Heyn: Mijnheer de Voor zitter, ik geloof, dat de heer Van Achterbergh het vrijwel met mij eens is. Hij zal toch niet ontkennen, dat de soliditeit veiliger staat wanneer wij den grond lager inbrengen, dan wanneer hij over vijf jaar wordt getaxeerd en wij dan moeten zeggen: dat hebben wij nu heel mooi ingebracht, maar intusschen staan de prijzen zooveel lager. Wij kunnen er nu slechts op vooruitgaan en dat noem ik solidi teit. De algemeene beraadslagingen .worden gesloten. Concept-besluit I wordt goed ge- k e u r d zonder beraadslaging of stemming. Concept-besluit II: Artt. 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8 en 9 worden goedgekeurd zónder hoofdelijke stemming. Art. 10: „Vijf jaar na het in werking uren hij hac hoeveel keel schouwspel, dat kend was, dat hi gen den morgen gon te worden, x water onder zich verdwenen in dt opleverend vooi ontmoeten. De minuten ik scheen Thoralf, loopen was, sindï Hij kneep zich Z ■•«--- te blijven, doch dicht en zijn hoi plotseling schrik! tijd weer weg t< kardnekkigen si zag hij den dag licht was nog maar heel flauw, maar den ar men jongen gaf het hoop op redding. Er kwa men tranen in zijn oogen, ilranen van dank baarheid, dat het ergste nu voorbij was. Het werd lichter en de wind ging liggen. Plotse ling hoorde Thoralf verscheidene stemmen. Hij probeerde op te zien, doch een vooruit stekende punt belemmerde hem het uitzicht. Weldra echter zag hij een stevig touw naar beneden komen. Met al de kracht, waarover hij beschikken kon beantwoordde hij het ge roep. Daarop klonk er een luid „hoera!" van boven. Hii herkende de stemmen van do ion- f77.000, maar wanneer de boel gewaardeerd wordt op de werkelijke waarde, dan zou het niet f 77.000 zijn maar zooveel hooger. Dat reusachtige verschil krijgt u nu over vijf jaar. In dien lijd maken wij misschien een verlies, maar toch is het eindresultaat, dat wij een reusachtige winst hebben gemaakt, omdat'dc ons ongerust tc maken. Dat is een groot, hoe- gronden tc laag zijn ingebracht. Kan de Raad worden vastgesteld)" in art. 3: „Ter zake van treden van de verordening, en vervolgens tel de gronden, welke bij de in werking treding kens na verloop van vijf jaar wordt de waar- dezer verordening zullen worden ingebracht, f de van de in het bedrijf aanwezige gronden mogen slechts als schuld ten laste van het 1 door een of meer daartoe door B. en W. aan bedrijf worden gebracht de voor deze gron- j te wijzen deskundigen geschat. Deze schatting den aangegane leeningen, voor zoover op geschiedt naar de volgende regelen: dat oogenblik nog niet afgelost" Vandaar ook, gronden, welke in den staat, waarin zij ver dat wij bij andere bezittingen weer een klei- keeren, reeds als bouwterrein kunnen wor- ner bedrag hebben genoemd dan de aankoop- den geëxploiteerd, worden geschat op de ver waarde. Hier doen wij vrijwel hetzelfde; ik moedelijke verkoopswaarde als bouwterrein, zie geen verschil. in verband met de waarde van soortgelijke De heer Van Achterbergh: Kijk eens, Mijnbeer de Voorzitter, u bezit hier nu wel niet direct op geldswaarde te schallen, voordeel. Maar de rente van het rcscrvc-fonds laten wij vloeien in de Gemeentekas, en door fle nauwkeurige boekhouding voor ieder stuk afzonderlijk zult gij in ons bedrijf een volko- er nog wel in meegaan, dat, waar in de nabij heid onderhandelingen worden gevoerd te gen iets als f 2 50, deze gronden worden inge bracht tegen 5% cent? Ik vind, dat die in breng niet correct is. "Wij moeten de zaak 4 terreinen: andere eigendommen worden geschat op de vermoedelijke verkoopswaarde in den staat, waarin zij verkeeren." De heer Van Achterbergh: Mijnheer de Voorzitter! Ik heb de eer het volgende amendement in tc dienen: in plaats van „Vijf jaar na" te lezen „Bij". Dit voorstel wordt voldoende onder steund. De heer Jo rissen: Mijnheer de Voorzit ter, zouden wij dan niet in strijd komen met art. 2 dat wij reeds hebben vastgesteld en waarin staat: „De reeds aan de Gemeente toebehoorende gronden worden ingebracht Dreng cue e<ens j>ij me. Hendrik vond er vier. „Niet genoeg", zei zijn vader, „maar we zullen ze toch gebruiken." Daarop maakte hij met >de spade in het paadje naast het po&teleinbed een geul en daar legde liij do vier koppen in, een de- ciimeter van elkaar. Toen maakt© hij de geul weer dicht. „Waarom doét u dat, vader?" vroeg Hen drik. „Wel, daar hebben de mollen een hekel aan, Ze kunnen niet teisen do vischlucht. IJ* 3. Vijf kleine, kleine hoofdjes, die breken zich er mee wat d' uitkomst wel zal ^srezen' yau 4 8 2, 4. /Vijf kleine, kleine hamdjesf, die krassen op de led, en gaat het fout, dan es, het tonsetlo óók bii. 7. Vijf kleuters op een rijtje, die helpen nu elkaar, zoo komt er op hun leitje' de som toch edndlijk klaar! Herananhöi.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1913 | | pagina 12