DE E EM LAN DER". Hde Jaargang. N° 300 Tweede Blad. 1 Zaterdag 10 Mei 1913. BINNENLAND. FEUILLETON. Het Eeuwige Leven. Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG. <55 ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersfoort f 1.00. Idem franco per post1.50. Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - 0.10. Afzonderlijke nummers - O.OS. Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en Feestdagen. Advertentiön gelieve men liefst vóór 11 uur, familio- advertenties en berichten vóór 2 uur in to zenden. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regelsf 0.50. Elke rogol moer - O.IO. Dienstaanbiedingen 25 cents b(j vooruitbetaling, Groote lettors nnnr plaatsruimto. Voor handol en bodrijf bostaan zoor voordooligo bopalingon tot het horhnald advortooron in dit Blad, bij abonnomont. Eeno circulaire, bovattondo do voorwaarden, wordt op aanvraag toogezondon. Mrtiuiek, door F. SMIT KLEINE. Een Unionist. Een Coalitie-man. Een Concentratie-vrouw. Een brief van Ds. Van Hoogenhuyze. Een brief van Prof. Kohnstamm. In goud beslagen. 'Martin Monnickendam en H. F. Buring. Draagbaar en Ondraagbaar Eereleeken. Dezer dagen ontving ik het volgende brief je, (dat, ik wil het wel dadelijk zeggen, mij liet weinig uit mijn humeur bracht): Amsterdam, 26 April 1913. Amice! Bij je komen kan ik niet, al loopt het lentegroen nog zoo uil en slaan de seringen en verdere voorjaarsheesters nog zoo in bloei. Zaken gaan voor en een dag buiten doorbrengen is lentevermaak. Vermaak staat achter bij zaak. Tot later dus! Gaarne Uw VAN MEEL. Van Meel is de grootste zaakwaarnemer van gansck Amsterdam, d. w. z. ik zou, om juist e zijn, moeten zeggen: is de grootste zaakge- astigde van de hoofdstad, doch daar ons woord zaakgelastigde eigenlijk in de diploma- lieke wereld en niet in de nationale zakenwe reld thuisbehoort, bezigde ik het e enigszins verouderend woord zaakwaarnemer, dat veel tijds in bloei en dus jong werd geacht toen Justus van Maurik zijne Amsterdamsche volkstypen bij ons in zwang bracht, nu 10 jaar geleden. Mijn Van Meel moest in correcten zin hecten: zaakballasligdc. Een ballast van zaken haait hij zich zeiven, sinds de laatste 25 jaren op den hals. Een ander schuift ze zoo dra mogelijk van zijn Wcledelgeboren's of WelcdelGestrengen's of WeledelZeerGe- leerden's nek mijn goeie vriend Van Meel zoekt, behalve aan de Beurs (assurantie-hoek) overal hoeken buiten de Beurs, waar hij za ken kan doen. Onder ons gezegd en gebleven: ik vermoed dat hij in den Gemeenteraad wil komen en vandaar in de Provinciale Staten klimmen en, als hij dat toppunt heeft bereikt, Gedeputeerde wil worden, liefst in de Tweede Kamer, maar loopt de Fortuin hem tegen, dan maar enkel in het Collegie van Gedeputeerde Staten zitting begeert. Kwade tongen fluiste ren dat hij allerliefst èn raadslid èn Gedepu teerde èn Tweede Kamerlid tegelijk zou we zen, om proeven van bekwaamheid in politie ke redenaarslaktiek en omvangrijke werk zaamheid voor het dankbare nageslacht af te leggen. Maar ik kan daarover niet oordeelen, aangezien ik, wanneer Van Meel één dag in 't jaar bij mij komt, nooit over den socialen, po- litieken, sociologischen en Beurs-ballast spreek, dien mijn patente Amsterdamsche vriend naar zich toewentelt. Helaas, heb ik nu onlangs zijn gezelschap moeten missen, want, naar mij van ter zijde werd gemeld (dat l e r z ij d e sprak zijne vrouw) heeft hij een wrang-wreeden tweestrijd in zijn vurigen po litieleen geest geopend over de vraag: „Wat zal ik worden? Unionist, anti-unionist, of coa litie-man? Ik voel alles voor zijne nobele as- piratiën en zijn heftig zielsbeweeg, omdat het mij en eenigen anderen goeien vrienden uit de beste bron bekend is, flat Van Meel vrouw en dochter liecft, een naar rood overhellende betere helft en een (met permissie 1) naar scharlaken nijgende studeerende dochter. Hoe is het mogelijk bij dc zwaarte van zoo'n in térieur nog verderen ballast te begeeren?! „Mijn vrouw", zei hij onlangs tot mij, „mijn vrouw, zie-jc is een concentratie-vrouw en mijn dochter socialiste zonder petroleum of bom. Voor mij wordt de keus hoe langer hoe moeilijker. Ik was Chr. historisch Unieman, maar, tc weerlicht, nou ze de coalitie hand haven, zal ik er nog eens rijp over denken." Denk er niet al le zwaar over, vriendlief, zei ik, want de politiek is een glibberbaan, ve len breken een arm of een pols nog vóór zij vaart hebben en weinigen is het maar gege ven staande, in triomfhouding naar de eind paal loe tc glijden. Maar dat jij, nu je vrouw en dochter al politici in theorie zijn, nog ple zier in de practische politiek hebt, begrijp ik niet, 't is niet anders dan ballast, die je mee sleept wanneer je er een beroep van gaat ma ken, en tegenwoordig, nu „de Meiboom in dc Kap" staat, moet een assuradeur, die verze kerd wil zijn vóór hij partij kiest, de kat uit den boom kijken, zelfs uit den Meiboom in de kap. Ik wacht nu af wat Van Meel doel. Intus- schen heeft hij voor mijn uitnoodiging be dankt cn zal hij na Van Iloogenhuyze's brief en prof. Kohnstamms repliek misschien eerst weten wat hein te doen staat. De Amsterdam sche predikant nam afscheid als lid van de Christ. Hist. Unie en de Amsterdamsche hoog leeraar leest hem kort en krachtig de les over een volzin uit zijn brief, waarin hij de mannen der concentratiepoütiek met ongcloovi- gen vergelijkt. Mag ik u even attent maken, vriendelijken briefschrijver, dat gij nu te^èr in uw oordeel gaat. Omdat wij, concentratie- Heden niet precies gelooven, op kerksche wij ze gelooven wal u doet, daarom hebt gij nog geen recht ons het brandmerk van het onge loof op het voorhoofd le drukken. Ongeveer aldus is beider gedachlengang en wil men de juiste termen dan leest men bij Van Hoogenhuyze deze woorden: „Het onge loof wensch ik niet op den troon te brengen en daarom beveel ik de concentratie niet aan." Hierdoor door deze passage begaat de predikant dezelfde fout van alle stroef-kerk- sche partijen, die personen niet met hen mee gaand, nict-Christenen noemen en zichzelven ootmoedigerwijs het Christenschap ter meerdere eerc Gods toekennen. Dien zelfden zedelijken misslag had vroeger de predikant v. Hoogenhuyze gewraakt in de coalitie. De Amsterdamsche hoogleeraar hoopt dat ook daarom ds. v. II. zijne misplaatste woorden zal intrekken. En indien de bekende loyauteit van dezen predikant hem noopt dat tc doen, dan zullen wij den gewe zen unionist gelukwenschen cn hem ver wijzen naar de wijsheid der volkeren, ditmaal uit den mond sprekend van ko ning Frederik II van Pruisen: „In meinem Reichc liat Jedermnnn das Recht nach seiner F agon selig zu wer den". Ziedaar het zegenrijke beginsel der geloofs vrijheid, waaruit het vrijzinnig Nederland ontstond, door den „ouden Fritz" gehuldigd. Daar zie ik tot mijn vreugde dat ds. v. H. tot inkeer is gekomen. Zooals hij het schreef en drukken liet, heeft hij het niet bedoeld. Ds. v. H. heeft bedoeld nocli voor rechts noch voor links te pleiten, maar voor diege nen uit rechts, zoowel als uit links die het vol gende in al zijne gevolgen belijden en willen toegepast zien: lo. aan ons volk mag God en de Bijbel niet worden ontnomen; 2o. Rome mag niet oppermachtig worden; 3o. onze vaderlandsche kerk mag niet ge drongen worden van de plaats, haar door God in ons land gegeven. Ilct doet mij genoegen voor mijn vriend, den zaakballastigde Van Meel, dat zijn sociaal- politieke keus en zijne sociologische aspira tion hem door den Amsterdamschen predi kant zijn verlicht. Want op verlichting komt het bij Van Meel, met roode en scharlaken overtuigingen naast hem, toch wel degelijk aan. Twee Nederlanders, dc een kunstschilder, de ander controleur bij een maatschappij zijn dezer dagen in goud beslagen. Martin Mon nickendam heeft dc gouden medaille door II. M. de Koningin uitgeloofd op de schilderijen-tentoonstelling in Arti et Ami- c i t i a e ontvangen en II. E. B u r i n g de gou den eerepenning, die op voordracht van den Minister van Binnenlandsche Zaken hem door II. M. de Koningin is toegekend. Monnickendam ontving die hooge kunste naars-onderscheiding, wegens zijn schilderij Salomé, Herodias' dochter voorstellend met den bloemomkransten schotel, waaruit het lioofd van Johannes den Dooper schrijnt; Bu ring wegens het verrichten van een levensge vaarlijke redding. Op 5 Januari 1913 vol bracht hij de menschlievende daad toen hij een kind uit het water van het Westerkanaal tc Amsterdam redde. Aan de eerste medaille is geen ander draagvermogen verbonden, dan de onzichtbare décoratic van het schit terend talent; aan de tweede daaren tegen is een zichtbaar draagvermogen ge hecht. Sinds 1897, even vóór het aftreden van mr. S. van Houten als Minister van Binnenlandsche Zaken heeft deze de sinds meer dan 50 jaar bestaande zotheid dat de medailles ten onzent ondraagbaar wa ren, opgeheven en heeft H. M. op 's Ministers voordracht bij Besluit van 24 Mei 1897 no. 87 de uittelling van ronde gouden, zilveren of bronzen draagpenningen voor menschlievcnd hulpbetoon en voor verdiensten jegens 's Rijks musea verordend. De gouden ecrepenning wordt trouwens uiterst zelden verleend. Zou hel niet tijd worden ook een draagbaar onderscheidingsteeken te verbinden aan de groote gouden Eere-medaillc door kunste naars behaald? Uit de Pers, Rlr. Aalbcrse en heft R.-K. zedelijk heidsbegrip. Naar aanleiding van het door mr. Aalberse voorgestelde maar met 33 tegen 24 stemmen verworpen amendement op de Ziektewet, strekkende om den zieken arbeider, indien zijn ziekte veroorzaakt is door onzedelijkheid, het ziekengeld te doen onthouden, bespreekt prof. Struycken in Van Onzen T ij d de vraag, wat het R.-K. standpunt in dezen is: ,,Had mr. Aalberse griykY Is inderdaad hot ver- hinden van een recht nnn de gevolgen van eigen onzedelijkheid met onze aodc.ijkheidsbeginsclen in str\jd? Onze positieve rechtsontwikkeling geeft een ontkennend antwoord. Werd niet in do door min. Locff ingediende on ondor min. Nclisacu in het Staatsblad geplaatste wijziging van het Bur gerlijk Wetboek art. 344 f. ingevoegd dat de on gehuwde moeder tegen den vader van haar kind «ene vordering toekent tot vergoeding van de kos ten van haar bevalling en van baar onderhoud gedurende de eerste zes weken na hare beval ling? Is ons verzekeringsrecht niet gebaseerd op de gedachtedat wel opzet en aanmerkelijk schuld, n'et onzedelijkheid van den verzekerde zijn recht op schadevergoeding uitsluit? Gaat bovendien niet hot contractucelc verzekerings recht lijnrecht' in tegen art. 307 Wetboek van Koophandel dat bij zelfmoord de levensverze kering doet vervallen door het geregeld voor komend bedingdat zelfmoord, één of enkele jaren na hot sluiten der verzekering gepleegd, de verzekerde eom zal worden uitgekeerd? Zoude een z.g. busdokter zijn hulp mogen weigeren aau een buspatiënt, die tengevolge van onzedelijk heid -iek wordt cn zijn hulp inroept? Heeft mr. Aalberse de bcteekenis van zijn amendement wel voldoende overwogen? Ziekte kan het gevolg zijn van sexuecle onzedeiijkhcid, van onmatigheid, dronkenschap, roekeloosheid, verwaarloozing, zorgeloosheid, overspanning van krachten, enz., die alle het kenmerk van onze delijkheid kunnen dragen. Zoude hij in al deze gevallen de uitkecring van het ziekengeld willen weigeren? Hij denkt blijkbaar alleen aan den eersten vorm van onzedelijkheid, zich daarbij schuldig makend aan de onder Katholieken niet ongewone overspanning der sexuecle moraal. Hij zal evenwel moeten toestemmen, dat., indien zijn betoog juist is, het op ioderen vorm van onzede lijkheid even zeer moet toepasselijk zjjn. En daaraan denkt toch zeker niemand. Dc verzekeringsovereenkomst dekt alle risico's, die de mensoh, met zijne zwakheden en nalatig heden, kan beloopen. Er zijn zelfs overeenkom sten., di« hem dekken -"uitfluitend voor schade, door zijn nalatigheid, groot en klein, geleden men denke aan do verzekeringen tegen de schade, dio voor den werkgever van art. 1638x Burgerlek Wetboek hel gevolg kan zijn Alleen tegen op zettelijke schade kan men zich uit den aard der zaak niet verzekeren, en gewoonlijk ook niet te gen schade, door eigen grove schuld teweeg ge Vracht. Dc schuldvraag is evenwel oen geheel an- dero dan do zedclykheidsvraagcene daad kan grof onzedelijk zijn, terwijl toch dc daaruit ont stane schade niet aan de schuld van den dader is te wijtenevenzeer is het omgekeerde moge lijke Meent men, dat bij privaatrechtelijke cn pu bliekrechtelijke ziekteverzekering oeno uitzonde ring moet worden gemaakt voor ziekten, die het givolg zijn van sexueele onzedelijkheid, gelijk b'ijkbaar de bedoeling was van het amendement, men zal niet kunnen volstaan met do stelling, dat de gevolgen van onzedelijke handelingen nim mer door verzekering worden gedekt, maar moe ten aantoouen, dat het uitkeeren van ziekengeld in die gevallen, met het oog op de bijzondere on openbare zedelijkheid, do volksgezondheid, enz., ofKeuring verdient. Ons leek hot betoog van Min. Talma voor het tegenovergestelde overtui gend. (1) Dit artikel stelt den werkgever aansprake lijk, indien door zijne schuld er iets hapert aan de lokalen, werktuigen enz., en de arbeider daar door letset bekomt. Berichten. De Kamerverkiezingen. De Centrale Anti-rcv. kiesverceniging in het district Doctinchem stelde in haar gis* teren te Terborg gehouden vergadering het aftredend lid, den lieer P. van Vliet, met air gemeene stemmen candidaat. De Centrale R.-K. kiesverceniging in het district Loosduincn heeft den heer Brummol- kamp, aflr. lid, van dc Antircv. partij overge nomen en zal hem krachtig steunen, al werd erkend dat dc R.-K. partij recht heeft op dien zetel, als sterkste van al do partijen. De Centrale R.-K. kiesvereniging in het kiesdistrict Eist heeft candidaat gesteld voor de Tweede K&mer mr. A. I. AL J. baron van Wijnbergen, (aftr.) Een legende. Van rcchtsche zijde wordt herhaaldelijk beweerd, dal mr. J. A. Levy in het tot stand komen der concentra tie aanleiding zou gevonden hebben om le be danken voor liet lidmaatschap der Vrijzinnige Amsterdamsche Kiesverceniging „Vooruit gang." Ilct Ilbld. kan uit dc beste bron mcdcdcclon, dat mr. Levy reeds zeer geruimen tijd vóór het tol stand komen der concentratie voor „Vooruitgang" heeft bedankt. Zijn bedanken dagtcckcnt uit den lijd van de reorganisatie dier kiesverceniging, nu on geveer anderhalf jaar geleden. De heer Levy, kon zich namelijk niet vcrcenigcn met liet feit, dat „Vooruitgaug" was afgeweken van liet attributief kiesrecht. IIcl nieuwe stadhuis te Zwol» l c. Op verschillende plaatsen tc Zwolle ligt ter teekening een adres door belasting plichtigen dier gemeente aan den gemeente raad te richten, met het verzoek terug te komen op liet besluit betreffende den stad huisbouw, waarvan de kosten zijn begroot op ƒ300,000. Dit besluit werd met 16 tegen 3 stemmen genomen. In liet adres wordt o.m. gezegd: dat zij, in aansluiting met een vroeger door de heeren Aersscn, J. S. van Deventer, E. van Ketwich Verschuur c. s. aan den raad inge diend adres, beleefd maar dringend vcrzoe< ken op dat besluit terug tc komen, omdat de financieele toestand der gemeente dc kosten, aan dien luxebouw verbonden, niet permit teert; dat naar hun bescheiden mcening het per centage van den lioofdelijkcn omslag nu reeds opgevoerd lot 6.1 meer dan genoeg vraagt van de financieele draagkracht der ingezetenen, waarbij nog dient te worden opgemerkt, dat dc gasprijs cn de opcenten op de personecle lasten aanmerkelijk zijitf verhoogd. Het N e d c r 1. Zeewezen. Dc Ver- ccniging Het Ncdcrlandschc Zeewezen hield in het Notarishuis te Rotterdam onder voor zitterschap van den gep. kapitein ter zee J. de Bruyne haar algemeene vergadering. Uit het in deze vergadering uitgebrachte jaarverslag bhjkt het volgende: De vermeerdering van het aantal gewone cn huilengewone leden is resp. 40 cn 18, zoo- dat dit nu bedraagt 820 cn 217. Gedurende den vcrslagtijd werden vier sextanten cn eca lange kijker als prijzen aan lecriingen voor scholen voor zeevaartkundig onderwijs uit- Laalc niet het boek, dat u genot gaf; niet het huis, waarin gij gast waart, niet het hart. dat liefde u schonk. Een Roman Tan ILielde, Op DOOR MARIE CORELLL „Kunt gij de gedachten der menschen ra- 'Jen?" vroeg Catherine plotseling. Santoris keek vroohjk. Hij antwoordde door een weervraag. „Zou het u spijlen als ik het kon?" Zij bloosde even. Hij ghmlachle, want hij wist waaraan zij dacht. „Het zou een zeer onaangenaam talent zijn, dat lezen van eens anders gedachten,", zeide de heer Harland, „ik zou het liever niet aan moedigen." >*Maar de lieer Santoris geeft bijna toe, dat hij de kunst bezit," zeide dr. Brayle op licht geraakten toon. „En bovendien is „gedachten lezen" een soort van gezelschapsamusement tegenwoordig. Er is niets moeiehjks in." „In het geheel niet!" stemde Santoris toe. >/Eu daar het zoo gemakkelijk is, waarom teont u ons <^an dadelijk niet dat oude klei nood, hetwelk u in uw zak heeft? Gij bracht het vanavond mede om het mij te toonen en mijn meening omtrent de waarde er van te faUPOf is het niet zoo?** Brayle keek hem met de grootste verba zing aan. Indien iemand ooit volkomen werd overrompeld, dan was hij het. „Hoe weet gij het?" begon hij stamelend, terwijl de lieer Iiarland, even verbaasd, hem aanstaarde door üjn ronde brilleglazcn, alsof hij op een verklaring wachtte. Santoris lachte. „Gedachten lezen ïs slechts een gezel schapsamusement, zooals gij zooeven hebt opgemerkt," zeide hij. „En gedurende de laatste minuten heb ik er mij mede vermaakt, kom laat ons uw schat zien!" 'Dr. Brayle was ten zeerste ontsteld, maar hij trachtte van zijn verwarring te hekomen door verlegen tc lachen. „Nu, gij hebt het handig geraden!" zeide hij, „gij lostel maar een schot in het wilde natuurlijk maar toevalig raakte het 't doel! Het is waar, ik heb een zeldzaam edel gesteente medegebracht dat ik altijd bij mij heb, waarheen ik ook ga en iets bracht er mij vanavond toe, niet alleen uw oor deel over de waarde ervan te vragen, maar tevens to willen zeggen uit welk tijdperk bet is. Het is oud Italiaansch, maar zelfs deskun digen zijn het niet eens geworden over den juisten datura." Hij stak de hand in zijn borstzak (n trok er een klein zijden zakje uit, wauruit hij zorgvuldig een colUer van juweelen nam, in den vorm van een ketting, die zeer buigzaam was. Hij legde hem op de tafel, ik beet op mijn Hppen om een uitroep te weerhou den. Want ik had het ding te voren gezien op het oogenbük kon ik mij niet herinne ren waar, totdat een plotselinge lichtstraal door de cellen van mijn hersenen mtf her innerde aan dat tooneel van leven en dood, dat ik in het visioen in het atelier van den kunstenaar zag, toen de naam, „Cosmo de Medicis", als een slecht voorteeken werd ge fluisterd. De moordenaar in dat droom-schil- derij had een colüer van juweelen gedragen precies gelijk aan dezen, maar ik kon mij slechts stil houden en met alle zenuwen ge spannen aandachtig luisteren, terwijl Santo ris het sieraad in zijn hand nam en er met grooten ernst naar keek, waarin ook iets van medelijden schuilde. „Een fraai stuk handwerk," zeide hij ein- dehjk langzaam, terwijl de heer Iiarland, Catherine en Swinton, de secretaris, allen, dichter naar de tafel kwamen en levendig naar voren bogen. „En ik zou zeggen," hij sloeg zijn oogen op en keek recht in het donkere, sombere gelaat van Brayle, „ik zou zeggen, dat het tot het tijdperk der Medici behoorde. Het moet een deel van het gewaad van een edelman uit dien tijd zijn het schijnt mij toe van Florentijnsch maaksel te wezen. Misschien zouden de juweelen, als zij konden spreken, een vreemde geschiedenis kunnen vertellen! het zijn ongelukkige steeuen." „Ongelukkig!" riep Catherine uit. ,,U be doelt onheil aanbrengend." „Neen! er bestaat niet zoo iets als onheil," antwoordde Santoris kalm, terwijl hij do colüer telkens in zijn hand nam. „Noch voor juweelen noch voor menschen! maar er is ongeluk en ongeluk beteekent eenvoudig, dat het leven tot verkeerde doeleinden wordt besteed. Ik noem deze edelsteenen ongeluk kig, omdat zij verkeerd zijn gebruikt. Een kostbare steen is een levend ding het neemt invloeden op evenals de aarde licht opneemt, en deze juweelen hebben iets kwaads opgenomen, dat ze minder schoen maakt dan ze konden zijn. Deze diamanten en robijnen, deze smaragden en safieren heb ben niet den vollen luister van hun eigen ware natuur zij verkeeren in den toestand van verwelkte bloemen. Het zal eeuwen du ren voordat zij hun natuurlijke schittering herkrijgen. Er is een treurspel onder hen verborgen." Dr. Brayle amuseerde zich blijkbaar. „Wel ik kan u geen geschiedenis van ze vertellen," zeide hij. „Een vriend van mij kocht den colüer van een ouden joodschen antiquaar in een achterstraat van Florence en zond het mij om te dragen bij een Floren tijnsch costuum op een gemaskerd hal. Het is wel eigenaardig, dat ik besloot een der Medici's voor te stellen, daar een kunstenaar mij gezegd had, dat mijn trekken met huD type overeenkwamen. Dat is de kroniek zoo ver als ik erbij betrokken ben. Ik stelde hem op prijs wegens zijn oudheidkundige waarde. Ik heb hem al menigmaal kunnen verkoopen maar ik wensch er niet van te scheiden." „NatuurÜjk," zeide Santoris terwijl hij den colüer doorgaf om te laten zien. „Gij vindt het prettig hem te bezitten." Catherine Harland had het kleinood In haar hand en een vage uitdrukking van ont zetting kwam op haar gelaat toen zij het spoedig aan den eigenaar terug gaf. Maar zij maakte geen opmerking, het was Har land, die het gesprek weer opnam. „Dat is een zonderling idee van u, om trent ongelukkige juweelen," zeide hij. /Mis schien zou het ongeluk, dat den vermaarden blauwen Hopediamant trof, kunnen worden terug geleid tot dc een of andere vroegcro tragedie, die er mede in verband staal." „Zonder twijfel!" antwoordde Santoris. ,/Kijk nu eens hier naar!" Hij nam uit zijn horlogezakje een kleinen fijnen gouden ket ting, waar een maansteen, gezet in diaman ten van bijzondere maat en schoonheid, aan bevestigd was. „Hier is een steen, die een soort toovcrmacht bezit, hij heeft geen nood- lottigen invloeden gekend, cn is niet gestoord door een kwaadwülige omgeving. Het is ecu volmaakt gelukkige, onbezoedelde edelsteen^ Gij ziet het, de glans is volmaakt evca helder als die aan een zomcrsch uitspansel» Toch is het een zeer oud juweel en heeft een meer dan duizend-jarig leven achter zich." Wij bekeken allen het fraaie sieraad cn terwijl ik het een oogenbük in mijn hand hield, schenen er kleine vonken van uit te gaan geüjk de straling van de maan op kab belende golven. „Vrouwen moesten er voor zorgen, dat haar juweelen gelukkig worden gemaakt/' zeide hij, mij met een lachje aanziende. „Dat is te zeggen, als zij verlangen, dat zij glan zen. Niets wat leeft is op zijn best, tenzij het in gelukkige omstandigheden is omstan digheden die trouwens heel gemakkelijk zijn, te bereiken." „Gemakkeüjk! Ik zou zeggen, dat niets zoc| moeiemk is!" zeide de heer Harland» j Wordi vervolgt

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1913 | | pagina 5