DE E EM LAN DER".
Hde Jaargang.
N° 300 Tweede Blad.
1
Zaterdag 10 Mei 1913.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
Het Eeuwige Leven.
Hoofdredacteur: Mr. D.J. VAN SCHAARDENBURG. <55
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersfoort f 1.00.
Idem franco per post1.50.
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) - 0.10.
Afzonderlijke nummers - O.OS.
Deze Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- en
Feestdagen.
Advertentiön gelieve men liefst vóór 11 uur, familio-
advertenties en berichten vóór 2 uur in to zenden.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regelsf 0.50.
Elke rogol moer - O.IO.
Dienstaanbiedingen 25 cents b(j vooruitbetaling,
Groote lettors nnnr plaatsruimto.
Voor handol en bodrijf bostaan zoor voordooligo bopalingon
tot het horhnald advortooron in dit Blad, bij abonnomont.
Eeno circulaire, bovattondo do voorwaarden, wordt op
aanvraag toogezondon.
Mrtiuiek,
door
F. SMIT KLEINE.
Een Unionist. Een Coalitie-man.
Een Concentratie-vrouw. Een brief van
Ds. Van Hoogenhuyze. Een brief van
Prof. Kohnstamm. In goud beslagen.
'Martin Monnickendam en H. F. Buring.
Draagbaar en Ondraagbaar Eereleeken.
Dezer dagen ontving ik het volgende brief
je, (dat, ik wil het wel dadelijk zeggen, mij
liet weinig uit mijn humeur bracht):
Amsterdam, 26 April 1913.
Amice! Bij je komen kan ik niet, al
loopt het lentegroen nog zoo uil en slaan
de seringen en verdere voorjaarsheesters
nog zoo in bloei. Zaken gaan voor en een
dag buiten doorbrengen is lentevermaak.
Vermaak staat achter bij zaak. Tot later
dus!
Gaarne
Uw
VAN MEEL.
Van Meel is de grootste zaakwaarnemer van
gansck Amsterdam, d. w. z. ik zou, om juist
e zijn, moeten zeggen: is de grootste zaakge-
astigde van de hoofdstad, doch daar ons
woord zaakgelastigde eigenlijk in de diploma-
lieke wereld en niet in de nationale zakenwe
reld thuisbehoort, bezigde ik het e enigszins
verouderend woord zaakwaarnemer, dat veel
tijds in bloei en dus jong werd geacht toen
Justus van Maurik zijne Amsterdamsche
volkstypen bij ons in zwang bracht, nu 10 jaar
geleden. Mijn Van Meel moest in correcten
zin hecten: zaakballasligdc. Een ballast van
zaken haait hij zich zeiven, sinds de laatste
25 jaren op den hals. Een ander schuift ze zoo
dra mogelijk van zijn Wcledelgeboren's of
WelcdelGestrengen's of WeledelZeerGe-
leerden's nek mijn goeie vriend Van Meel
zoekt, behalve aan de Beurs (assurantie-hoek)
overal hoeken buiten de Beurs, waar hij za
ken kan doen. Onder ons gezegd en gebleven:
ik vermoed dat hij in den Gemeenteraad wil
komen en vandaar in de Provinciale Staten
klimmen en, als hij dat toppunt heeft bereikt,
Gedeputeerde wil worden, liefst in de Tweede
Kamer, maar loopt de Fortuin hem tegen, dan
maar enkel in het Collegie van Gedeputeerde
Staten zitting begeert. Kwade tongen fluiste
ren dat hij allerliefst èn raadslid èn Gedepu
teerde èn Tweede Kamerlid tegelijk zou we
zen, om proeven van bekwaamheid in politie
ke redenaarslaktiek en omvangrijke werk
zaamheid voor het dankbare nageslacht af te
leggen. Maar ik kan daarover niet oordeelen,
aangezien ik, wanneer Van Meel één dag in 't
jaar bij mij komt, nooit over den socialen, po-
litieken, sociologischen en Beurs-ballast
spreek, dien mijn patente Amsterdamsche
vriend naar zich toewentelt. Helaas, heb ik
nu onlangs zijn gezelschap moeten missen,
want, naar mij van ter zijde werd gemeld (dat
l e r z ij d e sprak zijne vrouw) heeft hij een
wrang-wreeden tweestrijd in zijn vurigen po
litieleen geest geopend over de vraag: „Wat
zal ik worden? Unionist, anti-unionist, of coa
litie-man? Ik voel alles voor zijne nobele as-
piratiën en zijn heftig zielsbeweeg, omdat het
mij en eenigen anderen goeien vrienden uit
de beste bron bekend is, flat Van Meel vrouw
en dochter liecft, een naar rood overhellende
betere helft en een (met permissie 1) naar
scharlaken nijgende studeerende dochter. Hoe
is het mogelijk bij dc zwaarte van zoo'n in
térieur nog verderen ballast te begeeren?!
„Mijn vrouw", zei hij onlangs tot mij, „mijn
vrouw, zie-jc is een concentratie-vrouw en
mijn dochter socialiste zonder petroleum of
bom. Voor mij wordt de keus hoe langer hoe
moeilijker. Ik was Chr. historisch Unieman,
maar, tc weerlicht, nou ze de coalitie hand
haven, zal ik er nog eens rijp over denken."
Denk er niet al le zwaar over, vriendlief,
zei ik, want de politiek is een glibberbaan, ve
len breken een arm of een pols nog vóór zij
vaart hebben en weinigen is het maar gege
ven staande, in triomfhouding naar de eind
paal loe tc glijden. Maar dat jij, nu je vrouw
en dochter al politici in theorie zijn, nog ple
zier in de practische politiek hebt, begrijp ik
niet, 't is niet anders dan ballast, die je mee
sleept wanneer je er een beroep van gaat ma
ken, en tegenwoordig, nu „de Meiboom in dc
Kap" staat, moet een assuradeur, die verze
kerd wil zijn vóór hij partij kiest, de kat uit
den boom kijken, zelfs uit den Meiboom in
de kap.
Ik wacht nu af wat Van Meel doel. Intus-
schen heeft hij voor mijn uitnoodiging be
dankt cn zal hij na Van Iloogenhuyze's brief
en prof. Kohnstamms repliek misschien eerst
weten wat hein te doen staat. De Amsterdam
sche predikant nam afscheid als lid van de
Christ. Hist. Unie en de Amsterdamsche hoog
leeraar leest hem kort en krachtig de les over
een volzin uit zijn brief, waarin hij de mannen
der concentratiepoütiek met ongcloovi-
gen vergelijkt. Mag ik u even attent maken,
vriendelijken briefschrijver, dat gij nu te^èr
in uw oordeel gaat. Omdat wij, concentratie-
Heden niet precies gelooven, op kerksche wij
ze gelooven wal u doet, daarom hebt gij nog
geen recht ons het brandmerk van het onge
loof op het voorhoofd le drukken.
Ongeveer aldus is beider gedachlengang en
wil men de juiste termen dan leest men bij
Van Hoogenhuyze deze woorden: „Het onge
loof wensch ik niet op den troon te brengen
en daarom beveel ik de concentratie niet
aan."
Hierdoor door deze passage begaat de
predikant dezelfde fout van alle stroef-kerk-
sche partijen, die personen niet met hen mee
gaand, nict-Christenen noemen en zichzelven
ootmoedigerwijs het Christenschap ter
meerdere eerc Gods toekennen. Dien zelfden
zedelijken misslag had vroeger de predikant
v. Hoogenhuyze gewraakt in de coalitie. De
Amsterdamsche hoogleeraar hoopt dat ook
daarom ds. v. II. zijne misplaatste woorden
zal intrekken. En indien de bekende
loyauteit van dezen predikant hem noopt
dat tc doen, dan zullen wij den gewe
zen unionist gelukwenschen cn hem ver
wijzen naar de wijsheid der volkeren,
ditmaal uit den mond sprekend van ko
ning Frederik II van Pruisen:
„In meinem Reichc liat Jedermnnn das
Recht nach seiner F agon selig zu wer
den".
Ziedaar het zegenrijke beginsel der geloofs
vrijheid, waaruit het vrijzinnig Nederland
ontstond, door den „ouden Fritz" gehuldigd.
Daar zie ik tot mijn vreugde dat ds. v. H.
tot inkeer is gekomen. Zooals hij het schreef
en drukken liet, heeft hij het niet bedoeld.
Ds. v. H. heeft bedoeld nocli voor rechts
noch voor links te pleiten, maar voor diege
nen uit rechts, zoowel als uit links die het vol
gende in al zijne gevolgen belijden en willen
toegepast zien:
lo. aan ons volk mag God en de Bijbel niet
worden ontnomen;
2o. Rome mag niet oppermachtig worden;
3o. onze vaderlandsche kerk mag niet ge
drongen worden van de plaats, haar door God
in ons land gegeven.
Ilct doet mij genoegen voor mijn vriend,
den zaakballastigde Van Meel, dat zijn sociaal-
politieke keus en zijne sociologische aspira
tion hem door den Amsterdamschen predi
kant zijn verlicht.
Want op verlichting komt het bij Van Meel,
met roode en scharlaken overtuigingen naast
hem, toch wel degelijk aan.
Twee Nederlanders, dc een kunstschilder,
de ander controleur bij een maatschappij zijn
dezer dagen in goud beslagen. Martin Mon
nickendam heeft dc gouden medaille
door II. M. de Koningin uitgeloofd op de
schilderijen-tentoonstelling in Arti et Ami-
c i t i a e ontvangen en II. E. B u r i n g de gou
den eerepenning, die op voordracht van den
Minister van Binnenlandsche Zaken hem
door II. M. de Koningin is toegekend.
Monnickendam ontving die hooge kunste
naars-onderscheiding, wegens zijn schilderij
Salomé, Herodias' dochter voorstellend met
den bloemomkransten schotel, waaruit het
lioofd van Johannes den Dooper schrijnt; Bu
ring wegens het verrichten van een levensge
vaarlijke redding. Op 5 Januari 1913 vol
bracht hij de menschlievende daad toen hij
een kind uit het water van het Westerkanaal
tc Amsterdam redde. Aan de eerste medaille
is geen ander draagvermogen verbonden, dan
de onzichtbare décoratic van het schit
terend talent; aan de tweede daaren
tegen is een zichtbaar draagvermogen ge
hecht. Sinds 1897, even vóór het aftreden
van mr. S. van Houten als Minister van
Binnenlandsche Zaken heeft deze de sinds
meer dan 50 jaar bestaande zotheid dat de
medailles ten onzent ondraagbaar wa
ren, opgeheven en heeft H. M. op 's Ministers
voordracht bij Besluit van 24 Mei 1897 no. 87
de uittelling van ronde gouden, zilveren of
bronzen draagpenningen voor menschlievcnd
hulpbetoon en voor verdiensten jegens 's Rijks
musea verordend.
De gouden ecrepenning wordt trouwens
uiterst zelden verleend.
Zou hel niet tijd worden ook een draagbaar
onderscheidingsteeken te verbinden aan de
groote gouden Eere-medaillc door kunste
naars behaald?
Uit de Pers,
Rlr. Aalbcrse en heft R.-K. zedelijk
heidsbegrip.
Naar aanleiding van het door mr. Aalberse
voorgestelde maar met 33 tegen 24 stemmen
verworpen amendement op de Ziektewet,
strekkende om den zieken arbeider, indien
zijn ziekte veroorzaakt is door onzedelijkheid,
het ziekengeld te doen onthouden, bespreekt
prof. Struycken in Van Onzen T ij d de
vraag, wat het R.-K. standpunt in dezen is:
,,Had mr. Aalberse griykY Is inderdaad hot ver-
hinden van een recht nnn de gevolgen van eigen
onzedelijkheid met onze aodc.ijkheidsbeginsclen
in str\jd? Onze positieve rechtsontwikkeling geeft
een ontkennend antwoord. Werd niet in do door
min. Locff ingediende on ondor min. Nclisacu in
het Staatsblad geplaatste wijziging van het Bur
gerlijk Wetboek art. 344 f. ingevoegd dat de on
gehuwde moeder tegen den vader van haar kind
«ene vordering toekent tot vergoeding van de kos
ten van haar bevalling en van baar onderhoud
gedurende de eerste zes weken na hare beval
ling? Is ons verzekeringsrecht niet gebaseerd op
de gedachtedat wel opzet en aanmerkelijk
schuld, n'et onzedelijkheid van den verzekerde
zijn recht op schadevergoeding uitsluit? Gaat
bovendien niet hot contractucelc verzekerings
recht lijnrecht' in tegen art. 307 Wetboek van
Koophandel dat bij zelfmoord de levensverze
kering doet vervallen door het geregeld voor
komend bedingdat zelfmoord, één of enkele
jaren na hot sluiten der verzekering gepleegd, de
verzekerde eom zal worden uitgekeerd? Zoude
een z.g. busdokter zijn hulp mogen weigeren aau
een buspatiënt, die tengevolge van onzedelijk
heid -iek wordt cn zijn hulp inroept?
Heeft mr. Aalberse de bcteekenis van zijn
amendement wel voldoende overwogen? Ziekte
kan het gevolg zijn van sexuecle onzedeiijkhcid,
van onmatigheid, dronkenschap, roekeloosheid,
verwaarloozing, zorgeloosheid, overspanning van
krachten, enz., die alle het kenmerk van onze
delijkheid kunnen dragen. Zoude hij in al deze
gevallen de uitkecring van het ziekengeld willen
weigeren? Hij denkt blijkbaar alleen aan den
eersten vorm van onzedelijkheid, zich daarbij
schuldig makend aan de onder Katholieken niet
ongewone overspanning der sexuecle moraal. Hij
zal evenwel moeten toestemmen, dat., indien zijn
betoog juist is, het op ioderen vorm van onzede
lijkheid even zeer moet toepasselijk zjjn. En
daaraan denkt toch zeker niemand.
Dc verzekeringsovereenkomst dekt alle risico's,
die de mensoh, met zijne zwakheden en nalatig
heden, kan beloopen. Er zijn zelfs overeenkom
sten., di« hem dekken -"uitfluitend voor schade,
door zijn nalatigheid, groot en klein, geleden
men denke aan do verzekeringen tegen de schade,
dio voor den werkgever van art. 1638x Burgerlek
Wetboek hel gevolg kan zijn Alleen tegen op
zettelijke schade kan men zich uit den aard der
zaak niet verzekeren, en gewoonlijk ook niet te
gen schade, door eigen grove schuld teweeg ge
Vracht. Dc schuldvraag is evenwel oen geheel an-
dero dan do zedclykheidsvraagcene daad kan
grof onzedelijk zijn, terwijl toch dc daaruit ont
stane schade niet aan de schuld van den dader
is te wijtenevenzeer is het omgekeerde moge
lijke Meent men, dat bij privaatrechtelijke cn pu
bliekrechtelijke ziekteverzekering oeno uitzonde
ring moet worden gemaakt voor ziekten, die het
givolg zijn van sexueele onzedelijkheid, gelijk
b'ijkbaar de bedoeling was van het amendement,
men zal niet kunnen volstaan met do stelling,
dat de gevolgen van onzedelijke handelingen nim
mer door verzekering worden gedekt, maar moe
ten aantoouen, dat het uitkeeren van ziekengeld
in die gevallen, met het oog op de bijzondere
on openbare zedelijkheid, do volksgezondheid,
enz., ofKeuring verdient. Ons leek hot betoog van
Min. Talma voor het tegenovergestelde overtui
gend.
(1) Dit artikel stelt den werkgever aansprake
lijk, indien door zijne schuld er iets hapert aan
de lokalen, werktuigen enz., en de arbeider daar
door letset bekomt.
Berichten.
De Kamerverkiezingen.
De Centrale Anti-rcv. kiesverceniging
in het district Doctinchem stelde in haar gis*
teren te Terborg gehouden vergadering het
aftredend lid, den lieer P. van Vliet, met air
gemeene stemmen candidaat.
De Centrale R.-K. kiesverceniging in het
district Loosduincn heeft den heer Brummol-
kamp, aflr. lid, van dc Antircv. partij overge
nomen en zal hem krachtig steunen, al werd
erkend dat dc R.-K. partij recht heeft op dien
zetel, als sterkste van al do partijen.
De Centrale R.-K. kiesvereniging in het
kiesdistrict Eist heeft candidaat gesteld voor
de Tweede K&mer mr. A. I. AL J. baron van
Wijnbergen, (aftr.)
Een legende. Van rcchtsche zijde
wordt herhaaldelijk beweerd, dal mr. J. A.
Levy in het tot stand komen der concentra
tie aanleiding zou gevonden hebben om le be
danken voor liet lidmaatschap der Vrijzinnige
Amsterdamsche Kiesverceniging „Vooruit
gang."
Ilct Ilbld. kan uit dc beste bron mcdcdcclon,
dat mr. Levy reeds zeer geruimen tijd vóór
het tol stand komen der concentratie voor
„Vooruitgang" heeft bedankt.
Zijn bedanken dagtcckcnt uit den lijd van
de reorganisatie dier kiesverceniging, nu on
geveer anderhalf jaar geleden. De heer Levy,
kon zich namelijk niet vcrcenigcn met liet feit,
dat „Vooruitgaug" was afgeweken van liet
attributief kiesrecht.
IIcl nieuwe stadhuis te Zwol»
l c. Op verschillende plaatsen tc Zwolle
ligt ter teekening een adres door belasting
plichtigen dier gemeente aan den gemeente
raad te richten, met het verzoek terug te
komen op liet besluit betreffende den stad
huisbouw, waarvan de kosten zijn begroot op
ƒ300,000. Dit besluit werd met 16 tegen 3
stemmen genomen. In liet adres wordt o.m.
gezegd:
dat zij, in aansluiting met een vroeger door
de heeren Aersscn, J. S. van Deventer, E. van
Ketwich Verschuur c. s. aan den raad inge
diend adres, beleefd maar dringend vcrzoe<
ken op dat besluit terug tc komen, omdat de
financieele toestand der gemeente dc kosten,
aan dien luxebouw verbonden, niet permit
teert;
dat naar hun bescheiden mcening het per
centage van den lioofdelijkcn omslag nu
reeds opgevoerd lot 6.1 meer dan genoeg
vraagt van de financieele draagkracht der
ingezetenen, waarbij nog dient te worden
opgemerkt, dat dc gasprijs cn de opcenten
op de personecle lasten aanmerkelijk zijitf
verhoogd.
Het N e d c r 1. Zeewezen. Dc Ver-
ccniging Het Ncdcrlandschc Zeewezen hield
in het Notarishuis te Rotterdam onder voor
zitterschap van den gep. kapitein ter zee J.
de Bruyne haar algemeene vergadering.
Uit het in deze vergadering uitgebrachte
jaarverslag bhjkt het volgende:
De vermeerdering van het aantal gewone
cn huilengewone leden is resp. 40 cn 18, zoo-
dat dit nu bedraagt 820 cn 217. Gedurende den
vcrslagtijd werden vier sextanten cn eca
lange kijker als prijzen aan lecriingen voor
scholen voor zeevaartkundig onderwijs uit-
Laalc niet het boek, dat u genot gaf; niet
het huis, waarin gij gast waart, niet het
hart. dat liefde u schonk.
Een Roman Tan ILielde,
Op DOOR
MARIE CORELLL
„Kunt gij de gedachten der menschen ra-
'Jen?" vroeg Catherine plotseling.
Santoris keek vroohjk. Hij antwoordde
door een weervraag.
„Zou het u spijlen als ik het kon?"
Zij bloosde even. Hij ghmlachle, want hij
wist waaraan zij dacht.
„Het zou een zeer onaangenaam talent zijn,
dat lezen van eens anders gedachten,", zeide
de heer Harland, „ik zou het liever niet aan
moedigen."
>*Maar de lieer Santoris geeft bijna toe, dat
hij de kunst bezit," zeide dr. Brayle op licht
geraakten toon. „En bovendien is „gedachten
lezen" een soort van gezelschapsamusement
tegenwoordig. Er is niets moeiehjks in."
„In het geheel niet!" stemde Santoris toe.
>/Eu daar het zoo gemakkelijk is, waarom
teont u ons <^an dadelijk niet dat oude klei
nood, hetwelk u in uw zak heeft? Gij bracht
het vanavond mede om het mij te toonen en
mijn meening omtrent de waarde er van te
faUPOf is het niet zoo?**
Brayle keek hem met de grootste verba
zing aan. Indien iemand ooit volkomen werd
overrompeld, dan was hij het.
„Hoe weet gij het?" begon hij stamelend,
terwijl de lieer Iiarland, even verbaasd, hem
aanstaarde door üjn ronde brilleglazcn, alsof
hij op een verklaring wachtte.
Santoris lachte.
„Gedachten lezen ïs slechts een gezel
schapsamusement, zooals gij zooeven hebt
opgemerkt," zeide hij. „En gedurende de
laatste minuten heb ik er mij mede vermaakt,
kom laat ons uw schat zien!"
'Dr. Brayle was ten zeerste ontsteld, maar
hij trachtte van zijn verwarring te hekomen
door verlegen tc lachen.
„Nu, gij hebt het handig geraden!" zeide
hij, „gij lostel maar een schot in het wilde
natuurlijk maar toevalig raakte het 't
doel! Het is waar, ik heb een zeldzaam edel
gesteente medegebracht dat ik altijd bij
mij heb, waarheen ik ook ga en iets bracht
er mij vanavond toe, niet alleen uw oor
deel over de waarde ervan te vragen, maar
tevens to willen zeggen uit welk tijdperk bet
is. Het is oud Italiaansch, maar zelfs deskun
digen zijn het niet eens geworden over den
juisten datura."
Hij stak de hand in zijn borstzak (n trok
er een klein zijden zakje uit, wauruit hij
zorgvuldig een colUer van juweelen nam, in
den vorm van een ketting, die zeer buigzaam
was. Hij legde hem op de tafel, ik beet
op mijn Hppen om een uitroep te weerhou
den. Want ik had het ding te voren gezien
op het oogenbük kon ik mij niet herinne
ren waar, totdat een plotselinge lichtstraal
door de cellen van mijn hersenen mtf her
innerde aan dat tooneel van leven en dood,
dat ik in het visioen in het atelier van den
kunstenaar zag, toen de naam, „Cosmo de
Medicis", als een slecht voorteeken werd ge
fluisterd. De moordenaar in dat droom-schil-
derij had een colüer van juweelen gedragen
precies gelijk aan dezen, maar ik kon mij
slechts stil houden en met alle zenuwen ge
spannen aandachtig luisteren, terwijl Santo
ris het sieraad in zijn hand nam en er met
grooten ernst naar keek, waarin ook iets
van medelijden schuilde.
„Een fraai stuk handwerk," zeide hij ein-
dehjk langzaam, terwijl de heer Iiarland,
Catherine en Swinton, de secretaris, allen,
dichter naar de tafel kwamen en levendig
naar voren bogen. „En ik zou zeggen," hij
sloeg zijn oogen op en keek recht in het
donkere, sombere gelaat van Brayle, „ik zou
zeggen, dat het tot het tijdperk der Medici
behoorde. Het moet een deel van het gewaad
van een edelman uit dien tijd zijn het
schijnt mij toe van Florentijnsch maaksel te
wezen. Misschien zouden de juweelen, als zij
konden spreken, een vreemde geschiedenis
kunnen vertellen! het zijn ongelukkige
steeuen."
„Ongelukkig!" riep Catherine uit. ,,U be
doelt onheil aanbrengend."
„Neen! er bestaat niet zoo iets als onheil,"
antwoordde Santoris kalm, terwijl hij do
colüer telkens in zijn hand nam. „Noch voor
juweelen noch voor menschen! maar er is
ongeluk en ongeluk beteekent eenvoudig,
dat het leven tot verkeerde doeleinden wordt
besteed. Ik noem deze edelsteenen ongeluk
kig, omdat zij verkeerd zijn gebruikt. Een
kostbare steen is een levend ding het
neemt invloeden op evenals de aarde licht
opneemt, en deze juweelen hebben iets
kwaads opgenomen, dat ze minder schoen
maakt dan ze konden zijn. Deze diamanten
en robijnen, deze smaragden en safieren heb
ben niet den vollen luister van hun eigen
ware natuur zij verkeeren in den toestand
van verwelkte bloemen. Het zal eeuwen du
ren voordat zij hun natuurlijke schittering
herkrijgen. Er is een treurspel onder hen
verborgen."
Dr. Brayle amuseerde zich blijkbaar.
„Wel ik kan u geen geschiedenis van ze
vertellen," zeide hij. „Een vriend van mij
kocht den colüer van een ouden joodschen
antiquaar in een achterstraat van Florence
en zond het mij om te dragen bij een Floren
tijnsch costuum op een gemaskerd hal. Het
is wel eigenaardig, dat ik besloot een der
Medici's voor te stellen, daar een kunstenaar
mij gezegd had, dat mijn trekken met huD
type overeenkwamen. Dat is de kroniek zoo
ver als ik erbij betrokken ben. Ik stelde hem
op prijs wegens zijn oudheidkundige waarde.
Ik heb hem al menigmaal kunnen verkoopen
maar ik wensch er niet van te scheiden."
„NatuurÜjk," zeide Santoris terwijl hij den
colüer doorgaf om te laten zien. „Gij vindt
het prettig hem te bezitten."
Catherine Harland had het kleinood In
haar hand en een vage uitdrukking van ont
zetting kwam op haar gelaat toen zij het
spoedig aan den eigenaar terug gaf. Maar
zij maakte geen opmerking, het was Har
land, die het gesprek weer opnam.
„Dat is een zonderling idee van u, om
trent ongelukkige juweelen," zeide hij. /Mis
schien zou het ongeluk, dat den vermaarden
blauwen Hopediamant trof, kunnen worden
terug geleid tot dc een of andere vroegcro
tragedie, die er mede in verband staal."
„Zonder twijfel!" antwoordde Santoris.
,/Kijk nu eens hier naar!" Hij nam uit zijn
horlogezakje een kleinen fijnen gouden ket
ting, waar een maansteen, gezet in diaman
ten van bijzondere maat en schoonheid, aan
bevestigd was. „Hier is een steen, die een
soort toovcrmacht bezit, hij heeft geen nood-
lottigen invloeden gekend, cn is niet gestoord
door een kwaadwülige omgeving. Het is ecu
volmaakt gelukkige, onbezoedelde edelsteen^
Gij ziet het, de glans is volmaakt evca
helder als die aan een zomcrsch uitspansel»
Toch is het een zeer oud juweel en heeft
een meer dan duizend-jarig leven achter
zich."
Wij bekeken allen het fraaie sieraad cn
terwijl ik het een oogenbük in mijn hand
hield, schenen er kleine vonken van uit te
gaan geüjk de straling van de maan op kab
belende golven.
„Vrouwen moesten er voor zorgen, dat
haar juweelen gelukkig worden gemaakt/'
zeide hij, mij met een lachje aanziende. „Dat
is te zeggen, als zij verlangen, dat zij glan
zen. Niets wat leeft is op zijn best, tenzij het
in gelukkige omstandigheden is omstan
digheden die trouwens heel gemakkelijk zijn,
te bereiken."
„Gemakkeüjk! Ik zou zeggen, dat niets zoc|
moeiemk is!" zeide de heer Harland» j
Wordi vervolgt